Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag 2014

Geldend van 27-04-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag 2014

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

aanvullende voorziening:

een door burgemeester en wethouders vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

b.

feitelijke beschikbaarstelling:

de beschikking van burgemeester en wethouders waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

c.

indieningsdatum:

uiterste moment zoals opgenomen in deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

d.

nevenvestiging:

deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

e.

onderwijsloket:

de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen of aan te wijzen en verplicht te gebruiken elektronische weg of systeem voor gegevensverwerking, zoals bedoeld in artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, via welke elektronisch berichten tussen het bevoegde gezag en burgemeester en wethouders kunnen worden gezonden ter zake de gehele of gedeeltelijke toepassing van deze verordening, zoals het indienen van aanvragen en het verschaffen van gegevens en bescheiden als bedoeld in onder meer artikel 6 van deze verordening. Indien een bericht, anders dan door technische storingen, niet via het onderwijsloket kan worden verstuurd, hebben burgemeester en wethouders daarmee aangegeven dat de elektronische weg, voor wat betreft het aan dat bericht ten grondslag liggende gedeelte van deze verordening, niet is geopend zoals bedoeld in artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, er voor de verzending van dat bericht geen gebruik van het onderwijsloket kan, noch mag, worden gemaakt en dat het bericht schriftelijk dient te worden verzonden. Onverminderd het voorgaande, kunnen burgemeester en wethouders in het onderwijsloket aangeven, dat ter nadere toelichting of aanvulling op het elektronische bericht, naast of in plaats van uitsluitend elektronische verzending, een schriftelijk bericht is toegestaan of is verplicht.

f.

school:

school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs;

school voor basisonderwijs:

een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

school voor voortgezet onderwijs:

school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs;

g.

schoolbestuur:

bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet op de Expertisecentra bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

h.

subsidieplafond:

een bedrag als bedoeld in artikel 4:22 van de wet, dat beschikbaar is voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

i.

subsidievaststelling:

de beschikking van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 4:42 van de wet;

j.

subsidieverlening:

de beschikking van burgemeester en wethouders waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

k.

tijdvak:

periode zoals opgenomen in deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

l.

toekenningscriteria:

de omstandigheden zoals opgenomen in deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

m.

voorziening:

een voorziening zoals opgenomen in deze verordening;

n.

wet:

de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1. De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders nemen daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 3. Burgemeester en wethouders maken het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Burgemeester en wethouders stelt de toekenningscriteria vast waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 juli zenden burgemeester en wethouders aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending.

HOOFDSTUK 2 Procedures

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door burgemeester en wethouders.

Artikel 6 Indienen aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij burgemeester en wethouders. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluiten burgemeester en wethouders de aanvraag niet te behandelen.

  • 2. De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening bestemd is voor een school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens delen burgemeester en wethouders dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, besluiten burgemeester en wethouders de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7 Beslissingstermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslissen burgemeester en wethouders binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geven burgemeester en wethouders de reden voor de verlenging aan.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen binnen twee weken na de datum van de beschikking op de aanvraag het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Burgemeester en wethouders weigeren de voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van de verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van een subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 9 Indiening aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stellen burgemeester en wethouders het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Burgemeester en wethouders weigeren de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening is als bedoeld in artikel 3;

  • b.

    niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria.

Paragraaf 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening, intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1. De beschikking van burgemeester en wethouders tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      een feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening; of

    • b.

      een subsidieverlening; of

    • c.

      een subsidievaststelling.

  • 2. De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling bevat voorts:

    • a.

      het bedrag van de subsidie of indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag niet vermeldt, het bedrag waarop de subsidie ten hoogste wordt vastgesteld;

    • b.

      het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat burgemeester en wethouders een voorschot verleent;

    • c.

      de betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 13

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ten aanzien van een voorziening nadere regels vast te stellen met betrekking tot de activiteiten en doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de aan de subsidieverlening te verbinden voorschriften en de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan burgemeester en wethouders.

Artikel 14 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Na een beschikking tot subsidieverlening dient het schoolbestuur uiterlijk acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie ambtshalve vast indien de aanvraag achterwege blijft.

  • 2. Bij de aanvraag toont het schoolbestuur aan dat de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen als genoemd in artikel 12 zijn nagekomen.

