Regeling vervallen per 01-01-2021

Gemeentelijk Rioleringsplan Aalburg GRP 2008-2012

Geldend van 16-12-2008 t/m 31-12-2020

Intitulé

Gemeentelijk Rioleringsplan Aalburg GRP 2008-2012

 

SAMENVATTING

Dit GRP+ is een voortzetting en herziening van het voorgaande GRP, dat was vastgesteld voor de periode 1996 – 2000. De extra aanduiding met een + geeft aan dat er ten opzichte van het voorgaande GRP een verbreding van de doelen is opgenomen. Naast de zorg voor het afvalwater is een aanvang gemaakt met de zorg voor het hemelwater (waterhuishouding).

In de aanvullingsnota die voorbereid wordt voor de realisatie van een verbrede zorgplicht zal voor 2012 aanvullingen gegeven worden hoe de gemeente omgaat met grond- en hemelwater en welke gevolgen voor de organisatie dat met zich meebrengt.

In de Wet milieubeheer is geen voorschrift opgenomen over de te hanteren geldigheidsduur. Evenals voor het voorgaande GRP heeft de gemeente Aalburg gekozen voor een planperiode van 5 jaar, met een van 2008 – 2012 vastgesteld. In de tussenliggende periode is veel zorg besteed aan de aanleg van riolering in het buitengebied, waarbij de gemeente heeft gekozen voor de volledige zorgplicht. Tevens is gekozen voor automatisering van het stelsel en digitalisering van het systeem. Dit vormt de basis voor het opstellen van de basisrioleringsplannen (BRP) na vaststelling van het GRP+.

Zoals gezegd, gaat het om de vraag wanneer kunnen we spreken over een waterhuishouding die op orde is. Hoewel er diverse richtlijnen zijn, blijft het formuleren van de doelen voor de waterhuishouding een kwestie van maatwerk, waarbij de gemeente en het waterschap het initiatief dienen te nemen. Rekening houdend met de lokale omstandigheden zullen we gezamenlijk moeten aangeven wat voor de betreffende locatie verstaan moet worden onder waterhuishouding die naar behoren functioneert en de aanwezige functies en vormen van medegebruik in voldoende mate ondersteunt.

Aan de hand van uitgevoerde inspecties is een kwaliteitsbeeld van het gehele rioleringsstelsel opgesteld. Op basis van dit kwaliteitsbeeld is een prioritering gemaakt voor de vervangingen van de riolering. Daarbij is de kwaliteit dusdanig dat, zeker op de korte termijn, relatief weinig  vervangingen uitgevoerd moeten worden. Er zijn dan ookgeen vervangingen daadwerkelijk ingepland. Het inplannen van deze vervangingen gebeurt in overleg met andere disciplines binnen de gemeente. Het voorliggende GRP+ kenmerkt zich doordat voor het afkoppelen een hogere ambitie is opgenomen.

De kosten voor beheer en onderhoud worden volledig gedekt door de heffing van rioolrechten. De gemiddelde uitgaven voor de komende jaren worden geraamd op €853.700,00 per jaar. De verwachte opbrengst rioolrechten voor 2008 bedraagt € 808.000,00. Om tot een kostendekkend niveau te komen dient met ingang van 2009 een verhoging van de rioolrechten plaats te vinden van 5,65%. Het tarief stijgt hierdoor met € 9,00 per aansluiting, van € 164,00 tot € 173,00.

Het GRP + heeft een dynamisch karakter, dus ook het uitgavenpatroon zal dynamisch zijn. Nieuwe inzichten in de rioleringstechniek zullen leiden tot efficiënter beheer. Elk jaar opnieuw zal zichtbaar zijn hoe de lange termijn effecten zijn. Het is dan ook aan te bevelen in een periodiek van enkele jaren de hoogte van het rioolrecht te toetsen aan de hand van gemaakte kosten en de verkregen inspectieresultaten.

Samengevat is de prioriteitstelling voor de planvorming als volgt:

  • -

    opstellen afkoppelkansenkaart voor de afzonderlijke kernen;

  • -

    het treffen van maatregelen voor het afkoppelen;

  • -

    opstellen basisrioleringsplannen voor de kernen;

  • -

    opstellen digitale revisiekaart;

  • -

    opstellen van een meetplan voor het registreren van overstortgegevens en regenmeters;

  • -

    rioolverordening opstellen.

Om de doelstellingen te bereiken zijn maatregelen voorgesteld. Daarbij is gekozen voor doelmatige en duurzame oplossingen. Aan het eind van de planperiode iseen kader opgesteld om te voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water.

Voorgesteld wordt om versneld af te koppelen, zodat direct uitvoering kan worden gegeven aan de verbrede zorg voor hemelwater en grondwater.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Artikel 1.1. Aanleiding

De gemeenteraad en burgemeester en wethouders hebben op basis van artikel 10.33 van de Wet milieubeheer (Wm), de zorgplicht voor de doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen.

In artikel 4.22 Wm (zie bijlage 1) is bepaald dat de gemeenteraad telkens, voor een daarbij vast te stellen periode, een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) vaststelt. De looptijd van het laatste GRP (1996 – 2000) is al geruime tijd verstreken. Er moet dus een nieuw GRP worden opgesteld.

Artikel 1.2. GRP

Het GRP geeft een overzicht van de huidige stand van zaken en is een belangrijk hulpmiddel voor het maken van een goede integrale beleidsafweging op het terrein van bodem- en waterkwaliteit, gemeentelijke infrastructuur en rioleringszorg.

Voor het nieuwe GRP hebben we gekozen voor de benaming GRP+.  Wat hiermee aangegeven wordt, is een nieuwe fase in de rioleringszorg. De aandacht verschuift van het realiseren van grote milieuinspanningen (buitengebied, basisinspanning) beperkt tot de rioleringszorg,  naar het beheer van de openbare ruimte. De riolering staat minder op zichzelf, maar wordt meer een onderdeel van een groter geheel,  namelijk het watersysteem. Planvorming blijft ook bij die verandering van groot belang.

Artikel 1.3. Planperiode

Een GRP dient periodiek geëvalueerd te worden, zodat de gekozen  maatregelen kunnen worden bijgesteld. De maatregelen worden getoetst  aan de bereikte resultaten, nieuwe plannen/nieuw beleid van andere overheden, de maatschappelijke wensen en de laatste ontwikkelingen.

Door het voorliggende GRP+ voor de periode van 2008-2012 vast te stellen, verwachten we goed in te kunnen spelen op de gewenste ontwikkelingen.

Artikel 1.4. Plan van aanpak

In het advies aan burgemeester en wethouders d.d. 15 maart 2005,  geeft de afdeling Openbare Werken de voorkeur aan het opstellen van  het nieuwe GRP in eigen beheer boven het uitbesteden aan een adviesbureau. Voor de voorbereiding van het GRP is een plan van aanpak opgesteld (zie bijlage 2). Verder staat in de artikelen 4.22, 4.23 en 4.24 Wm een aantal voorschriften volgens welke een GRP tot stand moet komen (zie bijlage 1).

Artikel 1.5. Toelichting riolering

Voor uw begrip van dit GRP+, vindt u in dit hoofdstuk een toelichting op riolering en een aantal veelgebruikte begrippen. Een begrippenlijst is  toegevoegd aan het plan.

Riolen

Riolen verzamelen het afvalwater en stromen samen in steeds dikkere buizen. Het hoofdriool loost uiteindelijk het afvalwater. Er is een aantal manieren om rioolwater te verwerken. Op grote schaal verwerkt men het rioolwater in een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Op kleine schaal, vooral op het platteland, worden systemen voor de individuele  behandeling van afvalwater (IBA’s) toegepast. Het meest bekende IBA systeem is de septic tank.

Gemengd rioleringsstelsel

Als er sprake isvan een gemengd stelsel, worden zowel het afvalwater  als het regenwater via hetzelfde riool naar een RWZI afgevoerd. Een nadeel van dit systeem is dat er veel relatief schoon water naar de zuivering wordt afgevoerd, waardoor deze meer wordt belast dan noodzakelijk. Rioleringsstelsels worden meestal niet ontworpen op de maximaal te verwerken afvoer, maar op een waarde iets daaronder. Zo kan het bij piekbelasting tijdens grote regenbuien voorkomen, dat het systeem niet al het afvalwater en regenwater kan verwerken. Om dit te kunnen oplossen, zijn erin een gemengd stelsel overstorten aangebracht, die het rioolwater ongezuiverd kunnen lozen op het oppervlaktewater. Een nadelig gevolg hiervan is, dat bij grote hoeveelheden neerslag het oppervlaktewater vervuild kan worden. Om dit deels te kunnen ondervangen worden verbeterd gemengde stelsels toegepast.

Verbeterd gemengd rioleringsstelsel

Bij een verbeterd gemengd stelsel worden tussen de riolering en de overstort naar het oppervlaktewater  bergbezinkbassins  (BBB’s) aangebracht, grote betonnen bakken die enerzijds het rioolwater tijdelijk kunnen opslaan en anderzijds een zuiverende werking hebben. De zuiverende werking is een gevolg van het nagenoeg stilstaan van het water in het bassin.

Hierdoor zinken de afvalstoffen naar de bodem. Maar ook  BBB’s  kunnen vol raken, waarna bij een grote hoeveelheid neerslag alsnog vervuild water wordt geloosd.

Gescheiden rioleringsstelsel

afbeelding binnen de regeling Om bovenstaande problemen af te vangen wordt steeds meer gebruik  gemaakt van gescheiden stelsels. Het afvalwater en het regenwater  of hemelwater (vanaf daken en straten) worden in feite door twee aparte buizenstelsels afgevoerd. Het stelsel voor het regen-/hemelwater wordt

regen-/hemelwaterafvoer (RWA/HWA) genoemd en dat voor het  afvalwater wordt meestal droogweerafvoer (DWA) genoemd.  De DWA leidt naar de afvalwaterzuivering. Omdat er geen sprake is van extreme pieken en dalen in de afvoer zijn overstorten hier niet nodig. Het regenwater wordt rechtstreeks of via een beperkte zuivering op het oppervlaktewater afgevoerd.

Verbeterd gescheiden rioleringsstelsel

Een nadeel van het vrijwel direct lozen ophet oppervlaktewater is dat  er vervuiling mee kan komen. Vooral aan het begin van een bui (de zgn.‘first flush’) wordt veel vuil van de straten de HWA (en daarmee het oppervlaktewater) ingespoeld. Als de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater aan strenge eisen moet voldoen, bijvoorbeeld bij zwemwater of een ecologische zone, is dit ongewenst. Om dit probleem te voorkomen wordt op sommige plaatsen de HWA aangesloten op de DWA. Met behulp van een speciale klep wordt het regenwater dat aan het begin van een bui het systeem instroomt, afgevoerd naar de zuivering. Alleen als het hemelwaterstelsel helemaal gevuld is, wordt het surplus afgevoerd via overstorten naar oppervlaktewater. Alle kleine neerslaghoeveelheden en de “first flush” komen bij de RWZI terecht. Een dergelijk stelsel heet een verbeterd gescheiden stelsel. Met dit stelsel wordt nog steeds veel neerslag naar de zuivering afgevoerd. Voordeel van dit systeem is dat bij grote buien de piek van de afvoer niet in het droogweersysteem terechtkomt, waardoor de piekbelasting van de RWZI aanzienlijk lager wordt.

