Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting en gebruiksretributies 2008 (Verordening precariobelasting en gebruiksretributies 2008)

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting en gebruiksretributies 2008 (Verordening precariobelasting en gebruiksretributies 2008)

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening en van de daarbij behorende tarieventabel wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

a.

jaar:

een kalenderjaar;

b.

maand:

een kalendermaand;

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig is of zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien sprake is van een melding degene die de melding heeft verricht, of degene ten behoeve van wie de melding is verricht of diens rechtsopvolger, aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1. De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waaronder het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen.

  • 2. Geen precariobelasting wordt geheven voor:

    • a.

      voorwerpen ten behoeve van de openbare dienst van de gemeente;

    • b.

      buizen in de grond tot lozing van faecaliën, huishoud- of hemelwater;

    • c.

      voorwerpen welke uitsluitend in een algemeen belang voorzien en welke niet tegen betaling worden geëxploiteerd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

De precariobelasting voor de in artikel 2 bedoelde feiten wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of inhoudsmaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Voor de berekening van de precariobelasting worden gedeelten van de in de tarieventabel genoemde eenheden van tijd voor een geheel gerekend.

  • 3. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de periode waarop de vergunning betrekking heeft, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing.

  • 4. Indien de gemeente een melding heeft ontvangen voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de periode waarop de melding betrekking heeft, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing.

Artikel 7 Belasting-/heffingstijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In de gevallen waarin een melding is gedaan is het belastingtijdvak de periode waarop de melding betrekking heeft, met dien verstande dat bij een jaaroverschrijdende periode of bij een jaaroverschrijdende geldigheid van de melding het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 3. In andere dan de in het eerste en tweede lid bedoelde gevallen, is het belasting-/heffingstijdvak het kalenderjaar dan wel de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan in geval die periode korter is dan een kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag of nota.

  • 2. Indien de precariobelasting geheven wordt bij wege van nota wordt de belastingschuld aan belastingplichtige bekendgemaakt door toezending of uitreiking van de nota.

  • 3. Voor elk belastbaar feit kan heffing plaatsvinden bij afzonderlijke aanslag of nota.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De precariobelasting is verschuldigd bij het einde van het heffingstijdvak.

  • 2. Indien het heffingstijdvak een kortere periode dan een jaar omvat en het tarief uitsluitend per jaar is vastgesteld wordt de precariobelasting naar tijdsgelang berekend. Daarbij wordt, indien het heffingstijdvak een periode omvat van meer dan één maand:

    • a.

      de maand van aanvang van de belastingplicht slechts meegeteld indien de belastingplicht voor de 16e van die maand aanvangt;

    • b.

      de maand van einde van de belastingplicht slechts meegeteld indien de belastingplicht na de 15e van die maand eindigt.

  • 3. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet of nota verenigde verschuldigde bedragen als één belastingaanslag of nota aangemerkt.

Artikel 10 Ontheffing

Indien na het opleggen van een aanslag of nota aannemelijk wordt gemaakt, dat het belastbare feit zich slechts gedurende een gedeelte van het voor de berekening van de belasting in aanmerking genomen heffingstijdvak voordoet of zal voordoen, bestaat aanspraak op ontheffing indien deze € 10,00 of meer bedraagt. De ontheffing wordt voor zover het betreft:

  • a.

    een tariefstelling per maand of per jaar berekend over de resterende maanden van dat tijdvak;

  • b.

    een tariefstelling per dag of per week berekend over de resterende dagen of weken van dat tijdvak.

De maand respectievelijk de week waarin de belastingplicht eindigt telt mee, indien de belastingplicht voor de 16e van die maand respectievelijk voor de 4e dag van die week eindigt.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. De precariobelasting moet worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet of de nota en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De Verordening precariobelasting, gebruiks- en genotsretributies 1998, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 2 november 2006, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2008, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening precariobelasting2008'.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 22 november 2012.
De griffier, mr. H.L.G. Seuren en de voorzitter, J.J. van Aartsen.

Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting 2008

Ter zake van het hebben van de volgende voorwerpen (in de grond) zijn de daarbij genoemde bedragen verschuldigd:

artikel

bezit van voorwerp

eenheid

tarief

1.

leidingen, kabels of buizen

per m¹/per jaar

voor de eerste 20 m¹ voor elke volgende m¹

 

€ 9,20

€ 4,10

2.

per tank voor motorbrandstof, olie enz.

 

per m³/per jaar

€ 19,75

3.

andere dan hiervoor zijn genoemd onder gemeentegrond, voor zover daarvoor niet ingevolge een andere verordening rechten zijn verschuldigd

per m³/per jaar

€ 19,75