Regeling vervallen per 01-01-2019

Regeling dienstwoningen en emolumenten

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2018

Intitulé

REGELING DIENSTWONINGEN EN EMOLUMENTEN

REGELING DIENSTWONINGEN EN EMOLUMENTEN

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 15:1:18 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag en artikel 5:1 van de Beloningsregeling 2004;

  • -

    gelet op het gestelde in artikel 125 Ambtenarenwet juncto 160 Gemeentewet;

  • -

    met instemming van de Commissie van Overleg;

Besluit:

vast te stellen de navolgende regeling:

REGELING DIENSTWONINGEN EN EMOLUMENTEN

1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    ambtenaar: de ambtenaar in de zin van artikel 1:1, lid 1, onder a, van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag;

  • b.

    dienstwoning: een woning die door een ambtenaar moet worden bewoond, omdat dit voor de uitoefening van zijn functie noodzakelijk is;

  • c.

    berekeningsbasis: de bezoldiging in de zin van de Beloningsregeling met uitzondering van de toelage onregelmatige dienst en de afbouwtoelage, met dien verstande dat de bezoldiging bij een onvolledige werktijd herleid wordt tot de bezoldiging, geldend bij een volledige werktijd;

  • d.

    huurwaarde: de economische huurwaarde van een woning, gerekend naar de maatstaven van de Wet op de loonbelasting 1964 voor het bewonen van een dienstwoning.

2 Voorwaarden

Artikel 2:1

  • 1. De ambtenaar die een dienstwoning bewoont, moet deze behoorlijk bewonen en mag zonder toestemming van het college geen veranderingen aan de woning (laten) aanbrengen.

  • 2. De ambtenaar onthoudt zich met betrekking tot het uiterlijk aanzien van de dienstwoning of het daarbij behorende erf van iedere handeling, waaruit van enige politieke gezindheid zou kunnen blijken.

Artikel 2:2

De ambtenaar betaalt de onderhoudskosten die volgens de wet en het plaatselijke gebruik voor rekening van de huurder komen, tenzij het college anders bepaalt.

Artikel 2:3

  • 1. De ambtenaar is voor het van gemeentewege verstrekte genot van woning en verdere verstrekkingen in die woning aan de gemeente een bedrag verschuldigd overeenkomende met de hierna genoemde percentages van zijn berekeningsbasis:

    • a.

      voor woning: 12 procent;

    • b.

      voor verwarming van de woning: 2,4 procent met een maximumbedrag per maand van € 70,65;

    • c.

      voor energie voor kookdoeleinden: 0,9 procent, met een maximumbedrag per maand van € 28,10;

    • d.

      voor elektrische energie, anders dan voor verwarming van de woning en voor kookdoeleinden: 0,9 procent met een maximumbedrag per maand van: € 23,99;

    • e.

      voor leidingwater: 0,4 procent, met een maximumbedrag per maand van: € 15,58.

  • 2. Indien de ambtenaar aantoont, dat de huurwaarde van de woning voor de heffing van de inkomsten- en loonbelasting minder bedraagt dan het op grond van het bepaalde in het vorige lid geldende bedrag wegens het genot van woning, wordt het verschuldigde bedrag op dat van die huurwaarde gesteld.

  • 3. Ingeval andere dan in de beide voorgaande artikelen genoemde voordelen worden genoten, kan een regeling worden getroffen, waarbij de hiervoor door de ambtenaar verschuldigde bedragen worden vastgesteld.

  • 4. De op grond van deze regeling door de (gewezen) ambtenaar of zijn nabestaanden verschuldigde bedragen worden verrekend bij de uitbetaling van de bezoldiging dan wel, indien dit niet mogelijk is, afzonderlijk in rekening gebracht

Artikel 2:4

  • 1. De dienstwoning dient ontruimd te worden wanneer:

    • a.

      naar het oordeel van het college bewoning van de dienstwoning door de ambtenaar in verband met de vervulling van zijn functie of uit een oogpunt van dienstbelang niet langer noodzakelijk is;

    • b.

      de ambtenaar een andere functie gaat vervullen of hem ontslag wordt verleend of het dienstverband eindigt door zijn overlijden;

    • c.

      de dienstwoning aan een andere ambtenaar wordt toegewezen;

    • d.

      aan de woning een andere bestemming dan die van dienstwoning wordt gegeven.

  • 2. Indien het dienstverband eindigt door overlijden behouden de nabestaanden, die met de ambtenaar samenwoonden, gedurende de maand waarin het overlijden plaatsvond en de daarop volgende drie maanden het gebruik van de dienstwoning en de beloningen in natura in verband met het gebruik van de dienstwoning die aan de ambtenaar waren toegekend. Van deze termijn kan worden afgeweken als het college dit in het belang van de dienst noodzakelijk acht. Indien de ambtenaar voor of in verband met het gebruik van de dienstwoning een vergoeding verschuldigd was, dan voldoen de nabestaanden deze over de tijd dat zij de dienstwoning blijven gebruiken.

  • 3. De ontruiming moet plaatsvinden binnen drie maanden nadat de (gewezen) ambtenaar op de hoogte is gesteld van de verplichting de woning te ontruimen. Indien sprake is van ontslag als straf als bedoeld in artikel 8:13 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag kan het college de ontruiming direct gebieden.

  • 4. Gedurende de periode van drie maanden, bedoeld in het derde lid, is de (gewezen) ambtenaar of zijn nabestaanden een vergoeding verschuldigd als bedoeld in artikel 2:3. Indien in strijd met het bepaalde in het derde lid de dienstwoning niet binnen drie maanden is ontruimd, is een bedrag verschuldigd gelijk aan de huur voor de woning wanneer deze op de vrije woningmarkt te huur zou worden aangeboden. Onverlet het verschuldigd zijn van dit bedrag is het college bevoegd de woning tegen de wil van de bewoner(s) op grond van een rechterlijke uitspraak te ontruimen.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder c, kan het college besluiten dat, onder door hen te stellen voorwaarden de bewoning van een voormalige dienstwoning al dan niet voor onbepaalde tijd door de (gewezen) ambtenaar of zijn nabestaanden kan worden voortgezet.

3 Slot- en overgangsbepaling

Artikel 3:1

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling dienstwoningen en emolumenten en treedt in werking op 1 januari 2006.

Artikel 3:2

Met de inwerkingtreding van deze regeling komen de Regeling betaling emolumenten, kenmerk Z8600637 en het besluit van 15 november 2001, kenmerk BSD/2001/2396, sub B te vervallen.

Ondertekening

Den Haag, 6 december 2005

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris

D.M.F. Jongen

de burgemeester

W.J. Deetman

Toelichting regeling

In de nu vervallen regeling stond de volgende overgangsbepaling:

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1986, met dien verstande dat bij wijze van overgangsrecht ten aanzien van de ambtenaar die reeds per 31 december 1985 een dienstwoning bewoonde, de inhouding op de bezoldiging voor het genot van wonen blijft gesteld op 75 procent van de huurwaarde met een maximum van 12 procent van de bezoldiging, zo nodig herleid tot de bezoldiging in een volledige betrekking.

Deze bepaling blijft voor zover op individueel niveau nog van toepassing onverminderd van kracht.