Nadeel van dit stelsel ten opzichte van het gescheiden stelsel is dat 50% van het regenwater nog steeds bij de RWZI terecht komt.  Voordeel is dat met het afvangen van de first flush, de afvoer van de hoogste vuillast afkomstig van de straten niet meer in het oppervlaktewater terechtkomt.

In de onderstaande tabel staat aangegeven wat de verdeling van water  over de overstort en water naar de RWZI is bij diverse stelsels. Daarbij isaangenomen gezien de uitkomsten van de afkoppelstudie  basisrioleringsplan (BRP),  dat slechts 1/3 deel van de totale hoeveelheid  regen via het stelsel afvoert. Tevens is af te lezen hoeveel (onnodig) regenwater naar de RWZI wordt afgevoerd.

Berging

(mm)

POC

(mm/uur)

Naar

RWZI

Over

overstort

Opmerking

0

n.v.t.

0%

100%

Gescheiden stelsel

2

0.2

50%

50%

Verbeterd gescheiden stelsel

3

0.2

56%

44%

Verbeterd gescheiden stelsel

3

0.3

63%

37%

Verbeterd gescheiden stelsel

4

0.2

61%

39%

Verbeterd gescheiden stelsel

4

0.3

67%

33%

CIW-norm verbeterd gescheiden stelsel

4

0.4

71%

29%

Verbeterd gescheiden stelsel

POC= Pompovercappaciteit

CIW =Commissie Integraal W aterbeheer

 

Infiltratie

Het verbeterd gescheiden stelsel kent nog steeds een nadeel, namelijk dat  het regenwater snel naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd. Hierdoor kan in korte tijd het waterpeil in sloten stijgen, met de nodige overlast. Er wordt daarom ook geprobeerd om regenwater in de ondergrond te infiltreren. Dit doet men door een voorziening te maken waar het regenwater zich kan verzamelen en langzaam in de bodem kan worden opgenomen.

afbeelding binnen de regeling Afkoppelen

Onder afkoppelen wordt verstaan, het scheiden van de afvoer van regenwater van verhard oppervlak (daken, straten) van de afvoer van het overige afvalwater. Het rioolstelsel van de gemeente Aalburg is grotendeels een gemengd stelsel. Het is wenselijk zoveel mogelijk regenwater uit het (gemengde) rioleringsstelsel te houden. Hiervoor is nog geen wettelijke verplichting. Voor de langere termijn zal het voor gemeenten aantrekkelijk worden om het regenwater van de riolering af te koppelen.

afbeelding binnen de regeling Vrij verval en persriolering

Meestal worden rioleringbuizen onder een kleine helling aangelegd,  waardoor het afvalwater via natuurlijke stroming de juiste kant op gaat (vrij verval). Een nadeel van deze manier is dat buizen vaak op grote diepte komen te liggen om te voldoen aan de minimale helling.  Wanneer een riolering met natuurlijk verval niet mogelijk is, wordt een persriolering toegepast. Bij een persriolering wordt het afvalwater via een pomp of gemaal getransporteerd.

Basisinspanning

De basisinspanning is een theoretische referentiewaarde voor het niveau  van de vuilemissie naar het oppervlaktewater. Deze basisinspanning is door de CUWVO beschreven in de rapportage “Eenduidige basisinspanning”, nadere uitwerking van de definitie van de basisinspanning en gedefinieerd met behulp van de vuilemissie uit een referentiestelsel. De aard van de lozingen uit de verschillende stelseltypen en de effecten ervan op het oppervlaktewater zijn dermate verschillend dat één alomvattende basisinspanning voor alle stelseltypen niet haalbaar is. Daarom is de basisinspanning voor de gemengde, verbeterd gescheiden en gescheiden stelseltypen afzonderlijk nader uitgewerkt.

Voor de planvorming van rijk, provincie, waterschap en gemeente vormt het emissiespoor de basisinspanning (eerste fase)  en dus de belangrijkste relatie met het GRP+. Het waterkwaliteitsspoor vormt de tweede fase van de basisinspanning.

- Emissiespoor; Het emissiespoor houdt in, dat de vervuiling van hetoppervlaktewater sterk gereduceerd moet worden. Voor de meeste stoffen geldt een reductie van 50%. Deze reductie moet door alle  categorieën lozers worden gerealiseerd en geldt dus voor bedrijven en woningen (voor directe enindirecte lozingen),  waterschapsbeheerders (verwijdering van stikstof en fosfaatverbindingen) en gemeenten (overstorten en niet-gerioleerde lozingen). De reductie is afhankelijk van de lokale waterkwaliteit en ieder van de genoemde categorieën lozers moet daarin een gelijk aandeel leveren. Deze reductie zou volgens de provincie in 1995 bereikt moeten zijn. De CUWVO had de reductie in 1998 willen bereiken. Beide jaartallen zijn niet gehaald en inmiddels wordt de basisinspanning bedoeld als een richtlijn voor een bepaalde vuiluitworp en niet als voorschrift. Dit betekent dat afhankelijk van de lokale omstandigheden, op grond van technische of financiële overwegingen kan worden gekozen voor een combinatie van alternatieve maatregelen. De gemeente Aalburg heeft de afgelopen jaren maatregelen genomen om te voldoen aan de zorgplicht.

- Kwaliteitsspoor; Ondanks het uitvoeren van hetemissiespoor kan het voorkomen dat de waterkwaliteit van het  oppervlaktewater niet aan de eisen voldoet. Dat kan omdat de resterende lozing van het riool  systeem, (b.v. grondwatervervuiling, natuurlijke uitspoeling (oer, arseen),  inlaten gebiedsvreemd water en landbouw of tuinbouw invloeden) negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit. Een andere oorzaak kan zijn dat de waterkwaliteit aan hogere eisen moet voldoen. Bijvoorbeeld het water heeft een specifieke ecologische functie of is aangewezen als natuurgebied, viswater, zwemwater of als water voor de drinkwatervoorziening. Het toewijzen van een ecologische functie aan oppervlaktewater kan door rijk, provincie of gemeente zelf geschieden.

Zoals hiervoor aangegeven betreft dat voor de gemeente Aalburg de “Wijkse Waard” en enkele waterlopen. De kwaliteitsgegevens van het oppervlaktewater worden bij het opstellen van het waterplan gemeten. In het Waterplan zaleen analyse opgenomen worden van het waterkwaliteitsspoor.

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 2 UITGANGSPUNTEN WET- EN REGELGEVING

Artikel 2.1. Inleiding

In het GRP+ wordt aangegeven hoe de gemeente denkt invulling te geven aan haarzorgplicht voor doelmatige inzameling, behandeling en afvoer van afvalwater. Hierbij dient onder meer rekening gehouden te worden met de randvoorwaarden uit de provinciale verordeningen en beleidsplannen van waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheerders. Sommige plannen hebben bijna de status van wetgeving. Andere plannen verwoorden eerder een visie. Bij het opstellen van het GRP+ spelen de volgende randvoorwaarden een belangrijke rol:

  • -

    wettelijk kader,

  • -

    beleidsplannen van rijk, provincie, waterschap en gemeente,

  • -

    leidraad riolering,

  • -

    ambities gemeente Aalburg.

Een evaluatie van het voorgaande GRP wordt in paragraaf 2.6 beschreven, waarna de doelstellingen voor de volgende planperiode in paragraaf 2.7 zijn weergegeven.

Artikel 2.2. Wettelijk kader

De volgende wetten regelen zaken rond het rioleringsbeleid voor de gemeente Aalburg:

  • -

    de Wet milieubeheer (Wm),

  • -

    de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) met als afgeleide het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater,

  • -

    de Wet bodembescherming (Wbb) met als afgeleide het Lozingenbesluit bodembescherming,

  • -

    de Woningwet (Ww) met als afgeleiden het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

Zo is onder andere in deze wetten vastgelegd dat:

  • -

    de gemeente dient te beschikken over een vastgesteld GRP,

  • -

    percelen die afvalwater produceren, moeten beschikken over een voorziening voor de afvoer van datafvalwater,

  • -

    deze percelen verplicht zijn aan te sluiten op de riolering als ze tot 40 m1 van een riool zijn gelegen.

Artikel 2.2.1. Vergunning Wet Milieubeheer

Als gevolg van artikel 10.16a Wm zijn gemeenten verplicht zorg te dragen voor een doelmatige inzameling en een doelmatig transport van afvalwater dat vrijkomt bij de binnen hun grondgebied gelegen percelen. Onder afvalwater wordt in dit verband zowel regenwater  als vuilwater bedoeld, waarbij de kwaliteit van het water niet van belang is.  De verplichting van artikel 10.16a Wm wordt wel de rioleringszorgplicht  genoemd envormt daarmee een belangrijke noodzaak voor riolering. De vergunning in het kader van de Wm omschrijft wat er op de riolering geloosd mag worden zonder het goed functioneren in gevaar te brengen. Voor bedrijven en glastuinbouw bestaat, afhankelijk van de situatie een vergunningsplicht op grond van de Wm of men moet voldoen aan algemene voorschriften die zijn vastgelegd in een Algemene Maatregel  van Bestuur op grond van artikel 8.40 van deWm. Welke bedrijven vergunningsplichtig zijn, is vastgelegd in het Inrichtingen- en vergunningsbesluit milieubeheer. Niet altijd is het  College van B&W bevoegd tot het afgeven van een vergunning; soms is dit Gedeputeerde Staten of de Minister van VROM. Het College van B&W is dan wel altijd adviseur.

Artikel 2.2.2. WVO-vergunning

Op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo) is  een vergunning vereist van de waterkwaliteitsbeheerder voor de lozingen van overstorten, regenwateruitlaten en nooduitlaten op het oppervlaktewater. De vergunningsaanvraag dient gebaseerd te zijn op nooduitlaten op het oppervlaktewater en een actueel goedgekeurd basisrioleringsplan (BRP). Daarnaast wordt de aanvraag gebaseerd op afspraken in het kader van het GRP+, een bestuursakkoord i.v.m. het waterkwaliteitsspoor, uitgevoerde optimalisatiestudies van het afvalwatersysteem en/of afkoppelprojecten. Waterschap Rivierenland heeft de overstortvergunning afgestemd op het vergunningsmodel  overstorten van de CUWVO. De vergunning wordt zoveel mogelijk voor alle overstorten perafzonderlijke woonkern verleend. Na het vaststellen van het GRP moeten de Wvo- vergunningen worden aangevraagd.

Artikel 2.3. Beleidsplannen

Hier zijn twee categorieën te onderscheiden, namelijk  beleidsplannen  met betrekking tot de waterkwaliteit en overige  beleidsplannen.

