Regeling vervallen per 01-01-2013

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze 2012

Burgemeester en wethouders van Aa en Hunze;

overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen ten behoeve van te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, persoonsgebonden budgetten, de eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning;

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze 2011;

besluiten:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In dit Besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • b.

    Verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze 2011;

  • c.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • d.

    Financiële tegemoetkoming: een gehele of gedeeltelijke vergoeding voor de in het kader van de Wmo gemaakte kosten van een verleende voorziening;

  • e.

    Forfaitaire (gemaximeerde) vergoeding: een bijdrage ineens die los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens;

  • f.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt;

  • g.

    Normbedrag: een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding;

  • h.

    Eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden;

  • i.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

  • j.

    Goedkoopst adequaat: naar objectieve maatstaven doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de specifieke situatie van de cliënt en niet duurder dan noodzakelijk;

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming

Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien er een ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

  • 3.

    De budgethouder is verplicht op verzoek van het college, voor zover van toepassing, te verstrekken

    • a.

      de nota / factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      een overzicht van de salarisadministratie.

  • 4.

    De controle van het persoonsgebonden budget door de gemeente vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10 procent van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Artikel 3. Regels rond verstrekking en verantwoording financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Degene die in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming:

    • a.

      mag de financiële tegemoetkoming uitsluitend gebruiken voor betaling van een voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • b.

      dient, voor zover van toepassing, een voorziening aan te schaffen die geschikt en kwalitatief verantwoord is;

    • c.

      dient de rekeningen en betalingsbewijzen op verzoek aan het college te overleggen.

  • 2.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming en bedraagt €3.096,32. Het bedrag is bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het Huishouden

Artikel 4. Beleidsregels

Ter uitvoering van artikel 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2011 gelden de regels of en in hoeverre een persoon is aangewezen op hulp bij het huishouden, opgenomen als Bijlage 1 en 2 bij het Verstrekkingenboek, als beleidsregels.

Artikel 5. Vaststelling bedragen persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Het uurbedrag voor huishoudelijke hulp in de categorie 1 bedraagt € 14,25.

Het uurbedrag voor huishoudelijke hulp in de categorie 2 bedraagt € 20,55.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 6. Algemene woonvoorziening

De algemene woonvoorziening als bedoeld in artikel 13 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Aa en Hunze 2011 kan bestaan uit een woonvoorziening voor zover deze een bedrag van € 500 niet te boven gaat.

Artikel 7. Hoogte persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen

Artikel 8. Hoogte van vergoeding voor het bezoekbaar maken van een woonruimte

De hoogte van het door het college van burgemeester en wethouders te verlenen tegemoetkoming voor de kosten van het bezoekbaar maken van een woonruimte als bedoeld in artikel 19 lid 2 de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2011 bedraagt maximaal € 2.328,--.

Artikel 9. Hoogte van vergoeding voor de kosten van tijdelijke huisvesting

De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 lid d van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2011 bedraagt:

  • a.

    de werkelijke kosten met een maximum van € 466,-- per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

  • b.

    de werkelijke kosten met een maximum van € 233,-- per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

Artikel 10. Hoogte van een vergoeding voor de kosten van huurderving

De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving, als bedoeld in artikel 15 lid e van de Verordening maatschappelijke ondersteuning is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, doch niet meer dan de helft van de werkelijke kosten.

Artikel 11. Terugbetaling bij verkoop.

Op de terugbetaling bij verkoop als bedoeld in artikel 21 van de Verordening is de volgende wijze van afbetaling van toepassing:

  • a.

    De hoogte van het terug te betalen bedrag is gelijk aan de waardestijging verminderd met 10% per jaar.

  • b.

    Ter uitvoering van lid a, is de eigenaar van de woning verplicht na één maand van het passeren van de acte het college op de hoogte te stellen.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 12. Hoogte persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald over een periode van 5 jaar.

