Regeling vervallen per 01-02-2011

Telecommunicatieverordening Den Haag

Geldend van 01-06-1999 t/m 31-01-2011

Intitulé

Telecommunicatieverordening Den Haag.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen:

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

wet:

Telecommunicatiewet (Wet van 5 november 1998, Stb 610);

b.

openbaar telecommunicatienetwerk:

telecommunicatienetwerk als genoemd in artikel 1.1, onder g, van de wet;

c.

omroepnetwerk:

omroepnetwerk als genoemd in artikel 1.1, onder o, van de wet;

d.

kabels:

kabels, genoemd in artikel 1.1, onder r, van de wet;

e.

openbare grond(en):

openbare wegen en wateren, als genoemd in artikel 1.1, onder s, van de wet;

f.

aanbieder:

aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk;

g.

werkzaamheden:

werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden;

h.

gedoogplichtige:

degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet;

i.

college:

college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

j.

melding:

melding als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, aanhef en onder a, van de wet;

k.

instemmingsbesluit:

besluit van het college als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, aanhef en onder b, van de wet.

Artikel 2 Tijdstip van melding van voorgenomen werkzaamheden

Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt in ieder geval acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het college.

Artikel 3 Melding werkzaamheden

  • 1. Voor de melding maakt de aanbieder gebruik van een daartoe door of namens het college vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de melding verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit afgegeven registratie;

    • b.

      het inschrijfnummer waaronder de aanbieder is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel;

    • c.

      naam, adres en telefoonnummer van degene die de kabel in eigendom heeft, degene die de kabel beheert en degene die de kabel exploiteert;

    • d.

      een opgave van de soort kabel en het beoogde gebruik;

    • e.

      welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • f.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:

      • -

        een opgave van het gewenste tracé;

      • -

        een kaart met het tracé van de kabel, met een schaal niet groter dan 1:500;

      • -

        een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de situering daarvan;

      • -

        een exacte omschrijving van eventuele opbrekingen van de weg;

      • -

        het aantal m2 openbare grond dat wordt gebruikt.

      • -

        de doorsnede van de kabel of kabelgoot;

      • -

        de lengte en breedte van de kabelsleuf;

      • -

        de maatregelen voor de bereikbaarheid van in de openbare gronden aanwezige kabels en leidingen;

      • -

        de kosten voor voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden (de projectkosten);

      • -

        welke materialen, op welke wijze en met welke frequentie materialen worden aangevoerd tijdens de werkzaamheden;

      • -

        of de werkzaamheden omleidingen van het verkeer tot gevolg hebben en indien van toepassing een omleidingsvoorstel;

      • -

        de wijze waarop de parkeervoorziening van werknemers wordt geregeld;

      • -

        het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;

      • -

        naam, adres en telefoonnummer van de aannemer(s) of onderaannemers(s) die belast is (zijn) met de werkzaamheden en van een contactpersoon ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 3. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op openbare gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college door de aanbieder binnen vier weken nadat het college de melding heeft ontvangen, in kennis gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen de aanbieder en de betreffende gedoogplichtige door middel van een schriftelijk stuk dat is ondertekend door de betreffende gedoogplichtige.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt.

  • 5. Het college kan van de aanbieder verlangen dat hij de in de vorige leden genoemde gegevens in digitale vorm verstrekt.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen bij instemming

  • 1. Het college kan aan het instemmingsbesluit voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het beperken of voorkomen van hinder of overlast voor de omgeving;

    • c.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bescherming van groenvoorzieningen, voor zover de regels van de Bomenverordening daarin niet voorzien;

    • e.

      het veilig en doelmatig gebruik van de openbare gronden;

    • f.

      de bescherming van de belangen van het rij- en voetgangersverkeer;

    • g.

      het voorkomen of beperken van schade aan de openbare gronden;

    • h.

      de bruikbaarheid van de openbare gronden en de verdeling van gebruiksmogelijkheden van de openbare gronden;

    • i.

      het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

  • 2. Ter bescherming van de belangen als genoemd in het eerste lid, kan het college aan het instemmingsbesluit in ieder geval voorschriften of beperkingen verbinden over:

    • -

      het tijdstip, de plaats, en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden;

    • -

      het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en geleidingen;

    • -

      zekerheidsstelling voor de nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en beperkingen aan het instemmingsbesluit.

