Regeling vervallen per 01-01-2021

Gemeentelijke begraafplaatsen (beheersverordening)

Geldend van 28-07-2011 t/m 31-12-2020

Intitulé

Gemeentelijke begraafplaatsen (beheersverordening)

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      begraafplaats:-de gemeentelijke begraafplaats Aalburg, gelegen aan de Schoolstraat te Wijk en Aalburg;-de gemeentelijke begraafplaats Rusthof (oud, West en Oost), gelegen aan de Veldstraat te Wijk en Aalburg;-de gemeentelijke begraafplaats, gelegen aan de Gansoijen te Drongelen;-de gemeentelijke begraafplaats, gelegen aan de Nieuwe Steeg te Genderen;-de gemeentelijke begraafplaats, gelegen aan de Hardenbergh te Veen;-de gemeentelijke begraafplaats, gelegen aan de Witboomstraat te Veen;-de gemeentelijke begraafplaats, gelegen aan de Broeksestraat te Babyloniënbroek.

    • b.

      particulier graf (voorheen eigen graf): een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:1. het doen begraven en begraven houden van lijken;2. het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • c.

      algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

    • d.

      particulier urnengraf (voorheen eigen urnengraf): een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • e.

      algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

    • f.

      grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet;

    • g.

      urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

    • h.

      asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

    • i.

      verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

    • j.

      grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, een verstrooiingsplaats of gedenkplaats;

    • k.

      gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

    • l.

      beheer: beheerders belast met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hen vervangen. Onder beheer wordt verstaan:1. de aanwezige administratie van de begraafplaatsen;2. de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen;3. het onderhoud van de begraafplaatsen;4. het delven of openen en sluiten van graven.

    • m.

      rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf of een particulier urnengraf, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

    • n.

      gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

    • o.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg, ieder voor zover bevoegd.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voorzover van belang onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier urnengraf en particuliere gedenkplaats.

  • 2 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voorzover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen urnengraf.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaatsen

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1 De openingstijden van de begraafplaatsen zijn, behoudens door het college te verlenen ontheffing, op zon- en algemeen erkende feestdagen van 10.00 tot 17.00 uur en op de overige dagen van 08.30 tot 17.00 uur. Gedurende de periode van 1 april tot en met 31 augustus zijn de openingstijden van 08.30 tot 21.00 uur.

  • 2 Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3 Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

  • 4 In verband met werkzaamheden op de begraafplaatsen kan bezoekers de toegang tot (een deel van) de begraafplaatsen worden ontzegd.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1 Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2 De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3 Het is verboden met motorrijtuigen en fietsen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 5 km per uur.

  • 4 Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

  • 5 Het is verboden zich op de begraafplaatsen te bevinden met onaangelijnde honden;

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1 Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaatsen moeten ten minste zes dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2 De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

  • 1 Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1 Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag en zondag gelden voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2 Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag en zondag gelden voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1 Vervallen.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1 Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2 Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier of algemeen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door degene die in de uitvaart voorziet. Dit is degene die als rechthebbende benoemd is of benoemd wordt bij een particulier graf of degene die als gebruiker benoemd is of benoemd wordt bij een algemeen graf.

  • 3 Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrechttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrechttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die dan als rechthebbende wordt aangewezen. Indien bij uitgifte van het graf een 2e graf is uitgegeven (reservering), wordt dit gelijktijdig verlengd met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrechttermijn. Op zijn verzoek kan de rechthebbende het grafrecht laten vervallen.

  • 4 De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5 De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1 De tijd van begraven is: op werk- en zaterdagen van 9.00 tot 16.00 uur; De tijd van asbezorging is: op werkdagen van 9.00 tot 16.00 uur. Op zondagen wordt geen gelegenheid tot begraven of asbezorging gegeven;

  • 1.1 Het tijdstip van begraven of asbezorging wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de beheerder, in overleg met de betrokken nabestaande vastgesteld;

  • 2 Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte der graven

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1 Van de begraafplaatsen berust bij de beheerder een plattegrond, waarop de graven genummerd zijn aangeduid. Tevens houdt de beheerder een register bij, waarin de overledenen, rechthebbenden van particuliere graven en contactpersonen van algemene graven in benoemd zijn;

  • 2 Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen;

    • c.

      algemene graven en algemene urnengraven.