Artikel 2.3.1. Beleidsplannen Waterkwaliteit

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

De KRW is gericht op het bereiken van een goede waterkwaliteit in 2015 en onderscheidt twee waterkwaliteitsaspecten: de chemische en ecologische  waterkwaliteit. De chemische waterkwaliteit heeft betrekking op door de EU gedefinieerde belangrijke stoffen voor mens en milieu. De ecologische waterkwaliteit heeft betrekking op de biologische toestand van het water. De consequenties van de invoering van de KRW zal van grof naar fijn worden gewerkt (stroomgebied). Hiervan is voor de gemeente Aalburg een afstudeeropdracht gemaakt, waarvan de samenvatting is opgenomen in (bijlage 4). De oplossingen voor de knelpunten hebben geen lokaal karakter, maar zullen binnen stroomgebieden moeten worden gezocht, waarbij samenwerking tussen alle partijen plaats vindt.

- Vierde Rijksnota Waterhuishouding

Dit is het belangrijkste beleidsplan, dat streeft naar de samenhang en samenwerking van de waterketen. De zorg voor een goed rioleringsstelsel  als deel van de waterketen is een belangrijk speerpunt in het beleid. De doelstelling van het beleid is adequaat beheer en onderhoud van de riolering, het inlopen van de eventuele achterstand in onderhoud en het opstellen van een GRP+. Onderdeel van het GRP+ is het realiseren van de basisinspanning, waarbij aanbevolen wordt dat verhard oppervlak  afgekoppeld wordt. Hierbij wordt gekeken naarhaalbare percentages die lokaal te realiseren zijn. In de Vierde Rijksnota Waterhuishouding  verwoordt het rijk het beleid met betrekking tot water in de meest brede zin van het woord. De beleidsplannen van de provincies, waterschappen en gemeentes zijn hiervan een meer gedetailleerde afgeleide. Voor de gemeente Aalburg zijn de volgende plannen van belang.

- Nota ‘Rioleringsbeleid provincie Noord-Brabant’

In deze nota worden aan alle oppervlaktewateren functies toegekend, waaraan waterkwaliteitsdoelstellingen zijn gekoppeld. De eisen die in de nota worden gesteld aan overstorten van gemengde rioolstelsels op open water met een algemeen ecologische doelstelling, gaan verder dan de eisen die recent zijn geformuleerd doorde Coördinatiecommissie Uitvoering Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (CUWVO). De provincie Noord-Brabant streeft bovendien naar het bereiken van de milieudoelstellingen in 1995, in tegenstelling tot de CUWVO, die 1998 hanteert. Eind 1992 heeft de provincie Noord-Brabant laten weten zich te conformeren aan de landelijke normen van de CUWVO met betrekking tot de basisinspanning.  Voor oppervlaktewater met een specifiek ecologische doelstelling worden aanzienlijk strengere eisen gesteld, welke van de gemeente ook aanzienlijk hogere investeringen zullen vereisen dan bij overstorten op water met een algemeen ecologische doelstelling.

- Provinciaal Waterhuishoudingsplan 2 “Verder metwater” (2003 - 2006)

Dit waterhuishoudingsplan is leidinggevend voor wat betreft de doelen die betrekking hebben op het ontvangende water bij overstorten. De doelstelling van dit plan is de emissie van de verontreiniging via overstorten in de planperiode voor 2005 met minimaal 50% terug te dringen. Om dit te bereiken worden maatstaven gegeven,  waaraan rioolstelsels moeten voldoen:

  • -

    Maatstaven voor bestaande gemengde stelsels:

  • -

    7 mm statische berging in het riool;

  • -

    0,7 mm/h pompovercapaciteit bij het eindgemaal;

  • -

    het aanleggen van een randvoorziening met een capaciteit van 2 mm neerslag.

  • -

    Verbeterd gescheiden stelsels:

  • -

    voldoende berging in regenwaterriool (2 mm neerslag);

  • -

    voldoende pompovercapaciteit (0,2 mm/ uur).

  • -

    Gescheiden stelsel:

  • -

    ombouwen naar een verbeterd gescheiden stelsel.

Implementatie vindt plaats in overleg met de waterkwaliteitsbeheerder.  Voor de gemeente Aalburg staat op de plankaart aangegeven dat de “Wijkse Waard” de functie zwemwater heeft. Tevens is aan dit gebied de deelfunctie “ecologische verbindingszone” gekoppeld, die langs een aantal waterlopen is aangegeven.

- Nota Rioleringsbeleid 2005 - Waterschap Rivierenland

De integratie van de waterschappen Hoogheemraadschap Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, Hoogheemraadschap Almen Biesbosch, Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden en Waterschap Rivierenland per1 januari 2005, vormde de aanleiding om het rioleringsbeleid te actualiseren. Door de ontwikkelingen op het gebied van duurzaam waterbeheer raken watersystemen en riolering in hetbebouwde gebied meer en meer  met elkaar vervlochten. Daardoor is een goede samenwerking tussen gemeente en waterschap van belang. Door vroegtijdig overleg te voeren over de uitgangspunten, knelpunten en kansen, kan gezamenlijk tot een zo duurzaam mogelijke oplossing gekomen worden tegen de laagst maatschappelijke kosten. Tevens bevat de nota een toetsingskader

voor rioleringsplannen in verband met vergunningverlening op grond van de Wvo en de aansluit- verordening en de Keur van Waterschap Rivierenland.

- Gemeentelijk waterplan

Het raamwerk waterplan is in 2002 vastgesteld. Het waterplan is niet  wettelijk voorgeschreven, maar hierin staat aangegeven welke ambities er zijn ten aanzien van waterbeheer door de betreffende waterbeheerders. Tevens is aangegeven welke zaken nog nader geïnventariseerd moeten worden voor de gemeente Aalburg in het kader van verbreding rioleringszorg (waarbij naast afvalwater, ook de zorg voor het hemelwater, het ondiepe grondwater en rioolvreemd water wordt betrokken). Wat de knelpunten vormen en welke kansen er zijn voor een duurzame waterhuishouding. Er staan modules geformuleerd op het gebied van waterbeheer in de regio met het waterschap en de provincie over bijvoorbeeld regionale afvalwaterketenstudies. Inmiddels is er een overleg geweest tussen het waterschap en de gemeente, om een keuze te maken tussen het uitwerken van de modules van het raamwerk waterplan (2002) of een geheel nieuw waterplan op te stellen. Door de taakverbreding (Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), Waterbeleid 21ste eeuw (WB21) en de KRW) wordt voorgesteld een nieuw waterplan op te stellen. Vooral de opgave van stedelijk water in relatie tot ruimtelijke ordening dient planmatig te worden aangepakt. Onder initiatief van het waterschap Rivierenland wordt samen met de Provincie Noord Brabant en Brabant Water aan een nieuw waterplan gewerkt. Het waterplan dient te worden afgestemd op het GRP+, waarna vervolgens bij de realisatie van hetverbreed GRP+ afgestemd wordt op het waterplan. De bijdrage van de gemeente

Aalburg voor het waterplan wordt geraamd op € 25.000,00 exclusief BTW. Door het opstellen van een GRP+ en het opgestelde baggerplan, kunnen de knelpunten worden afgestemd in het op te stellen waterplan.

- Één omgevingsvergunning (Wabo)

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht brengt ca. 25 regelingen samen die defysieke leefomgeving betreffen.  Het gaat hierbij om bouw-, milieu-, natuur- en monumentenvergunningen, die opgaan in één vergunning, de zogenaamde Omgevingsvergunning.  Zo hebben burgers en ondernemers nog maar te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld. Zo werkt het ministerie van VROM aan de verbetering van de dienstverlening door de overheid. Voor het onderdeel uit de omgevingsvergunning betreffende de indirecte lozingen komen alle afvalwaterlozingen vanuit bedrijven op het gemeenteriool (indirecte lozingen)vanuit de Wet milieubeheer) onder het bevoegd gezag van de gemeente of provincie te vallen.  Vanaf dat moment zullen ook de indirecte lozingen, waarvoor het waterschap nu nog bevoegd gezag is, onder het Wm-bevoegd gezag komen te vallen en is het waterschap alleen nog bevoegd gezag voor de rechtstreekse lozingen op oppervlaktewater (directe lozingen). Hoewel de nieuwe richtdatum 1 januari 2010 is, zullen we binnenkort met de partijen omde tafel moeten om overeenstemming te bereiken.

- Beleidsbrief Interactieve Beleidsondersteuning Regenwater (IBOS)

Het kabinet heeft een beleidsbrief Interactieve Beleidsondersteuning Regenwater (IBOS) opgesteld. Hierin staan de toekomstige watertaken geformuleerd. Het kabinet heeft de wet watertaken per 1 januari 2008 vastgesteld wat inhoud geeft aan een verbreed rioolrecht, waarmee bedoeld wordt dat er naast de zorg van de riolering ook de zorg (endus de kosten) voor het afkoppelen en de zorgplicht grondwater worden opgenomen. Het kabinet wil hiermee een impuls geven aan het scheiden van afvalwater en hemelwater.

Artikel 2.3.2 OVERIGE BELEIDSPLANNEN

Baggerplan

Eén van de modules uit het waterplan (2002) is de uitwerking van een baggerplan. Het baggerplan is vastgelegd in 2003 en geeft een volledig  beeld van de kwaliteit van de waterbodems binnen het bebouwde gebied, met de daarbij bijbehorende inventarisatie van baggerspecie. De baggerwerkzaamheden voor het buitengebied, de kernen Eethen,  Meeuwen, Genderen en Babyloniënbroek zijn in 2005 en 2006 uitgevoerd. De kernen Veen en Wijk en Aalburg zijn in 2007 uitgevoerd. In het waterplan zal opgenomen worden hoe om te gaan met stedelijk waterbeheer en eventueel de overdracht van stedelijk water.

Inventarisatie en Saneringsplan Risicovolle Overstorten

Het plan is door het voormalige waterschap Almen Biesbosch in 2000vastgesteld. Er zijn 3 mogelijke risicovolle overstorten  geïnventariseerd. In categorie B (knelpunt met betrekking tot de waterkwaliteit) vallen 2 overstorten, te weten Kleibergsestraat en Hoog Meeuwen (zie bijlage 3). Deze overstorten zijn gelegen op de kopeinden  van sloten. 

De derde overstort vormt geen knelpunt. Er is een actieprogramma opgezet voor de te saneren overstorten binnen de gemeente Aalburg.

- Overige beleidsplannen

Hierbij valt te denken aan de gemeentelijke beleidsplannen die een raakvlak kunnen hebben met het GRP+. Dit zijn situaties tijdens een (plan)proces waar de rioleringsbeheerder vanuit zijn expertise een bepaalde inbreng heeft. Voorbeelden hiervan zijn het Waterplan, maaivelddaling, zetting en klink, ruimtelijke ordening kleinschalige projecten, grondwaterbeheer,  vergunningen, het landschapsbeleidsplan, het groenbeleidsplan,  wegenbeleidsplan en hetmilieubeleidsplan, zie onderstaande figuur dialoog riolering.

