Beleidsregels subsidieverstrekking voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid Noordoost Brabant

Geldend van 01-03-2011 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels subsidieverstrekking voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid Noordoost-Brabant

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch; gelet op artikel 13 van de verordening werkleeraanbod WIJ en de Algemene Subsidieverordening, alsmede artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht1; overwegende dat:

  • -

    het voor jongeren van groot belang is aansluiting te houden of te krijgen met de arbeidsmarkt door (tijdelijk) werk, een werkervaringsplaats of scholing;

  • -

    in het bijzonder moet worden toegezien op de positie, activering en ontwikkeling van kwetsbare jongeren

  • -

    het voor bedrijven en instellingen van groot belang is de jongeren van nu arbeidsfit te houden voor een aantrekkende arbeidsmarkt in de toekomst;

  • -

    partners in Noordoost-Brabant het actieplan „Brede aanpak jeugdwerkloosheid ter voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid Noordoost-Brabant” hebben opgesteld, besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Het college: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ‘s-Hertogenbosch.

  • 2. Regionaal projectleider Jeugdwerkloosheid: regionaal projectleider Jeugdwerkloosheid Noordoost- Brabant, werkzaam bij de gemeente ‘s-Hertogenbosch.

  • 3. Jongeren: Jongeren tot 27 jaar woonachtig in Noordoost-Brabant.

  • 4. Kwetsbare jongeren: Jongeren tot 27 jaar die op grond van hun beperking, lichamelijke, psychische, verstandelijke en/of problemen van sociale aard een risico hebben op voortijdig schoolverlaten en/of structurele werkloosheid. (= definitie uit het Actieplan) (Verwijzing: Art. 4:81. Awb lid 1. Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Lid 2. In andere gevallen kan een bestuursorgaan slechts beleidsregels vaststellen voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.)

  • 5. Noordoost-Brabant: In deze beleidsregels vallen onder Noordoost-Brabant de gemeenten: Boxtel, Haaren, ’s-Hertogenbosch, Vught, Bernheze, Boekel, Schijndel, Sint Michielsgestel, Sint Oedenrode, Uden, Veghel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert, Sint Anhonis, Landerd, Maasdonk, Oss.

  • 6. De werkgever: de contractuele wederpartij van de werknemer bij de arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft de plicht om loon te betalen aan zijn werknemer, dat wil zeggen degene met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft. Als tegenprestatie verricht de werknemer arbeid voor hem. De werknemer is in dienst bij de werkgever.

Artikel 1:2 Juridisch kader

De Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening ‘s-Hertogenbosch 1998 zijn van toepassing. Verder gelden de hieronder opgenomen kaders en criteria.

Artikel 1:3 Toepassing

  • 1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op subsidieaanvragen die worden ingediend in het kader van het Convenant Regionale Aanpak Jeugdwerkloosheid 2009-2011, en de onderliggende Actieplannen voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid Noordoost-Brabant 2009, 2010 en 2011.

  • 2. Als een ingediende subsidieaanvraag ook past in al bestaande regelingen/voorzieningen van de gemeente ‘s-Hertogenbosch of andere gemeenten in Noordoost-Brabant, dan gaat subsidiëring op basis van die regelingen/voorzieningen voor ten opzichte van subsidieverstrekking op grond van deze beleidsregels.

Artikel 1:4 Doelstellingen en kaders

Op basis van deze beleidsregels worden initiatieven gesubsidieerd die bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid en/of het verder ontwikkelen/kwalificeren en activeren van kwetsbare jongeren in de samenleving. De doelstellingen zoals geformuleerd in het Actieplan Brede Aanpak Jeugdwerkloosheid 2010 regio Noordoost-Brabant zijn als volgt:

Prioritaire doelgroep

8 Doelstellingen Noordoost-Brabant 2010

Schoolgaanden met stage (BOL) of leerwerkplek (BBL)

1) Er zijn voldoende erkende leerbedrijven om jongeren een stage of leerwerkplek te bieden

2) Minimaal 80% van de jongeren - instromers en ontslagen jongeren bij een leerkwerkplek- slaagt er ondanks de crisis in om een (nieuwe) leerwerkplek te vinden. Voor de jongeren die daar niet in slagen, wordt voor de meerderheid (80%) een alternatief gevonden

