Regeling vervallen per 13-02-2018

Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag

Geldend van 20-02-2001 t/m 12-02-2018

Intitulé

Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag

Hierbij treft u ter uitvoering aan ons besluit van heden tot vaststelling van de Rechtspositieregeling In-en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag. In vergelijking met een eerdere concept-regeling is in bijgaande definitieve versie op dringend verzoek van de vakorganisaties de salarislijn voor zowel de instroombaan als die voor de doorstroombaan meteen periodiek ingekort. De salarisregeling In- en doorstroombanen bevat nu evenveel periodieken als in de algemene salarisstructuur het geval is. Het overleg met de vakorganisaties heeft voorts geleid tot het van toepassing verklaren van de algemeen geldende overwerkregeling, alsmede tot de introductie van het op declaratiebasis vergoeden van onregelmatige dienst.

Ter toelichting merken wij het volgende op. De gemeente treedt ook zelf op als werkgever voor langdurig werklozen. Rechtspositioneel gebeurt dit op basis van de Arbeidsovereenkomsten- verordening. Daarbij geldt tot nog toe de Regeling Melkertbanen. Deze regeling wordt vervangen door bijgaande Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag. De nieuwe rechtspositieregeling loopt qua salariëringsmogelijkheden in de pas met het rijksbesluit.

Op 1 januari 2000 is het Besluit In- en doorstroombanen (Stb. 1999, nr. 591) in werking getreden. Nieuw is de doelstelling dat naast het scheppen van extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen er tevens aandacht voor doorstroom en uitstroom vanuit deze extra banen naar andere reguliere arbeid zal plaatsvinden. Het besluit regelt de aanspraken van gemeenten op financiële middelen om uitvoering te kunnen geven aan het extra werkgelegenheidsbeleid.

Het gemeentelijk subsidiebeleid ter zake is vastgesteld bij rb 100 d.d. 22 april 1999. Als gemeentelijke toetsingscriteria (dictum V van rb 100) gelden de passendheid van de functie voor de doelgroep langdurig werklozen, alsmede de concretisering van een scholingsplan en van begeleiding. Het gemeentelijk subsidie (dictum IV van rb 100) is vastgesteld op maximaal 125 procent van het wettelijk minimumloon (WML) voor de Instroombaan en op maximaal 130 procent WML voor de doorstroombaan. De subsidie volgt de salariëring van maximaal 130 procent voor een I-baan en van 150 procent voor een D-baan aan het einde van de salarislijn dus slechts gedeeltelijk. Het eventuele verschil tussen loonkosten en subsidie komt ten laste van de werkgever. De in rb 100 bepaalde subsidienormen zijn mede maatgevend met betrekking tot de ID-banen die bij de gemeente zelf worden gerealiseerd. De feitelijke uitvoering van rb 100 geschiedt in mandaat door de afdeling Werkgelegenheidsprojecten en Arbeidsmarktbeleid van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten (SZW).

In de rechtspositieregeling I/D-banen zijn als nieuwe elementen opgenomen de doorstroombanen en de uitstroompremie. De uitstroompremie wordt verstrekt door de Dienst SZW. De nieuwe regeling verklaart voorts de salarisregels, zoals hierboven beschreven, van toepassing. Anders dan voorheen verklaart de rechtspositieregeling de algemene regels voor overwerk en onregelmatige dienst uit de Algemene beloningsregeling 1992 van kracht op de betreffende categorie medewerkers. Om doelmatigheidsredenen wordt geen vaste toelage toegekend, maar wordt de vergoeding bepaald met inachtneming van de werkelijk gewerkte onregelmatige uren.

De vergoeding voor in opdracht verricht overwerk bestaat uit verlof, gelijk aan het aantal uren dat de feitelijke arbeidsduur (in een volledige betrekking) per week wordt overschreden. Nieuw is dat er een toeslag in geld bijkomt, echter niet in alle gevallen. De toeslag geldt voor overwerk op zaterdag en op zondag. Bovendien geldt de toeslag op doordeweekse dagen voor zover het overwerk meer bedraagt dan twee uur per week. De beleidslijn blijft overigens dat overwerk zo veel als mogelijk is dient te worden voorkomen. Aangezien de kosten voor de vergoeding van onregelmatige dienst en overwerk niet subsidiabel zijn, dient dekking te worden gevonden binnen de dienstbegroting. De nieuwe voorzieningen kunnen derhalve niet leiden tot uitzetting van de begroting.

