Verordening Gemeentegarantie voor Totaalfinancieringen van de Stichting Nationaal Restauratiefonds.

Geldend van 19-02-1993 t/m heden

Intitulé

Verordening Gemeentegarantie voor Totaalfinancieringen van de Stichting Nationaal Restauratiefonds.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    panden: als monument of anderszins van overheidswege beschermde panden danwel voor woningverbetering in aanmerking komende panden, welke onderwerp vormen van de tussen de gemeente en de Stichting Nationaal Restauratiefonds gesloten samenwerkingsovereenkomst;

  • b.

    eigenaren: degenen die in de bovengenoemde samenwerkingsovereenkomst als zodanig benoemd zijn;

  • c.

    Totaal-financiering: de door de Stichting Nationaal Restauratiefonds aan een eigenaar te verstrekken geldlening, ten behoeve van de financiering van de restauratie, respectievelijk de renovatie alsmede van het eventuele onderhoud en de aankoop van een pand;

  • d.

    subsidie: de op grond van enige regeling door het rijk, de provincie of de gemeente ten behoeve van de restauratie, de renovatie, het onderhoud en/of de aankoop van een pand toegekende geldelijke steun.

Artikel 2 Garantie

Burgemeester en wethouders van de gemeente den Haag garanderen jegens de Stichting Nationaal Restauratiefonds de nakoming van de betalingsverplichtingen voortvloeiende uit Totaalfinancieringen, te verstrekken aan eigenaren van in voornoemde gemeente gelegen panden.

Artikel 3 Algemene en bijzondere voorwaarden

Een garantie als bedoeld in artikel 2 wordt verstrekt met betrekking tot het bedrag van de Totaal financiering; de in de Totaalfinanciering begrepen (voor)gefinancierde subsidies zijn mede onder de garantie begrepen, tenzij deze daarvan uitdrukkelijk zijn uitgezonderd in de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en de Stichting Nationaal Restauratiefonds.

Artikel 4

  • 1. De looptijd van de Totaalfinanciering zal maximaal 35 jaar bedragen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een rente-opslag bedingen waarvan de opbrengst (al dan niet in de vorm van disagio) wordt gestort in een risicofonds.

Artikel 5

Een garantie als bedoeld in artikel 2 wordt in ieder geval niet verstrekt indien:

  • a.

    het inkomen van de aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet toereikend wordt geacht om de financiële last als gevolg van de Totaalfinanciering en andere terzake van het betreffende pand afgesloten financieringsovereenkomsten op te kunnen brengen;

  • b.

    het getoonde betalingsgedrag van de aanvrager met betrekking tot financieringsovereen-komsten, afbetalingsovereenkomsten, huurovereenkomsten en dergelijke naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartoe aanleiding geeft.

Artikel 6

De garantie als bedoeld in artikel 2 wordt voorts verstrekt onder de voorwaarden en bepalingen, vervat in de bij deze regeling behorende bijlage I.

Artikel 7

  • 1. Burgemeester en wethouders, danwel nader aan te wijzen functionarissen, zijn belast met de uitvoering van deze regeling;

  • 2. De aanvraag om gemeentegarantie wordt ingediend door tussenkomst van het Bemiddelend Orgaan te Hoevelaken.

Artikel 8

Indien strikte toepassing van het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 6 tot onbillijkheid zou leiden, kunnen burgemeester en wethouders hiervan afwijken.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening garanties voor Totaal-financieringen van de Stichting Nationaal Restauratiefonds in de gemeente Den Haag'.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van haar vaststelling.

BIJLAGE I

Voorwaarden en bepalingen als bedoeld in artikel 6 van de regeling garanties voor Totaalfinancieringen van de Stichting Nationaal Restauratiefonds.

Het verlenen van de in artikel 2 genoemde garanties geschiedt onder de navolgende voorwaarden en bepalingen.

  • 1.

    De garantie wordt verstrekt in de vorm van borgtocht.

  • 2.

    De garantie wordt verstrekt onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de overeenkomst van geldlening is aangegaan bij notariële akte, waarbij uitslui-tend tot meerdere zekerheid van hetgeen de kredietgever uit hoofde van de overeenkomst van geldlening van de schuldenaar te vorderen heeft, een hypotheek is gevestigd op het pand ten behoeve waarvan de lening is verstrekt;

    • b.

      de overeenkomst van geldlening is afgesloten voor een bepaald aantal jaren (maximaal 35) en van de zijde van de kredietgever niet opzegbaar is, behoudens terzake gebruikelijke bedingen omtrent opeisbaarheid;

    • c.

      bij de overeenkomst van geldlening met hypotheekstelling is bepaald dat de schuldenaar, zonder verbeurte van een boete in welke vorm ook, in ieder geval bevoegd is in een jaar extra aflossingen te doen tot een bedrag van 10% van het overeengekomen bedrag van de geldlening;

    • d.

      in de desbetreffende overeenkomst een clausule is opgenomen, inhoudende dat de schuldenaar zorgdraagt dat het pand tijdens de duur van de lening naar herbouwwaarde tegen brandschade is en blijft verzekerd.

  • 3.