Artikel 13. Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 25 lid 2 onder b van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2011 is een forfaitaire (gemaximeerde) vergoeding. Voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de volgende normbedragen:

  • a.

    voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een bedrag van € 135, - (benzine handgeschakeld en diesel) en € 150, - (benzine automatische transmissie);

  • b.

    voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi geldt een normbedrag van € 3.991, -;

  • c.

    voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een normbedrag van € 4.979, -.

Bovenstaande bedragen zijn normbedragen. Dat houdt in dat alleen de reëel gemaakte kilometers vergoed worden, tot maximaal de normbedragen.

Artikel 14. Hoogte kooppas collectief vervoer

Het bedrag dat per jaar bij de cliënt in rekening wordt gebracht voor deelname aan het systeem van collectief vervoer door middel van een kooppas is vastgesteld op een bedrag van € 538, -.

Hoofdstuk 6. Rolstoelen

Artikel 15. Hoogte persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen, en onderhoud en reparatie

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 16. Verplicht advies en samenhangende afstemming

  • 1.

    Het advies ex artikel 30 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning wordt uitgevoerd door de MO-zaak.

  • 2.

    Om het verkrijgen van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager, waaronder de financiële omstandigheden, het sociaal netwerk en de mantelzorg.

  • 3.

    Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Ondertekening

Gieten, 13 maart 2012
Het college van de gemeente Aa en Hunze,
de heer mr. F. Snoep de heer drs. H.F. van Oosterhout
secretaris burgemeester

Toelichting

Inleiding

In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Het eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit uitgewerkt hoe de bedragen van het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming worden vastgesteld. In de volgende hoofdstukken komen de hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen afzonderlijk aan de orde. In hoofdstuk 7 tot slot wordt geregeld door welk adviesorgaan advies wordt en hoe de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals genoemd in artikel 5 van de wet, wordt geregeld.

Hoofdstuk 1. Algemeen

De definities spreken voor zich.

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming

Algemeen

De systematiek van de Verordening is dat steeds algemene voorzieningen en collectieve voorzieningen, waaronder collectief vervoer, voorgaan op individuele voorzieningen. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waartegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd. Ook voor het collectief vervoer is er geen persoonsgebonden budget mogelijk. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd.

Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording persoonsgebonden budget

2.1.

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

2.2.

Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene of collectieve voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Op verzoek van de aanvrager kan verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen.

  • a.

    Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als een algemene of collectieve voorziening een goede en snelle oplossing biedt.

  • Er wordt ook geen persoonsgebonden budget verstrekt voor een algemene of collectieve vervoersvoorziening. In een Algemeen Overleg over een aan de Wmo verwante zaak, het bovenregionale vervoer Valys, heeft de Tweede Kamer op 29 maart 2006 uitgesproken dat de mogelijkheid om de klant te laten kiezen voor een persoonsgebonden budget niet bedoeld is om goed draaiende systemen, zoals bijvoorbeeld een collectief vervoerssysteem, in gevaar te brengen. Als bijvoorbeeld in plaats van collectief vervoer (een voorziening in natura) een persoonsgebonden budget zou moeten worden verstrekt, zou de mogelijkheid bestaan dat door een leegloop van het collectief vervoer de basis onder dit vervoer uit zou vallen. Voor diegenen die afhankelijk zijn van collectief vervoer zou zo een naturavoorziening wegvallen.

  • b.

    Daarnaast zal ook in situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dit als contra-indicatie worden opgevat. Hierop wordt nader ingegaan in het Verstrekkingenboek.

Artikel 3. Regels rond verstrekking en verantwoording financiële tegemoetkoming

3.1.

Hier worden de voorwaarden genoemd waaraan iemand moet voldoen wanneer hij een, al dan niet forfaitaire, financiële tegemoetkoming ontvangt.

3.2.

