Maatregelenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Aa en Hunze

Geldend van 04-02-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Maatregelenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Aa en Hunze

De raad der gemeente Aa en Hunze;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze,

d.d. , nummer ;

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel b en 41, eerste lid, van de Wet Investeren in Jongeren,

overwegende dat het noodzakelijk is het verlagen van uitkeringen van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij wijze van sanctie bij verordening te regelen

besluit:

vast te stellen:

Maatregelenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Aa en Hunze

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

    • b.

      WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

    • c.

      Maatregel: de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;

    • d.

      Benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening op grond van de wet;

    • e.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze.

Artikel 2. Afstemming

  • 1.

    Onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5. Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de jongere in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van de jongere kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      De vereiste spoed zich daartegen verzet; of

    • b.

      De jongere reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

    • c.

      De jongere niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 11, vierde lid, van de wet, werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 44 van de wet; of

    • d.

      Het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 41, tweede lid, van de wet, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;

    • b.

      Het college dringende redenen aanwezig acht.

  • 2.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de jongere daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7. Ingangsdatum

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekendgemaakt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de gesanctioneerde gedraging komt te liggen.

Artikel 8. Samenloop

  • 1.

    Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is.

HOOFDSTUK 2. HET NIET NAKOMEN VAN DE VERPLICHTINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 45 VAN DE WET

Artikel 9. Indeling in categorieën

Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      Het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      Het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • b.

      Het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

    • c.

      Het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling;

    • d.

      Het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten;

    • e.

      Het zich niet onderwerpen aan een, door een onafhankelijke arts vastgestelde, noodzakelijke behandeling van medische aard die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmert.

Artikel 10. De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    De maatregel wordt vastgesteld op:

    • a.

      20 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      50 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de tweede categorie.

  • 2.

    De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

  • 3.

    In afwijking van het vorige lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

HOOFDSTUK 3. NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT

Artikel 11. Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

  • 1.

    Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt een maatregel opgelegd van 5 procent van de WIJ-norm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan van het opleggen van een maatregel worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3.

    De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 12. Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    De maatregel bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      Bij een benadelingsbedrag tot € 1000,-: 10 procent van de WIJ-norm;

    • b.

      Bij een benadelingsbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: 20 procent van de WIJ-norm;

    • c.

      Bij een benadelingsbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: 40 procent van de WIJ-norm;

    • d.

      Bij een benadelingsbedrag van € 4000,- of meer: 100 procent van de WIJ-norm.

  • 3.

    De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

  • 4.

    Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      Zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      Zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

HOOFDSTUK 4. ZEER ERNSTIGE MISDRAGINGEN

Artikel 13. Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien de jongere zich tegenover het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 41, eerste lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende categorieën:

  • Eerste

    categorie:

    • a.

      verbaal geweld (schelden);

    • b.

      discriminatie;

  • Tweede

    categorie: 

    • a.

      intimidatie (uitoefenen van psychische druk);

    • b.

      belediging;

    • c.

      zaakgericht fysiek geweld (vernielingen);

  • Derde

    categorie:

    • a.

      mensgericht fysiek geweld/ dan wel bedreiging met geweld;

    • b.

      combinatie van agressievormen.

  • 2.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit tot verlaging met toepassing van het eerste lid, opnieuw schuldig maakt aan een zeer ernstige gedraging.

  • 3.

    Het college kan bij een derde en een volgende verwijtbare gedraging binnen twaalf maanden na de bekendmaking van het laatste besluit tot verlaging met toepassing van het eerste lid, de verlaging op een hoger bedrag vaststellen en/of de duur van de verlaging verlengen. Bij herhaald verwijtbaar gedrag kan het college de Wij norm voor bepaalde tijd weigeren.

Artikel 14 De hoogte en duur van de verlaging

  • 1

    Onverminderd artikel 2 lid 2 wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      vijftig procent van de Wij norm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      honderd procent van de Wij norm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      honderd procent van de Wij norm gedurende drie maanden bij gedragingen van de derde categorie.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 15. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van publicatie en werkt terug tot 1 oktober 2009.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Maatregelenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Aa en Hunze”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Aa en Hunze, gehouden op
27 januari 2010.
De griffier, De voorzitter,
T. Santes Drs. H.F. van Oosterhout