De nieuwe rechtspositieregeling geeft mede uitwerking aan motie 1.5. Daarin is ons onder meer verzocht er zorg voor te dragen dat de betrokken diensten een plan van aanpak opstellen over de instrumenten als assesment, scholing en training voor de I/D-medewerkers. Wat de realisering van motie 1.5 betreft wordt verwezen naar diverse bepalingen in bijgaande ontwerp-regeling. Artikel 7, eerste lid geeft aan dat het hoofd van dienst de uitstroom uit de instroom- en doorstroombanen naar niet gesubsidieerde arbeid bevordert en dat hij daaromtrent ingaande 2001 jaarlijks een plan van aanpak opstelt, dat door tussenkomst van de directie POI van de Bestuursdienst ter kennis gebracht van de Commissie voor Economie en Personeel en de Centrale Commissie van Overleg. Artikel 7 legt bovendien een relatie met de eenmalige uitstroompremie, zoals deze door de Dienst SZW wordt uitgevoerd.

BSD2001276 II

Artikel 8 draagt het diensthoofd op te zorgen voor begeleiding van de werknemer, waartoe onder meer behoort het ten minste jaarlijks doen plaatsvinden van functioneringsgesprekken met de werknemer. Voorts stelt het diensthoofd de werknemer in de gelegenheid scholing te volgen die bijdraagt aan het goed vervullen van de werkzaamheden en het vergroten van zijn kans op een niet gesubsidieerde dienstbetrekking. Het bij de dienst ingaande 2001 jaarlijks op te stellen scholingsplan behoeft de instemming van de ondernemingsraad. Ook het scholingsplan met de daaraan ten grondslag liggende financiering wordt door tussenkomst van de directie POI van de Bestuursdienst ter kennis gebracht van de Commissie voor Economie en Personeel en de Centrale Commissie van Overleg.

Artikel 9, vierde lid, bepaalt dat het diensthoofd in de jaarrekening - te beginnen in de jaarrekening 2001

-melding maakt van het aantal gecreëerde en bezette instroom- en doorstroombanen, de uitstroom naar niet gesubsidieerde dienstbetrekkingen, uitgesplitst naar vertrek binnen en buiten de gemeentedienst, alsmede van de aard en omvang van de scholingsactiviteiten en de daaraan verbonden kosten. In het gemeentebrede Sociaal Jaarverslag wordt vervolgens daarvan verslag gedaan.

Met het bovenstaande is de Haagse Rechtspositieregeling I/D-banen meer in overeenstemming gebracht met de verlangens van de vakorganisaties, het Beleidsprogramma 1998 - 2002 en de moties 0.4 en 1.5 van de gemeenteraad. De in de nieuwe regeling opgenomen salarisregeling, werkt vanwege het karakter van de desbetreffende algemene maatregel van bestuur in formele zin terug tot 1 januari 2000. De overwerkregeling en de regeling onregelmatige dienst werken terug tot 1 december 2000.

Tot slot delen wij u mee dat de ondernemingsraden een belangrijke rol vervullen bij het creëren van de I/D-banen. De procedure die met betrekking tot de Melkert Regeling werd gevolgd zal, behoudens voor wat betreft de werkzaamheden van de commissie ad hoc, ook in de nieuwe regeling gelden. Onder meer zijn de volgende stappen daarin te onderkennen:

  • a. voorlopige aanmelding bij de Dienst SZW van potentiële functies voor I/D-banen. In geval het een functie voor een doorstroombaan betreft, geldt dat deze vergezeld moet gaan van de functieomschrijving van de I-baan waarin de betreffende kandidaat werkzaam is;

  • b. beoordeling van de potentiële functies door de betrokken ondernemingsraad die daarover advies uitbrengt aan het diensthoofd;

  • c. toetsing en vaststelling van de extra arbeidsplaats in relatie tot subsidieverlening door de Dienst SZW (hiervoor is een accoordverklaring van de ondernemingsraad noodzakelijk);

  • d. vaststelling van de I/D-baan door het diensthoofd.