  • 3 Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven. Zij bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

  • 4 Het grafrecht van particuliere graven en het gebruik van algemene graven wordt door het college schriftelijk bevestigd door middel van een grafakte. Rechthebbenden of hun rechtsopvolgers bij particuliere graven en contactpersonen of hun rechtsopvolgers bij algemene graven kunnen, tegen betaling der daarvoor verschuldigde kosten, een duplicaatakte verkrijgen. Rechthebbenden en contactpersonen zijn verplicht een adreswijziging door te geven. Na verwerking van deze wijziging wordt een nieuwe grafakte toegezonden. Het uitsluitend recht op een graf is geen registergoed.

Artikel 12 Aantal overledenen in algemene graven

  • 1 In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

  • 2 In de algemene urnengraven kan een door het college te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

  • 1 De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in de door de gemeente bepaalde volgorde van ligging uitgegeven. Indien in geval van overlijden van een der echtgenoten danwel samenwonende partners de overledene te zijner tijd na zijn overlijden wenst te worden begraven bij de eerst overledene, dient dit bij de eerste begraving te worden aangegeven, waarna een plaats in (bij dubbeldiep) of naast (bij enkel diep) het eerste graf wordt gereserveerd. De reservering vervalt op het tijdstip, dat het recht op het eerst uitgegeven graf vervalt;

  • 2 Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en/of binnen de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaatsen niet bezwaarlijk is.

  • 3 De algemene graven worden slechts voor directe begraving en in de door de gemeente bepaalde volgorde van ligging uitgegeven. Bij algemene graven is geen reservering mogelijk.

Artikel 14 Categorieën

  • 1 Vervallen

Artikel 15 Termijnen particuliere graven

  • 1 Het college verleent, voorzover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2 Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van 10 jaren mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

Artikel 16 Grafkelder

  • 1 Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden. Hiervoor dient altijd een schriftelijk verzoek ingediend te worden, waarna een vergunning wordt verleend.

Artikel 17 Overschrijving van verleende rechten

  • 1 Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2 Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particulier graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3 Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4 Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 17a Overschrijving van gebruik

  • 1 Het gebruik van een algemeen graf kan op aanvraag van de gebruiker worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2 Na het overlijden van de gebruiker kan het gebruik van het algemene graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de gebruiker. Indien de overleden gebruiker in het graf dient te worden begraven of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan. Het graf wordt daarmee omgezet van een algemeen naar een particulier graf en het recht op dit graf dient te worden verlengd tot een volle grafrusttermijn van een particulier graf.

  • 3 Indien na het overlijden van de gebruiker de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het gebruik van het algemene graf te doen vervallen.

  • 4 Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het algemene graf alsnog op naam stellen van een nieuwe gebruiker, tenzij dit gebruik betrekking heeft op een algemeen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18 Einde grafrechten

  • 1 De grafrechten vervallen:

  • 1

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      door een schriftelijke verklaring van afstand door de rechthebbende of de gebruiker. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende of de gebruiker.

    • c.

      door het opheffen van een begraafplaats.

  • 2

    • a.

      indien de betaling van een verlenging van het grafrecht niet binnen 3 maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende of de gebruiker –ondanks een aanmaning- in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen;

    • c.

      indien de rechthebbende of de gebruiker is overleden en het grafrecht niet binnen de termijn van zes maanden na overlijden van de rechthebbende of de gebruiker is overgeschreven.

  • 3 In geval van lid 1, sub b en c en lid 2 vindt geen terugbetaling plaats.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 19 Vergunning grafbedekking

  • 1 Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2 De rechthebbende van een particulier graf of de gebruiker van een algemeen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3 Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 4 Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 5 Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 6 Plaatsen of verwijderen van een grafbedekking dient vooraf aan de beheerder gemeld te worden

Artikel 20 Onderhoud door de gemeente

  • 1 Het college voorziet in het onderhoud van het terrein van de begraafplaats, (uitgezonderd de grafbedekkingen) het maaien van het gras en het verwijderen van vuil en afval.

