Regeling vervallen per 01-01-2012

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Aa en Hunze

Geldend van 04-02-2010 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Aa en Hunze

De raad der gemeente Aa en Hunze;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze,

d.d. 12 november 2010, nummer 2010/10;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en op artikel 8 lid 1 onder c van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat de gemeenteraad op grond van artikel 8 lid 1 onder c van de Wet werk en bijstand een bijstandsverordening dient vast te stellen;

besluit:

in te trekken:

de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Aa en Hunze vastgesteld d.d. 13 april 2005.

vast te stellen:

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Aa en Hunze

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

Artikel 2 Categorie aanduiding

  • 1.

    Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2.

    De volgende categorieën worden onderscheiden:

    • a.

      alleenstaande;

    • b.

      alleenstaande ouder;

    • c.

      gehuwde.

Artikel 3 Reikwijdte verordening

  • 1.

    De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beiden 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.

  • 2.

    De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten onverlet de toepassing van artikel 18 lid 1 van de wet.

HOOFDSTUK 2 CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM

Artikel 4 Toeslagen

  • 1.

    De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    De toeslag als bedoeld in lid 1 wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn/haar hoofdverblijf heeft, bepaald op het in artikel 25 lid 2 van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 3.

    De toeslag als bedoeld in lid 1 wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder die de noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen met inwonend kind met een eigen inkomen dat lager is dan de bijstandsnorm voor beneden 21 jarigen vermeerderd met de in lid 5 bedoelde toeslag, bepaald op het in artikel 25 lid 2 van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 4.

    De toeslag als bedoeld in lid 1 wordt voor de zorgbehoeftige en degene(n) die, behoudens met de tot het gezin behorende personen en eventuele kostganger(s) of onderhuurders, samen met één of meer op zijn verzorging aangewezen zorgbehoeftigen hoofdverblijf heeft in dezelfde woning, bepaald op het in artikel 25 lid 2 van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 5.

    De toeslag als bedoeld in lid 1 wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning een ander zijn/haar hoofdverblijf heeft, bepaald op 10% van het netto minimumloon.

HOOFDSTUK 3 CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM OF DE TOESLAG

Artikel 5 Verlaging gehuwden

  • 1.

    De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien de gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    De verlaging als bedoeld in lid 1 bedraagt 10% van het netto minimumloon.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 is er geen sprake van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van kosten, indien de gehuwden een woning bewonen met één of meer kinderen met een eigen inkomen dat lager is dan de bijstandsnorm voor beneden 21 jarigen vermeerderd met de in lid 2 bedoelde toeslag.

  • 4.

    In afwijking van lid 1 is er geen sprake van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van kosten, indien sprake is van een zorgbehoeftige en degene(n) die, behoudens met de tot het gezin behorende personen en eventuele kostganger(s) of onderhuurders, samen met één of meer op zijn verzorging aangewezen zorgbehoeftigen hoofdverblijf heeft in dezelfde woning.

Artikel 6 Verlaging woonsituatie

  • 1.

    De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van hun woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning dan wel het niet hebben van woonkosten.

  • 2.

    De verlaging als bedoeld in lid 1 bedraagt 20% van het netto minimumloon.

Artikel 7 Verlaging alleenstaanden van 21 en 22 jaar

  • 1.

    De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet wordt, in afwijking van artikel 4, voor de alleenstaande van 22 jaar in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op 10% van het netto minimumloon.

  • 2.

    De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet wordt, in afwijking van artikel 4, voor de alleenstaande van 22 jaar in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op 5% van het netto minimumloon.

  • 3.

    De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet wordt, in afwijking van artikel 4, voor de alleenstaande van 21 jaar in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op 5% van het netto minimumloon.

  • 4.

    De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet wordt, in afwijking van artikel 4, voor de alleenstaande van 21 jaar in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op 2,5% van het netto minimumloon.

Artikel 8 Verlaging Schoolverlaters (vervallen met ingang van 01-01-2010)

Artikel 9 Anticumulatie-bepaling

  • 1.

    Als voor de belanghebbende een combinatie van een toeslag op grond van artikel 4 en één of meer verlagingen op grond van artikelen 5, 6 en 7 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 20% van het netto minimumloon ten opzichte van de bijstandsnorm zoals die is vastgesteld in artikel 21 van de wet.

  • 2.

    Als voor de belanghebbende een combinatie van een toeslag op grond van artikel 4 en één of meer verlagingen op grond van artikel 5, 6 en 7 geldt, kan die combinatie niet leiden tot een uitkeringshoogte, lager dan 50% van het netto minimumloon.

  • 3.

    Als voor de belanghebbende meer dan één verlaging op grond van artikelen 5, 6 en 7 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 20% van het netto minimumloon ten opzichte van de bijstandsnorm zoals die is vastgesteld in artikel 21 van de wet.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 Uitvoering

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 11 Citeertitel

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: “Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Aa en Hunze”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van publicatie en werkt terug tot 1 januari 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Aa en Hunze, gehouden op
De griffier, De voorzitter,
T. Santes Drs. H.F. van Oosterhout