Regeling vervallen per 31-12-2021

Verordening Wet inburgering

Geldend van 09-07-2009 t/m 30-12-2021

Intitulé

Verordening Wet inburgering

De raad van de gemeente Aa en Hunze

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze nr. 22/04 inzake wijziging van de verordening Wet inburgering,

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid,23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Wet inburgering

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze

    • b.

      de wet: de Wet inburgering (WI);

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald zijn de begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen onder meer gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      één of meerdere informatie- en adviespunten inburgering;

    • b.

      één of meerdere folders of brochures;

    • c.

      website van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo met verwijzing naar landelijke relevante websites;

    • d.

      het beschikbaar stellen van relevante informatie aan intermediaire organisaties.

  • 3.

    Het college beoordeelt tenminste eens in de 4 jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening dan wel een taalkennisvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • de mate waarin inburgering van belang is om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien en de maatschappelijke participatie te bevorderen.

  • het hebben van een opvoedingstaak.

  • de afstand tot de eindtermen van het inburgeringsexamen zoals aangegeven in de Regeling tot uitvoering van de Wet inburgering (Regeling inburgering);

  • motivatie om in te burgeren;

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de kennis van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een aanbod zijn tot deelname aan participatieactiviteiten.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste achttien maandelijkse termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast.

  • 3.

    Indien degene die een eigen bijdrage verschuldigd is algemene bijstand ontvangt verrekent het college indien mogelijk de termijnen van de eigen bijdrage met de algemene bijstand. Het college legt dit vast in de beschikking.

  • 4.

    Indien degene die een eigen bijdrage verschuldigd is een uitkering ontvangt van het Uitvoeringinstituut werknemersverkeringen of de eigenrisicodrager verzoekt het college het Uitvoeringinstituut werknemersverkeringen of de eigenrisicodrager indien mogelijk de eigen bijdrage ten behoeve van het college te verrekenen of in te houden op de uitkering.

Artikel 5a Toekennen van een deelnamebonus.

  • 1.

    Indien de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen dat deel uitmaakt van het inburgerinsgtraject met succes heeft afgerond komt hij in aanmerking voor een deelnamebonus.

  • 2.

    De hoogte van de deelnamebonus komt overeen met de hoogte van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet.

  • 3.

    De deelnamebonus wordt indien mogelijk verrekend met de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen.

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan de intake-gesprekken;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden van ziekte dan wel van andere relevante omstandigheden waardoor niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen vier weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen nederlands als tweede taal l of ll moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage;

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

  • f.

    de voorwaarde waaronder de deelnamebonus wordt toegekend.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 250 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 250 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wetbedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • a.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt € 250 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • b.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt € 500 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • c.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Afstemming van de bestuurlijke boete

  • 1.

    Er wordt geen bestuurlijke boete, zoals bedoeld in artikel 9 en 10 van deze verordening, opgelegd, voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.

  • 2.

    De hoogte van de bestuurlijke boete bedoeld in artikel 9 en 10 van deze verordening wordt afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten

  • 3.

    Bij de afstemming bedoeld in het tweede lid wordt zo nodig rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding heeft plaats gevonden.

Artikel 12 Hardheidsclausule.

De ISD kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening indien zij van mening is dat de inburgeringsplichtige in bijzondere omstandigheden verkeert waardoor toepassing van deze verordening niet tot het beoogde of gewenste doel leidt, te weten het aanbieden van een inburgeringsvoorziening en taalkennisvoorziening om het inburgeringsexamen met succes af te ronden.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering.

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1.

    De Verordening Wet inburgering vast te stellen.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de dag van bekendmaking.

Ondertekening

Voorzitter Griffier

Algemene toelichting

Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet inburgering (WI) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht vanaf 1 november 2007.

  • Het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2008.

  • Het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeringsplichtige die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging werkt terug vanaf 1 september 2008.

Deze verordening Wet inburgering is aangepast aan de gewijzigde wet.

Met deze verordening is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 19a van de WI biedt om het college de bevoegdheid te geven inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringplichtigen wordt gedaan.

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen die een MBO-opleiding op niveau 1 of 2 gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

In de startnotitie van Inburgeraar naar burger en het visiedocument Integrale uitvoering Wet werk en bijstand is de visie geformuleerd die ten grondslag ligt aan de keuzes die de gemeente maakt voor de manier waarop hij de Wet inburgering wil uitvoeren. Die keuzes hebben betrekking op de drie taken waar de gemeente voor staat bij de uitvoering van de WI: informeren, ondersteunen, en handhaven.