Artikel 21 Onderhoud door de rechthebbende of de gebruiker

  • 1 Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2 Een rechthebbende op een particulier graf of een contactpersonen van een algemeen graf blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het onderhoud, schoonhouden en eventueel repareren van de grafbedekking. De gemeente kan niet aansprakelijk gesteld worden bij schade, vandalisme, diefstal etc. aan grafbedekkingen. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3 Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4 De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte is gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5 Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

  • 6 Indien gevaarlijke situaties dreigen of zijn ontstaan door bijvoorbeeld het wegnemen van de grafbedekking, dient de rechthebbende of gebruiker op eerste aanschrijving te zorgen voor het oplossen van deze situatie. Indien de rechthebbende of gebruiker in gebreke blijft, zorgt de beheerder hiervoor. De hieruit voortvloeiende kosten zijn volledig voor rekening van de rechthebbende of de gebruiker.

Artikel 22 Niet-blijvende grafbeplanting

  • 1 Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of gebruiker, indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 23 Verwijdering grafbedekking

  • 1 De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2 Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of gebruiker bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend. Als de rechthebbende of gebruiker eerder heeft besloten tot opzegging van het grafrecht, kan de grafbedekking al eerder verwijderd worden.

  • 3 Na het verstrijken van de graftermijn heeft de rechthebbende of de gebruiker 3 maanden de tijd om zelf de grafbedekking te verwijderen. Indien men dat niet doet, wordt de grafbedekking van gemeentewege verwijderd, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4 De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien geen rechthebbende of gebruiker achterhaald kan worden zoals beschreven in lid 2.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1 Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of gebruiker bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaand aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2 De beheerder draagt er zorg voor, dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3 De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven in een verzamelgraf en de as uit eventueel aanwezige urnen en asbussen wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaatsen.

  • 4 Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5 De rechthebbende op een particulier graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

  • 6 Het openen, sluiten en ruimen van graven, alsmede het opgraven en het opnieuw begraven in een ander graf op de begraafplaats van lijken, geschiedt uitsluitend door de daartoe door het college aangewezen personen.

Hoofdstuk VII Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1 Vervallen.

Hoofdstuk VIII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26 Graven met historische betekenis

  • 1 Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2 De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die in het eerste lid bedoeld zijn.

Hoofdstuk IX Inrichting register

Artikel 27 Voorschriften

  • 1 Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2 Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

Artikel 28 Intrekking oude regeling

  • 1 De Verordening gemeentelijke begraafplaatsen Aalburg, vastgesteld op 31 oktober 2006, wordt ingetrokken.

Artikel 29 Overgangsbepaling

  • 1 Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Verordening gemeentelijke begraafplaatsen Aalburg 2006 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening gemeentelijke begraafplaatsen Aalburg 2006 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30 Strafbepaling

  • 1 Hij die handelt in strijd met de artikelen 3 lid 3, 4 lid 1, 2, 3 en 3.1 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2 Overtreding van de artikelen 3 lid 3, 4 lid 1,2,3, en 3.1 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 31 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van uitgifte van Het Kontakt waarin zij is geplaatst.

Artikel 32 Artikel 32 Citeertitel

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2011.

Toelichting 1 Toelichting Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2011.

A. Algemene toelichting

InleidingDe Model-beheersverordening begraafplaatsen van de VNG is in 2003 voor het laatst herzien. De aanleiding daarvoor was de Wet dualisering gemeentebestuur. Nieuwe ontwikkelingen maakten een volgende herziening van het model noodzakelijk. Hier dient de wijziging van de Wet op de lijkbezorging van 12 juni 2009 te worden genoemd, naast andere nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving zoals de Europese Dienstenrichtlijn. De Model-beheersverordening is als richtlijn gebruikt voor het schrijven van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Aalburg 2011. De Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving, wetswijzigingen en jurisprudentie zoals opgenomen in de Model-beheersverordening van de VNG zijn overgenomen in de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2011.