  • 3. Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, delen burgemeester en wethouders dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven burgemeester en wethouders aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stellen burgemeester en wethouders de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 15 Subsidievaststelling volgend op verlening

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na de indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 14 of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stellen burgemeester en wethouders het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

  • 2. Burgemeester en wethouders betalen het subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten, overeenkomstig de subsidievaststelling. De betaling vindt plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling.

Artikel 16 Intrekken of wijzigen van de beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan burgemeester en wethouders bij de toekenning van de voorziening redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de toekenning van de voorziening anderszins zou hebben plaatsgevonden;

    • b.

      indien het schoolbestuur niet voldoet aan de in de beschikking gestelde verplichtingen;

    • c.

      indien de beschikking onjuist was en het schoolbestuur dit wist of behoorde te weten.

  • 2. De intrekking of wijziging van een beschikking tot subsidievaststelling werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 17 Intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kunnen burgemeester en wethouders een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen, indien:

    • a.

      het bepaalde in artikel 16, eerste lid, onder b en c van toepassing is;

    • b.

      de voorziening niet of niet geheel heeft plaatsgevonden, of zal plaatsvinden;

    • c.

      het schoolbestuur onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 18 Terugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 16, eerste lid onder b, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.

Artikel 19 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van burgemeester en wethouders, tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

HOOFDSTUK 2A Tijdelijke regeling Verbetering hygiëne toiletten lesgebouwen primair en speciaal onderwijs

(vervallen)

HOOFDSTUK 2B Tijdelijke regeling tegemoetkoming in kosten voor aansluiting op en gebruik van een glasvezelinfrastructuur voor scholen in het primair, speciaal en/of voortgezet speciaal onderwijs:

De artikelen 19j tot en met 19n zijn vervallen

HOOFDSTUK 2C Tijdelijke regeling ter voorziening in huisvesting van peuteropvanglokalen in lesgebouwen voor basisonderwijs

Artikel 20a Toepassing en begripsomschrijvingen

  • 1.

    De bepalingen van hoofdstuk 1 zijn slechts van toepassing, voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken, onverminderd het bepaalde in artikel 20j.

  • 2.

    In afwijking van en in aanvulling op artikel 1 “Begripsomschrijvingen” wordt verstaan onder:

    • -.

      lesgebouw:

    een gebouw of een gebouwdeel met permanente bouwaard dat door een school wordt aangewend ten behoeve van het geven van onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid tot en met het derde lid, WPO, dat niet wordt gehuurd van een derde en niet wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening;

    • -.

      peuteropvanglokaal:

    een lokaal voor de opvang van kinderen vanaf de leeftijd van 2 ½ jaar tot het tijdstip waarop de kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, waarbij subsidie wordt verleend voor voorschoolse educatie;

    • -.

      school:

    een school als bedoeld in artikel 1 Wet op het primair onderwijs;

    • -.

      schoolbestuur:

    bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs (WPO) bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school;

    • -.

      verleningscriteria:

    de omstandigheden zoals opgenomen in dit hoofdstuk waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening;

    • -.

      voorziening:

    een voorziening als bedoeld in artikel 20b.

    • 3.

      Aanvragen voor genoemde voorzieningen voor het programma peuteropvang van enig jaar die ontvangen worden op of na 1 februari van het jaar voorafgaande aan het jaar van het programma worden buiten behandeling gelaten.

    • 4.

      Op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend subsidie verstrekt ten behoeve van de realisering van de huisvesting en inrichting van peuteropvanglokalen.

    • 5.

      Op grond van dit hoofdstuk worden geen middelen verstrekt voor bouw- of verbouwkosten van lokalen die voor 1 januari 2004 als peuteropvanglokaal zijn verbouwd of gebouwd.

    • 6.

      Jaarlijks stellen burgemeester en wethouders het Programma peuteropvang vast.

    • 7.

      Beschikkingen op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk worden gegeven door burgemeester en wethouders.

    • 8.

      Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van aanvragen in het kader van dit hoofdstuk formulieren vaststellen.