Schoolverlaters langer op school houden

3a) 160 schoolverlaters van VSO/PrO nemen deel aan verlengde schoolperiode in schooljaar 2009-2010

3b) 100 schoolverlaters van VSO nemen deel aan verlengde schoolperiode schooljaar 2010-2011

4) 50% van de jongeren met een MBO diploma kiest ervoor om door te leren. Voor deze jongeren is een geschikt aanbod beschikbaar

Met ontslag bedreigde jongeren in reguliere baan

5) 60% van de jongeren die zich bij het UWV WERKbedrijf melden omdat zij met ontslag worden bedreigd, wordt van werk naar werk bemiddeld

Werkloze jongeren (16-27 jaar) met korte afstand tot de arbeidsmarkt

6) 50% van de jongeren die zich inschrijven bij het UWV WERKbedrijf als niet-werkende werkzoekende wordt binnen 3 maanden bemiddeld naar regulier werk of opleiding

7) Van alle jongeren die langer dan 3 maanden werkloos zijn, wordt 60% op een traject geplaatst

Werkloze jongeren met grote afstand (16-27 jaar) (kwetsbare jongeren) tot de arbeidsmarkt

8) 80% van de jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (zowel nieuwe inschrijvingen als het zittend bestand) heeft een passend aanbod om hun talenten te blijven ontwikkelen

Het realiseren van deze doelstellingen geschiedt door initiatieven gericht op:

  • a.

    het kwalificeren en toeleiden van jongeren naar de arbeidsmarkt als dat op de reguliere manier dreigt te mislukken, en in bijzondere gevallen;

  • b.

    het investeren in kwetsbare jongeren met als doel het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt;

  • c.

    het stimuleren van werkgevers een rol te nemen in het bieden van werkplekken aan kwetsbare jongeren.

Artikel 1:5 Subsidiesoorten

Als soorten van subsidie worden onderscheiden:

  • a.

    interventiesubsidie kwetsbare jongeren;

  • b.

    stimuleringssubsidie voor werkgevers (Baan Bonus en Willen = Kunnen)

Artikel 1:6 Subsidieplafond

Het college kan één of meerdere subsidieplafonds vaststellen voor de in artikel 1:5 genoemde subsidiesoorten.

Hoofdstuk 2 Criteria, algemeen en per subsidiesoort

Artikel 2:1 Algemene criteria

Bij de beoordeling van subsidieaanvragen worden de volgende algemene criteria gehanteerd:

  • 1.

    Het initiatief dient zich te richten op werkloze of met werkloosheid bedreigde of kwetsbare jongeren.

  • 2.

    De beoogde subsidieverlening heeft een incidenteel karakter en betreft geen structurele bekostiging. De uitvoeringsperiode moet uiterlijk op 31 december 2011 eindigen.

  • 3.

    Alleen kosten die na goedkeuring van de subsidieaanvraag worden gemaakt komen in aanmerking voor subsidiëring.

Artikel 2:2 Specifieke criteria voor interventiesubsidies voor kwetsbare jongeren

  • 1. De subsidie richt zich op het toeleiden van kwetsbare jongeren naar een opleiding of naar de arbeidsmarkt.

  • 2. De subsidie richt zich op het nemen van noodzakelijke voorzieningen om een jongere op een begeleidingstraject naar opleiding of werk te krijgen of te houden.

  • 3. De subsidie maakt het mogelijk dat het beoogde begeleidingstraject direct kan worden opgestart of voortgezet en voorkomt daarmee dat de begeleiding van de jongere onaanvaardbaar wordt vertraagd.

Artikel 2:3 Specifieke criteria voor Baan Bonus

  • 1. De subsidie richt zich op het stimuleren van werkgevers jongeren aan te nemen op een beschikbare arbeidsplaats en eventueel scholing te bieden.

  • 2. De werkgever biedt de jongere een arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden voor minimaal 32 uur.

  • 3. De werkgever biedt de jongere scholing, niet zijnde een BBL, om zijn inzetbaarheid te verhogen.