Gelet op de inbreng van de betrokken ondernemingsraden en de waarborgen die dit schept op het vlak van de In- en doorstroombanen is de adviserende rol van de zogenaamde ad hoc commissie BSD2001276 II

Melkertbanen komen te vervallen.

Tot slot verzoeken wij u namens ons college en onder onze verantwoordelijkheid uitvoering te geven aan bijgaande Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag. Voorzover op grond van de nieuwe regeling met ingang van 1 december 2000 individuele aanspraken dienen te worden gerealiseerd, gelieve u deze te effectueren bij de salarisbetaling over de maand maart 2001.

Burgemeester en wethouders van Den Haag, de secretaris, de burgemeester,

J.A.M. Kroese-Duijsters W.J. Deetman

IN- EN DOORSTROOMBANEN

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DEN HAAG,

gezien het voorstel van de wethouder van Economie en Personeel;

gelet op raadsbesluit 100 van 1999, de Arbeidsovereenkomstenverordening, de Bezoldigingsverordening 1986 en het Besluit in- en doorstroombanen; in overeenstemming met het standpunt van de Centrale Commissie van Overleg; Besluiten: vast te stellen de Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag.

Artikel 1

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    besluit: Besluit in- en doorstroombanen (KB van 17 december 1999);

  • b.

    werknemer: degene die in het kader van het Besluit in- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag werkzaam is op arbeidsovereenkomst;

  • c.

    Dienst SZW: Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten.

Artikel 2

  • 1 De voor de gemeente Den Haag uit het besluit voortvloeiende subsidie voor de kosten van het realiseren van dienstbetrekkingen met langdurig werklozen wordt ten dele besteed ten behoeve van het creëren van extra arbeidsplaatsen bij de gemeentelijke diensten.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde arbeidsplaatsen worden verwezenlijkt als extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen in de vorm van instroombanen en doorstroombanen.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde arbeidsplaatsen worden structureel gefinancierd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, door tussenkomst van de Dienst SZW. De rijkssubsidie is daarmee een randvoorwaarde voor het bestaan van de extra arbeidsplaatsen bij de gemeente.

Artikel 3

  • 1 Op de werknemer is, met inachtneming van het bepaalde in deze regeling, de rechtspositie op grond van de Arbeidsovereenkomstenverordening van toepassing.

  • 2 Indienstneming vindt plaats op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder h van de Arbeidsovereenkomstenverordening.

  • 3 De werknemer wordt in dienst genomen voor bepaalde tijd voor de duur van een jaar.

  • 4 Bij lichamelijke en geestelijke geschiktheid en bij ten minste voldoende functioneren wordt een jaar na de datum van indienstneming een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verleend.

Artikel 4

  • 1 De arbeidsduur per week bedraagt bij aanvang van de dienstbetrekking ten minste zoveel uren, dat de werknemer niet is aangewezen op een uitkering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het Besluit in- en doorstroombanen, waarop hij recht zou hebben gehad indien met hem niet die dienstbetrekking zou zijn aangegaan, tenzij op grond van bij de werknemer gelegen factoren een andere arbeidsduur aangewezen is.

  • 2 In geval van deeltijdarbeid wordt het salaris naar rato van het aantal werkuren vastgesteld.

Artikel 5

  • 1

    De salariëring van de werknemer vindt plaats met inachtneming van artikel 3 van de Bezoldigingsverordening 1986, dat de bevoegdheid verleent om in bepaalde gevallen afzonderlijke salarisregelingen vast te stellen.

  • 2

    Overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid luidt de salarisregeling I/D-banen ten aanzien van de werknemer als volgt:

Instroombanen

trede

maandsalaris bij volledige werkweek

ƒ per 01-01-2000

ƒ per 01-08-2000

ƒ per 01-10-2000

ƒ per 01-01-2001

ƒ per 01-05-2001

i per 01-01-2002

0

100 procent WML*

100 procent WML

100 procent WML

100 procent WML

100 procent WML

100 procent WML

1

2464

2501

2538

2586

2672

1212

2

2526

2564

2602

2652

2739

1243

3

2588

2627

2666

2717

2807

1274

4

2651

2690

2731

2783

2874

1304

5

2713

2754

2795

2848

2942

1335

6

2775

2817

2859

2913

3009

1366

7

2837

2880

2923

2979

3077

1396

8

2900

2943

2987

3044

3145

1427

9

2962

3006

3052

3109

3212

1458

10

3024

3070

3116

3175

3280

1488

11

130 procent WML

130 procent WML

130 procent WML

130 procent WML

130 procent WML

130 procent WML

Doorstroombanen

trede

maandsalaris bij volledige werkweek

ƒ per 01-01-2000

ƒ per 01-08-2000

ƒ per 01-10-2000

ƒ per 01-01-2001

ƒ per 01-05-2001

i per 01-01-2002

0

2549

2588

2626

2676

2765

1255

1

2635

2675

2715

2766

2857

1297

2

2721

2761

2803

2856

2950

1339

3

2806

2848

2891

2946

3043

1381

4

2892

2935

2979

3036

3136

1423

5

2976

3021

3066

3125

3228

1465

6

3062

3108

3155

3215

3321

1507

7

3148

3195

3243

3304

3414

1549

8

3233

3282

3331

3394

3506

1591

9

3319

3369

3419

3484

3599

1633

10

3405

3456

3508

3574

3692

1675

11

150 procent WML

150 procent WML

150 procent WML

150 procent WML

150 procent WML

150 procent WML

  • 1

    Bij indiensttreding van de werknemer in een instroombaan vindt gedurende de eerste twaalf maanden na indienstneming de inschaling in de salarisregeling volgens het tweede lid plaats op het bedrag gelijk aan trede 0 van de Instroombaan.

  • 2

    Van het bepaalde in het derde lid kan worden afgeweken, indien de werknemer met het aangaan van de dienstbetrekking een loon zou ontvangen, dat minder bedraagt dan het loon dat hij direct voorafgaande aan die dienstbetrekking ontving in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inschakeling werkzoekenden of in een eerdere dienstbetrekking als bedoeld in het Besluit in- en doorstroombanen.

  • 3

    Bij ten minste voldoende functioneren worden de periodieke verhogingen toegekend zoals die in de salarisregeling zijn aangegeven.

  • 4

    Om tewerk te kunnen worden gesteld in een doorstroombaan dient de werknemer gedurende tenminste vijf jaar werkzaam te zijn geweest in een in het kader van het besluit gecreëerde instroombaan. In de referteeis van tenminste vijf jaar kan een periode van ten hoogste twee jaar worden betrokken, waarin een dienstbetrekking in de zin van de Wet inschakeling werkzoekenden dan wel de Wet sociale werkvoorziening is vervuld.

  • 5

    Bij overgang van een instroombaan naar een doorstroombaan wordt het naasthogere salaris in de salarisregeling voor de doorstroombaan toegekend, rekening houdend met de uitvoeringsregels op grond van de Bezoldigingsverordening 1986.

Artikel 6

  • 1 Het in opdracht van het bevoegd gezag volgens vastgesteld rooster werken op van de normale werktijden afwijkende uren wordt gecompenseerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen B16 tot en met B19 van de Algemene beloningsregeling 1992, met dien verstande dat geen toepassing wordt gegeven aan artikel B19, derde en vierde lid.

  • 2 Het in opdracht van het bevoegd gezag verrichten van overwerk wordt gecompenseerd overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk C van de Algemene beloningsregeling 1992.

Artikel 7

  • 1 Het diensthoofd bevordert de uitstroom uit de instroom- en doorstroombanen naar niet gesubsidieerde arbeid en stelt daaromtrent voor de aanvang van het kalenderjaar een plan van aanpak op, te beginnen met een plan van aanpak voor het jaar 2001. Het plan van aanpak wordt door tussenkomst van de directie POI van de Bestuursdienst ter kennis gebracht van de Commissie voor Economie en Personeel en de Centrale Commissie van Overleg.

  • 2 Als stimulans voor doorstroming van werknemers naar niet gesubsidieerde arbeid geldt de eenmalige uitstroompremie van i 1815,00 netto (niveau 2000) zoals die wordt uitgevoerd door de Dienst SZW.

Artikel 8

  • 1 Het diensthoofd draagt zorg voor begeleiding van de werknemer, waartoe onder meer behoort het ten minste jaarlijks doen plaatsvinden van functioneringsgesprekken met de werknemer.