Artikel 20b Voorzieningen

In dit hoofdstuk wordt onder voorzieningen verstaan:

  • a.

    het door nieuwbouw dan wel verbouw realiseren van een peuteropvanglokaal welke aangebouwd of belendend is aan een schoolgebouw;

  • b.

    het door nieuwbouw dan wel verbouw realiseren van een peuteropvanglokaal in of op een bestaand lesgebouw; en

  • c.

    eenmalige inrichtingskosten voor een nieuw op te richten peuteropvanglokaal.

Artikel 20c Financiële normering voorzieningen voorschoolpeuterspeelzalen

Op een voorziening als bedoeld in artikel 20b is het gestelde in Bijlage IV, deel A,  hoofdstuk 1, paragrafen 1.1, 1.2, voor zover dit het bedrag voor elke volgende groep boven de vijfde betreft, en deel B, van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 2015 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20d Verleningscriteria

Een voorziening als bedoeld in artikel 20b komt alleen voor subsidiëring in aanmerking, indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1.

    Er is, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in of in de directe nabijheid van de school (niet zijnde een ander lesgebouw) geen geschikte ruimte om de voorschoolpeuterspeelzaal te huisvesten.

  • 2.

    Per lesgebouw komt in beginsel één peuterlokaal voor subsidie in aanmerking.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is subsidiëring van een tweede peuterlokaal mogelijk indien zich de volgende omstandigheden voordoen:

    • a.

      volgens de op het moment van aanvraag meest recente gemeentelijke meerjarenprognose van de leerlingpopulatie zal de som van het aantal 4- en 5-jarigen op de basisschool gedurende minimaal drie van de vier jaren vanaf de verwachte realisatie van het gebouw, minimaal 59 per jaar bedragen, en:

    • b.

      in negen van de twaalf maanden voorafgaand aan het moment van aanvraag was de beschikbare capaciteit van minimaal twee peutergroepen volledig bezet (d.w.z. maximaal één plek per groep onbezet), op basis van de registratie in het gemeentelijk leerling-administratiesysteem, en:

    • c.

      het betreffende peuterspeelzaalbestuur verklaart zich schriftelijk bereid en is in staat om de exploitatie van minimaal drie voorschoolpeutergroepen op zich te nemen.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid is subsidiëring van een derde peuterlokaal mogelijk indien zich de volgende omstandigheden voordoen:

    • a.

      volgens de op het moment van aanvraag meest recente gemeentelijke meerjarenprognose van de leerlingpopulatie zal de som van het aantal 4- en 5-jarigen op de basisschool gedurende minimaal drie van de vier jaren vanaf de verwachte realisatie van het gebouw, minimaal 98 per jaar bedragen, en:

    • b.

      in negen van de twaalf maanden voorafgaand aan het moment van aanvraag was de beschikbare capaciteit van minimaal vier peutergroepen volledig bezet (d.w.z. maximaal één plek per groep onbezet), op basis van de registratie in het gemeentelijk leerlingadministratiesysteem, en:

    • c.

      het betreffende peuterspeelzaalbestuur verklaart zich schriftelijk bereid en is in staat om de exploitatie van minimaal vijf voorschoolpeutergroepen op zich te nemen.

  • 5.

    Indien vereist is door het schoolbestuur vermindering van capaciteit van het lesgebouw aangevraagd voor de peuterlokalen voor opname op het Programma onderwijshuisvesting dat betrekking heeft op hetzelfde jaar als de aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk. Indien de vermindering van capaciteit van het lesgebouw ten behoeve van de voorschoolpeuterspeelzaal niet wordt gehonoreerd, komt het peuterlokaal niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 20e Indieningsdatum en aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor opneming van een voorziening op het programma dient uiterlijk 31 januari van het jaar van vaststelling van het betreffende programma te zijn ontvangen door burgemeester en wethouders. Hierbij wordt voor de aan te vragen voorziening gebruik gemaakt van het door burgemeester en wethouders vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag vermeldt naast de gegevens als vermeld in artikel 6, tweede lid, sub a t/m e bovendien:

    • f.

      het adres van het betreffende lesgebouw;

    • g.

      de geplande aanvangsdatum van de uitvoering van de voorziening;

    • h.

      een reëel geplande datum van realisatie van de voorziening;

    • i.

      een gespecificeerde begroting met de geraamde kosten van de voorziening;

    • j.

      definitieve bouwtekeningen waarop het peuterlokaal is gearceerd;

    • k.

      de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening.

