Regeling vervallen per 01-12-2016

Verordening eigen bijdrage maatschappelijke opvang

Geldend van 06-06-2002 t/m 30-11-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2002

Intitulé

Verordening eigen bijdrage maatschappelijke opvang.

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a.

blijf-van-mijn-lijfhuis:

een in Den Haag gevestigde voorziening voor tijdelijke huisvesting van bedreigde of mishandelde vrouwen, met eventuele kinderen, op een geheim adres met een lichte vorm van begeleiding, gebaseerd op het zelfhulpprincipe;

b.

voorziening voor begeleid wonen:

een in Den Haag gevestigde voorziening die zelfstandige dan wel semi-zelfstandige huisvesting en een lichte vorm van begeleiding biedt aan personen, die niet of niet meer in aanmerking komen voor toelating tot een voorziening voor residentiële opvang doch tijdelijk niet in staat zijn zonder begeleiding een zelfstandige huishouding te voeren;

c.

passantenverblijf:

een in Den Haag gevestigde voorziening voor nachtopvang van personen zonder onderdak;

d.

voorziening voor residentiële opvang:

een in Den Haag gevestigde voorziening die onderdak, slaapgelegen-heid, voeding en begeleiding bij psychosociale of maatschappelijke problemen biedt;

e.

voorziening voor maatschappelijke opvang:

een in Den Haag gevestigde voorziening als bedoeld onder a tot en met d;

f.

cliënt:

een natuurlijk persoon die gebruik maakt van een voorziening voor maatschappelijke opvang;

g.

instelling:

een in Den Haag gevestigde privaatrechtelijk rechtspersoon, die een voorziening voor maatschappelijke opvang aanbiedt;

h.

eigen bijdrage:

de financiële bijdrage van de cliënt aan de instelling vanaf de aanvang van de dienstverlening;

i.

kostprijs:

de toegerekende kosten voor onderdak, slaapgelegenheid, voeding en begeleiding aan het verblijf van een cliënt in een voorziening voor maatschappelijke opvang;

j.

het college:

het college van burgemeester en wethouders;

k.

cliënt met een eigen huishouden:

een cliënt die doorlopende lasten heeft in verband met het aanhouden van zelfstandige woonruimte met een eigen inboedel;

l.

voltijds verblijf:

het aanbieden van verblijfsruimte gedurende 24 uur per etmaal.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de door het college aan te wijzen voorzieningen voor maatschappelijke opvang.

HOOFDSTUK 2 Eigen bijdrage

Artikel 3 Bepaling en inning van de verschuldigde eigen bijdrage

  • 1. De instelling die de voorziening voor maatschappelijke opvang aanbiedt, brengt de cliënt gedurende het verblijf in de voorziening een bijdrage in de kosten van opvang in rekening over elke dag van verblijf, te berekenen vanaf de dag van aanvang van de dienstverlening tot en met de dag van de beëindiging van de dienstverlening.

  • 2. De instelling bepaalt de hoogte van de eigen bijdrage en draagt zorg voor de inning van de eigen bijdrage.

Artikel 4 Eigen bijdrage blijf-van-mijn-lijfhuizen, voorzieningen voor begeleid wonen en passantenverblijven

  • 1. De maximale hoogte van de eigen bijdrage bij verblijf in een blijf-van-mijn-lijfhuis wordt jaarlijks op voorstel van de instelling door het college vastgesteld.

  • 2. De maximale hoogte van de eigen bijdrage bij verblijf in een voorziening voor begeleid wonen wordt jaarlijks op voorstel van de instelling door het college vastgesteld.

  • 3. De maximale eigen bijdrage per overnachting in het passantenverblijf wordt jaarlijks op voorstel van de instelling door het college vastgesteld.

  • 4. De eigen bijdrage wordt door de instelling zodanig bepaald dat de cliënt in elk geval de beschik-king houdt over een bedrag dat gelijk is aan de bijstandsnorm, ingevolge artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a van de Algemene bijstandswet.

  • 5. Dit bedrag wordt verhoogd met het verschil tussen de bijstandsnorm ingevolge artikel 30, sub b, en de bijstandsnorm ingevolge artikel 30, sub a, van de Algemene bijstandswet, indien met de cliënt een tot diens huishouden behorend minderjarig kind in de voorziening verblijft.

Artikel 5 Eigen bijdrage voorzieningen voor residentiële opvang

  • 1. De bijdrage die aan de cliënt in rekening wordt gebracht, is gebaseerd op zijn netto-inkomen.

  • 2. De bijdrage bedraagt per maand een bedrag gelijk aan de uitkomst van de formule: I – J – C, waarbij I staat voor het netto-inkomen, J staat voor de som van 10% van de netto-inkomsten uit tegen-woordige arbeid en van het bedrag van de verwervingskosten welke niet uit andere hoofde voor vergoeding in aanmerking komen en C staat voor de bijstandsnorm, ingevolge artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a van de Algemene bijstandswet, verminderd met het bedrag aan vakantietoeslag, te bepalen met behulp van het percentage ingevolge artikel 26, derde lid, van de Algemene bijstandswet.

  • 3. Indien met de cliënt eveneens een tot diens huishouden behorend minderjarig kind wordt opgenomen wordt bij de bepaling van het bedrag C deze bijstandsnorm verhoogd met het verschil tussen de bijstandsnorm ingevolge artikel 30, sub b, en de bijstandsnorm ingevolge artikel 30, sub a, van de Algemene bijstandswet.

  • 4. Indien een bijdrage over een gedeelte van een maand is verschuldigd, is de berekende bijdrage gelijk aan de bijdrage per maand, gedeeld door 30, vermenigvuldigd met het aantal dagen waarover de bijdrage ingevolge artikel 3, eerste lid, is verschuldigd.