Gemeentelijke beleidsplannen moeten in het kader van Integraal Beheer Openbare Ruimte (IBOR)afgestemd worden,  wat inhoudt dat:

- niet meer alleen kan worden gehandeld op basis van technische instandhouding;

- afstemming op de werkzaamheden aan riolering en overige infrastructuur volksgezondheid, verkeersveiligheid en sociale veiligheid) moet voorkomen dat in korte tijd meerdere keren dezelfde weg opengebroken wordt;

- tevens rekening gehouden worden met de esthetische waarde, ecologische waarden en functionaliteit.

afbeelding binnen de regeling

In de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening staat het rijksbeleid  voor ruimtelijke ordening en bouwen. Hierin staat dat nieuwbouw geconcentreerd moet plaatsvinden. Voor de rioleringszorg is deze nota van belang, doordat de provincie de beleidslijnen heeft opgenomen in de streekplannen. Bij het opstellen van een streekplan moet de provincie een watertoets uitvoeren. De naam  watertoets is wat misleidend. De watertoets is niet zozeer  een toets, maar een proces. In dit proces betrekt de provincie de waterbeheerder vroegtijdig bij het initiatief. Zo kan de waterbeheerder zijn expertise en advies inbrengen. Vervolgens neemt de provincie in het streekplan een waterparagraaf op. De gemeente dient in het bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen als resultante van de watertoets.

Artikel 2.4. LEIDRAAD RIOLERING

De belangrijkste richtlijnen op het gebied van riolering vinden we in de Leidraad Riolering van de stichting Rioned. Deze Leidraad Riolering beschrijft de algemeen geaccepteerde uitgangspunten, methoden en technieken voor de rioleringszorg. Stichting RIONED is het  platform, kenniscentrum en belangenbehartiger van de rioleringszorg in Nederland. In de Leidraad Riolering is ook een aantal randvoorwaarden voor het opstellen van een GRP opgenomen. Onderstaand zijn de randvoorwaarden aangegeven die vanuit de Leidraad Riolering aan hetrioleringsstelsel worden gesteld.

Aansluiten niet-aangesloten objecten

Alle bedrijven en panden van enige vorm van afvalwater moeten in principe worden aangesloten op het gemeentelijk riool.  Daar waar dit niet mogelijk is, moeten alternatieve maatregelen genomen worden tegen de vervuiling. Eén en ander in overeenstemming met de huidige regelgeving en ontheffingen.

Voorkomen wateroverlast

Veiligheid staat op de eerste plaats. De dimensionering van de watergangen en het rioleringsstelsel moet voldoende zijn om wateroverlast te  voorkomen. Veiligheid wordt gerelateerd aan wateroverlast en besmettingsgevaar. De juiste opvangcapaciteit van het  oppervlaktewater moet nader bepaald worden, zodat de toelaatbare peilstijging vastgesteld kan worden. Daarnaast is de totale opvangcapaciteit van belang bij het bepalen van de mogelijkheden  voor afkoppeling entoepassing van gescheiden systemen. De toe te passen normen voor veiligheid moeten nauwkeurig omschreven worden: welke piekbelastingen moeten worden opgevangen (t.a.v. “water op straat”/indicatie voor mogelijk werkelijke overlast). De gekozen doelen voor het GRP+ en het waterplan dienen hierbij gelijk te zijn.

Alleen vervuild water afvoeren naar de zuivering

Er dient zoveel mogelijk alleen vervuild water afgevoerd te worden naar de zuivering. In beginsel betekent dit toepassing van een gescheiden riolering. In principe stelt een waterplan eisen aan de gewenste kwaliteit per locatie en geeft het GRP+ antwoord op de vraag hoe dat kan. Indien mogelijk worden bij nieuwbouwplannen, uitbreidingsplannen en herstructureringsplannen (verbeterd) gescheiden rioleringsstelsels aangelegd.

Alleen schoonwater afvoeren naar oppervlaktewater

Er dient zoveel mogelijk alleen schoonwater afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater. Hierbij geeft het waterplan aan wat gewenst is.  Bepaald moet worden wanneer water schoon genoeg is. Voor zover gewenst worden aparte maatregelen getroffen voor gescheiden afvoer van regenwater van vervuilde plekken, zoals parkeerplaatsen, zinken dakgoten e.d. Een en ander gebaseerd op metingen van de vervuiling. Er moet worden voldaan aan de verplichte basisinspanning  voor emissies. Op grond van de berekende emissies en de ruimte die hierin zit, wordt in samenhang met de uitgangspunten van een waterplan gekozen voor het saneren van bepaalde overstorten. Speelruimte in de berging van het rioleringsstelsel wordt benut bij het saneren van overstorten. Bij uitvoering van een verbeterd gescheiden stelsel wordt de first flush afgevoerd via het pompgemaal naar de zuivering of gescheiden stelsel. Tevens zijn gescheiden stelsels aangelegd waarbij de lozing via een retentiegebied geloosd wordt op het oppervlaktewater of vijver. Ook alternatieven, zoals een bergbezinkbassin offilters worden in samenhang met de gewenste waterkwaliteit overwogen. Voor het afkoppelen van verhard oppervlak  heeft Waterschap Rivierenland een afkoppelboom opgesteld die gevolgd dient te worden, (zie bijlage 5). Voor het afkoppelen heeft WSRL ook subsidiemogelijkheden.

afbeelding binnen de regeling

Optimaal functioneren rioleringsstelsel

Het bestaande rioleringsstelsel moet optimaal kunnen functioneren.  Het onderhoud van het stelsel moet adequaat worden bijgehouden.  Verstoppingen of verzakkingen kunnen leiden tot wateroverlast. Hiervoor moet een gedegen onderhoudsplan aanwezig zijn waarin regelmatige inspecties en onderhoudsmaatregelen zijn opgenomen. Ook de afvoer van het oppervlaktewater moet gegarandeerd zijn; watergangen en verbindingen zoals duikers moeten goed onderhouden worden om wateroverlast te voorkomen.

Artikel 2.5. AMBITIES GEMEENTE AALBURG

Hieronder volgt een overzicht van de ambities van Aalburg ten aanzien van de rioleringszorg.

Aansluiten niet-aangesloten objecten

In maart 1997 is de Algemene maatregel van Bestuur (AMvB) Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater vastgesteld. Hierin wordt gesteld dat alle huishoudens en bedrijven voor 1 januari 2005 op de riolering aangesloten moeten zijn of moeten zijn voorzien van een eigen zuiveringsvoorziening. Aalburg heeft gekozen voor de brede zorgplicht en heeft met ingang van 1 januari 2005 alle panden aangesloten op de riolering, met uitzondering van 2 objecten, die niet vallen onder de brede zorgplicht, deze zijn voorzien van een IBA I en IBA II.

afbeelding binnen de regeling

Voorkomen wateroverlast

Er mag jaarlijks een overlastfrequentie van water op straat voorkomen van eenmaal per twee jaar, over een periode van maximaal 15 minuten, met een regenbui L08.

Alleen vervuild water afvoeren naar de zuivering

Aalburg streeft ernaar om van de rioleringsstelsels zoveel mogelijk hemelwater af te koppelen en bij nieuwe situaties een gescheiden stelsel aan te leggen.

Alleen schoonwater afvoeren naar oppervlaktewater

Afkoppelen mag niet leiden tot vervuiling van oppervlaktewater en als richtlijn wordt aanbevolen om de afkoppelboom van Waterschap Rivierenland te gebruiken, zie bijlage 5.

Optimaal functioneren rioleringsstelsel

Inspectie- en beheerplannen moeten jaarlijks worden opgesteld.

Maatregelen treffen ter beperking van de vuiluitworp

Hierbij valt te denken aan:

- riolen met grote diameter toepassen, die het vuil naar zich toetrekken (bezinking bevorderen en de stroomsnelheid verlagen;

- overstorten met een grote vuiluitworp waarvan zonder grote gevolgen hetdrempelpeil verhoogd kan worden;

- overstorten die dicht bij gemalen liggen en daardoor relatief  meer vuil uitwerpen, maar die zonder grote gevolgen verplaatst of gesaneerd kunnen worden;

- gebieden met een grote vervuiling kunnen soms onderbemalen worden waardoor het vuil direct naar een eindgemaal of zuivering  verpompt wordt;

- vergroten berging doorhet plaatsen van bijvoorbeeld stuwputten,  zodat de verloren berging benut kan worden.

Om deze oplossingen toe te kunnen passen dienen zeer gedetailleerde  vuiltransportberekeningen uitgevoerd te worden. De uitvoeringskosten van dergelijke maatregelen zijn relatief laag ten opzichte van het rendement in termen van reductie van de vuiluitworp. Daarom dient regelmatig onderzocht te worden welke oplossingen in het stelsel kunnen bijdragen aan de reductie van de vuiluitworp.

afbeelding binnen de regeling Afkoppelen verhard oppervlak (V.O.)

Bronmaatregelen zijn verreweg de beste oplossingen. Getracht wordt de afvoer van het regenwater te vertragen, zo mogelijk geïnfiltreerd  of naar dichtbij gelegen oppervlaktewater af te voeren. De vuilemissie wordt verlaagd. Bij een gebied waarbij 10% wordt afgekoppeld  van het verhard oppervlak leidt tot ca. 20% emissiereductie. Hierdoor kunnen randvoorzieningen kleiner worden en in de toekomst kunnen aanvullende maatregelen wellicht vervallen. Vervolgens kan de RWZI gedimensioneerd worden op hetaangepaste gebruik. Dit is uiteraard alleen mogelijk indien het waterpeil en/of de grondwaterstand dit toe laat.

De bodem van de gemeente Aalburg bestaat voornamelijk uit rivierklei met stroomruggen. De ondergrond is enigszins zettinggevoelig. Ten gevolge van de klei is het lastig om water te infiltreren. In de vierde nota waterhuishouding is de volgorde ten aanzien van de verbetering van de waterkwaliteit beschreven: vasthouden/infiltreren, bergen en vertraagd afvoeren.

Afkoppelen wordt als meest elementaire maatregel gezien en wordt, indien het realiseerbaar is, als eerste maatregel gekozen in het kader  van emissiereductie. Waar de bodemgesteldheid het toelaat kiezen voor een WADI (greppel) of infiltratie middels cunet of drainage.

Opstellen rioolverordening

Ten behoeve van nieuwe rioolaansluitingen moet een rioolverordening worden opgesteld. Deze verordening is wenselijk in verband met de kostentoerekening. Daarnaast worden hierin voorschriften opgenomen met betrekking tot het lozen van bijvoorbeeld grondwater (bronnering) op riolering. Deze verordening beschrijft tevens de relatie met waterschap Rivierenland als beheerder van het ontvangende oppervlaktewater.

afbeelding binnen de regeling

R i o le r i n g ss t e l s e o v e rdracht naar de gemeente

Organisatie

De gemeente Aalburg dient op een doelmatige manier het afvalwater af te voeren. Hiervoor is een doelmatig rioolbeheer noodzakelijk. Daarbij is  ruimte in de organisatie noodzakelijk en heeft de gemeente de keuze tussen maximaal in eigen beheer uitvoeren en maximaal uitbesteden of iets daar

tussenin, uitgedrukt in bezettingsgraad (fte’s). Bij de binnendienst kan gedacht worden aan o.a. het plannen en verwerken van de uitvoering van beheer programma’s, het ontwikkelen van beleid, begeleiding en het uitvoeren van berekeningen e.d. Ten aanzien van het rioolbeheer door de buitendienst kan gedacht worden aan de uitvoering van alle operationele programma’s, waar onder de bediening van de hoofdpost voor de automatisering van de gemalen.