Ook om andere redenen was een herziening gewenst. Zo kwam uit de praktijk de behoefte de rechten en plichten van zowel beheerder als gebruikers van begraafplaatsen nauwkeuriger te omschrijven. Het taalgebruik en de formulering bleek in sommige artikelen enigszins verouderd.

1. De verordenende bevoegdheid

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden aan de raad verstrekt.

De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

2.1 InleidingDe beheersverordening begraafplaatsen bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. In dit hoofdstuk schenken wij aandacht aan deze regels.

2.2 Gemeentelijke verantwoordelijkheid en regelgevingDe burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De beheerder van de begraafplaats is aangewezen voor contacten met de burgers voor bijvoorbeeld het in ontvangst nemen van diverse aanvragen.De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak.

Voor de dienstverlening op begraafplaatsen is een uitgebreid voorzieningenpakket voorhanden. De regeling noemt algemene en particuliere graven, bestemmingen voor as en gedenkplaatsen voor vermisten of voor overledenen in den vreemde als het lichaam niet naar Nederland is vervoerd. Hiermee wordt voldaan aan de behoeften die de samenleving in verband met het bezorgen van de doden vraagt. - In beginsel is de gemeente bereid voorzieningen te treffen;- Niet alle voorzieningen zullen daadwerkelijk op iedere begraafplaats aanwezig zijn- Voor sommige feitelijke voorzieningen kan gewacht worden tot de vraag zich aandient. De gemeente is in principe wel bereid om deze voorzieningen te bieden zodra blijkt dat daaraan behoefte is.

Het is voor nabestaanden, uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst als de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring van een grafbedekking snel kan verlopen. Daarom kunnen de aanvragen om grafuitgiften en vergunningen voor grafbedekking volgens deze beheersverordening worden ingediend bij de beheerder van de begraafplaats. Door mandaat van de beslissingsbevoegdheid aan de beheerder te verlenen kunnen de verzoeken door hem worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college.

2.3 Algemene gravenDe positie van hen die kiezen voor een plaats in een algemeen graf wordt verbeterd. De Voorschriften gemeentelijke begraafplaatsen van burgemeester en wethouders bevatten de mogelijkheid om bij ruiming van algemene graven de stoffelijke resten beschikbaar te houden voor herbegraving elders. Algemene graven worden nog steeds uitgegeven, zonder mogelijkheid tot reservering in of bij dit graf.

2.4 OrdemaatregelenOp de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. Daarom bevat de beheersverordening gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruikmaken.Dit kunnen bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Personen die zich niet gedragen volgens de aanwijzingen van de beheerder, kunnen door hem van de begraafplaats worden verwijderd. Tegen overtreding van de ordevoorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.Uitdrukkelijk is vastgesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

2.5 Verplichte verlengingHet gebeurt veelvuldig dat in particuliere graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. De verlenging zal dan een periode omvatten die de uitgiftetermijn gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrechttermijn van 20 jaar.

2.6 Overboeking van een particulier grafHet recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college.Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. Het recht om lijken in een bepaald graf te begraven, in de praktijk aangeduid als 'particulier graf', steunt op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen.Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

2.7 Voorschriften grafbedekkingHet aanzien van begraafplaatsen kan chaotisch worden als elke regelgeving ontbreekt. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. In de beheersverordening begraafplaatsen en de daarbij behorende Voorschriften gemeentelijke begraafplaatsen wordt de burgers de nodige vrijheid gegeven; het beperkt zich tot het aangeven van de materiaalkeuze, te weten duurzame materialen, en de maximale afmetingen voor grafbedekkingen. Binnen die afmetingen zijn de betrokkenen in beginsel vrij in de vormgeving van de grafbedekking. De Voorschriften gemeentelijke begraafplaatsen beperken zich tot enige algemene eisen waaraan grafbedekkingen moeten voldoen:1. de grafbedekking mag geen afbreuk doen aan het aanzien van de begraafplaats. De toets hiervan vindt plaats via het vergunningstelsel;2. de duurzaamheid van de materialen moet voldoende zijn;3. de constructie moet deugdelijk zijn;4. de grafbedekking moet voldoen aan de door burgemeester en wethouders gegeven voorschriften gemeentelijke begraafplaatsen.