De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze zoals bij de WVG gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt in de vorm van een forfaitaire financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is niet per se kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een forfaitaire financiële tegemoetkoming worden aangevraagd. Het bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Zie brief van de staatssecretaris van WVS vergaderjaar 2001-2002 kamerstuk 27 841 / 10.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 4. Beleidsregels

De protocollen Gebruikelijke zorg en Indicatiestelling voor huishoudelijke verzorging van het Centrum indicatiestelling zorg zijn, aangepast aan de gemeentelijke regelgeving, opgenomen als beleidsregels in bijlagen 1 en 2 van het Verstrekkingenboek.

Artikel 5. Vaststelling bedragen persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Het uurbedragen voor hulp bij het huishouden in de categorie 1 en categorie 2 worden jaarlijks geïndexeerd.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 6. Algemene woonvoorzieningen

In artikel 1 onder g van de Verordening is bepaald dat een algemene voorziening een voorziening is die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. De beperkte toegangsbeoordeling bestaat uit de inname van een verkorte aanvraag. Bij de beperkte toegangsbeoordeling past geen inkomenstoets. Een eigen bijdrage wordt alleen geheven bij individuele voorzieningen; de algemene voorziening kent geen eigen bijdrage. Een algemene voorziening wordt eveneens slechts in natura, niet in de vorm van een persoonsgebonden budget, aangeboden.

Met de introductie van de algemene voorziening wil de gemeente een aanvraag versneld afhandelen. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan een wens die al was neergelegd in het Protocol WVG (ondertekend 26 maart 2002). Daarin wordt ondermeer gesteld dat voor `kleine’, goedkopere voorzieningen volstaan kan worden met een lichte en vooral snelle procedure.

Artikel 7. Hoogte persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen

Artikel 7.1

Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen.

Artikel 7.2

Een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten is een forfaitaire vergoeding. In artikel 1 onder e. is de forfaitaire of gemaximeerde vergoeding gedefinieerd als een bijdrage ineens die los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt. Deze forfaitaire vergoeding is te onderscheiden van een financiële tegemoetkoming zoals gedefinieerd in artikel 1 onder d. Alleen op een dergelijke financiële tegemoetkoming kan een eigen aandeel ingehouden worden.

Artikel 7.3

Als de aanpassingskosten in de huidige woning een bedrag van € 8.381,-- niet te boven gaan wordt het primaat van verhuizen niet opgelegd.

Artikel 8. hoogte van vergoeding voor het bezoekbaar maken van een woning

Het bezoekbaar maken van een woonruimte was onder de WVG een bovenwettelijke voorziening. Kenmerk van deze bovenwettelijke voorziening is dat de verplichtingen van de gemeente niet verder reiken dan hetgeen er in de verordening is geregeld, hetgeen onder de WVG ook in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is bevestigd. De tegemoetkoming kan daarom ook een forfaitair bedrag zijn en hoeft niet gerelateerd te zijn aan werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 11. Terugbetaling bij verkoop

Artikel 21 van de verordening geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk bij verkoop binnen 10 jaar een bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald. De periode begint op het moment dat de akte gepasseerd is.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 12. Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorziening

Bij vervoersvoorzieningen moet met name gedacht worden aan scootermobiels. Eenvoudig gezegd komt deze regel neer op een vergoeding van de huurprijs die maandelijks aan de leverancier betaald wordt over 5 jaar. In die huurprijs is een bedrag opgenomen voor reparatie en onderhoud. Stel dat een huurprijs van € 40,-- per maand betaald wordt, dan wordt het persoonsgebonden budget € 40,-- x 60 is € 2.400,--.

Artikel 13. Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

  • a.

    De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto wordt gesteld op € 0,09 (benzine handgeschakeld en diesel) of € 0,10 (benzine automatische transmissie). Dat zou voor 1500 kilometer komen op resp. € 135,-- en € 150,--. Deze kilometervergoeding is ontleend aan de Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2011.

  • b.

