Verordening burgerinitiatief 's-Hertogenbosch

Geldend van 02-08-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening Burgerinitiatief ’s-Hertogenbosch

Artikel 1 Definitiebepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch;

  • b.

    commissie: een raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch;

  • d.

    burgerinitiatief: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad;

  • e.

    initiatiefgerechtigden: personen die het recht hebben gebruik te maken van het burgerinitiatief;

  • f.

    ingezetenen: personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Artikel 2 Verzoek

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      niet door ten minste 100 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4, tweede lid bevat, of

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 5.

Artikel 3 Initiatiefgerechtigd

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de situatie op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4 Onderwerp burgerinitiatief

  • 1. Een burgerinitiatief kan worden ingediend over onderwerpen die behoren tot de bevoegdheid van de raad.

  • 2. Een burgerinitiatief kan, in ieder geval, niet worden ingediend over de volgende aangelegenheden:

    • a.

      de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen die de raad geen beleidsvrijheid geeft;

    • b.

      gemeentelijke procedures;

    • c.

      de inrichting van de gemeentelijke organisatie;

    • d.

      vaststelling en wijzigingen van de gemeentelijke begroting en begrotingen van takken van dienst;

    • e.

      gemeentelijke belastingen en tarieven;

    • f.

      een zaak van louter privé-belang;

    • g.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van een bestuursorgaan;

    • h.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het bestuursorgaan;

    • i.

      een onderwerp waarover in een periode van 12 maanden voorafgaand aan het tijdstip waarop indiening van het voorstel plaatsvindt, door de raad een besluit is genomen.

Artikel 5 Vormvoorschriften

  • 1. Het burgerinitiatief wordt schriftelijk ingediend en is in de Nederlandse taal gesteld.

  • 2. Het burgerinitiatief bevat:

    • a.

      een voorstel aan de raad over een door de raad te nemen besluit, voorzien van een nauwkeurige omschrijving en toelichting;

    • b.

      een globale kostenraming, indien uit de realisering van het burgerinitiatief kosten voortvloeien;

    • c.

      de voornaam, achternaam, adres, geboortedatum en handtekening van de initiatiefnemer;

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3. Bovenaan iedere handtekeningenlijst als bedoeld in lid 2 onder d, moet het voorstel aan de raad worden vermeld.

Artikel 6 Agendering

  • 1. Het verzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid wordt ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2. De voorzitter van de raad bevestigt de ontvangst van het verzoek schriftelijk aan de initiatiefnemers.

  • 3. De voorzitter van de raad legt het burgerinitiatief ter toetsing van de geldigheid voor aan het presidium.

  • 4. Een geldig verzoek leidt tot agendering van het burgerinitiatief voor de eerstvolgende gewone raadsvergadering of op de agenda voor de daaropvolgende gewone vergadering als de agenda voor die vergadering reeds is verzonden.

  • 5. Een burgerinitiatief over een onderwerp dat behoort tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester, wordt doorgezonden naar het college of naar de burgemeester.

  • 6. Indien het burgerinitiatief niet voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 4 stelt het presidium de initiatiefnemers gedurende een termijn van ten hoogste 4 weken in de gelegenheid om de vastgestelde gebreken te herstellen.

  • 7. Indien de vastgestelde gebreken niet binnen de daartoe op grond van lid 3 vastgestelde termijn worden hersteld, dan wordt het burgerinitiatief niet in behandeling genomen.

  • 8. Indien initiatiefnemer geen gehoor geeft aan de uitnodiging als bedoeld in artikel 7 wordt het burgerinitiatief aangehouden. Indien indiener aan een tweede uitnodiging als bedoeld in artikel 7 eveneens geen gehoor geeft, wordt het burgerinitiatief van de agenda gehaald.

Artikel 7 Behandeling

  • 1. Het burgerinitiatief wordt behandeld in de adviescommissie tot wiens werkterrein de inhoud van het burgerinitiatief behoort.

  • 2. De voorzitter van de commissie nodigt de initiatiefnemer uit om de vergadering van de commissie bij te wonen.

  • 3. Indien de initiatiefnemer geen gehoor geeft aan de uitnodiging als bedoeld in lid 2, wordt het initiatief niet behandeld en stuurt de voorzitter van de commissie een tweede uitnodiging aan de initiatiefnemer.

