Regeling vervallen per 01-04-2024

Regeling briefadres gemeente Den Haag 2018

Geldend van 16-10-2021 t/m 31-03-2024

Intitulé

Regeling briefadres gemeente Den Haag 2018

Toelichting

Aanleiding en voorgeschiedenis

In onze gemeente komt het voor dat mensen voor langere tijd staan ingeschreven op een briefadres. Het briefadres is bedoeld voor de bijzondere situatie waarin een inwoner tijdelijk geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en daarom niet rechtstreeks bereikbaar is voor overheidsinstanties en derden. Het briefadres is bedoeld voor tijdelijk gebruik, terwijl het vaak voorkomt dat men voor langere tijd staat ingeschreven. Dit kan leiden tot oneigenlijk gebruik en uit ervaring ook vaak tot fraude. 

In de BRP is het aantal briefadressen en de duur niet gemaximeerd. Om een goede kwaliteit van de basisregistratie persoonsgegevens te behouden en om misbruik te voorkomen, is behoefte aan beleidsregels betreffende de briefadressen. Met de Regeling briefadres Den Haag 2018 wordt een inperking gerealiseerd op het aantal briefadressen en wordt de duur van het gebruik van een briefadres gemaximeerd. De regeling geeft criteria aan de hand waarvan de medewerker Publiekszaken eenduidig kan vaststellen of er een reden is voor inschrijving op een briefadres dan wel om dit te weigeren. Dit schept duidelijkheid voor de burger en verkleint de kans op willekeurige toepassing van regels.

Degenen die op het moment van inwerkingtreding van de Regeling briefadres Den Haag 2018 op een briefadres staan ingeschreven, worden hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Deze personen krijgen de mogelijkheid om tot uiterlijk 6 maanden na inwerkingtreding van de regeling op dat adres een briefadres aan te houden. Daarna wordt een eventueel verzoek om verlenging getoetst aan deze regeling.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

gelet op:

  • -

    artikel 4:81 en artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de artikelen 1.1, 2.23. 2.27, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen;

  • -

    artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen;

  • -

    de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen en

  • -

    de circulaire "BRP en Briefadres" van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties van 7 november 2016, met kenmerk 2016-0000656211;

besluit vast te stellen de navolgende Regeling briefadres Den Haag 2018:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    briefadres: het adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen;

  • -

    briefadresgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 Wet BRP, die een briefadres ter beschikking stelt;

  • -

    briefadreshouder: de ingezetene in de basisadministratie die een briefadres houdt;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders; 

  • -

    gezinshuishouden:

    - twee personen die volgens de wet een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);

    - twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);

    - een alleenstaande ouder met kind(eren).

Artikel 2 Redenen briefadres

Redenen voor een briefadres zijn:

  • 1.

    het ontbreken van een woonadres vanwege:

    a. dak- of thuisloosheid;

    b. de uitoefening van een ambulant beroep;

    c. kort verblijf in het buitenland: gedurende één jaar ten hoogste twee derden van de tijd als bedoeld in artikel 2:43 van de Wet BRP;

    d. korter dan 2 jaar verblijf in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft zoals bedoeld in artikel 29 Besluit BRP;

    e. korte overbrugging tussen twee woonadressen

  • 2.

    verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40 lid 3 en 4 van de Wet BRP en artikelen 17 t/m 19 Regeling BRP.

  • 3.

    verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het  oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen als bedoeld in artikel 2.41 van de Wet BRP niet wenselijk is.

  • 4.

    verblijf in een instelling voor mannen en-of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen).

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1.

    De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt op grond van de artikelen 2.38 tot en met 2.40 en 2.43 van de wet BRP.

  • 2.

    De aangever is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle benodigde stukken te overleggen zoals bedoeld in artikel 2.45 van de wet BRP.

  • 3.

    Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:

    a. een geldig identiteitsbewijs van de aangever;

    b. de schriftelijke verklaring van de aangever met reden voor de aangifte en de te verwachten periode dat het briefadres noodzakelijk is;

    c. een geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever;

    d. een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, eerste lid.

  • 4.

    De briefadresgever, kan maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden toestemming geven een briefadres te houden.

  • 5.

    Lid 4 van dit artikel is niet van toepassing indien de briefadresgever het college van burgemeester en wethouders betreft of een door dit college aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet BRP en artikel 5 van deze Regeling.

Artikel 4 Onvolledige aangifte

  • 1.

    De aangifte is volledig indien alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, zijn ingeleverd.

  • 2.

    Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

  • 3.

    Indien de aangifte niet binnen de in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, dan kan, op verzoek van de aangever, de termijn eenmalig verlengd worden met veertien dagen.