In principe worden zoveel mogelijk activiteiten binnen de gemeente zelf uitgevoerd. Daar waar noodzakelijk worden specialismen uitbesteed. Hieronder valt het uitvoeren van hydraulische berekeningen, vervangingen, inspecties, reiniging en aanleg riolering. Het verhelpen van klachten en storingen wordt door de buitendienst uitgevoerd, zo nodig wordt extern ingehuurd.

De automatisering van het rioolbeheer bestaat uit een hoofdpost van de gemalen die uitgerust is met telemetrie. Voor het rioolbeheersysteem  beschikt de gemeente eveneens over een geautomatiseerd programma Rioscoop Beheer, waarin de volgende onderdelen zijn opgenomen:

- alle aanpassingen aan het stelsel die invloed op de werking van het stelsel hebben worden altijd doorgerekend;

- periodiek controleren Wvo-vergunning en aansluitverordening;

- het reinigingsprogramma aan het inspectieprogramma koppelen;

- de inspectieplannen worden op basis van kwaliteit en leeftijd opgesteld.

In de aanvullingnota die voorbereid wordt voor de realisatie van een verbreed GRP+ zal voor 2012 aangegeven worden wat de consequenties voor de organisatie zijn.

Artikel 2.6. EVALUATIE GRP 1996- 2000

Hiervoor is aangegeven welke randvoorwaarden worden gesteld aan de diverse aspecten binnen het taakveld riolering. In deze paragraaf geven we een terugblik op de doelen van het voorgaande GRP. Algemeen kunnen we een aantal positieve en verbeterpunten noemen van de achterliggende periode. Het GRP heeft bijgedragen aan politieke aandacht, verbeterde samenwerking met het waterschap en een onderbouwde financiële planning. Te verbeteren isde informatievoorziening naarde burgers en de afstemming met andere sectoren binnen de gemeente.

Bij evaluatie van het GRP 1996- 2000 zijn de volgende conclusies van de hoofddoelstellingen getrokken:

  • 1.

     Aan gestelde functionele eisen en de daarbij behorende maatstaven om aan hetdoel: “Het zorgen voor een goed woon- en werkklimaat binnen degemeente evenals het verminderen van de belasting van hetmilieu”, te verwezenlijken is voldaan.

  • 2.

    Aan de gestelde functionele eisen en de daarbij behorende maatstaven om aan het doel: “Het beheersbaar maken van de uitgaven vanwege riolering”, te verwezenlijken is voldaan.

  • 3.

    Aan de gestelde functionele eisen en de daarbij behorende maatstaven om aan het toegevoegde doel: ”Het opwaarderen van de diverse stelsels naar de nieuwere eisen van de provincie en het waterschap”, te verwezenlijken is grotendeels voldaan.

Daarnaast zijn er drie specifieke doelen beschreven om de hoofddoelstelling te behalen:

  • 1.
    • a.

      Aan de realisatie van 100% aansluiting op riolering binnen de gerioleerde gebieden is voldaan.

    • b.

      Alle nieuwe uitbreiding- en bebouwingsplannen worden voorzien van een door het waterschap en provincie goedgekeurde watertoets.

    • c.

      Nog niet voor alle overnamepunten is in het kader van de WVO een aansluitingsvergunning verkregen van het waterschap.  Er wordt nog geen overleg gevoerd met het waterschap over de resultaten van metingen naar de samenstelling van het afvalwater.

  • 2.

    • a.

      Aan de realisatie van het te handhaven/ intensiveren van het thans lopende preventief onderhoudsprogramma wordt voldaan.

    • b.

      De schaden met een beoordeling (klasse 4 en 5), worden na de inspecties gerepareerd. c.

    • c.

      In het rioolbeheerssysteem van Rioscoop Beheer is de toestand van hetrioolstelsel bijgehouden.

  • 3.

     De in de herberekening genoemde maatregelen om de beoogde reductie van 50% van de vuilemissie te realiseren zijn volledig uitgevoerd. De aangevraagde Wvo- vergunningen zijn nog niet verkregen.

Bovenstaande heeft tot gevolg dat op 1 januari 2005 aan de eenduidige basisinspanning is voldaan. De specifieke doelstellingen zijn behaald. Voor het opstellen van de doelen is het dan ook van belang dat vooraf wordt bekeken of de doelstelling kan worden gehaald  voor het eind van de planningsperiode. In de periode tussen het voorgaande GRP en hetvoorliggende GRP is vooral een beheerslag gemaakt  (aanschaf en implementatie beheerprogramma), om aan de actuele beheer- vraagstellig te voldoen die in het kader van toekomstige wetgeving noodzakelijk is. De noodzakelijke investeringen zijn in deze periode dan ook uitgevoerd. Daarnaast is het gehele buitengebied aangesloten op de riolering. De lasten hiervan zijn verdisconteerd in de huidige tarieven.

In dit nieuwe GRP wordt uitgegaan van de huidige onderhoudssituatie. Dit op basis van uitgevoerde inspecties.

Artikel 2.7. DOELEN 2008-2012

Aan al het in de voorgaande paragrafen beschreven beleid zijn doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden te koppelen. Hieronder is een overzicht gegeven van de zes gestelde doelen met de functionele eis, maatstaf en meetmethode voor de komende planperiode.

DOEL 1: INZAMELING EN TRANSPORT VAN AFVALWATER.

Eerste functionele eis:  Riolering moet in goede staat zijn.

Maatstaf: Schadebeelden klasse 4 en 5 behalve de hoekverdraaiingen, lekkage, ongewenste lozingen en infiltratie van  grondwater  en oppervlaktewater mogen niet voorkomen (urgente maatregelen).

Meetmethode: Beoordeling van de uitgevoerde inspecties conform NEN 3399.

Tweede functionele eis: Alle panden moeten aangesloten zijn (binnen de gestelde aansluitingseisen).

Maatstaf: Alle panden moeten aangesloten zijn (01-01-2005) of voorzien zijn van vrijstelling.

Meetmethode: Doornemen van bestanden door Waterschap Rivierenland en gemeente.

Derde functionele eis:  Riolering moet voldoende schoon zijn.

Maatstaf: Er mag geen vaste ophoping plaatsvinden en er moet worden voldaan aan de classificatie volgens NEN 3399.

Binnen 10 jaar moet het gehele leidingstelsel minstens 1 maal gecontroleerd en gereinigd zijn.

Meetmethode: Meten in het veld, controlemetingen en inspecties.

Vierde functionele eis:  De gemalen moeten in goede staat verkeren en voldoen aan de pompovercapaciteit van het betreffende stelsel.

Maatstaf: Storingen moeten (zoveel mogelijk) voorkomen worden. Daarbij geldt dat het huidige aantal van 10 keer per jaar, verlaagd of gelijk in aantal moet blijven.

Meetmethode:  Klachtenmelding systeem van de gemalen (telemetrie via hoofdpost) en openbare werken (overige gemalen). Controle aan dehand van analyse storingsmeldingen en rapportages.

DOEL 2: WATEROVERLAST VOORKOMEN.

Eerste functionele eis:  Riolering moet bij hevige regenval voldoende capaciteit hebben.

Maatstaf: Maximaal 1 maal per2 jaar mag water op straat voorkomen. Meetmethode: Hydraulische modelberekeningen; klachten gebruikers.

Tweede functionele eis: De kolken moeten het water bij hevige regenval snel af kunnen voeren.

Maatstaf: Geen klachten over afvoer van water bij kolken. Daarbij geldt dat het maximum van 10 keer per jaar, verlaagd of  gelijk  in aantal moet blijven. Meetmethode:

Klachtenregistratiesysteem.

DOEL 3: VOORKOMEN DAT RELATIEF SCHOON WATER NAAR DE RIOLERING GAAT

Eerste functionele eis:  Riolering moet in een goede staat zijn, zodat geen grond- of oppervlaktewater hetriool instroomt.

Maatstaf: Schadebeelden klasse 4 en 5 behalve de hoekverdraaiingen,  lekkage, ongewenste lozingen eninfiltratie van grondwater en oppervlaktewater mogen niet voorkomen (urgente maatregelen).

Meetmethode: Beoordeling van de uitgevoerde inspecties conform NEN 3399.

Tweede functionele eis: Streven naar een gescheiden systeem of verbeterd gescheiden systeem. Maatstaf: Bij rioolrenovatie van het stelsel van de gemeente Aalburg overgaan tot de

aanleg van een gescheiden systeem, afkoppelen, infiltratie, vertragen van de afvoersnelheid bevorderen en bergen op de locatie zelf.

Meetmethode: Controle bij ontwerp, uitvoering en oplevering.

DOEL 4: VOORKOMEN VERVUILING OPPERVLAKTEWATER

Eerste functionele eis:  Vuiluitworp uit het rioleringsstelsel moet acceptabel zijn. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de methodiek die volgens de 

Werkgroep Riolering West- Nederland (WRW) is opgezet. De score mag niet boven de 8 uitkomen, wat inhoud dat de vuilvracht niet boven de 1650 CZV/jaar mag uitkomen.

Maatstaf: De vuiluitworp moet tenminste voldoen aan de eisen volgens de CIW.

Meetmethode: Modelberekening en meetprogramma, waarbij controles in het veld moeten worden gemaakt.

Tweede functionele eis: Afkoppelen hemelwater mag niet leiden tot grotere vervuiling van het oppervlaktewater.

Maatstaf: Bij afkoppelen voldoen aan de Leidraad Riolering en de richtlijnen van de waterbeheerder.

Meetmethode: Controle bij ontwerp, uitvoering en oplevering, daarbij in de praktijk meten.

DOEL 5: VOORKOMEN VERVUILING GRONDWATER EN BODEM

Functionele eis: Riolering moet in goede staat zijn.

Maatstaf: In het handboek professionalisering handhaving staat opgenomen waaraan de riolering moet voldoen.

Meetmethode: Er is een indeling in verschillende categorieën, waaraan het aantal controles wordt gekoppeld.

Tweede functionele eis: Bodemkwaliteitskaart beheren.

Maatstaf: Bouwstoffenbesluit.

Meetmethode: Leidraad Bouwstoffenbesluit.

DOEL 6: VOORKOMEN VAN OVERIGE OVERLAST BEWONERS

Eerste functionele eis:  Bedrijfszekerheid van gemalen en drukriolering moet verzekerd zijn.

Maatstaf: Gemalen moeten worden voorzien van storingsmelder/ telemetrie.

Gemalen moeten installatietechnisch voldoen.

Hoofdgemalen zijn veelal voorzien van een reserve pompopstelling. Voor de overige gemalen geldt dat deze veelal met dezelfde pomp uitgevoerd zijn waardoor kan worden volstaan met een aantal pompen op voorraad, voor uitwisseling.

Meetmethode: Uitvoeringsprogramma gemalen zoals onderdeel van dit GRP+ met analyse en nacalculatie via het beheersysteem Rioscoop Beheer.