  • 4. De initiatiefnemer geeft tijdens de vergadering een korte toelichting op het voorstel en beantwoordt de vragen van de commissie.

  • 5. Het burgerinitiatief wordt op gebruikelijke wijze in de commissie besproken en leidt tot een advies van de commissie aan de raad over het voorstel.

  • 6. De initiatiefnemer mag deelnemen aan de discussie over het voorstel in de commissie.

  • 7. Indien de commissiebehandeling daartoe aanleiding geeft, wordt de initiatiefnemer in de gelegenheid gesteld om het voorstel voorafgaande aan de raadsbehandeling aan te passen. De aanpassing wordt door de initiatiefnemer voorzien van een toelichting.

  • 8. De raad kan een gewijzigd voorstel terugverwijzen naar de commissie voor nadere bespreking.

  • 9. Het besluit van de raad over het burgerinitiatief wordt op voorgeschreven wijze bekendgemaakt.

  • 10. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefnemer.

Artikel 8 Burgerjaarverslag

De burgemeester rapporteert in het burgerjaarverslag over de kwaliteit van de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Burgerinitiatief ‘s-Hertogenbosch" en treedt in werking acht dagen na bekendmaking.

Ondertekening

's-Hertogenbosch,
De gemeenteraad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
drs. A. van der Jagt, mr. dr. A.G.J.M. Rombouts

Toelichting bij de Verordening burgerinitiatie 's-Hertogenbosch

INLEIDING

Bij veel instrumenten die er zijn om burgers te betrekken bij het beleid te betrekken, ligt het initiatief bij de politiek. Het burgerinitiatief legt het initiatief bij de burger zelf en vergroot daarmee diens democratische betrokkenheid. Deze verordening biedt burgers de mogelijkheid om eigen voorstellen op de agenda van de raad te plaatsen. Voor de raad is het burgerinitiatief een extra kanaal waarlangs zaken die in de samenleving spelen, hun weg naar de gemeentelijke politiek kunnen vinden. Invoeren van het burgerinitiatief betekent een versterking van de volksvertegenwoordigende rol.

BEVOEGDHEID

De bevoegdheid van de raad om een verordening burgerinitiatief vast te stellen vloeit voort uit de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. Deze bepalingen geven de raad een algemene verordenende bevoegdheid.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Definitiebepaling

Er is er voor gekozen de term “burgerinitiatief” te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. De keuze is gemaakt dat de burger hierbij een concreet voorstel indient bij de raad. Het alternatief is overwogen dat een burgerinitiatief ook zou kunnen worden genomen door louter een onderwerp bij de gemeenteraad aan te dragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd. Echter, het inbrengen van een concreet voorstel getuigt van een uitgesproken motivatie omtrent het onderwerp en brengt de overwegingen daartoe van de indiener(s) scherper in beeld.

Artikel 2 Verzoek

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatief op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatief. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste honderd initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatief niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom uitzondering op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatief ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De omvang van de drempel daarbij zou van dien aard moeten zijn dat zij toch een zekere garantie biedt dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Het schept bovendien duidelijkheid als in de regeling niet wordt gesproken van een percentage, maar van een absoluut minimum aantal initiatiefgerechtigden dat het verzoek ondersteunt. Na een duidelijke toe- of afname van het aantal initiatiefgerechtigden, kan de raad dit aantal eenvoudig aanpassen.

Artikel 3 Initiatiefgerechtigd

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. Besloten is echter om de categorie initiatiefgerechtigden uit te breiden door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar zestien jaar. Jongeren kunnen op deze wijze betrokken worden bij de gemeentelijke politiek. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 4 Onderwerp burgerinitiatief

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatief vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatief kan doen, omdat hij er niet over gaat.

De uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waarin de raad geen beleidsvrijheid heeft, biedt geen ruimte voor het burgerinitiatief. Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder. Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop wordt bepaald dat het burgerinitiatief geen bezwaar tegen een besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen. Het is evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. In dit verband is er voor gekozen een burgerinitiatief eveneens uit te sluiten als daarover in een periode van 12 maanden voorafgaand aan de datum waarin het initiatiefvoorstel wordt ingediend door de raad een besluit is genomen.

Om te voorkomen dat de initiatiefnemer te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatief kan doen in verband met de beperkingen die hier staan beschreven, is het zinvol voor initiatiefnemers om vroegtijdig contact op te nemen met de griffie over hun initiatief. De griffie kan de burgers informeren over de bevoegdheden van de raad en burgers wijzen op eventuele andere wegen die te bewandelen zijn, mocht een burgerinitiatief niet het juiste instrument zijn.