  • 5. De bijdrage die in rekening wordt gebracht, bedraagt maximaal de kostprijs.

  • 6. Indien de cliënt aan de instelling die de bijdrage int niet de benodigde gegevens verstrekt ter bepaling van de door hem verschuldigde bijdrage, wordt aan de cliënt de kostprijs in rekening gebracht.

Artikel 6 Eigen bijdrage van cliënten met een eigen huishouding

  • 1. De eigen bijdrage van de cliënt met een eigen huishouden in een voorziening voor maat-schappelijke opvang die voltijds verblijf aanbiedt, wordt berekend overeenkomstig de door het college in de bijlage bij deze verordening vastgestelde tabel 'eigen bijdrage voor cliënten met een eigen huishouden'.

  • 2. De cliënt met een eigen huishouding die langer dan zes maanden gebruik heeft gemaakt van een voorziening, wordt gelijk gesteld met de cliënt die geen eigen huishouden heeft.

  • 3. Een verzoek om afwijking van het gestelde in het eerste lid dient door de cliënt gemotiveerd gericht te worden aan het college.

Artikel 7 Berekening hoogte eigen bijdrage voorzieningen voor residentiële opvang

  • 1. Voor de berekening van de hoogte van de eigen bijdrage wordt het netto-inkomen van de cliënt berekend op de wijze welke is vastgelegd in artikel 8.

  • 2. De berekening van het netto-inkomen, alsmede de berekening van de eigen bijdrage inge-volge artikel 5, wordt door de instelling die de eigen bijdrage int schriftelijk aan de cliënt meegedeeld.

  • 3. Het netto-inkomen van de cliënt wordt bij de aanvang van de dienstverlening en voorts in elk geval steeds na verloop van een jaar berekend door de instelling die de bijdrage int.

  • 4. Een tussentijdse berekening van de hoogte van de eigen bijdrage vindt eveneens plaats op verzoek van de cliënt aan de instelling die de eigen bijdrage int.

Artikel 8 Berekening netto-inkomen per maand

  • 1. Als uitgangspunt voor de berekening van het netto-inkomen per maand wordt genomen:

    • a.

      de recentste loonstrook of inkomensspecificatie van de werkgever, de pensioen-instantie of de uitkeringsinstantie, of

    • b.

      de laatst vastgestelde definitieve aanslag inkomstenbelasting indien het een zelfstandige of vrijeberoepsbeoefenaar betreft.

  • 2. Indien de cliënt 65 jaar of ouder is, wordt voor de berekening van het netto-inkomen een in de vorm van een periodieke uitkering ontvangen particuliere oudedagsvoorziening als bedoeld in artikel 49 van de Algemene bijstandswet buiten beschouwing gelaten tot het in dat artikel genoemde bedrag.

  • 3. Een aan de cliënt verstrekte vergoeding voor vrijwilligerswerk of voor sociale activering boven op de sociale uitkering, wordt voor de berekening van het netto-inkomen buiten beschouwing gelaten.

  • 4. Het netto-inkomen per maand, gebaseerd op de opgave of de opgaven bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt berekend door het bedrag van het op die opgave of die opgaven voorkomende bruto-inkomen, vermeerderd met de overige inkomsten per maand, te verminderen met de daarover verschuldigde belasting en sociale verzekeringspremies en te vermeerderen met de via een voorlopige teruggave ontvan-gen heffingskortingen, uitgezonderd de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting.

  • 5. Op het in het vierde lid berekende bedrag worden de betaalde nominale premie voor het ziekenfonds of voor een particuliere ziektekostenverzekering en de ten laste van de cliënt blijvende betaling voor levensonderhoud ten behoeve van de vroegere echtgenoot of ten behoeve van zijn kind tot en met de leeftijd van 20 jaar in mindering gebracht.

  • 6. Het netto-inkomen per maand, gebaseerd op de laatst vastgestelde definitieve aanslag inkomstenbelasting bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt berekend door op het bedrag van het belastbaar inkomen de verschuldigde inkomstenbelasting en de betaalde nominale premies voor het ziekenfonds of voor een particuliere ziektekostenverzekering in mindering te brengen.

  • 7. Het in het zesde lid berekende bedrag wordt gedeeld door 12 en vervolgens verminderd met het bedrag aan vakantietoeslag, te bepalen met behulp van het percentage ingevolge artikel 26, derde lid, van de Algemene bijstandswet.

HOOFDSTUK 3 Overige bepalingen en slotbepalingen

Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden

  • 1 In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, berekent de instelling de hoogte van de eigen bijdrage na advies van het college.

  • 2 De instelling houdt bij de berekening van de eigen bijdrage rekening met het advies van het college.

Artikel 10 Intrekking oude regelingen

Het Bijdragebesluit Vrouwenopvang en het Bijdragebesluit Thuislozenzorg, welke zijn vastgesteld bij het besluit van de raad van 25 mei 1989 (rv 190, 1989), worden ingetrokken.

Artikel 11 Overgangsbepalingen

Op de cliënt die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening gebruik maakt van een voorziening voor maatschappelijke opvang, blijft de tot dat moment geldende wijze van berekening van de verschuldigde eigen bijdrage bij ononderbroken voortzetting van het gebruik nog van toepassing gedurende ten hoogste zes maanden na inwerkingtreding.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 6 weken na bekendmaking van het besluit van burgemeester en wethouders o.g.v. de Tijdelijke referendumwet en werkt terug tot 1 januari 2002.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening eigen bijdrage maatschappelijke opvang.