  • 2 Het diensthoofd stelt de werknemer in de gelegenheid scholing te volgen die bijdraagt aan het goed vervullen van de werkzaamheden en het vergroten van zijn kans op een niet gesubsidieerde dienstbetrekking, mits voor ten minste 80 procent van de overeengekomen arbeidsduur werkzaamheden worden verricht.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de voor het verrichten van werkzaamheden beschikbare tijd minimaal 60 procent van de overeengekomen arbeidsduur bedragen, indien opleidingen worden gevolgd die bestaan uit een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

  • 4 Het door het diensthoofd jaarlijks op te stellen scholingsplan behoeft de instemming van de ondernemingsraad. Het scholingsplan met de daaraan ten grondslag liggende financiering wordt door tussenkomst van de directie POI van de Bestuursdienst ter kennis gebracht van de Commissie voor Economie en Personeel en de Centrale Commissie van Overleg.

Artikel 9

  • 1 Met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens het besluit en het bepaalde in deze regeling, is het diensthoofd verantwoordelijk voor realisering van de extra arbeidsplaatsen voor langdurig werklozen.

  • 2 De betrokken ondernemingsraad adviseert het diensthoofd en over de vraag of sprake is van een potentiële functie in de zin van het Besluit in- en doorstroombanen.

  • 3 Nadat het in het vorige lid bedoelde advies is verkregen en met de ter uitvoering van rb 100 van 1999 van de Dienst SZW verkregen akkoordverklaring omtrent de gesubsidieerde arbeidsplaats stelt het diensthoofd met instemming van de ondernemingsraad de instroombaan of doorstroombaan vast.

  • 4 Het diensthoofd vermeldt in de jaarrekening 2001 en in de daarop volgende jaarrekeningen ten minste:

    • -

      het aantal gecreëerde en bezette instroom- en doorstroombanen in het betreffende jaar;

    • -

      de uitstroom in het betreffende jaar naar niet gesubsidieerde dienstbetrekkingen, uitgesplitst naar vertrek binnen en buiten de gemeentedienst;

    • -

      de aard en omvang van de scholingsactiviteiten in het betreffende jaar, alsmede de daaraan verbonden kosten in het betreffende jaar.

  • 5. Ten behoeve van de verkrijging van het subsidie rapporteert het diensthoofd per kwartaal over de uitvoering van deze regeling aan de Dienst SZW op de door deze dienst aangegeven wijze.

Artikel 10

  • 1 Vanwege de koppeling van de extra arbeidsplaats aan het subsidie van rijkswege is het Sociaal Beleidskader reorganisaties, niet van toepassing bij het wegvallen van het rijkssubsidie.

  • 2 De instroom- en doorstroombanen worden opgeheven, indien het subsidie vervalt.

  • 3 Indien de situatie als in het tweede lid bedoeld zich voordoet, wordt de arbeidsovereenkomst door opzegging door burgemeester en wethouders beëindigd.

Artikel 11

  • 1 De uitvoering van deze regeling berust namens het college van burgemeester en wethouders en onder hun verantwoordelijkheid bij het diensthoofd.

  • 2 In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders.

  • 3 De Centrale Commissie van Overleg, dan wel een door haar ingestelde commissie beoordeelt periodiek of deze regeling aan haar doelstellingen beantwoordt en doet van haar bevindingen verslag aan burgemeester en wethouders.

Artikel 12

  • 1 Behoudens het bepaalde in artikel 6 treedt deze regeling heden in werking en werkt terug tot 1 januari 2000.

  • 2 Het bepaalde in artikel 6 treedt heden in werking en werkt terug tot 1 december 2000.

  • 3 De Regeling Melkertbanen, besluit van 28 oktober 1997, kenmerk PI7000656, vervalt op 1 december 2000.

  • 4 Deze regeling kan worden aangehaald als “Rechtspositieregeling In- en doorstroombanen bij de gemeente Den Haag, of afgekort als RID.

Ondertekening

Den Haag, 20 februari 2001

Burgemeester en wethouders van Den Haag,

de secretaris

J.A.M. Kroese-Duijsters

de burgemeester

W.J. Deetman


Noot
*

WML staat voor wettelijk minimumloon