Artikel 5 Vormvoorschriften

Aan het verzoek wordt een aantal vormvereisten gesteld. Een voorstel dat gereed is voor beraadslaging in de raad moet in ieder geval voorzien zijn van een nauwkeurige omschrijving, een toelichting en een globale kostenraming indien uit de realisering van het burgerinitiatief kosten voortvloeien.Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatief plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier via de website voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen wordt naar personalia gevraagd als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Boven de handtekeningenlijsten moet vermeld staan waar het burgerinitiatiefvoorstel over gaat. Dit om te voorkomen dat onder valse voorwendselen handtekeningen worden verzameld.

Artikel 6 Agendering

De initiatiefnemers dienen een verzoek in bij de voorzitter van de raad om een voorstel op de agenda te plaatsen. De voorzitter van de raad legt het burgerinitiatief ter toetsing van geldigheid voor aan het presidium. Is het verzoek niet geldig door strijd met de vormvoorschriften dan worden de initiatiefnemers in de gelegenheid gesteld dit te herstellen. Is het verzoek niet geldig omdat het voorstel een collegebevoegdheid betreft dan zendt de voorzitter het voorstel door aan het college. Een geldig verzoek leidt tot agendering van het burgerinitiatief voor de eerstvolgende gewone raadsvergadering of op de agenda voor de daaropvolgende gewone vergadering als de agenda voor die vergadering reeds is verzonden. Het presidium stuurt het burgerinitiatief voor advies door naar de voorzitter van de vaste adviescommissie tot wiens werkterrein het voorstel behoort. Het college ontvangt het initiatief om een standpunt voor te kunnen bereiden. Indien de initiatiefnemer geen gehoor wenste te geven aan de uitnodiging van de commissievoorzitter om het burgerinitiatief toe te lichten, wordt het punt van de agenda afgevoerd.

Artikel 7 Behandeling

De commissievoorzitter nodigt de initiatiefnemer schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefnemer licht tijdens de vergadering het burgerinitiatief mondeling toe. Indien de initiatiefnemer geen gehoor geeft aan deze uitnodiging wordt het initiatief niet behandeld in de commissie en stuurt de voorzitter van de commissie een tweede uitnodiging aan de initiatiefnemer. Het initiatief zal worden aangehouden in de raadsvergadering.

Het burgerinitiatief wordt op gebruikelijke wijze behandeld in de commissie en de raad. Dit betekent dat de commissie advies uitbrengt aan de raad over het burgerinitiatief. Ook het college wordt in de gelegenheid gesteld een standpunt kenbaar te maken. De commissiebehandeling start met een inleiding van de initiatiefnemer. Het voorstel wordt vervolgens in 2 termijnen behandeld. Aan het eind van de eerste termijn krijgt de portefeuillehouder de gelegenheid een zienswijze te geven. Na elke termijn volgt een beantwoording door de initiatiefnemer. Door de commissie wordt een uitspraak gedaan over de dekking van eventueel benodigde gelden.

De behandeling van het initiatiefvoorstel leidt tot een advies van de commissie aan de raad. Dit is een positief advies, een negatief advies dan wel een voorstel aan het presidium het initiatiefvoorstel aan te houden. Een voorstel tot aanhouden kan nodig zijn om de initiatiefnemer gelegenheid te geven nader overleg te voeren met het college. De commissie geeft in dat geval aan waarover het nader beraad moet worden gevoerd. Als het presidium dit advies overneemt, wordt het voorstel in de raadsvergadering aangehouden. Als de initiatiefnemer in het commissieadvies aanleiding ziet het voorstel aan te passen, aan te vullen of het voorstel van de agenda af te voeren is dat mogelijk. Als de initiatiefnemer het voorstel wijzigt, dan kan de raad besluiten het voorstel terug te verwijzen naar de commissie. Het besluit van de raad over het burgerinitiatief wordt op voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefnemer.

Artikel 8 Burgerjaarverslag

Jaarlijks brengt de burgemeester, op grond van artikel 170, lid 2 Gemeentewet, het burgerjaarverslag uit waarin hij rapporteert over de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening en zijn bevindingen over de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie. Daaruit vloeit voort dat de burgemeester zijn bevindingen rapporteert over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.