Tweede functionele eis: Klachten moeten zo snel en effectief mogelijk worden afgehandeld. Maatstaf: Klachten enmeldingen over de rioleringsafvoer en wateroverlast moeten binnen 5 dagen worden afgehandeld.  In principe wordt er binnen 1 dag gereageerd. Systeemklachten zullen zo spoedig  mogelijk worden opgelost.

Meetmethode: Klachtenregistratiesysteem.

Derde functionele eis:  Planningen en werkzaamheden openbaar gebied worden integraal op elkaar afgestemd.

Maatstaf: Werkzaamheden worden zodanig op elkaar afgestemd dat  hoogstens één maal  per 10 jaar de straat wordt opengebroken.

Meetmethode: Uitvoeringsprogramma van dit GRP+ controleren met het wegenbeheersplan.

Hoofdstuk 3 HUIDIGE SITUATIE

Artikel 3.1. Inleiding

In hoofdstuk 2 is het beleid omschreven, waarbij de doelen voor de komende periode zijn weergegeven. Bij de beschrijving van de huidige situatie zalde riolering in de gemeente Aalburg worden getoetst aan de in hoofdstuk 2 gestelde doelen. In paragraaf 3.2 za laangegeven worden welke berekeningen, normen en materialen worden toegepast door de gemeente Aalburg. Vervolgens wordt weergegeven hoever wordt volstaan aan de doelstelling, door de huidige situatie te beschrijven in de paragraven 3.3 tot en met 3.8, waarin de huidige doelen zijn uitgewerkt.  Per doel wordt aangegeven welke functionele eis, maatstaf en meetmethode wordt gesteld, waarna cursief wordt aangegeven wat de huidige stand van zaken is binnen het gestelde doel. In hoofdstuk 4 worden de voortvloeiende maatregelen vanuit de doelen aangegeven.

Artikel 3.2. BEREKENINGEN, NORMEN, MATERIALEN

Rioolberekeningen

Gemeenten zijn niet wettelijk verplicht tot het uitvoeren van rioolberekeningen. De gemeente heeft echter wel de zorgplicht voor een goed en veilig functionerend stelsel. Het uitvoeren van rioolberekeningen is een  manier om te controleren of het stelsel hydraulisch goed functioneert. In de Leidraad Riolering module C2100 “Rioleringsberekeningen, hydraulisch goedfunctioneren” staat een uniforme berekeningsmethodiek beschreven.  Met deze methodiek is het mogelijk om dynamische rioolberekeningen uit te voeren, waarbij langdurige regenreeksen de gevallen neerslag simuleren. Hiermee wordt een realistisch beeld van het werkelijke  systeemgedrag van de rioolstelsels verkregen. Hierdoor wordt tevens de te realiseren berging in de vorm van randvoorzieningen beter over de overstortlokaties verdeeld. De berekeningsmethodiek C2100 dient gevolgd te worden bij de vaststelling van de te realiseren vuilemissiereducerende  maatregelen.  Waterschap Rivierenland is hierbij het controlerende orgaan. Hierbij kan nog opgemerkt worden dat indien de gemeente een conflict met de burger heeft, de rechter de Leidraad Riolering als toetsmiddel beschouwt.

Basisinspanning

De conventionele maatregelen zoals BBB’s met een extra reductie van 20%,

(realisatie uiterlijk op 31-12-2005) zijn gerealiseerd zijn, voldoen aan de basisinspanning (eerste fase, emmissiespoor).  Het kwaliteitspoor (duurzame maatregelen zoals afkoppelen) moet uiterlijk op 31-12-2009 zijn gerealiseerd.

Bestaande gemengde stelsels

De maatstaf voor de vuiluitworp door lozingen via de overstort is 50 kg CZV (Chemisch Zuurstof Verbruik/(ha.j). Deze maatstaf wordt toegepast op het aangesloten verharde oppervlak van het bemalinggebied. Ook de verharde oppervlaktes die in het kader van de basisinspanning op milieuhygiënisch  verantwoorde wijze van de gemengde riolering worden afgekoppeld zijn hierbij inbegrepen. De vuilvracht wordt gemeentebreed getotaliseerd en getoetst.

De meetmethode voor de toetsing van de vuilemissie aan de maatstaf is grotendeels gebaseerd op de Leidraad Riolering Module C2100.

Voor de toetsing van het stelsel zijn de volgende uitgangspunten  van toepassing:

  • -

    het jaargemiddelde vuilemissie van hetbestaande stelsel mag de maatstaf C2100 niet overschrijden;

  • -

    gemeentebreed dient aan het jaargemiddelde vuilemissie uit gemengde stelsels te worden voldaan;

  • -

    overstort volumen dienen te worden berekend volgens de Leidraad Riolering, module C2100;Hydraulisch functioneren, met een reeksberekening over de 10 arige regenreeks van De Bilt van 1955-1964;

  • -

    de gemiddelde concentratie CZV tijdens overstortingen  bedraagt: 250 mg/l;

  • -

    het gemiddelde bezinkingsrendement van de randvoorziening is 45%;

  • -

    een pompovercapaciteit (berging) van 0,7 mm/uur en 2 mm randvoorziening over het werkelijk aangesloten oppervlak;

  • -

    het toepassen van resultaten van metingen bij de bepaling van de basisinspanning is slechts in specifieke omstandigheden, na overleg met de waterbeheerder, toegestaan.

    Voor de toetsing van het stelsel door Waterschap Rivierenland worden de uitgangspunten van CIW gehanteerd. Onderstaand is aangegeven op welke punten door Waterschap Rivierenland hiervan afgeweken wordt:

    • -

      de jaargemiddelde vuilemissie uit gemengde stelsels wordt per kern getoetst i.p.v. gemeentebreed;

    • -

      de pompovercapaciteit van 0,7 mm/uur over het  werkelijk aangesloten oppervlak heeft een bovengrens van 150m2/woning wanneer het historisch aangesloten oppervlak hoger is. (Dit is nadelig voor de gemeente,  er stort meer water over, waardoor een grotere randvoorziening aangelegd moet worden).

Bestaande verbeterd gescheiden stelsels

De normering en meetmethode zijn gelijk aan die van verbeterd gescheiden stelsels. Indien sprake is van licht verontreinigd oppervlak, verkeerde aansluitingen ontbreken en in de praktijk geen problemen met de waterkwaliteit optreden, is ombouw tot verbeterd gescheiden stelsel niet noodzakelijk.

De CIW-uitgangspunten dienen als basis voor de vuilemissieberekeningen  voor onze riolering, met als enige afwijking (in overeenstemming met  Waterschap Rivierenland) dat het toetsingscriterium voor de totale vuilvracht niet gemeentebreed gehanteerd wordt,  maar per (verzameling van) stroomgebied(en) van het waterschapsgemaal.  Ook de uitgangspunten voor de bestaande (verbeterd) gescheiden stelsels worden gehanteerd. De gemeente Aalburg heeft twee verbeterd gescheiden stelsels waarbij de first flush afgevoerd wordt naar de zuivering. Na neerslag zal de first flush gedurende een berekende tijdsperiode (ca.2 mm verhard oppervlak) naar de RWZI afgepompt worden. Bij grotere lozingen zal via het stelsel op het oppervlaktewater geloosd worden.  Vervolgens zal dan bij een nieuwe regenbui het first flush systeem  weer in werking treden.

Materialen

Voor alle onderdelen van de riolering dienen materiaalkeuzes  gemaakt te worden. Om te voorkomen dat bij elk nieuwbouw- of renovatieplan opnieuw materiaalkeuzes bepaald moeten worden is een standaardisering opgesteld, waarbij de volgende aspecten worden vastgelegd: Minimale diepteligging, toe te passen verhang, wel/niet en/of wanneer toepassen van inspectieputten, toe te passen rioleringssysteem, te hanteren hoeveelheid afvalwater, maximaal aan te sluiten verhardingsoppervlak, etc. Wij passen de volgende materialen toe:

  • -

    beton: Voor de grotere diameters waarbij geen (weinig) kans op aantasting is. Het wordt voornamelijk toegepast voor regenwaterriolen en randvoorzieningen.

  • -

    PVC: Voor de kleinere diameters (t/m 400 mm). PVC heeft de laagste kosten voor de kleinere diameters en kan relatief gemakkelijk en goedkoop aangelegd worden. Bovendien heeft PVC een glad buisoppervlak, waardoor de kans op aanhechting gering is.

Om foutieve aansluitingen te voorkomen wordt het schoonwaterstelsel in grijs uitgevoerd en het vuilwaterstelsel in bruin. De oude gemengde stelsels zijn in grijs uitgevoerd.

afbeelding binnen de regeling

Artikel 3.3. INZAMELING EN TRANSPORT VAN AFVALWATER, DOEL 1

Eerste functionele eis: Riolering moet in goede staat zijn.

Er wordt jaarlijks een inspectie uitgevoerd naar de technische staat van onderhoud.

Maatstaf: Schadebeelden klasse 4 en 5 behalve de hoekverdraaiingen, lekkage, ongewenste lozingen en infiltratie van grondwater en oppervlaktewater mogen niet voorkomen (urgente maatregelen).

Meetmethode: Beoordeling van de uitgevoerde inspecties conform NEN 3399.

O p basis van classificatie volgens de schadecatalogus NEN 3399 (Classificatie bij visuele inspectie van riolen) is in het rioolbeheer programma een opstelling gemaakt waarbij de riolering per schadebeeld wordt.

Momenteel kennen veel leidingen een hoekverdraaiingVervangen van het riool is bij ditschadebeeld meestal nietnoodzakelijk.

afbeelding binnen de regeling Tweede functionele eis: Alle panden moeten aangesloten zijn (binnen de gestelde aansluitingseisen). In het eerste kwartaal van 2005 is voldaan aan de verbrede zorgplicht van de gemeente Aalburg en wordt het afvalwater nagenoeg geheel ingezameld via de riolering. Hierbij wordt gebruik gemaakt van circa 94 km vrij vervalriolering en 60 km drukriolering, waarvoor hieronder het gegevensoverzicht in tabelvorm opgenomen is.