  • 4.

    Indien de aangifte onvolledig is en niet binnen de in dit artikel bedoelde termijn is aangevuld zal de aangifte buiten behandeling worden gesteld.

Artikel 5 Rechtspersoon als briefadres

Indien een rechtspersoon briefadresgever is moet deze zijn opgenomen in tabel 1 van deze regeling.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de aangever een woonadres heeft;

  • b.

    de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft;

  • c.

    de aangever varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft en dit betreft een privéadres;

  • d.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • e.

    het briefadres een adres betreft waarop al aan twee alleenstaanden of aan twee gezinshuishoudens of een alleenstaande en een gezinshuishouden een briefadres is verleend

Artikel 7 Termijn briefadres

  • 1.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2 eerste lid, onder e, mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal 6 maanden. Deze termijn kan met maximaal 6 maanden worden verlengd.

  • 2.

    Een briefadres op grond van artikel 2, eerste lid onder c en d mag een briefadres gekozen worden voor de duur van maximaal de periode dat aangever buiten Nederland zal verblijven.

  • 3.

    Als de aangever voor het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid geen aangifte heeft gedaan van een woonadres, wordt door de aangever een verzoek ingediend om het briefadres te verlengen.

  • 4.

    De aanvraag voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 en 6.

  • 5.

    Uiterlijk 6 maanden na ingangsdatum geldigheid briefadres dient de briefadreshouder zijn adres te verantwoorden, tenzij er een aanvraag tot verlenging is ingediend op grond van het derde lid van dit artikel.

  • 6.

    Een verantwoording als bedoeld in het vijfde lid kan bestaan uit:

    • a.

      een schriftelijke verantwoording of

    • b.

      verantwoording in persoon

  • 7.

    Indien de briefadreshouder geen verantwoording aflegt, kan dit leiden tot een ambtshalve opneming van het gegeven van vertrek van de briefadreshouder uit Nederland op grond van artikel 2.22 Wet BRP.

  • 8.

    Indien een briefadres verstrekt is op grond van artikel 2 tweede en vierde lid hoeft geen verantwoording te worden afgelegd voor de termijn die door de instelling is aangegeven.

  • 9.

    Onverminderd hetgeen is bepaald in dit artikel, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft verplicht op grond van de artikelen 2.38, 2.39 en 2.40 van de Wet BRP gehouden om aangifte van adreswijziging te doen bij de woongemeente of in geval van emigratie bij de gemeente van vertrek.

  • 10.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, derde lid mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018.

Artikel 10 Overgangsrecht

Degenen die voor het inwerkingtreden van deze regeling al op een briefadres staan ingeschreven, worden in de gelegenheid gesteld dat briefadres nog zes maanden na inwerkingtreding van deze regeling aan te houden. Daarna wordt een eventueel verzoek om verlenging getoetst aan deze regeling.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres gemeente Den Haag 2018

Den Haag, 19 december 2017

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Koen de Snoo

de burgemeester,

Pauline Krikke

TABEL 1 behorende bij artikel 5 van de Regeling briefadres De Haag 2018

Naam instelling

Adres

Stichting Straat Consulaat

Parkstraat 32

Stichting IDHEM

Paviljoensgracht 33

Stichting Pret in herstel

Laan van Meerdervoort 170

Leger des Heils

St. Barbaraweg 4

DSZW Dak en Thuislozenloket

Binckhorstlaan 119-1

CCP/GGD/REAKT

Laan van Meerdervoort 98

Blijf van mijn lijfhuizen

-

Shop

Herengracht 20

Ondertekening

Toelichting behorende bij de Regeling briefadres Den Haag 2018

Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht ergens anders een briefadres te kiezen.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.

Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst in de BRP naar ‘gemeente buitenland’ gestuurd vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:

Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (Artikel 29 besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

Toelichting artikel 2, lid1, sub e:

Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan tijdelijk ingeschreven worden op een briefadres. Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al is overgedragen aan de nieuwe eigenaar.

Toelichting artikel 2, lid 2:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP, in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. Het college is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

Toelichting artikel 2, lid 3:

Op basis van artikel 2.41 Wet BRP kan de burgemeester om veiligheidsredenen bepalen dat het opnemen van een woonadres niet wenselijk is. Buiten de in artikel 2 lid 4 van deze regeling genoemde blijf-van-mijn-lijfhuizen, kunnen dit ook andere vormen van huiselijk of eer gerelateerd geweld zijn. Bij circulaire “BRP en Briefadres” van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 november 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat hier een briefadres wenselijk kan zijn.

Toelichting artikel 2, lid 4:

In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

Toelichting artikel 3, lid 1:

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:

Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de Wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.