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Om verschillende redenen vinden we het van groot belang om te zorgen voor een kwalitatief hoogwaardige informatievoorziening. In de eerste plaats omdat een groot deel van deze doelgroep de weg zowel lokaal als regionaal onvoldoende kent. Een goede wegwijzer en adviseur aan het begin kan ervoor zorgen dat inburgeraars over voldoende kennis beschikken om een afgewogen keuze te maken voor de meest passende inburgeringsactiviteiten. Tevens kan een goede informatievoorziening ervoor zorgen dat inburgeraars ook díe ondersteuning ontvangen waar zij recht op hebben.

In de tweede plaats is een goede informatievoorziening noodzakelijk om te wijzen op rechten en plichten die horen bij de inburgering.

Het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    Asielmigranten (verblijfsvergunning zoals bedoeld in artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000)

  • 2.

    Geestelijk bedienaren

  • 3.

    Uitkeringsgerechtigden

  • 4.

    Oudkomers zonder inkomen uit arbeid of uitkering

Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle inburgeringsplichtigen asielmigranten en aan inburgeringsplichtingen die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI). Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de uitkeringsgerechtigden en oudkomers zonder inkomsten en/of uitkering kan het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, WI). Met ingang van 1 november 2007 kan de gemeente aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen.

Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die er toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal l of ll en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het examen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19 derde lid WI).

Voor inburgeringsplichtige asielmigranten bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19 zesde lid).

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of een taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

De gemeente gaat de inburgeringstrajecten die ze aanbiedt op basis van de nieuwe Wet inburgering in alle gevallen koppelen aan activiteiten die gericht zijn op begeleiding naar werk of andere maatschappelijke activiteiten zoals stages en vrijwilligerswerk. De wet biedt de gemeente de mogelijkheid om een aantal groepen met voorrang te ondersteunen. Vanuit de visie en om de reïntegratie en de maatschappelijke participatie te bevorderen kiest de gemeente voor mensen die gemotiveerd zijn om in te burgeren, mensen die de ondersteuning het hardst nodig hebben, mensen die een opvoedende taak hebben of mensen voor wie inburgering van belang is om werk te krijgen.

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Het opleggen van een boete is onderdeel van de handhavingstaak van de gemeente. Uitgangspunt bij de invulling van de handhavingstaak is dat handhaving moet bijdragen aan het doel van de wet, namelijk zorgen voor inburgering. De aangetoonde inzet om in te burgeren zal leidend zijn bij het al dan niet opleggen van boetes. Daarbij zullen we rekening houden met persoonlijke omstandigheden. Wat betreft de hoogte van de boetes zowel als wat betreft de werkwijze willen we zoveel mogelijk aansluiten bij het handhavingsregime binnen de Wet werk en bijstand.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening, tenzij in de verordening anders is bepaald.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Het eerste lid geeft het algemene kader aan voor de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen.

In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven.

In de eerste plaats is dat de inrichting van één of meerdere informatie- en adviespunten inburgering. Bij de ISD, Stationsstraat 30-32 te Assen zal een informatie-en adviespunt worden ingericht. De ISD is de verantwoordelijke dienst voor de uitvoering van de inburgering. De ISD zal een ruimere invulling geven aan de informatievoorziening dan de wet van gemeenten vraagt. Naast informatie geven wil de gemeente inburgeringsplichtigen ook adviseren wanneer zij daar behoefte aan hebben.

Ook via folders, brochures en informatie op internet wordt invulling gegeven aan de informatiefunctie. Voor het bereiken van inburgeringsplichtigen, vooral oudkomers, ziet de gemeente een belangrijke rol weggelegd voor ‘intermediaire organisaties’. De gemeente zal hierover afspraken maken.

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

Het college heeft wel de ruimte om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen (maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, WI). Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan deze twee groepen inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel worden de criteria benoemd op grond waarvan de gemeente kiest wie zij bij voorrang een inburgeringsaanbod wil doen. De genoemde criteria zijn alle even belangrijk. Het criterium genoemd onder a gaat niet vóór het criterium genoemd onder b. We streven naar een mix van de doelgroepen aan de hand van de criteria aan wie wij bij voorrang een aanbod willen doen.

Onderstaand staan we kort stil bij deze criteria.