Overzicht aanlegjaar vrijverval riolering, (zie bijlage 6):

Periode van aanleg

Lengte (m)

Lengte(%)

 

 

 

1946-1960

527

0.5

1961-1975

23.778

26

1976-1985

33.331

36

1986-1990

7.963

9.5

1991-1995

10.326

12

1996-2000

6.226

7

2001-2007

8.466

9

Totaal

93.617

100

 

Overzicht functie riolering per type, (zie bijlage 7):

 

type stelsel

Lengte (m)

Gemengd

47.151

Schoon regenwater

17.953

Vuil

14.099

Overstortriool

818

Totaal

93.482

Overige leidingen:

 

Drainage (onvolledig in digitaal bestand opgenomen)

12.751

Duikers en kokers (onvolledig in digitaal bestand opgenomen)

845

 

Overzicht objecten vrijverval riolering:

 

Functie putten

Aantal

Straat/ trottoirkolken

4600

Inspectieputten

2671

Overstortpunten gemengde stelsels (zie bijlage 3)

16

Hoofdgemalen incl. waterschapgemalen (6 stuks) (zie bijlage 3)

21

Randvoorzieningen (bergbezinkriolering) (zie bijlage 3)

5

Pompunits drukvoorziening

178

Overzicht lengte druksysteem en persleiding (incl. vacuümsysteem), (zie bijlage 8):

Pompunits met vacuümriolering

140

Periode van aanleg

Lengte (m)

Lengte (%)

1961-1975

981

2

1976-1985

20.439

34

1986-1990

1.189

2

1991-1995

1.984

3.5

1996-2000

763

1

2001-2007

34.262

57.5

Totaal

59.618

100

 

D e in bovenstaande tabellen vermelde gegevens zijn vastgelegd in het rioolbeheerprogramma Rioscoop van de gemeente Aalburg. De gegevens worden jaarlijks geactualiseerd. Zo zullen o.a. de in-en uitbreidingsplannen worden ingevoerd.

Maatstaf: Alle panden moeten aangesloten zijn (01-01-2005) of voorzien zijn van vrijstelling.

Alle panden moeten de mogelijkheid hebben om aan te sluiten op de riolering, volgens de verbrede z o rgplicht, vastgesteld in de gemeenteraad d.d. 18 december 2003. Het volgend  perceel heeft de mogelijkheid om aangesloten te worden, maar moet nog aangesloten worden:

- Kleibergsestraat 12, pompaansluiting is aanwezig. Alleen de huisaansluiting van het bedrijfspand en de woning moeten nog gerealiseerd worden.

D e volgende locaties zijn voorzien van een eigen zuivering:

- Maasdijk 32, recreatieobject loost op Individuele Behandeling Afvalwater (IBA) buiten waterschapsgebied, handhaving door Rijkswaterstaat.

- Hillsestraat 44 en 44a  loost via een helofytenfilter op eigen watersysteem (vijver), handhaving door WSRL.

Meetmethode: Doornemen van bestanden door Waterschap Rivierenland en gemeente.

 

Derde functionele eis: Riolering moet voldoende schoon zijn.

H e t rioolwater kan zonder belemmeringen in het gemeentelijke rioolstelsel de gemalen van het waterschap bereiken. Belemmeringen kunnen bestaan uit zand- en vuilophoping, vuilafzetting en obstakels in de riolering. De afstroming van het rioolwater wordt in dat geval verhinderd, waardoor de tijdsduur in het stelsel toeneemt. Bij een lange tijdsduur ontstaat er een zuurstofgebrek met als gevolg stank en aantasting van de rioolbuizen. Om een goed transport van rioolwater te bewerkstelligen w o rdt het  rioolstelsel eens per 10 jaar gereinigd en geïnspecteerd. De gemeente Aalburg heeft in het eerste kwartaal van 2005 de kern Wijk en Aalburg geïnspecteerd. In 2006 is de kern Meeuwen geïnspecteerd. Deze inspectiegegevens zijn direct verwerkt in het rioolbeheer programma Rioscoop beheer, waaruit de kwaliteit van het rioolstelsel is te kwantificeren.

Maatstaf: Er mag geen vaste ophoping plaatsvinden en er moet worden voldaan aan de classificatie volgens NEN 3399.

Binnen 10 jaar moet het gehele stelsel minstens 1 maal gecontroleerd en

gereinigd zijn. De maximale vervuiling mag niet groter zijn dan 20%.

Voor de kwaliteitsbeschrijving van het rioolstelsel maken we gebruik van digitale opnamen vanuit put, w aa rmee de aansluitende leidingdelen  zijn bekeken. Hiervan zijn van alle geconstateerde schades digitale opnamen en foto’s gemaakt.

H ie rbij is een samenvattend overzicht gegeven van de inspecties die zijn uitgevoerd aan de rioleringen en aanwezige voorzieningen binnen de gemeente Aalburg. Tevens is het overzicht op tekening aangegeven,(zie bijlage 9). Momenteel is 60% van hetstelsel gereinigd.

Meetmethode: Meten in het veld, controle metingen en inspecties.

O verzicht inspectie per m1 van de afgelopen 10 jaar:

Inspectiejaar

geïnspecteerd (m1)

1997

2.608

1998

2.561

1999

3.130

2000

6.307

2001

1.111

2002

6.640

2003

2.137

2004

561

2005

15.402

2006

5.134

2007

4.700

 

Vierde functionele eis: De gemalen moeten in goede staat verkeren en voldoen aan de pompovercapaciteit van het betreffende stelsel.

Er wordt jaarlijks een technische inspectie uitgevoerd naar de staat van onderhoud.

Maatstaf: Storingen moeten (zoveel mogelijk) voorkomen worden. Daarbij geldt dat het huidige aantal van 10 keer per jaar, verlaagd of gelijk in aantal moet blijven.

H e t verhelpen van storingen en het uitvoeren van reparaties aan installaties van riolering wordt voornamelijk door de buitendienst uitgevoerd. Het is te verwachten dateen aantal pompen op grond van hun leeftijd toe is aan vervanging. De gemiddelde levensduur van een pomp bedraagt 15 jaar. De komende jaren is een piek in te vervangen pompen te verwachten. Rond 1985 is namelijk een groot aantal pompen aangeschaft in het kader van de verfijningsregeling. Het aantal pompen neemt nog steeds toe, de benodigde gelden daarmee ook.D it maakt de noodzaak tot het opzetten van een meer gestructureerd onderhoudsprogramma noodzakelijk, zodat de kosten inzichtelijk  gemaakt kunnen worden.

D oo r de installatie van een hoofdpost, worden automatisch afwijkingen en storingen van aangesloten gemalen doorgegeven, (zie bijlage 10). Verwacht wordt dat adequaat ingespeeld kan worden zodat storingen en schade voorkomen kunnen worden.

Meetmethode:  Klachtenmelding systeem van de gemalen (telemetrie via hoofdpost) en openbare werken (overige gemalen). Controle aan de hand van analyse storingsmeldingen en rapportages.

D e storingen worden jaarlijks geregistreerd.

Artikel 3.4. WATEROVERAST VOORKOMEN, DOEL 2

Eerste functionele eis:Riolering moet bij hevige regenval voldoende capaciteit hebben.

Voor het functioneren van de riolering zijn hydraulische berekeningen gemaakt. Voor het merendeel van alle kernen is vastgesteld dat de riolering bij hevige regenval voldoende capaciteit heeft.

D e hydraulische berekeningen zijn van diverse kernen uitgevoerd om de Wet Verontreiniging Oppervlaktewaterenvergunning (WVO vergunningen) te verkrijgen voor de lozingen op oppervlaktewater. Het algemene vergunningenbeleid evenals het specifieke beleid m.b.t. lozingen van overstorten en hemelwateruitlaten is in diverse beleidsnota’s van Rijk, Provincie en Waterschap geformuleerd. Voor de gemeente Aalburg is de WVO vergunningen voor de kern Veen vastgesteld. Voor de kernen Genderen, Eethen, Meeuwen en Drongelen zijn de aanvragen in 2001 en 2002 ingediend bij het waterschap, maar nog niet verleend. Door de capaciteitsproblemen, waaronder ook de fusieperikelen is de vergunning ambtshalve verleend. Afgesproken is met Waterschap Rivierenland dat de aanvraag van de Wvo- vergunning na herberekening, basisrioleringsplan perkern, zoals opgenomen in het GRP+ wordt ingediend.

Maatstaf: Maximaal 1 maal per 2 jaar mag water op straat voorkomen.

I n de aangevraagde kernen voldoen aan de eis, dat jaarlijks een overlastfrequentie van eenmaal per twee jaar “water op straat” met een regenbui L08 over 15 minuten mag voorkomen.

Meetmethode: Hydraulische modelberekeningen; klachten gebruikers.

Er zijn voor alle kernen in 1995 basisrioleringsplannen opgesteld,  waarvoor de maatregelen inmiddels zijn uitgevoerd. Voor de kern Eethen is de randvoorziening in het voorgestelde bassrioleringsplan geschrapt. Dit na een afkoppelstudie uitgevoerd in juli 2001. De hieruit voortvloeiende maatregelen zijn uitgevoerd. Ten opzichte van de uitgangssituatie is voor alle vier overstorten een reductie van de vuiluitworp op jaarbasis bereikt  van meer dan 50%.  Voor de kern Meeuwen is in verband met de aansluiting van het buitengebied in 2001 een herberekening uitgevoerd, waarbij verbetermaatregelen zijn voorgesteld. Deze zijn inmiddels uitgevoerd. Voor de kern Veen is in verband met een inbreidingsplan een herberekening uitgevoerd in 2004. De voorgestelde verbeteringen zijn opgenomen in de in voorbereiding zijnde inbreiding.

Tweede functionele eis: De kolken moeten hetwater bij hevige regenval snel af kunnen voeren.

D e kolken (4600 stuks) worden twee maal perjaar leeggezogen en hebben voldoende capaciteit om he t water bij hevige regenval snel af te kunnen voeren. Om dit te garanderen wordt er 5 maal per jaar geveegd om vervuiling bij de bron aan te pakken. Er wordt 86 km afvoergoot van de wegverharding geveegd.

Maatstaf: Geen klachten over afvoer van water bij kolken. Daarbij geldt dat het maximum van 10 keer per jaar, verlaagd of gelijk in aantal moet blijven.

Er komen jaarlijks ca. 10 klachten binnen over afvoer van water bij kolken, die direct door de serviceploegen van de gemeente worden opgelost. Tevens wordt met de weginspectie aangegeven, welke kolken opgehaald dienen te worden om een goede waterafvoer te garanderen.

Meetmethode: Klachtenregistratiesysteem.

Er worden werkopdrachten uitgeschreven, die gearchiveerd worden in de algemene klachtenregistratie. Momenteel voldoen we hiermee aan de doelstelling.

Artikel 3.5. VOORKOMEN DAT RELATIEF SCHOON WATER NAAR DE RIOLERING GAAT, DOEL 3

Eerste functionele eis: Riolering moet in een goede staat zijn, zodat geen grond- of oppervlaktewater het riool instroomt.

Er wordt continu controle uitgevoerd om de schadebeelden van de riolering naar de maatstaf te controleren, zodat geen grond- of  oppervlaktewater naar de zuivering afgevoerd wordt.

Maatstaf: Schadebeelden klasse 4 en 5 behalve de hoekverdraaiingen,  lekkage, ongewenste lozingen en infiltratie van grondwater en oppervlaktewater mogen niet voorkomen (urgente maatregelen).

Schadebeelden klasse 4 en 5 behalve de hoekverdraaiingen mogen niet voorkomen. Tijdens het in specteren worden schaden in deze categorie direct gerepareerd, zodat inspectiegegevens na reparatie in kunnen worden gevoerd in het beheerprogramma Rioscoop beheer.

Meetmethode: Beoordeling van de uitgevoerde inspecties conform NEN 3399.