2.8 Verplicht onderhoudDe beheersverordening stelt dat het onderhoud, zoals het onderhoud van blijvende grafbeplanting en het schoonmaken en stellen van het gedenkteken, de verantwoording blijft van de rechthebbende of de contactpersoon.Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de nabestaande aanspreken en sommeren tot het overgaan van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking.

3. Wijzigingen in wet- en regelgeving3.1. Wet op de lijkbezorgingDe Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010. Deze wijziging heeft gevolgen voor de verordening gemeentelijke begraafplaatsen, zoals deze was opgesteld in 2006.De wijzigingen die aanpassing noodzakelijk maken betreffen de volgende wetsartikelen:

Artikel 16: ‘Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.’In de oude wetstekst werd als laatst mogelijke dag de vijfde dag na het overlijden genoemd. De verlenging van deze termijn heeft gevolgen voor de termijn van aanmelding van dodenherdenkingen e.d. op de begraafplaats, die doorgaans niet kunnen samenvallen met een begrafenis. Dit wordt geregeld in artikel 5 (‘Plechtigheden’) van de beheersverordening.

Artikel 23, tweede lid: ‘Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.’De term ´algemeen graf´ kwam in de oude wetstekst niet voor, maar werd al wel gebruikt in de verordening van 2006. Daarentegen sprak de verordening van een ´eigen graf´ wanneer het een graf betrof waarop een uitsluitend recht was gevestigd. In de nieuwe beheersverordening wordt de terminologie van de gewijzigde wet gevolgd.

Artikel 27a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat de houder van de begraafplaats ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf schriftelijk mededeling daarvan doet aan de belanghebbende bij het graf. Nu dit bij wet is geregeld is de noodzaak dit op te nemen in de beheersverordening vervallen.

Artikel 28. Het eerste lid van dit artikel is gewijzigd in die zin, dat de minimumtermijn voor verlening van het uitsluitend recht op een graf van twintig jaar is teruggebracht tot tien jaar. De laatste zin van dit lid betreft de verlenging en luidt: ‘Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar.’Een en ander heeft gevolgen voor artikel 15 (‘Termijnen particuliere graven’) van de model-beheersverordening.

Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 28 bevatten nieuwe bepalingen betreffende kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een graf:Lid 4: ‘In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.’Lid 5: ‘Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.’Lid 6: ‘Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.’Lid 7: ‘Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.’Deze bepalingen geven de houders van de begraafplaatsen de mogelijkheid de grafrechten van verwaarloosde graven vijf jaar na constatering en bekendmaking te laten vervallen, met dien verstande dat de minimale uitgiftetermijn (tien jaar) wordt gerespecteerd. Vóór de wetswijziging kon het recht pas dertig jaar na de laatste begraving vervallen.

Artikel 32. Dit artikel gaf in de ongewijzigde wet de minister de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. Dit is uitgebreid met de mogelijkheid regels te stellen omtrent het ruimen van de graven, het verwijderen van de grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken. Deze wijziging kwam tot stand nadat was gebleken dat de samenleving behoefte had aan bepaalde richtlijnen voor met name het ruimen en de teraardebestelling van de overblijfselen. Met het oog hierop is in het model een lid toegevoegd aan het artikel betreffende de ruiming en de bezorging van overblijfselen (artikel 24). Volgens dit lid heeft de beheerder de plicht er zorg voor te dragen dat er altijd met respect en piëteit wordt omgegaan met menselijke resten.

Artikel 32a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de rechthebbende.

3.2. Vermindering administratieve lastenVele zaken zijn in het model geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (art. 5), het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as en het door de nabestaanden zelf openen en sluiten van een graf (art.7). Een melding genereert weinig administratieve lasten.

Slechts in twee gevallen dient in het model een vergunning te worden aangevraagd: voor het aanbrengen van een grafkelder (art. 16) en voor het hebben van een grafbedekking (art. 19).

De vergunningsplicht voor het hebben van een grafbedekking is in het nieuwe model gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is, juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen.

