Regeling vervallen per 01-03-2007

Verordening boete Wet inburgering nieuwkomers

Geldend van 01-01-2005 t/m 28-02-2007

Intitulé

Verordening boete Wet inburgering nieuwkomers

De raad van de gemeente Aa en Hunze;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze;

gelet op artikel 18 lid 7 van de Wet inburgering nieuwkomers;

Besluit:

vast te stellen de hierna volgende verordening:

Verordening boete Wet inburgering nieuwkomers.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De begripsomschrijvingen in artikel 1 van de Wet inburgering nieuwkomers zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Afstemming en dringende redenen

  • 1.

    Bij het opleggen van een boete wordt deze verordening in acht genomen, onverminderd het bepaalde in artikel 18, tweede en vierde, lid van de Wet inburgering nieuwkomers.

  • 2.

    Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt wordt geen boete opgelegd.

Artikel 3 Hoogte van de boete

  • 1.

    De boete bedraagt 50% van de bijstandsnorm die voor de nieuwkomer geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn.

  • 2.

    Bij herhaling van een gedraging als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Wet inburgering nieuwkomers binnen twaalf maanden nadat aan de nieuwkomer terzake van die gedraging een boete is opgelegd, bedraagt de boete 100% van de in het eerste lid bedoelde bijstandsnorm.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening boete Wet inburgering nieuwkomers.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aa en Hunze op 27 oktober 2004.
De voorzitter, De griffier,
Drs. R.W. Munniksma T.Santes

Toelichting verordening boete Wet inburgering nieuwkomers.

Op 1 januari 2004 zijn de Wet werk en bijstand (WWB) en de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Invoeringswet WWB) in werking getreden. De WWB vervangt onder meer de Algemene bijstandswet (Abw). Met de WWB is de beleidsmatige en financiële verantwoordelijkheid voor de reïntegratie en inkomensondersteuning van mensen die daarop aanspraak kunnen maken, volledig aan de gemeenten overgedragen.

Met de invoering van de WWB wordt ook de WIN gewijzigd. Het college moet in een gemeentelijke verordening nadere regels stellen met betrekking tot het opleggen van de administratieve boete in het kader van de WIN.

Op grond van artikel 18, eerste lid, van de WIN moet het college een boete opleggen als een nieuwkomer in strijd handelt met een uit de WIN voortvloeiende, in de betreffende bepaling nader aangeduide verplichting. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting een inburgeringsprogramma te volgen.

Relatie met het maatregelenbeleid WWB

Voor zover het gaat om nieuwkomers die bijstand ontvangen, blijft een boete achterwege als voor dezelfde gedraging een maatregel, in de vorm van een verlaging van de bijstand, is opgelegd. Daarbij is van belang dat het volgen van een inburgeringsprogramma als verplichting aan de bijstand kan worden verbonden. Het verwijtbaar niet-nakomen van die verplichting leidt, net als onder de Abw, op grond van de WWB en de hierboven genoemde Afstemmingsverordening WWB tot een verlaging van de bijstand met eveneens 50% van de bijstandsnorm gedurende een maand. Bij recidive binnen twaalf maanden nadat een maatregel is opgelegd wordt de duur verdubbeld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De begrippen in deze verordening hebben dezelfde betekenis als in de WIN.

Het begrip bijstandsnorm, waaraan de hoogte van de boete is gerelateerd, is ontleend aan de WWB. Het is het normbedrag per maand waarop krachtens de WWB aanspraak gemaakt kan worden als men over onvoldoende middelen beschikt om te kunnen voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De hoogte van het bedrag is onder meer afhankelijk van de woon- en leefsituatie. De hoogte van de toeslagen en verlagingen is geregeld in de Toeslagenverordening WWB.

Ook het begrip maatregel is aan de WWB ontleend. Een maatregel wordt toegepast als een bijstandsgerechtigde de aan de bijstand verbonden verplichtingen niet of onvoldoende nakomt. Een maatregel bestaat uit een tijdelijke verlaging van de bijstand. De verlagingen zijn geregeld in de Afstemmingsverordening WWB.

Artikel 2

Artikel 18, tweede lid, WIN bepaalt dat de hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van het feit, de omstandigheden waarin de nieuwkomer verkeert en de mate van verwijtbaarheid. Verder kan het college op grond van artikel 18, vierde lid, WIN afzien van het opleggen van een boete als daarvoor dringende redenen zijn. Gelet op de mogelijkheden om op grond van de in artikel 2, tweede lid, van deze verordening genoemde criteria al een vergaande individualisering toe te passen, in het bijzonder doordat rekening gehouden kan worden met de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende, zal er slechts in zeer uitzonderlijke situaties aanleiding zijn om toepassing aan deze bepaling te geven. De dringende redenen kunnen geen verband houden met de omstandigheden waaronder een verplichting niet is nagekomen, maar uitsluitend gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de gevolgen die een maatregel voor een belanghebbende heeft.

In het eerste lid is bepaald dat die uitgangspunten onverkort van kracht blijven bij toepassing van deze verordening. Het maakt het mogelijk maatwerk te leveren en af te wijken van de standaardboete als de bijzondere omstandigheden van het geval daar aanleiding toe geven.

In het tweede lid is, om ieder mogelijk misverstand daarover uit te sluiten en in navolging van artikel 18, tweede lid, WWB expliciet bepaald dat geen boete wordt opgelegd als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 3

Voor de hoogte van de boete is aansluiting gezocht bij de verlaging die een belanghebbende zou krijgen indien hij/zij bijstandsgerechtigd was. In artikel 10 van de afstemmingsverordening WWB is de verlaging bepaald op 50% van de bijstandsnorm, indien belanghebbende niet of in onvoldoende mate gebruik maakt van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling.