Regeling vervallen per 27-03-2015

Treasurystatuut Gemeente Den Haag 2009

Geldend van 25-01-2013 t/m 26-03-2015

Intitulé

Treasurystatuut Gemeente Den Haag 2009

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet:

    de Wet financiering decentrale overheden;

    b.

    lidstaat:

    staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    c.

    financiële onderneming:

    een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.

    d.

    solvabiliteitsratio:

    het in een lidstaat voor een financiële onderneming voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover aangehouden naar risicograad gewogen activum;

    e.

    vastrentende waarden:

    openbare en onderhandse leningen;

    f.

    rating:

    taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau;

    g.

    nettingovereenkomst:

    een overeenkomst op grond waarvan de wederzijdse verplichtingen tussen partijen verrekend worden waardoor wordt bepaald wat de ene partij per saldo aan de andere partij verschuldigd is;

    h.

    waardepapieren:

    documenten met een geldswaarde, zoals een bewijs van een aandeel of obligatie.

Paragraaf I Treasurybeleid

Art. 1.1 Doelstellingen Treasuryfunctie

  • a.

    Het ten behoeve van de gemeente Den Haag verkrijgen en handhaven, tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden, van een duurzame toegang tot de financiële markten.

  • b.

    Het beschermen van het gemeentelijke vermogen en -resultaat tegen financiële risico’s, zoals renterisico’s, liquiditeitsrisico’s, kredietrisico’s en eventuele valutarisico’s.

  • c.

    Het ten behoeve van de gemeente Den Haag, binnen de wettelijke kaders en binnen de bepalingen van dit treasurystatuut, streven naar een optimale financieringsstructuur en beheersing van de daarmee gemoeide kosten.

  • d.

    Het ten behoeve van de gemeente Den Haag inrichten en handhaven van een kwalitatief hoogwaardig en veilig betalingssysteem.

Art. 1.2 Randvoorwaarden Treasurybeleid

  • a.

    Bij de uitvoering van alle centrale- en decentrale treasuryactiviteiten dienen de regelsen bepalingen van de Wet fido, de ministeriële ‘Regeling uitzettingen en derivatendecentrale overheden’ (Ruddo), het Treasurystatuut en van het UitvoeringsbesluitTreasurybeheer in acht te worden genomen.

  • b.

    De Centrale Treasury voert haar treasuryactiviteiten alleen uit voor de uitoefening van de publieke taak van de gemeente Den Haag of daarmee verbonden partijen.

  • c.

    Het aantrekken van gelden, zonder een specifiek financieringsdoel of object, om dezevervolgens uit te lenen, met als doel extra rente-inkomsten (near-banking) teverkrijgen, is verboden.

  • d.

    Renterisico’s op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de kasgeldlimiet (Wet Fido).

  • e.

    Renterisico’s op de vaste schuld zijn begrensd tot de renterisiconorm (Wet Fido).

  • f.

    De gemeentelijke treasuryfunctie is ondergebracht bij de Centrale Treasury, onderdeel van de directie Financiën van de Bestuursdienst. Tot de treasuryfunctie behoren:

    • 1.

      het beheer van renterisico’s en de gemeentelijke financiering, waaronder het saldo- en liquiditeitenbeheer en overige vermogenswaarden;

    • 2.

      het beheren van de portefeuilles van opgenomen- en uitgezette geldleningen en het aantrekken en uitzetten van kort- en langlopende middelen binnen de kaders van dit statuut;

    • 3.

      het beheren van de door het college afgegeven garanties;

    • 4.

      het beheer van gemeentelijke bankrekeningen en de daarbij behorende dienstverleningsovereenkomsten;

    • 5.

      het inrichten en beheer van een effectief en doelmatig gemeentelijk betalingsverkeer en gebruik van betaalinstrumenten;

    • 6.

      het inrichten van de treasuryorganisatie, de eigen administratie en informatievoorziening.

  • g.

    Het operationele centrale- en decentrale treasurybeheer wordt door het college in een Uitvoeringsbesluit Treasurybeheer vastgesteld.

  • h.

