Verordening op de heffing en invordering van staangeld op het terrein van het opgeheven regionaal woonwagencentrum in de gemeente 's-Hertogenbosch

Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van staangeld op het terrein van het opgeheven regionaal woonwagencentrum in de gemeente ‘s-Hertogenbosch

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

  • b.

    standplaats: een als zodanig aangeduid en voor één woonwagen bestemd gedeelte van het terrein van het opgeheven regionaal centrum, welk gedeelte wordt ingenomen op basis van een ontheffing als bedoeld in artikel 10 van de voormalige Woonwagenwet;

  • c.

    maand: een kalendermaand of een gedeelte daarvan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "staangeld" wordt een recht geheven ter zake van het hebben van een standplaats op het terrein van het opgeheven regionaal woonwagencentrum aan de Vlijmenseweg te 's-Hertogenbosch, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.

Artikel 3 Belastingplicht

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft, wordt aangemerkt de houder van een vergunning, bedoeld in artikel 2 van de "Huisvestingsverordening 1996, onderdeel standplaatsen, van de gemeente 's-Hertogenbosch".

Artikel 4 Maatstaf van heffing

Het recht wordt geheven naar het aantal standplaatsen, dat in gebruik wordt genomen, en het tarief zoals genoemd in artikel 5.

Artikel 5 Tarief

Het recht voor het hebben van een standplaats bedraagt per maand per standplaats, indien het betreft:

  • a.

    een standplaats met berging annex sanitaire voorzieningen 

    gebouwd of gerenoveerd vóór 1 januari 1977 € 45,35

  • b.

    een standplaats zonder berging, maar met sanitaire voorzieningen € 38,75

  • c.

    een standplaats zonder berging annex sanitaire voorzieningen evenwel met aansluitmogelijkheden op de nutsbedrijven € 17,90

Artikel 6 Wijze van heffing

Het recht wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waarop het verschuldigde bedrag wordt vermeld.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld

Het recht is verschuldigd bij aanvang van de maand dan wel indien de belastingplicht in de loop van de maand aanvangt op dat aanvangstijdstip.

Artikel 8 Tijdstip van betaling

  • 1. Het recht moet worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, als bedoeld in artikel 6.

  • 2. In het geval dat de kennisgeving niet wordt uitgereikt doch toegezonden dient, in afwijking van het eerste lid, betaling plaats te vinden binnen veertien dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het in artikel 2 bedoelde recht.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De "Verordening staangeld opgeheven regionaal woonwagencentrum", vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch d.d. 17 juni 1999 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2002.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening staangeld opgeheven regionaal woonwagencentrum 2002".

Ondertekening

De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch,
De secretaris, De voorzitter,
drs. P.A.G. Lansbergen, mr. dr. A.G.J.M. Rombouts