    In afwijking van het onder 2.a. bepaalde kan op verzoek van de gemeente in plaats van met het vestigen van een hypotheek genoegen worden genomen met het verstrekken van een positieve/negatieve hypotheekverklaring met onherroepelijke volmacht, danwel met andere zekerheden.

  • 4.

    De garantie wordt daarenboven verstrekt onder voorwaarde, dat bij de overeenkomst van geldlening geen voorwaarden en bepalingen zijn opgenomen, die in strijd zijn danwel tekort doen aan het bepaalde onder 2.

  • 5.

    De kredietgever verplicht de schuldenaar de verschuldigde bedragen wegens rente, c.q. rente en aflossing maandelijks te betalen.

  • 6.

    Een inzake de Totaalfinanciering verschuldigd rentepercentage zal ten minste voor een periode van 5/10 jaren worden gefixeerd.

  • 7.

    De kredietgever verleent geen uitstel van betaling van het aan hem verschuldigde dan na hieromtrent met de gemeente verkregen overeenstemming, tenzij de schuldenaar door het verrichten van extra aflossingen reeds zover op zijn betalingsplan is vooruitgelopen dat door uitstel geen achterstand op het betalingsplan ontstaat. Indien het verzoek om uitstel van betaling zijn oorzaak vindt in een structureel beperkte betaalcapaciteit van de geldnemer zal terzake van het verlenen van uitstel van betaling overeenstemming tussen kredietgever en gemeente dienen te bestaan.

  • 8.

    Ingeval de schuldenaar met de betaling van de termijnen van rente en/of aflossing in gebreke is gebleven, zal de kredietgever:

    • a.

      de gemeente schriftelijk in kennis te stellen van een ontstane achterstand binnen 2 maanden na vervaldatum van de maandelijkse nota;

    • b.

      iedere nieuwe niet-betaling schriftelijk aan de gemeente melden;

    • c.

      elk binnengekomen bedrag ter vermindering van de achterstand in de betaling van rente en/of aflossing schriftelijk aan de gemeente melden.

  • 9.
    • a

      Indien de schuldenaar in de tijdige betaling van rente en/of aflossing in gebrekeblijft, zal de kredietgever niet tot executie (als bedoeld in artikel 3:268 lid 1 of lid 2 BW) van het pand overgaan dan na verkregen toestemming van de gemeente, met dien verstande, dat deze toestemming niet of niet meer is vereist, indien de schuldenaar in gebreke is gebleven in de tijdige betaling van rente en/of aflossing gedurende of over een tijdvak van ten minste 9 maanden:

    • b.

      mocht executie nodig zijn om andere redenen dan niet tijdige betaling van het verschuldigde, dan zal de kredietgever de gemeente onverwijld in kennis stellen.

  • 10.
    • a.

      De kredietgever zal de gemeente eerst dan tot nakoming uit hoofde van borgtocht aanspreken, nadat het pand - indien daarop een hypotheek ten behoeve van de kredietgever is gevestigd - is uitgewonnen.

    • b.

      Betaling van rente en aflossing van de geldlening door inbetalinggeving van enige zaak door de schuldenaar bevrijdt de gemeente van haar verplichting, tenzij hetgeen in betaling is gegeven door een derde bij de kredietgever wordt uitgewonnen wegens redenen bij de schuldenaar gelegen.

  • 11.

    De kredietgever zal jaarlijks vóór 1 maart aan de gemeente opgave doen van het bedrag dat door de schuldenaar uit hoofde van de door de gemeente gegarandeerde geldlening nog is verschuldigd.

  • 12.

    De garantie heeft gedurende de looptijd van de geldlening betrekking op de vordering van de kredietgever uit hoofde van de overeenkomst van geldlening op de datum, waarop de koper ingeval van executie als bedoeld in artikel 3:268 lid 1 of lid 2 BW (danwel executie-vervangende onderhandse verkoop) de koopsom voor het desbetreffende pand betaalt. Voor-noemde vordering is inclusief rente, kosten e.d., doch exclusief eventuele tussen de kredietgever en de gemeente uitgezonderde voorgefinancierde subsidiebedragen.

    Indien er sprake mocht zijn van een positieve/negatieve hypotheekverklaring als bedoeld in artikel 3 en deze niet gevolgd is door feitelijke vestiging van een hypotheek op het desbetreffende pand heeft de garantie gedurende de looptijd van de geldlening betrekking op de vordering, zoals hierboven genoemd, tot 2 maanden na de datum van opeising van de lening.

  • 13.

    Indien de gemeentegarantie wordt aangesproken, worden onder de vordering, als bedoeld in artikel 12, niet gerekend boeten of vergoedingen wegens vervroegde aflossing of opeising van de lening. Voorts zal bij de bepaling van de boete wegens te late betaling maximaal de wettelijke rente in rekening worden gebracht.

  • 14.

    Indien de gemeentegarantie wordt aangesproken, dient de kredietgever aan de gemeente een termijn van twee maanden te gunnen om tot uitbetaling over te gaan, alvorens wettelijke rente in rekening te brengen. De termijn van twee maanden gaat in na ontvangst van de afrekening met bijbehorende stukken door de gemeente.