    Alleen de Centrale Treasury is op grond van een jaarlijks te nemen collegebesluit bevoegd, ten behoeve van de financiering van de gemeentelijke financiële bedrijfs-huishouding, tot het aangaan van overeenkomsten op de geld- en kapitaalmarkt, binnen de kaders van de Wet Fido (inclusief Ruddo), alsmede binnen de bepalingen van dit statuut.

  • i.

    Het college informeert jaarlijks de raad over het gemeentelijke financieringsprogramma en de onderbouwing daarvan.

Paragraaf 2 Risicobeheer en financiering

Art. 2.1

De Centrale Treasury zet, al dan niet tegen waardepapieren, slechts gelden uit bij en gaat slechts verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten aan met financiële ondernemingen die:

  • a.

    gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en

  • b.

    voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

Art. 2.2

Indien de gelden worden uitgezet of de verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten worden aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van artikel 2.1, onderdeel b, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren ten minste over een A-rating, beschikken door ten minste twee ratingbureaus afgegeven.

Art. 2.3

Artikel 2.1 en 2.2 zijn niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.

Art. 2.4

De Centrale Treasury gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

Art. 2.5

De Centrale Treasury zet tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uitsluitend uit bij die financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan, onverminderd artikel 2.1. Indien de Centrale Treasury een nettingovereenkomst heeft afgesloten met een financiële onderneming inzake het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden op basis van aangetrokken leningen voor projectfinanciering bij deze financiële onderneming, zijn artikel 2.1 en art. 2.2 niet van toepassing.

Art. 2.6

De Centrale Treasury zet uitsluitend gelden uit in de vorm van:

  • a.

    producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het einde van de looptijd intact is, uitgezet bij een instelling die voldoet aan artikel 2.1 en 2.2;

  • b.

    vastrentende waarden, uitgegeven door een instelling die voldoet aan artikel 2.1 en 2.2.

Art. 2.7

Derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico's. Dit houdt in dat geen open posities worden ingenomen. Derivaten worden afgesloten met een instelling die voldoet aan artikel 2.1 en 2.2. In afwijking van het eerste lid, laatste volzin, kunnen derivaten ook worden afgesloten op een gereglementeerde markt in de Europese Economische Ruimte, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, bij een onder toezicht staande effecteninstelling.

Paragraaf 3 Betalingsverkeer

Art. 3.1

De Centrale Treasury is verantwoordelijk voor een doelmatige- en efficiënte inrichting van het gemeentelijke externe- en interne betalingsverkeer.

Art. 3.2

De Centrale Treasury is, met uitsluiting van alle andere gemeentelijke organisaties, bevoegd tot het aangaan van dienstverleningsovereenkomsten met die bankinstellingen, die door het college zijn aangewezen. Hoofd Centrale Treasury treedt daarbij op als gemeentelijke vertegenwoordiger en houder van alle gemeentelijke bankrekeningen.

Art. 3.3

Voor het gebruik van creditkaarten is schriftelijke toestemming nodig van de Centrale Treasury.

Paragraaf 4 Gemeentelijk saldo- en liquiditeitenbeheer

Art. 4.1

De gemeentelijke organisaties zijn verplicht, ten behoeve van de financieringsactiviteiten van de Centrale Treasury, per kwartaal een liquiditeitsprognose op te stellen van de verwachte inkomsten en uitgaven op kasbasis.

Art. 4.2

De Centrale Treasury is bevoegd, met het doel de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de decentrale prognoses te vergroten, om buiten en/of binnen bepaalde betrouwbaarheidsmarges, een malus- en een bonusmaatregel te treffen.

Paragraaf 5 Organisatie, planning en control, informatievoorziening

Art. 5.1

Binnen de daartoe opgestelde gemeentelijke richtlijn heeft de Centrale Treasury ten aanzien van de ‘planning en control’ een eigen verantwoordingstraject. Accountantscontrole is op de Centrale Treasury van toepassing.

Art. 5.2

Bij de gemeentebegroting en de gemeenterekening geeft de Centrale Treasury in de treasuryparagraaf een toelichting op de resultaten van het financieringsbeleid en financieringsactiviteiten.

Paragraaf 6 Slotbepaling

Art. 6.1

Het Treasurystatuut 2009 treedt in werking op de dag na goedkeuring door de raad.

Art. 6.2

Het Treasurystatuut 2003 wordt ingetrokken.