    De aanvraag dient voorts vergezeld te gaan van:

    • l.

      een afschrift van de aanvraag om vermindering van de capaciteit zoals bedoeld in artikel 20d, vijfde lid, indien vereist;

    • m.

      een verklaring van de exploitant van de voorschool-peuterspeelzaal dat deze bereid is in de te realiseren ruimtes minimaal één (bij realisatie van één lokaal) respectievelijk minimaal drie (bij realisatie van twee lokalen) of minimaal vijf (bij realisatie van drie lokalen) voorschool-peutergroepen te exploiteren.

  • 3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het tweede lid delen burgemeester en wethouders dit schriftelijk mede aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens alsnog aan te vullen. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen 6 weken heeft verstrekt, besluiten burgemeester en wethouders de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 20f Subsidieverlening

  • 1. De bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het Programma huisvesting voorschoolpeuterspeelzalen, geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending door burgemeester en wethouders van het besluit aan de aanvragers.

  • 2. De subsidie wordt verleend met, in ieder geval, de volgende verplichtingen:

    Ondertekening akte als bedoeld in artikel 110, vijfde lid, van de WPO

    • a.

      Het schoolbestuur verklaart door ondertekening van de gezamenlijke akte als bedoeld in artikel 110, vijfde lid, WPO, dat het ten behoeve van de voorschoolpeuterspeelzaal gerealiseerde gedeelte van het lesgebouw blijvend niet meer voor het onderwijs nodig zal zijn.

    • b.

      Indien het schoolbestuur blijvend heeft opgehouden dan wel blijvend zal ophouden het lesgebouw voor onderwijsdoeleinden te gebruiken, draagt het schoolbestuur-voor zover dit niet reeds in het lesgebouw is inbegrepen- tevens de peuterspeelzaal in eigendom over aan de gemeente, zonder dat de gemeente gehouden is tot vergoeding van kosten.

    De voorovereenkomst van bruikleen

    • c.

      Tenzij het schoolbestuur de peuterspeelzaal zelf exploiteert, dient het schoolbestuur een voorovereenkomst van bruikleen te sluiten met de exploitant van de (voorschool)peuterspeelzaal.

    • d.

      Door het schoolbestuur berekende vergoeding voor verbruikskosten belopen maximaal het medegebruiktarief zoals bedoeld in Bijlage IV, deel C van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 en behelzen geen andere kosten.

    • e.

      Het schoolbestuur wendt de vergoeding voor verbruikskosten aan ter bestrijding van de kosten van programma’s van eisen als bedoeld in artikel 113 en 114 WPO. Artikel 119 WPO is onverkort van toepassing.

    Overige verplichtingen

    • f.

      Het is het schoolbestuur niet toegestaan de voorschoolpeuterspeelzaal te bezwaren of te vervreemden.

    • g.

      Indien de bruikleenperiode is beëindigd en binnen drie maanden geen nieuwe exploitant wordt gevonden, is de gemeente gerechtigd de peuterspeelzaal te huren tegen het medegebruikstarief dan wel te verhuren of in gebruik te geven aan een derde ten behoeve van de exploitatie van de peuterspeelzaal.

    • h.

      De voorschoolpeuterspeelzaal en de aangrenzende buitenruimte zijn geschikt voor minimaal 2 groepen van elk 16 peuters en voldoen te allen tijde aan de eisen die zijn gesteld in de Wko en de Verordening nadere kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2013.

Artikel 20g Uitvoering programma

Op de uitvoering van de Programma Huisvesting Voorschoolpeuterspeelzalen is het gestelde in artikel 5.1 tot en met 5.4 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 2015 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20h Weigeringsgronden

De subsidieverlening wordt door burgemeester en wethouders geweigerd indien:

  • 1.

    de aangevraagde voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 20b;

  • 2.

    niet is voldaan aan de subsidiecriteria als genoemd in artikel 20d;

  • 3.

    en voor zover, door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 20i Subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op het vastgestelde bedrag.

