Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening bedrijveninvesteringszone China Town Den Haag 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening bedrijveninvesteringszone China Town Den Haag 2019

de raad van de gemeente Den Haag,

gezien het voorstel van het college van 27 november 2018;

gelet op de Wet op de bedrijveninvesteringszones en de tussen de gemeente Den Haag en de BIZ-Stichting China Town gesloten Uitvoeringsovereenkomst 2018;

besluit vast te stellen de Verordening bedrijveninvesteringszone China Town, Den Haag 2019:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

bedrijveninvesteringszone China Town:

het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het gebied omvat de volgende straten of delen van straten: Gedempte Burgwal 2 t/m 40 (even nummers), 41 t/m 65 (oneven nummers); Gedempte Gracht 60 t/m 88 (even nummers), 3 t/m 679 (oneven nummers); Wagenstraat 50 t/m 114 (even nummers), 39 t/m 137 (oneven nummers) en Rabbijn Maarsenplein 22 en 1 t/m 21 (oneven nummers);

college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

perceptiekosten:

de kosten die de gemeente moet maken voor de heffing en inning van de BIZ-bijdrage;

uitvoeringsovereenkomst:

de tussen de gemeente Den Haag en de BIZ- stichting China Town gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

stichting:

de BIZ - stichting China Town;

wet:

de Wet op de bedrijveninvesteringszones.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, gelegen zijn op de begane grond en niet in gebruik zijnde als: kantoor, kortparkeergarage, rijwielstalling, verenigingsgebouw, praktijkruimte en opvangcentrum.

  • 2. De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4. Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ- bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Belastingobject

  • 1. Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dient.

  • 2. Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden twee of meerdere onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen en die kenbaar naar buiten als één geheel door dezelfde gebruiker worden gebruikt, als één onroerende zaak aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het belastingjaar 2019 (waardepeildatum 1 januari 2018).

  • 2. De heffingsmaatstaf als bedoeld in het eerste lid geldt voor de gehele in artikel 3, eerste lid genoemde periode.

  • 3. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken, met dien verstande dat de waardepeildatum 1 januari 2018 is.

Artikel 6 Belastingtarief

De BIZ-bijdrage bedraagt bij een waarde van:

  • a.

    € 0 tot € 500.000: € 420,00

  • b.

    € 500.000 tot € 1.000.000: € 840,00

  • c.

    € 1.000.000 en hoger: € 1.200,00

Artikel 7 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 9 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 10 Algemeen

  • 1. De BIZ- stichting China Town wordt aangewezen als de stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

  • 2. Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 niet van toepassing.

Artikel 11 Subsidieverlening

  • 1. Het college verleent jaarlijks aan de stichting subsidie voor de uitvoering van de activiteiten, die zijn opgenomen in de met deze stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst. De subsidie wordt verleend op een daartoe gedane aanvraag, die vergezeld moet gaan van een jaarplan.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de jaarlijks te ontvangen BIZ-bijdragen, verminderd met de daarmee samenhangende perceptiekosten. Deze perceptiekosten bedragen 2,1% van de (begrote) opbrengst.

  • 3. Het college is bevoegd de subsidieverlening in te trekken of ten nadele van de stichting te wijzigen, voor zover het verleende subsidiebedrag met de opbrengst van de BIZ-bijdragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid niet kan worden gedekt.

Artikel 12 Voorschot

Het college verleent de stichting jaarlijks een voorschot op de subsidie van 90% van het voor dat jaar te verlenen subsidiebedrag.

Artikel 13 Vaststelling

  • 1. De stichting is verplicht jaarlijks uiterlijk 12 weken na afloop van het hieraan voorafgaande subsidiejaar, een jaarverslag te overleggen.

  • 2. Het college stelt de subsidie jaarlijks vast, uiterlijk 12 weken na ontvangst van het jaarverslag.

Artikel 14 Melding van relevante wijzigingen

  • 1. De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2. De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van een verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019, nadat van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet, is gebleken.

  • 2. De datum van ingang van de heffing op grond van deze verordening is 1 januari 2019.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bedrijveninvesteringszone China Town Den Haag 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2018.

De griffier, Lilianne Blankwaard-Rombouts en de voorzitter, Pauline Krikke.