De toestemming van het college, zoals vereist voor steenhouwers, hoveniers etc. die werkzaamheden op de begraafplaats willen verrichten (art. 4 eerste lid van het oude model) heeft geen toegevoegde waarde. De beheerder heeft immers al de bevoegdheid tegen ongewenste praktijken op te treden, volgens artikel 4 eerste en tweede lid van het nieuwe model. Afschaffing van de toestemmingsvereiste leidt tot vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten.

3.3. Lex silencio positivoIn een voorgestelde nieuwe wijziging van de Wet op de lijkbezorging wordt in artikel 29 voor de vergunning tot opgraving een Lex silencio positivo (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) opgenomen. Dat wil zeggen dat wanneer op een aanvraag tot opgraving niet op tijd wordt beslist, de vergunning van rechtswege is verleend.

Bij de beide vergunningen die deze model-beheersverordening regelt (voor het grafmonument en voor de grafkelder) is niet voor een Lex silencio positivo gekozen. Op zich is hier tegen een Lex silencio positivo weinig bezwaar. De vergunningen worden doorgaans tijdig verleend of afgewezen. Daarbij kunnen ook van tevoren regels worden gesteld die voor een vergunning van rechtswege gelden (bijvoorbeeld over maatvoering en materiaalgebruik). Bij gemeenten bestaat echter veel zorg over het ontstaan van situaties waarbij toch niet aan deze regels wordt voldaan, zoals hiervoor al is uiteengezet. Gemeenten wensen één situatie te allen tijde te vermijden, namelijk dat nabestaanden worden geconfronteerd met een handhavingactie waarbij een grafmonument (of kelder) weer moet worden verwijderd omdat het niet aan de regels voldoet. Om die reden is in deze verordening afgezien van de Lex silencio positivo.

3.4. Europese DienstenrichtlijnDe Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) schrijft de Lex silencio positivo dwingend voor bij vergunningsstelsels die onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Dat is bij de vergunningen die in deze verordening zijn opgenomen echter niet het geval. Het al dan niet toepassen van de Lex silencio positivo is dus een autonome keuze van de gemeente.

De vorige verordening bevatte één bepaling die zich specifiek tot dienstverleners richtte, namelijk tot steenhouwers, hoveniers en anderen die op de begraafplaats werkzaamheden verrichten (artikel 4, eerste lid). Om te voorkomen dat de volle lasten van de Dienstenrichtlijn op deze bepaling zouden komen te rusten (screening en notificatie) is besloten de bepaling te schrappen. Bovendien is voor de ordelijke gang van zaken deze bepaling niet noodzakelijk, zoals hierboven is uiteengezet.

3.5. Verouderde regelsArtikel 31 van het model betreft de inwerkingtreding van de verordening. In de oude verordening werd de inwerkingtreding gesteld op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin de verordening is geplaatst. De beheersverordening begraafplaatsen behoorde tot de verordeningen waarover op grond van de Tijdelijke referendumwet (Trw) een referendum kon worden gehouden. De termijn van zes weken was voorgeschreven in art. 22 van de Trw. De Trw is echter per 1 januari 2005 vervallen. Vanaf dat tijdstip geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

B Artikelsgewijze toelichting1. Toelichting op de bepalingen van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2011

Artikel 1In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

b. Een particulier graf werd in de oude verordening aangeduid als “eigen” graf. Ook in het algemeen spraakgebruik wordt de term “eigen graf” nog gebruikt. De nieuwe beheersverordening volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.

m en n. De termen rechthebbende en gebruiker zijn nader gedefinieerd.

Artikel 2Voor een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere gedenkplaats en particulier urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Artikel 3Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Artikel 4Dit artikel bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

De in de vorige verordening opgenomen bepaling dat personen die werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats hebben te verrichten daarvoor toestemming van het college dienen te vragen is geschrapt. De eis was gesteld in het kader van de openbare orde: Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt echter, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. Denkbaar is dat men ter controle een bewijs moet kunnen overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van een graf aan het werk is.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het tweede lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. Deze situatie kan uiteraard verschillen per begraafplaats.

Artikel 5Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de zesde dag na overlijden geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals artikel 2.1 van de model-APV.

