Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Den Haag

Geldend van 18-06-2009 t/m heden

Intitulé

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Den Haag

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder: 

a.

aanvrager:

degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

b.

adviseur:

de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen rechtspersoon, natuurlijke persoon of commissie als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening;

c.

besluit:

Besluit ruimtelijke ordening;

d.

college:

het college van burgemeester en wethouders;

e.

gemeente:

gemeente Den Haag;

f.

planologische maatregel:

oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;

g.

planschade:

schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;

h.

wet:

Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2. Opdrachtverstrekking

Binnen acht weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het college aan een adviseur opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. 

Artikel 3. Adviseur

  • 1. Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid en onafhankelijkheid inzake advisering op het gebied van planschade. Voordat een adviseur ter zake wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn en dat deze aannemelijk maakt onafhankelijk te zijn.

  • 2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het college. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Indien het college van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag behoefte bestaat aan extra deskundigheid, wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 4. Indien het college van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van de waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.

  • 5. Indien naar het oordeel van het college het derde en vierde lid van toepassing zijn, worden zowel de in het derde als het vierde lid bedoelde adviseurs aangewezen.

  • 6. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 7. De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 4. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur

  • 1. Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van een adviseur als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van de adviseur bij het college indienen.

  • 3. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van de adviseur.

Artikel 5. Werkwijze van de adviseur

  • 1. De adviseur stelt de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid en het college in de gelegenheid om onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt aan de adviseur kenbaar te maken.

  • 2. Van een mondelinge uiteenzetting door de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a en in voorkomende gevallen de bezichtiging, wordt een samenvatting gemaakt. De samenvatting wordt overgenomen in het advies.

  • 3. De adviseur brengt binnen zestien weken na ontvangst van de opdracht een schriftelijk en gemotiveerd conceptadvies aan het college uit omtrent de gegrondheid van de aanvraag en de hoogte van de tegemoetkoming in planschade en stelt het college in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van het conceptadvies schriftelijk een reactie daarop ter kennis van de adviseur te brengen.

  • 4. Van een overschrijding van de in het derde lid genoemde termijn stelt de adviseur het college schriftelijk in kennis, met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen hij het conceptadvies zal uitbrengen.

  • 5. De adviseur zendt een afschrift van het conceptadvies aan de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, en stelt hen in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van het conceptadvies schriftelijk een reactie daarop ter kennis van de adviseur te brengen.

  • 6. Bij tijdige ontvangst van eventuele reacties brengt de adviseur binnen vier weken na verloop van de in het derde lid bedoelde termijn een definitief advies uit aan het college. Hij kan de termijn van vier weken eenmalig verlengen, van welke verlenging hij mededeling doet aan het college.

  • 7. Indien niet binnen de in het vijfde lid bedoelde termijn een reactie is ingebracht, brengt de adviseur binnen twee weken na verloop van deze termijn een definitief advies uit aan het college.

  • 8. De adviseur zendt een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a.

Artikel 6. Uitbetaling

Indien het college een tegemoetkoming in de planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door de aanvrager aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van deze beschikking.

Artikel 7. Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit wordt bekendgemaakt volgens de in de gemeentewet voorgeschreven wijze.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Den Haag’.