Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen 2016

Burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch;

Gelet op: hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet, alsmede op de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen

besluit vast te stellen, het: Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen 2016

Artikel 1 Reikwijdte

Dit besluit bevat beleidsregels voor het opleggen van boeten bij de heffing van gemeentelijke belastingen waarop de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • ·

    belanghebbende: degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd;

  • ·

    inspecteur: de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet.

Artikel 3 Verzuimboete/vergrijpboete

  • 1. De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Voor het opleggen van een verzuimboete is voldoende dat aan één of meer van deze verplichtingen niet is voldaan.

  • 2. Belanghebbende dient afwezigheid van alle schuld te stellen en te bewijzen.

    De vergrijpboete is gericht op het bestraffen van een handelen of nalaten waarbij sprake is van opzet dan wel grove schuld. De inspecteur dient de aanwezigheid van opzet of grove schuld te stellen en te bewijzen.

Artikel 4 Verzuimboeten hondenbelasting

De inspecteur legt wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de hondenbelasting een verzuimboete op ter grootte van het jaarbedrag aan hondenbelasting voor een eerste hond in het betreffende belastingjaar. Deze boete wordt opgelegd voor iedere hond, waarvoor niet of niet tijdig aangifte is gedaan.

Artikel 5 Verzuimboeten rioolheffing gebruik

  • 1. Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor het recht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de "Verordening rioolheffing", wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.

  • 2. Van een tweede respectievelijk derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingjaren éénmaal respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.

  • 3. De inspecteur legt in geval van een eerste verzuim een boete op van 5 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 11,--. In geval van een tweede verzuim legt de inspecteur een boete op van 10 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 22,--. De inspecteur legt een boete van 15 procent op van het bedrag van de aanslag indien sprake is van een derde/volgend verzuim. De verzuimboete is in dit geval niet lager dan € 45,-- en niet hoger dan € 4.920,--.

Artikel 6 Vergrijpboeten rioolheffing gebruik

  • 1. Vergrijpboeten in verband met een onjuiste aangifte voor het recht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de "Verordening Rioolheffing" kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijke opzet. Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid.

  • 2. In geval van grove schuld legt de inspecteur een vergrijpboete op van 25 procent.

  • 3. In geval van opzet legt de inspecteur een vergrijpboete op van 50 procent.

  • 4. Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de inspecteur de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde - gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.

Artikel 7 Verzuimboeten toeristen- en watertoeristenbelasting

  • 1. Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 2 van de "Verordening toeristenbelasting" en de “Verordening watertoeristenbelasting”, wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.

  • 2. Van een tweede respectievelijk derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingjaren éénmaal respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.

  • 3. De inspecteur legt in geval van een eerste verzuim een boete op van 5 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 11,--. In geval van een tweede verzuim legt de inspecteur een boete op van 10 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 22,--. De inspecteur legt een boete van 15 procent op van het bedrag van de aanslag indien sprake is van een derde/volgend verzuim. De verzuimboete is in dit geval niet lager dan € 45,-- en niet hoger dan € 4.920,--.

Artikel 8 Vergrijpboeten toeristen- en watertoeristenbelasting

  • 1. Vergrijpboeten in verband met een onjuiste aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 2 van de "Verordening toeristenbelasting" en de “Verordening watertoeristenbelasting” kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijke opzet. Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid.

  • 2. In geval van grove schuld legt de inspecteur een vergrijpboete op van 25 procent.

  • 3. In geval van opzet legt de inspecteur een vergrijpboete op van 50 procent.

  • 4. Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de inspecteur de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte .Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.

Artikel 9 Bijzondere omstandigheden

Er kunnen omstandigheden zijn die aanleiding geven de hoogte van de boete te matigen, dan wel de reeds opgelegde boete te verminderen. Tot deze verzachtende omstandigheden behoren een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de op te leggen of opgelegde boete en omstandigheden die buiten de directe invloedssfeer van de belanghebbende liggen. Een beroep op financiële omstandigheden van belanghebbende kan slechts in bijzondere gevallen tot matiging dan wel vermindering van de boete leiden. De inspecteur beoordeelt of er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 10 Toepassing rijksregelgeving

Voor het overige zijn van toepassing de bepalingen van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998, vastgesteld bij resolutie van 19 december 1997, Stcrt. 248, en laatstelijk gewijzigd bij Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 25 juni 2009, Stcrt. 2009, 9896, dan wel zoals dit besluit nader zal worden vastgesteld, voorzover de bepalingen van dit besluit niet specifiek betrekking hebben op bepaalde rijksbelastingen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Het “Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen 2010”, vastgesteld bij het besluit van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch d.d. 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum, met dien verstande dat het van toepassing blijft op feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: “Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen 2016”.

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders,
De secretaris, De burgemeester,
mr. drs. I.A.M. Woestenberg, mr. dr. A.G.J.M. Rombouts