Artikel 6Uitdrukkelijk is gesteld dat bij de opgraving van een lichaam of bij de ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

Artikel 7Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens de wet worden bijgezet in een graf dan wel in een afzonderlijke plaats, zijnde een urnengraf.

In de vorige verordening was de bepaling opgenomen, dat het lijk bij aankomst op de begraafplaats voorzien diende te zijn van een identiteitskenmerk. Deze bepaling is geschrapt, aangezien dit vereiste volgt uit artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal in verband met de veiligheid door het personeel moeten worden verricht.

Artikel 8Dit artikel is in de gemeente Aalburg niet van toepassing.

Artikel 9De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezig is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2).Bij bijzetting in een reeds gereserveerd graf wordt dit graf en een eventueel daarbij behorend, gelijktijdig uitgegeven graf, verlengd tot minimaal de volledige wettelijk vastgestelde grafrechttermijn. Dit om bij elkaar behorende graven een gelijke datum einde grafrecht te geven, waardoor voor nabestaanden duidelijkheid geschapen wordt over de termijn van deze graven.

Artikel 10De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. In de gemeente Aalburg wordt ervoor gekozen om op zondagen geen mogelijkheid tot begraven te bieden. Daarnaast zijn er gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen. Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding. Artikel 11Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van de nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken. Niet expliciet in dit artikel benoemd maar er kunnen ook graven worden uitgegeven als gedenkplaatsen voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.Tevens wordt in dit artikel benoemd, dat het grafrecht schriftelijk wordt bevestigd d.m.v. een grafakte. Op deze akte wordt de termijn genoemd dat het recht op het graf gevestigd is en tevens de verplichting van de rechthebbenden of hun rechtsopvolgers tot het doorgeven van adreswijzigingen e.d.

Artikel 12Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13Een graf zal niet buiten de volgorde van ligging worden toegewezen. Slechts bij hoge uitzondering kan hiervan afgeweken worden. Reservering bij een particulier graf wordt eveneens in dit artikel geregeld. Dit dient dan wel gelijktijdig met de uitgifte van een particulier graf te gebeuren, aangezien het volgende graf aansluitend wordt uitgegeven bij de volgende begraving. Indien men niet gelijktijdig reserveert, kan niet gegarandeerd worden dat het naastliggende graf nog vrij is.

Artikel 14Niet van toepassing.

Artikel 15Lid 1 van artikel 15 is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college volgens artikel 28, lid 2 de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden “aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn”. Het laatste deel van de zin (of redelijkerwijs bekend kan zijn”) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Zie verder voor de bekendmakingen de toelichting op artikel 23.

Indien er ten tijde van de opheffing van een begraafplaats nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Artikel 16Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 17Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt.

In de vorige verordening was bepaald dat het recht op een graf slechts kon worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige redenen bestonden was overschrijving op naam van een ander mogelijk. Uit de praktijk bleek dat deze beperking niet of lastig te handhaven is en bovendien administratieve lasten veroorzaakt. Daarom is deze regel geschrapt. Wel wordt nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven op naam van een rechtspersoon.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland. 

Artikel 17aDe rechten en plichten voor particuliere graven uit artikel 17 worden hierin ook overgenomen voor algemene graven

Artikel 18Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Artikel 19De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en particuliere graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de Voorschriften gemeentelijke begraafplaatsen van het college. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend. De vergunningseis omvat het gedenkteken en de winterharde beplantingen.

Artikel 20Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. De verplichting tot bijhouden van gedenktekens en beplantingen op graven is opgenomen op de vergunning voor het aanbrengen van een gedenkteken.

Artikel 21In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term ‘gebruiker’ gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf. Zie ook de algemene toelichting, hoofdstuk 3.1.

Artikel 22In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Bloemen en planten zijn eigendom van de rechthebbenden of contactpersonen. Het is veel te omslachtig de rechthebbenden/contactpersonen telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd.