  • 4. De jongere mag in de periode van drie maanden direct voorafgaand aan de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst niet continue inkomen uit arbeid hebben ontvangen. Ter bewijs hiervan zal de jongere een formulier ondertekenen aangaande de drie-maanden-termijn.

  • 5. De datum waarop de aanvraag voor subsidie wordt ingediend moet liggen vóór de datum van ingang van de arbeidsovereenkomst.

  • 6. De subsidie maakt het mogelijk dat de werkgever gedurende 6 of 12 maanden een tegemoetkoming in de kosten van het in dienst nemen van een jongere krijgt, alsmede een tegemoetkoming in de kosten van scholing voor diezelfde jongere.

  • 7. De som van deze subsidie en andere subsidies die van toepassing zijn mag niet uitkomen boven de totale loonkosten van de jongere.

  • 8. De jongere moet de proeftijd van de arbeidsovereenkomst hebben doorlopen waardoor het de verwachting is dat de arbeidsovereenkomst wordt uitgediend.

Artikel 2:4 Specifieke criteria voor Willen = Kunnen

  • 1. De werkgever biedt een jongere die deelnemer is aan het regionale project Willen = Kunnen een arbeidsovereenkomst voor een baan van minimaal 32 uur per week voor minimaal zes maanden.

  • 2. De jongere heeft een WW-uitkering en dus geen recht op een WLA (werkleeraanbod) in het kader van de WIJ, en dus ook geen recht op een loonkostensubsidie uit het Participatiebudget.

  • 3. De datum waarop de aanvraag voor subsidie wordt ingediend moet liggen vóór de datum van ingang van de arbeidsovereenkomst.

  • 4. De som van deze subsidie en andere subsidies die van toepassing zijn mag niet uitkomen boven de totale loonkosten van de jongere.

Hoofdstuk 3 Aanvragen per subsidiesoort

Artikel 3:1 Subsidieaanvrager

  • 1. Aanvragen voor interventiesubsidies kwetsbare jongeren kunnen worden ingediend door de volgende, in Noordoost-Brabant gevestigde instellingen en overheden:

    • a.

      Gemeenten met een werkplein;

    • b.

      Instellingen voor jeugdzorg;

    • c.

      Onderwijsinstellingen in het voortgezet speciaal onderwijs;

    • d.

      Onderwijsinstellingen in praktijkonderwijs;

    • e.

      Onderwijsinstellingen behorend tot het middelbaar beroepsonderwijs;

    • f.

      Justitiële (jeugd)inrichtingen;

    • g.

      Instellingen die lokaal preventief jeugdbeleid uitvoeren;

    • h.

      UWV;

    • i.

      Werkgevers.

  • 2. Subsidieaanvragen voor de Baan Bonus of Willen = Kunnen voor werkgevers kunnen worden ingediend door overheden, bedrijven en instellingen die rechtspersoonlijkheid bezitten en die voornemens zijn een jongere uit de doelgroep in dienst te nemen. De werkgevers hoeven niet in de regio Noordoost-Brabant gevestigd te zijn.

Artikel 3:2 Indienen subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij de Projectleider Jeugdwerkloosheid.

  • 2. De subsidieaanvraag moet worden ingediend aan de hand van een volledig en juist ingevuld format dat daarvoor is opgesteld en met alle vooraf afgesproken bijbehorende bescheiden.

  • 3. De projectleider kan aanvullend op het ingevulde format om extra inlichtingen vragen.

  • 4. Wanneer de subsidieaanvraag niet volledig en juist is ingevuld hanteert het college een hersteltermijn van twee weken na dagtekening van het verzoek om de subsidieaanvraag aan te vullen.

Artikel 3:3 Geen subsidie

Subsidieaanvragen worden zonder meer geweigerd wanneer:

  • 1.

    Het initiatief betrekking heeft op vervanging van aflopende c.q. vervallen regelingen

  • 2.

    Het initiatief conflicteert met bestaand lokaal of regionaal beleid

  • 3.

    Het format voor de subsidieaanvraag (na afloop van de hersteltermijn) niet juist of niet volledig is ingevuld

  • 4.

    Hierdoor de concurrentieverhoudingen onverantwoord worden beïnvloed en/of er verdringing plaatsvindt.

  • 5.