Toelichting artikel 3, lid 4:

Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande. Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 10.

Toelichting artikel 4:

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief gestuurd waarin vermeld wordt dat de aangifte briefadres buiten behandeling wordt gesteld wegens het ontbreken van de gevraagde documenten. (niet complete aangifte). Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om de aangifte buiten behandeling te stellen (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

Toelichting artikel 5:

Het college kan op basis van artikel 2.42 lid 2 Wet BRP rechtspersonen aanwijzen om als briefadresgever op te treden. Bedrijven die hun adres op internet aanbieden vallen niet onder deze regeling! In het eerste lid is een tabel opgenomen (bijlage 1) waarin de instellingen staan welke een briefadres mag aanbieden. Bij besluit van de directeur Publiekszaken namens het college kan de tabel gewijzigd worden.

Toelichting artikel 6:

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres. Het is toegestaan om een briefadresmogelijkheid bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is niet in strijd met artikel 2.38 Wet BRP.Uit dit artikel zijn verwijderd de weigeringsgrond als het een niet BAG-adres of postbus betreft. Bij een niet BAG-adres kunnen er twijfels zijn over de goede bereikbaarheid van de personen die daarop zijn ingeschreven. Als echter toegestaan wordt dat iemand daarop wel wordt ingeschreven als zijnde woonadres dan is het niet goed verdedigbaar om een briefadres op dit adres niet toe te staan. Een postbus mag niet voorkomen in de BRP, dus een bepaling hierover in deze modelregeling is overbodig.

Toelichting artikel 6 sub a:

Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 onderdeel o van de Wet BRP. Hieronder valt ook het adres, 1. Indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of 2. Het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, kan wel gekozen worden voor een briefadres. Het permanent bewonen van een recreatiewoning wordt ook aangemerkt als woonadres en is dus geen reden om een briefadres toe te kennen. Er wordt niet voldaan aan artikel 6 onder a van deze regel.

Toelichting artikel 6 sub b en c:

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub d.

Toelichting artikel 6 sub e:

Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4.

Toelichting artikel 7 lid 1:

Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van 6 maanden te verlenen met de mogelijkheid tot verlenging met nogmaals 6 maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger zijn ingeschreven op het woonadres waar hij/zij feitelijk verblijft. Deze periode van 6 maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na een half jaar een contactmoment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij/zij snel een woonadres heeft (artikel 2, eerste lid sub e).

Hierop is een aantal uitzonderingen.

  • -

    Als van te voren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zal verblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal deze termijn.

  • -

    Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan schippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de vijf jaar worden getoetst.

  • -

    Ook voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen. Zolang de briefadreshouder een zwervend bestaan leidt kan een briefadres gehouden worden. Per situatie wordt bekeken welke termijn voor deze personen reëel is.

Toelichting artikel 7, lid 2

Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.

Toelichting artikel 7 lid 5:

De verantwoording, zoals genoemd in lid 5 en 6 van dit artikel, kan op twee manieren worden gedaan: Mondeling en schriftelijk. In eerste instantie zal een schriftelijke toestemming worden gevraagd. Indien hier geen, of een onduidelijke, reactie op volgt, zal betrokkene ‘in persoon’ opgeroepen worden. De verantwoording na één jaar vindt altijd in persoon plaats.

Toelichting artikel 7 lid 7:

Indien een persoon met een briefadres geen verantwoording aflegt, kan verondersteld worden dat betrokkene onbereikbaar is. Aangezien bij deze personen geen huisbezoek kan plaatsvinden, personen wonen immers niet op het adres waar zij ingeschreven staan, worden personen die geen gehoor geven aan de verantwoordings-verplichting op basis van artikel 2.22 Wet BRP uitgeschreven. Personen worden namelijk niet bereikt en er is geen andere onderzoeksmogelijkheid dan het per post benaderen van deze personen. Indien een betrokkene niet bereikt kan worden moet het college overgaan tot het ambtshalve wijzigen van het adres in ‘onbekend’.

Toelichting artikel 7 lid 8:

Een instelling op grond van artikel 2.40 Wet BRP heeft de verantwoordelijkheid over de gezondheid of veiligheid van de briefadreshouder. Het verblijf in een dergelijke instelling staat bij aanvang vast en wordt aangegeven bij de aanvraag van het briefadres.

Toelichting artikel 7 lid 9

De wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, wordt dit opnieuw getoetst aan de voorwaarden gesteld in deze regeling.

Toelichting artikel 8

In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling. Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeengekomen. . Een voorbeeld van een gerechtvaardigde afwijking is een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten.

Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij bedreigde personen in de opvang conform circulaire BRP en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet basisregistratie personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.