Artikel 23De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. Gelijktijdig wordt dan de mededeling gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Indien een rechthebbende daar voor kiest, kan hij het gedenkteken zelf verwijderen. Als men drie maanden na de kennisgeving het gedenkteken niet heeft verwijderd, zal het van gemeentewege worden verwijderd. Verwijderen van gedenktekens en ruimen van graven wordt in de praktijk niet meteen na niet verlengen gedaan maar geclusterd uitgevoerd.

Ook nabestaanden van overledenen die begraven zijn in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op de hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet “ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte” aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Hierbij wordt ook de mogelijkheid geboden, dat de gebruiker het gedenkteken zelf verwijderd. Ook hier krijgt men drie maanden de tijd voor.

De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15x10 cm in een onopvallende kleur.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

Artikel 24Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid van de beheersverordening). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 23.

Volgens het vijfde lid van artikel 24 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

Het vierde lid van artikel 24 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.

Met betrekking tot het ruimen is in de beheersverordening gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.

Artikel 25Niet van toepassing.

Artikel 26Graven kunnen van betekenis zijn vanwege de overledene die er begraven ligt dan wel alleen vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het materiaal. Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het ijzer herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, verdient het aanbeveling om een deskundige te raadplegen.

Artikel 27Dit artikel spreekt voor zich

Artikel 28In artikel 28 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe beheersverordening in werking treedt.

Artikel 29Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 30De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

Artikel 31Hier geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

Artikel 32In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.

Toelichting Voorschriften gemeentelijke begraafplaatsen.

Artikel 1In dit artikel wordt alleen gesproken over particuliere en algemene graven. Hiermee worden ook kindergraven en graven voor foetussen uit een zwangerschap korter dan 24 weken. De Wet op de Lijkbezorging is pas van toepassing op foetussen uit een zwangerschap van 24 weken of meer en iedereen die geboren is. Er blijkt echter ook behoefte te bestaan aan foetusgraven. De gemeente Aalburg heeft gemeend, hierin te moeten voorzien. In correspondentie wordt alleen gesproken over een particulier of een algemeen graf. In de tarieventabel lijkbezorgingsrechten wordt echter wel onderscheid gemaakt tussen:- een graf voor een volwassene- een graf voor een kind tussen 1 en 12 jaar- een kind onder 1 jaar (en ook een foetus uit een zwangerschap langer dan 24 weken)- een foetus uit een zwangerschap korter dan 24 weken

Artikel 2Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 3Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 4Per begraafplaats kan ten hoogste één algemeen gedenkteken opgericht worden. Hier kunnen alle overledenen herdacht worden die bijvoorbeeld in het buitenland overleden en begraven, gecremeerd en uitgestrooid of vermist zijn. Daarnaast kan men eventueel kiezen voor een particulier of algemeen graf, waar men specifiek een overledene mee herdenkt. Voor dit graf gelden dezelfde rechten en plichten, die ook voor een graf gelden waar wel iemand in begraven is.

Artikel 5Op de werktekeningen bij de vergunningaanvraag zullen ook andere gegevens moeten worden vermeld, zoals de naam van de rechthebbende op het graf, de plaats van het graf (vak en nummer) met het oog op de juiste plaatsing. De soort letters verdient aandacht omdat sommige bevestigingen kunnen loslaten.

Artikel 6De bekendmaking van de beschikking van burgemeester en wethouders geschiedt door middel van toezending aan de aanvrager.

Artikel 7Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 8Op een graf kunnen eenjarige gewassen worden geplant. Deze dienen verwijderd te worden, wanneer zij in verwaarloosde staat verkeren evenals bloemen die zijn verwelkt.

Artikel 9Op een graf kunnen winterharde gewassen worden geplant. Onderhoud van winterharde planten is in principe voor de rechthebbende of contactpersoon. Als zij dood zijn gegaan, dienen zij verwijderd te worden.Het vereiste van een vergunning geldt mede voor de winterharde beplantingen op een graf. Niet ieder blijvend gewas is geschikt om op een graf te worden aangebracht. Sommige van deze gewassen kunnen de gedenktekens schaden. Overleg tussen de rechthebbende op het graf en de beheerder van de begraafplaats voor de keuze van een winterharde beplanting is gewenst.

Artikel 10Dit artikel spreekt voor zich.