    Er reeds andere re-integratievoorzieningen op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) door het college aan de werkgever zijn verstrekt vergelijkbaar met de subsidie die nu wordt aangevraagd.

  • 6.

    Deze in strijd is met de doelstellingen van deze regeling, te weten het bevorderen dat jongeren duurzaam aan het arbeidsproces deelnemen.

  • 7.

    De som van alle subsidies, fiscale maatregelen zoals afdrachtkortingen en de middelen uit scholings- en opleidingsfondsen hoger is dan de totale loonkosten inclusief werkgeverslasten die de werkgever heeft om de jongere in dienst te nemen.

  • 8.

    Bij de Baan Bonus kunnen per werkgever of groep maximaal drie subsidies aangevraagd worden.

  • 9.

    De werkgever in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard.

Hoofdstuk 4 Beoordeling per subsidiesoort

Artikel 4:1 Beoordeling subsidieaanvragen

De regionale projectleider wordt gemandateerd door het college om subsidieaanvragen te beoordelen en bij positieve beoordeling een beschikking af te geven.

Artikel 4:2 Maximale subsidieverlening per subsidiesoort

De subsidieverlening voor een interventiesubsidie voor kwetsbare jongeren bedraagt maximaal € 3.000,-. Voor dezelfde jongere kan hoogstens twee keer een subsidieaanvraag worden ingediend. Er kan van het maximale bedrag van € 3.000,00 worden afgeweken. Er moet dan goed gemotiveerd worden waarom er een hoger bedrag nodig is. De projectleider neemt hierover in overleg met een daarvoor in het leven geroepen klankbordgroep van vertegenwoordigers van mogelijke aanvragers een besluit. De subsidie voor een loonkostensubsidie voor werkgevers vanuit het project Baanbonus bedraagt maximaal € 1500,- voor een arbeidsovereenkomst van zes maanden, € 3000,- voor een arbeidsovereenkomst van een jaar en maximaal € 1500,- voor scholing (op vertoon van factuur). Per jongere betekent dat een subsidie van maximaal € 4500,-. De subsidie voor een loonkostensubsidie voor werkgevers vanuit het project Willen = Kunnen bedraagt maximaal € 3000,- euro voor een arbeidsovereenkomst van 6 maanden (€ 500,- per maand).

Artikel 4:3 Subsidieplafond.

  • 1. Voor de drie betreffende projecten is een subsidieplafond vastgesteld:

    • a.

      Voor interventiesubsidies is het subsidieplafond vastgesteld op € 90.000,-.

    • b.

      Voor Baanbonus is het subsidieplafond vastgesteld op € 360.000,- plus ESF (totaal € 600.000,-).

    • c.

      Voor Willen = Kunnen is het subsidieplafond vastgesteld op € 66.000,- (voor de tegemoetkoming in de kosten voor de werkgevers).

  • 2. Het subsidieplafond zoals bedoeld in het eerste lid kan tussentijds worden gewijzigd door de regionale stuurgroep aanpak jeugdwerkloosheid Noordoost-Brabant indien extra middelen 2011 voor het voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid worden toegekend. De regionale stuurgroep aanpak jeugdwerkloosheid zal die extra middelen toevoegen aan het project Baan Bonus.

Hoofdstuk 5 Verantwoording per subsidiesoort

Artikel 5:1 Indiening stukken interventiesubsidie kwetsbare jongeren

Bij de Interventiesubsidie dient binnen 4 weken na uitbetaling van de subsidie de factuur van het met de subsidie betaalde item of dienstverlening te worden ingediend bij de projectleider.

Artikel 5:2 Indiening stukken loonkostensubsidie werkgevers

De subsidie wordt vastgesteld na overlegging van een document waaruit blijkt dat de proeftijd van de geboden arbeidsovereenkomst doorlopen en van de ondertekende arbeidsovereenkomst.

Artikel 5:3 Vaststelling subsidies

Het college kan de subsidie ook lager vaststellen als uit de verantwoordingsstukken blijkt dat de werkelijke kosten lager blijken te zijn dan de verleende subsidie. Dit bedrag kan dan eventueel worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6:1 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6:2 In werking treden

Deze beleidsregels treden in werking op 1 maart 2011.

Artikel 6:3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels subsidieverstrekking voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid Noordoost-Brabant.