Motivatie om in te burgeren

Degenen die ons vragen om een inburgeringsaanbod, willen we bij voorrang een aanbod doen (voor zover ze vallen onder de groepen aan wie de gemeente een aanbod mag doen). Dit kan zowel gaan om mensen die onder de inburgeringsplicht vallen als om vrijwillige inburgeraars (burgers die genaturaliseerd zijn) als er sprake is van een inburgeringsachterstand. Onder de gemotiveerden vallen ook degenen die vóór inwerkingtreding van de WI al hebben deelgenomen aan een inburgeringstraject, maar nog niet voldoen aan de eisen van het inburgeringexamen van de WI.

De afstand tot de eindtermen van het inburgeringsexamen zoals aangegeven in de Regeling tot uitvoering van de Wet inburgering (Regeling inburgering)

Degenen met de grootste achterstand wil de gemeente bij voorrang een inburgeringaanbod doen. Het criterium zoals hier geformuleerd is daar een vertaling van. De gemeente vindt het van belang om ondersteuning te bieden aan diegenen die dit het hardst nodig hebben. Dat zijn in de eerste plaats inburgeraars die niet kunnen lezen en schrijven, of geen kennis hebben van Latijns schrift.

De mate waarin inburgering van belang is om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien

Werk is een belangrijk onderdeel van het integratieproces. Dat betekent dat we als gemeente prioriteit willen geven aan personen die nog niet op de arbeidsmarkt actief zijn. We zullen dus uitkeringsgerechtigde oudkomers actief ondersteunen bij hun voorbereiding op het vinden van werk én het behalen van het inburgeringsexamen. Voor de uitkeringsgerechtigden met een arbeidsplicht zal het aanbod een gecombineerd aanbod zijn van inburgering én reïntegratie. Uitkeringsgerechtigde inburgeraars kunnen een bijstandsuitkering ontvangen maar ook een uitkering van het UWV of van een eigenrisicodrager.

Het hebben van een opvoedingstaak

De gemeente wil inzetten op de toekomst van de jeugd. Allochtone vrouwen spelen via de opvoeding een belangrijke rol bij de integratie van de volgende generatie. Het is van belang dat opgroeiende kinderen zo snel mogelijk volwaardig onderdeel uitmaken van de Nederlandse samenleving. De eigen ontwikkeling van vrouwen op het gebied van participatie en zo mogelijk werk is daarbij belangrijk. Dat betekent dat wij als gemeente prioriteit willen geven aan inburgeraars die een minderjarig kind opvoeden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vaststelt. Om een passend aanbod te kunnen doen wil de gemeente gebruik maken van de uitkomsten van een onafhankelijke begintoets waarin het startniveau van de inburgeraar wordt beoordeeld. Bij het bepalen van de passendheid kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    de kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan gedacht worden aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

Als gemeente vinden we het van belang dat inburgeraars de gelegenheid krijgen om de kennis die zij opdoen direct in de praktijk te kunnen inzetten. Daarom kiezen we er voor om altijd een ‘duaal’ aanbod te doen. We combineren een inburgeringsaanbod dus altijd met reïntegratie- of participatieactiviteiten. Dat betekent dat wij alleen gecombineerde trajecten inkopen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270.

In de memorie van toelichting van de wet staat aangegeven dat bij het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage de positie van uitkeringsgerechtigden als vertrekpunt is gekozen, en dat een bedrag van € 15 per maand proportioneel wordt geacht.

In lid 1 van dit artikel wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige de eigen bijdrage in achttien maandelijkse termijnen betaalt. Dat betekent een bedrag van € 15 per maand. Lid 2 dient er toe om vast te leggen dat de inburgeringsplichtige wordt geïnformeerd over de termijnen waarin de eigen bijdrage dient te worden betaald.

Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Van deze mogelijkheid willen wij gebruik maken. Dat is geregeld in lid 3. In dat lid wordt ook vastgelegd dat de betrokken inburgeringsplichtige daarover wordt geïnformeerd. Of er daadwerkelijk verrekend kan worden hangt af van de beschikbare ruimte in de uitkering, of er bv. beslag op de uitkering is gelegd door schuldeisers en of er andere verrekeningen plaats vinden.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV of van een eigenrisicodrager ontvangt, kan het college het UWV of de eigenrisicodrager verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV of de eigenrisicodrager de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Daarvan willen wij gebruik maken. Dat is bepaald in lid 4 van dit artikel. Werkgevers kunnen het financiële risico van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bij UWV onderbrengen of het zelf dragen (en eventueel daarvoor een polis afsluiten bij een private verzekeraar). Als ze het zelf dragen zijn het zogenaamde eigenrisicodragers. Ook hier geldt dat moet blijken of verrekening in de praktijk mogelijk is.