    De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi wordt gebaseerd op de Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer. Het bedrag daar per kilometer is € 2,43. Daarnaast kan per keer ook een instaptarief van € 8,32 gedeclareerd worden. Bij dit instaptarief zitten de eerste twee kilometers. De bedragen worden uitgekeerd op declaratiebasis. Maximaal mag 1500 kilometer per jaar gereden worden. Als iemand 100 keer per jaar 15 kilometer reist kan hij dan vergoed krijgen 100 x € 8,32 = € 832 en 100 x 13 km = € 3.159. Tezamen is dit € 3.991,--.

  • c.

    De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi wordt gebaseerd op de Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer. Het bedrag per kilometer is € 2,79. Daarnaast kan per keer een instaptarief van € 13,52 gedeclareerd worden. In dat instaptarief zitten weer de eerste 2 kilometer. De bedragen worden uitgekeerd op declaratiebasis. Maximaal mag er 1500 kilometer gereden worden. Als iemand 100 keer per jaar 15 kilometer reist kan hij vergoed krijgen 100 x € 13,52 = € 1.352 en 100 x 13 kilometer = € 3.627,--. Tezamen is dit een bedrag van € 4.979,--.

Dit zijn allemaal jaarbedragen. De kilometervergoedingen zijn steeds forfaitaire tegemoetkomingen. Hierbij past het niet een eigen aandeel in rekening te brengen.

Artikel 14. Hoogte kooppas collectief vervoer

Stap 1: Het bedrag dat bij cliënten met een kooppas in rekening wordt gebracht, wordt berekend op grond van het peiljaar. Het peiljaar is het jaar waarvoor de berekening geldt. Dit wordt aangeduid als het jaar t. De kosten van het collectief vervoer voor het jaar (t-2) worden gedeeld door het aantal gebruikers van het collectief vervoer op 31-12-(t-2).

Stap 2: Het bedrag van stap 1 wordt vervolgens geïndexeerd met het gemiddelde kostenontwikkeling percentage taxivervoer voor het betreffende peiljaar. Hierbij wordt de door de contractpartners collectief vervoer gebruikte NEA-index toegepast. Het hiermee tot stand gekomen (afgeronde) jaarbedrag wordt vervolgens gedeeld door 4 (kwartalen).

Het bedrag dat met de stappen 1 en 2 wordt vastgesteld mag vanaf het eerstvolgende jaar (2012) maximaal leiden tot een jaarlijkse afwijking van 5% ten opzichte van het voorgaande jaar.

Hoofdstuk 6. Rolstoelen

Artikel 15. Hoogte persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen, en onderhoud en reparatie

Er wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening (zoals in de verordening bepaald). Het bedrag wordt verhoogd met de gemiddelde kosten van onderhoud en reparatie aan vergelijkbare rolstoelen. Dit bedrag wordt genomen uit het één na laatste volledige kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de voorziening wordt toegekend. Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen doorgaans per rolstoel plaats.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 16. Verplicht advies en samenhangende afstemming

Lid 1: De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bepaalt in artikel 33 lid 2 dat in bepaalde situaties verplicht advies gevraagd moet worden.

In artikel 17 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten is geregeld dat geen aanbestedingsprocedure hoeft te worden gevolgd volgens regels van de EU wanneer een overheidsopdracht wordt gegund aan een andere aanbestedende dienst op basis van een uitsluitend recht dat deze aanbestedende dienst geniet. Voor wat betreft de medische (en andere) adviezen is van deze regel gebruik gemaakt door dit alleenrecht te gunnen aan het Centrum indicatiestelling zorg.

Lid 2

De Verordening bepaalt in artikel 33 dat het college onderzoek verricht naar de situatie van de aanvrager bij de verstrekking van individuele voorzieningen. De omvang van het onderzoek zoals hier vermeld is ontleend aan artikel 6 van het Zorgindicatiebesluit (AWBZ). Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.