  • 2. De aanspraak op bekostiging van het krediet voor een toegekende voorziening vervalt, indien de voorziening niet uiterlijk op 31 december van het derde jaar vanaf de aanvang van het jaar waarvoor de voorziening is toegekend, is gerealiseerd en de aanvraag tot subsidievaststelling niet uiterlijk op deze datum is ontvangen.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van de navolgende bescheiden:

    • a.

      de kosten toerekening naar de peuterspeelzaal; indien de peuterspeelzaal onderdeel uitmaakt van nieuwbouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, dient de kostentoerekening naar de peuterspeelzaal naar evenredigheid te zijn;

    • b.

      een verklaring van de architect ten aanzien van de gerealiseerde peuterspeelzaal, conform de meetinstructie van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 2015, inclusief de buitenruimte. Ingeval geen architect bij het (ver)bouwproces betrokken is geweest dient binnen drie maanden na oplevering van de voorziening een door het schoolbestuur ondertekende gereedmelding aan de gemeente gestuurd te worden, waarbij gebruik wordt gemaakt van het door burgemeester en wethouders vastgestelde gereedmeldingsformulier onderwijshuisvesting;

    • c.

      een afschrift van de ondertekende voorovereenkomst van bruikleen voor de verhuur van het lokaal aan de exploitant van de peuterspeelzaal.

  • 4. De subsidie wordt vastgesteld aan de hand van de daadwerkelijk gemaakte kosten met dien verstande dat de subsidie ten hoogste het bedrag bedraagt als genoemd wordt in het besluit tot subsidieverlening.

Artikel 20j Toepassing overige bepalingen

Artikel2derde lid, artikel 3 tot en met 5 en artikel 9 tot en met 11 zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 2D Voorzieningen onderwijsbeleid

Artikel 21a Toepassing

De hoofdstukken 1, 2 en 3 zijn slechts van toepassing voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken.

Artikel 21b Voorzieningen

  • 1. In dit hoofdstuk wordt onder voorzieningen verstaan: de ambities uit de Haagse Educatieve Agenda 2018-2022 “Ontwikkel kansen in Den Haag”. Deze ambities zijn:

  • a.

    meer kansengelijkheid in het Haagse onderwijs;

  • b.

    voldoende bekwame en innoverende onderwijsprofessionals;

  • c.

    leren samenleven op school;

  • d.

    onderwijs dat bijdraagt aan de economie van de stad;

  • e.

    een brede leer- en ontwikkelomgeving;

  • f.

    voor iedere leerling een passende plek; of

  • g.

    voldoende en toekomstbestendige schoolgebouwen.

  • 2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      eerste tranche: de periode waarbinnen een aanvraag om subsidieverlening kan worden ingediend, welke begint op 15 juni en eindigt op 15 september in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd, zullen plaatsvinden;

    • b.

      tweede tranche: de periode waarbinnen een aanvraag om subsidieverlening kan worden ingediend, welke loopt van 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd, zullen plaatsvinden, tot en met 31 mei in het jaar waarin de activiteiten zullen plaatsvinden;

    • c.

      derde tranche: de periode waarbinnen een aanvraag om subsidie kan worden ingediend, welke loopt van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd, zullen plaatsvinden tot en met 31 oktober in het jaar waarin de activiteiten zullen plaatsvinden.

  • 3. In aanvulling op het bepaalde in artikel 6, tweede lid, legt de aanvrager bij zijn aanvraag de volgende gegevens over:

    • a.

      een plan van aanpak dat in ieder geval bevat:

      - een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

      - de doelstelling en resultaten die worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente in de Haagse Educatieve Agenda 2014-2018 “Kwaliteit als kompas” geformuleerde ambities;

    • b.

      een begroting van de kosten van de activiteiten waar de subsidie voor wordt aangevraagd;

    • c.

      indien ten behoeve van dezelfde activiteiten die gesubsidieerd worden, bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen subsidies of vergoedingen zijn aangevraagd: een dekkingsplan met een opgave van de gevraagde subsidies of vergoedingen, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

    • d.

      de scholen of locaties waar de activiteiten plaatsvinden;

Artikel 21c Subsidieplafond

Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 21d Indieningsdatum subsidieaanvraag

  • 1. Aanvragen om subsidie worden ingediend binnen de in artikel 21b, tweede lid genoemde eerste, tweede en derde tranche.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de indieningsdatum van subsidieaanvragen.

  • 3. Burgemeester en wethouders maken de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde indieningsdatum ten minste zes weken voor de indieningsdatum bekend.