Artikel 5a Toekennen van een deelnamebonus.

Teneinde deelname aan een inburgeringstraject zoveel mogelijk te stimuleren wordt een deelnamebonus ingesteld. De inburgeringsplichtige heeft recht op een bonus indien het door het college vastgestelde inburgeringstraject met succes heeft afgerond. De inburgeringsplichtige moet het examen hebben behaald om voor een bonus in aanmerking te komen.

De deelnamebonus heeft dezelfde hoogte als de te betalen eigen bijdrage. Omdat de bonus met de nog te betalen eigen bijdrage –zo mogelijk- wordt verrekend (derde lid) is het effect daarvan dat in dat geval feitelijk geen eigen bijdrage meer hoeft te worden betaald.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

De bepalingen in dit artikel spreken voor zich.

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat een dergelijk aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid).

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn). In beleidsregels zal worden vastgesteld wat de gevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

In de leden 3 en 4 worden termijnen vastgelegd. In lid 3 is de termijn genoemd waarbinnen de inburgeringsplichtige aan het college laat weten of hij het aanbod al dan niet aanvaardt. In lid 4 staat de termijn aangegeven waarbinnen het college bij aanvaarding van het aanbod, het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening neemt. In beide situaties gaat het om een termijn van 4 weken.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI) of taalkennisvoorziening. Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Dit betreft de uiterste datum waarop het examen moet zijn behaald. De gemeente kan als verplichting bij de ter beschikking gestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening opnemen een datum voor het deelnemen aan het inburgeringsexamen. Dit kan bv. 2 jaar na de start van het inburgeringstraject zijn. Deze mogelijkheid is bepaald bij artikel 6, onder c van de Verordening.

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening van start gaat).

Onderdeel f heeft betrekking op de deelnamebonus.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

Wat betreft de hoogte van de boetes sluiten we aan bij het handhavingsregime zoals dat geldt binnen de Wet werk en bijstand en zoals dat is neergelegd in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand. De hier genoemde bedragen zijn ongeveer even hoog als de bedragen die het resultaat zijn van de percentages zoals genoemd in de Afstemingsverordening en ze corresponderen met de soort overtreding. De bedragen genoemd in deze verordening zijn het resultaat van het van toepassing zijnde percentage van de echtpaarnorm. Het niet behalen van het inburgeringsexamen (artikel 9, lid 3) zien we als een zelfde soort overtreding als het onvoldoende meewerken aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening c.q. de verplichtingen die zijn opgelegd bij de afgegeven inburgeringsbeschikking (artikel 9, lid 2). De boetes zijn dan ook qua hoogte gelijk.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.

De in dit artikel genoemde bedragen zijn een verdubbeling van de bedragen genoemd in artikel 9. Dit sluit ook aan bij het handhavingsregime Werk werk en bijstand van de gemeente. Ook dan is in geval van recidive sprake van een verdubbeling van de eerder opgelegde maatregel.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, daarvoor is een termijn van 12 maanden vastgelegd in de verordening. Wederom in overeenstemming met de Afstemmingsverordening.

In het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen legt het college een boete op van € 500. Dit is geregeld in het derde lid van artikel 10.

Artikel 11 Afstemming van de bestuurlijke boete

De in de artikelen 9 en 10 van de verordening opgenomen bedragen zijn geen gefixeerde bedragen, in de zin dat ze altijd zullen worden opgelegd. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien zal het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Wanneer de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten leggen we geen bestuurlijke boete op. Bijvoorbeeld als blijkt dat het niet slagen voor het inburgeringsexamen niet aan de inburgeringsplichtige kan worden verweten. In de wet is dit aangegeven in artikel 38. Voor de duidelijkheid en de volledigheid is wat in artikel 38 WI staat, opgenomen in artikel 11 van de Verordening.

Artikel 12 Hardheidsclausule.

Dit artikel geeft de ISD de bevoegdheid om in individuele gevallen ten gunste van de belanghebbende te beslissen als blijkt dat een strikte toepassing van de bepalingen in die specifieke omstandigheden voor de inburgeringsplichtige niet tot het beoogde of gewenste doel leidt, te weten de deelname aan de taalkennisvoorziening en de deelname aan het inburgeringsgexamen.

Belangrijk is dat het hier gaat om een bevoegdheid van de ISD en niet om een afdwingbaar recht van de belanghebbende.

Artikel 13 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14 Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.