  • 3. De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen dient te geschieden volgens de voorwaarden en voorschriften als bedoeld in het tweede lid. Het college kan hierover nadere regels vaststellen.

Artikel 5 Zakelijk karakter instemmingsbesluit

Indien de kabel wordt overgedragen aan een nieuwe aanbieder gaan de rechten en plichten die betrekking hebben op de kabel van de oude aanbieder over op de nieuwe aanbieder.

Artikel 6 Melding wijziging

De aanbieder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of het feit dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in of op openbare gronden.

Artikel 7 Huisaansluitingen

  • 1. Het college kan in een instemmingsbesluit bepalen dat een aanbieder voor het verrichten van toekomstige werkzaamheden ten behoeve van huisaansluitingen aan een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk geen afzonderlijke instemmingsbesluiten nodig heeft.

  • 2. Een regeling als bedoeld in het eerste lid is slechts mogelijk voor werkzaamheden ten behoeve van huisaansluitingen die geen gevaar of hinder voor personen of goederen opleveren en waarbij niet meer dan 1,5 m2 kabelsleuf zal worden gegraven.

  • 3. Aan een regeling als bedoeld in het eerste lid worden de navolgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      de aanbieder meldt één werkdag voor het tijdstip van aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het college, en;

    • b.

      de aanbieder verstrekt bij de melding de volgende gegevens:

      • -

        naam, adres en ondertekening van de aanbieder;

      • -

        voor zover van toepassing naam en adres van de aannemer(s) en onderaannemer(s) die belast is (zijn) met de werkzaamheden;

      • -

        de dagtekening van de melding;

      • -

        het aantal m2 openbare grond dat wordt gebruikt;

      • -

        het aantal m2 kabelsleuf dat wordt opengebroken;

Artikel 8 Noodmaatregelen

  • 1. Het college kan in een instemmingsbesluit bepalen dat indien vanwege dreigend gevaar voor de omgeving door of vanwege kabels dan wel het stagneren van de werking van kabels, het onverwijld uitvoeren van werkzaamheden aan kabels in de openbare grond vergt, en een instemmingsbesluit daaromtrent niet kan worden afgewacht, de aanbieder gerechtigd is om tot zulke werkzaamheden over te gaan zonder een instemmingsbesluit.

  • 2. De aanbieder die volgens het eerste lid overgaat tot werkzaamheden, is verplicht om dit onverwijld schriftelijk bij het college te melden en binnen veertien dagen na afloop van de werkzaamheden alsnog de gegevens als bedoeld in artikel 3 bij het college in te dienen. Het college neemt na ontvangst van de laatstgenoemde gegevens alsnog een instemmingsbesluit naar aanleiding van de werkzaamheden.

Artikel 9 Overgangsbepaling

  • 1. Het college kan besluiten dat aanbieders de aanwezigheid van kabels en kabelwerken in of op openbare gronden, voorzover deze zijn aangelegd met toepassing van hoofdstuk VI van de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen, binnen een door het college te bepalen termijn dienen te melden aan het college via het aanmeldingsformulier als genoemd in artikel 3, eerste lid.

  • 2.

    • a.

      De vergunning op basis van artikel 6 van de APV van 29 april 1997, kenmerk DSB97011914, die het college aan Telecai-Den Haag NV heeft verleend voor het ten tijde van de afgifte van die vergunning aanwezige omroepnetwerk, wordt beschouwd als het instemmingsbesluit op basis van artikel 5.2 van de wet.

    • b.

      Bij onderhoud, wijziging en vernieuwing van voorzieningen als bedoeld in voorwaarde 8. van de onder a. genoemde vergunning of bij plaatsing van voorwerpen op, in, over of boven de weg als bedoeld in deze vergunningsvoorwaarde, dient de vergunninghouder in plaats van over een vergunning ex artikel 6 APV, over een instemmingsbesluit te beschikken.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 5.2, vierde lid, van de wet.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Telecommunicatieverordening Den Haag.

In de vergadering van 20 mei 1999 is tevens bepaald dat artikel 1, eerste en tweede lid, alsmede artikel 4 van de Beleidsregels Telecommunicatiewet komen te vervallen. Dit besluit is eveneens op 31 mei 1999 bekend gemaakt en treedt eveneens op 1 juni 1999 in werking.