Artikel 21e Wijze van indienen van de subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan uitsluitend elektronisch via het onderwijsloket worden ingediend.

  • 2. De subsidieaanvrager neemt bij de indiening van de aanvraag de door burgemeester en wethouders daaraan nader gestelde eisen, als bedoeld in artikel 2:15 van de wet, in acht.

  • 3. De aanvraag dient te worden ondertekend met een elektronische handtekening namens de aanvrager, als bedoeld in artikel 2:16 van de wet, dan wel op een andere door burgemeester en wethouders toegestane wijze van elektronische indiening waarbij geen twijfel bestaat over de authenticiteit van de aanvraag.

Artikel 21f Beslistermijn

In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid:

  • a.

    beslissen burgemeester en wethouders op een aanvraag om subsidie die in de eerste tranche is ingediend, uiterlijk op 15 februari in het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • b.

    beslissen burgemeester en wethouders op een aanvraag om subsidie die in de tweede tranche is ingediend, uiterlijk op 31 mei in het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

  • c.

    beslissen burgemeester en wethouders op een aanvraag om subsidie die in de derde tranche is ingediend, binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

Artikel 21g Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan burgemeester en wethouders, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. Voor alle subsidies gelden de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger is bereid mee te werken aan inhoudelijk onderzoek ten behoeve van monitoring en evaluatie;

    • b.

      de verleende subsidie wordt besteed conform het plan van aanpak als opgenomen bij de aanvraag om subsidieverlening;

    • c.

      de subsidieontvanger is bereid om de ervaringen en ontwikkelde producten ter beschikking te stellen aan andere scholen of instellingen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de voorziening waarvoor subsidie is toegekend.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen voorts verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de subsidie wordt uitgevoerd.

Artikel 21h Aanvraag tot vaststelling van de subsidie

In afwijking van artikel 14, eerste lid, dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 21i Vaststelling van de subsidie

  • 1. In afwijking van artikel 15, eerste lid, stellen burgemeester en wethouders uiterlijk binnen 20 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 2. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in artikel 21h genoemde tijdstip is ontvangen, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend, dan kunnen burgemeester en wethouders overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 21j Controleverklaring

  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening); dit verslag of de jaarrekening moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de bij de aanvraag om subsidie overgelegde begroting;

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een specifieke controleverklaring van een daartoe bevoegd accountant als extra bijlage bij de jaarrekening, waaruit genoegzaam blijkt dat elke gesubsidieerde activiteit conform de subsidieverlening is uitgevoerd, volgens een door burgemeester en wethouders vastgesteld model.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is geen specifieke controleverklaring vereist indien het totaal van alle door bestuursorganen van de gemeente Den Haag verstrekte subsidies in het betreffende boekjaar de grens van € 100.000,00 niet overschrijdt.

  • 3. De door burgemeester en wethouders aangewezen accountant heeft de bevoegdheid tot review op de verrichte werkzaamheden van de controlerend accountant van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant van de subsidieontvanger hiermee vooraf instemt.

HOOFDSTUK 2E Tijdelijke regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007

(vervallen)

HOOFDSTUK 2F Tijdelijke regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair en speciaal onderwijs 2009

(vervallen)

HOOFDSTUK 2G Tijdelijke regeling verwijdering asbest uit gebouwen voor basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs

(vervallen)

HOOFDSTUK 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van burgemeester en wethouders nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 26 Beslissing van burgemeester en wethouders in gevallen waarin deze verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 27 Intrekking

De Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 maart 2000 (rv 58, 2000) en laatstelijk gewijzigd op 13 juni 2013 (rv 60, 2013) wordt met ingang van 1 december 2014 ingetrokken.

Artikel 28 Overgangsbepalingen

  • 1. Op aanvragen om voorzieningen, subsidies of subsidievaststelling die op grond van de Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag zijn ingediend, wordt op basis van de bepalingen in laatstgenoemde verordening beschikt.

  • 2. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag die op grond van de Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag is ingediend, wordt beslist met toepassing van laatstgenoemde verordening.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van bekendmaking en werkt terug tot 1 december 2014.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag 2014.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014.
De griffier, mr. H.L.G. Seuren en de voorzitter, J.J. van Aartsen