Binnen het beheersgebied komen bij hoge rivierwaterstanden rioolstelsels onder water te staan. Daarbij dient dan direct gereageerd te worden door afsluiting van het stelsel. In een droge periode worden verhogingen van het polderpeil toegepast door het waterschap. Daarbij komt het voor dat polderwater instroomt via de overstort voorziening. Alertheid is hierbij voor de rioolbeheerder geboden.

Tweede functionele eis: Streven naar een gescheiden systeem of verbeterd gescheiden systeem. Bij vervanging streven naar een gescheiden systeem of afkoppelen en bergen op de locatie zelf. Hierbij heeft de eerste prioriteit de aan te sluiten nieuwe bebouwing. We hebben een prognose

ui t ge voerd voor de nieuwbouw binnen de planperiode van het GRP+. In principe wordt voor nieuw aan te leggen bedrijventerrein gekozen voor de aanleg van een verbeterd gescheiden stelsel (milieucategorie 3 (4 en 5 komen in Aalburg niet voor)). Daarnaast zullen de daken, afhankelijk van de beschikbaarheid van open water 100% afgekoppeld worden. De toename van het aantal woningen betekent een toenemende belasting op de riolering. In het GRP+ evenals in de emissieberekening en hydraulische toetsing is hiermee rekening gehouden. De te nemen emissiebeperkende maatregelen zijn hierop afgestemd.

Z oal s aangegeven, in hoofdstuk 2 onder beleidsplannen, worden alle plannen ter goedkeuring aan het waterschap overlegd waarbij de vereiste vergunningen worden aangevraagd.

Maatstaf: Bij rioolrenovatie van het stelsel van de gemeente Aalburg overgaan tot de aanleg van een gescheiden systeem, afkoppelen,  infiltratie,  vertragen van de afvoersnelheid bevorderen en bergen op de locatie zelf.

Bij rioolrenovatie van het gehele stelsel van de gemeente Aalburg zal worden overgaan op aanleg van ee n gescheiden systeem of afkoppelen en bergen op de locatie zelf.

Meetmethode: Controle bij ontwerp, uitvoering en oplevering.

Er vindt controle plaats bij ontwerp en uitvoering, waarbij vervolgens bij de oplevering een revisietekening met inspectiegegevens wordt overlegd.  Vervolgens wordt het stelsel opgenomen in R io scoop Beheer.

Artikel 3.6. VOORKOMEN VERVUILING OPPERVLAKTEWATER, DOEL 4.

Eerste functionele eis: Vuiluitworp uit het rioleringsstelsel moet acceptabel zijn. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de methodiek die  volgens de Werkgroep Riolering West- Nederland (WRW) is opgezet. De score mag niet boven de 8 uitkomen, wat inhoudt dat de vuilvracht niet boven de 1650 CZV/jaar mag uitkomen.

Momenteel voldoet de gemeente Aalburg aan de Wet verontreiniging oppervlaktewater.

Maatstaf: De vuiluitworp moet tenminste voldoen aan de eisen volgens de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW).

R egel matig wordt gecontroleerd bij de watergangen om visuele vervuiling en kwaliteitsachteruitgang t ege n te gaan.

Meetmethode: Modelberekening enmeetprogramma, waarbij controles in het veld moeten worden gemaakt.

I n overleg met het waterschap zijn een aantal kwaliteitsmetingen uitgevoerd die voldoen aan de eisen volgens de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW). Aanvullende meetpunten kunnen worden ingevoerd als een meetplan wordt opgesteld. Momenteel kunnen twee meetpunten worden uitgelezen door middel van de hoofdpost. Momenteel is de rioolbeheerder actief na een overstort gebeurtenis om in te springen op de eventuele negatieve consequenties.

Tweede functionele eis: Afkoppelen hemelwater mag niet leiden tot grotere vervuiling van het oppervlaktewater.

Er zijn binnen de gemeente geen knelpunten gesignaleerd of grote vervuilingen geconstateerd met be t rekking tot het afgekoppelde hemelwater.

Voor de afkoppeling is geen beleid vastgesteld, maar is in diverse nieuwbouwplannen toegepast op de volgende wijze:

D e bedrijventerreinen waarbij het hemelwater is afgekoppeld, zijn voorzien van een gescheiden stelsel. De “first flow” (2 mm) wordt afgevoerd naar de zuivering. Vervolgens wordt de rest afgevoerd naar het oppervlaktewater.  Het betreft de uitbreiding van het bedrijventerrein aan de Weerakkers en Nijverheidsstraat en Ambachtstraat te Wijk en Aalburg.

Voor het bedrijventerrein Bagijnhof en Veensesteeg te Veen is een gescheiden rioolstelsel aangelegd, waarbij het hemelwater van de dakoppervlakten middels een vrij verval leiding direct op het oppervlaktewater wordt geloosd.  In de toekomst zal afhankelijk van de milieucategorie bedrijven 3, 4

o f 5 op dezelfde wijze worden afgekoppeld. Voor de glastuinbouw is gezien het areaal van < 5.000 m2 geen specifiek beleid ontwikkeld.

D e woningbouwuitbreidingen waarbij het hemelwater is afgekoppeld, zijn voorzien van een ge scheiden stelsel.  De “first flow” (2 mm)wordt afgevoerd naar de zuivering. Vervolgens wordt de rest afgevoerd naar het oppervlaktewater.  Het betreft de uitbreiding van de wijk Kerkverreweide te Wijk en Aalburg.

Voor het inbreidingsplan van de Hoofdstraat te Eethen,  Weteringshof te Genderen,  Hubertus Schreudershof te Veen en Korenmolen te Meeuwen is een gescheiden rioolstelsel aangelegd, waarbij middels vrij verval indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd. In het schoonwaterstelsel zijn diverse slibputten aangebracht.

Bij de geplande uitbreidingsprojecten wordt eveneens afgekoppeld:

T a xhof te Wijk en Aalburg, waarbij door middel van cunet infiltratie en wadi’s afgekoppeld wordt.

D e Ruiterhof te Genderen en de Dr.Tjalmastraat zijn projecten, waarbij een gescheiden stelsel wordt aangelegd. Het hemelwater wordt in een retentiebekken gepompt.

D e laatste projecten betreffen de Markt en “Ruimte voor Ruimte” te Wijk en Aalburg, waarbij een gescheiden stelsel aangelegd is, waarbij het schoonwater middels vrijverval opgevangen wordt in een retentiebekken.

D e ruimtelijke plannen hebben de watertoets doorlopen, waarbij de toegestane hydraulische belasting en de verhouding van het oppervlakte van het water met de oppervlakte verharding, van het ontworpen rioleringsstelsel alsproces beschreven is.

Maatstaf: Bij afkoppelen voldoen aan de Leidraad Riolering en de richtlijnen van de waterbeheerder.

I n het verleden is er door de gemeente Aalburg een actie regentonnen geweest, waarbij de bewoners een buffervoorziening konden plaatsen. Tevens worden alle bouwplannen gecontroleerd, waarbij wordt bekeken of dakoppervlakken kunnen worden aangesloten op open water.

Meetmethode:  Controle bij ontwerp, uitvoering en oplevering, daarbij in de praktijk meten. Het afkoppelen voldoet aan de Leidraad Riolering en de richtlijnen van de waterbeheerder, waarbij geen grote vervuiling is opgetreden bij aanleg waarbij afkoppeling is toegepast.

Artikel 3.7. VOORKOMEN VERVUILING GRONDWATER EN BODEM, DOEL 5.

Eerste functionele eis: Riolering moet in goede staat zijn.

D i t wordt uitgevoerd door controle op basis van de verordeningen en vergunningen. Het aantal bedrijven dat bedrijfsafvalwater loost is circa 20%. Hierbij een overzicht van het aantal in de laatste jaren uitgevoerde milieucontroles. De milieuvergunning wordt daarbij tevens gecontroleerd op de lozingseisen.

Overzicht uitgevoerde milieucontroles van:

Jaar

Aantal controles

2002

75

2003

86

2004

78

2005

84

2006

85

2007

88

 

Maatstaf: Handboek professionalisering handhaving.

D i t handboek wordt toegepast voor het onderdeel afvalwater.

Meetmethode: Er is een indeling in verschillende categorieën, waaraan het aantal controles wordt gekoppeld.

D e gemeente Aalburg heeft voor 20 gemalen een inrichtingsvergunning omdat het vermogen van de po mpen boven de 1,5 kW uitging.  Vervolgens heeft de gemeente voor alle overige gemalen en minigemalen één inrichtingsvergunning aangevraagd. De aanvraag betreft 15 gemalen, 5 randvoorzieningen en 178 pompunits. De inrichting kan door de Regionale Milieudienst (RMD) onderzocht/ gecontroleerd worden. Voor het dagelijks functioneren is de gemeente verantwoordelijk. Momenteel wordt getracht om de handhaving praktisch vorm te geven door aan te geven dat we over gaan tot het automatiseren van het rioleringsstelsel, door de aansluiting van de pompgemalen op een hoofdpost.  Voor de Tuinbouwbedrijven die binnen de gemeente aanwezig zijn,  wordt voor de handhaving samenwerking methet Waterschap Rivierenland gezocht.

 

Tweede functionele eis: Bodemkwaliteitskaart beheren.

D oo r de provincie is een bodemkwaliteitsplan gerealiseerd van het buitengebied. Deze is door de regionale milieudienst opgesteld en zal periodiek geactualiseerd worden. In het bodemkwaliteitsplan zijn de wegbermen niet opgenomen zodat alsnog een bermenplan moet worden gerealiseerd. In een bermenplan worden alle bermen in het buitengebied bemonsterd en wordt de kwaliteit vastgesteld. Er wordt uitgegaan van drie kwaliteitszones. Na vaststelling van dit bermenplan kan binnen elke zone afzonderlijk zonder bodemonderzoek grond verplaatst worden.

Voordeel hiervan is dat sneller kan worden gewerkt om grondwerken uit te voeren. De bodemkwaliteit is dan immers vastgelegd. Ook zal een deel van de kosten worden terugverdiend omdat bij grondverplaatsingen binnen de zones geen afzonderlijk bodemonderzoek meer nodig is.

Maatstaf: Bouwstoffenbesluit.

D e implementatie van het bouwstoffenbesluit heeft in 2002 plaatsgevonden, waarbij de taken zijn ondergebracht in de huidige formatie.

Meetmethode: Leidraad Bouwstoffenbesluit.

Per deelgebied (kern) moeten 20 rapporten (metingen) aanwezig zijn om vraagstukken te vertalen naar uitvoering.

Artikel 3.8. VOORKOMEN VAN OVERIGE OVERLAST BEWONERS, DOEL 6.

Eerste functionele eis: Bedrijfszekerheid van gemalen en drukriolering moet verzekerd zijn. Bedrijfszekerheid van gemalen en drukriolering is verzekerd door de aanwezigheid van telemetrie met de verzamelde gegevens in een hoofdpost. Deze zal nog worden uitgebreid in functie. Op gemalen di e nog niet zijn aangesloten op de hoofdpost is een ander controle systeem van storingen aanwezig, t.w. lampen op de pompkast.

Maatstaf: Gemalen moeten zijn voorzien van storingsmelder/ telemetrie.

Gemalen moeten installatietechnisch voldoen.

Hoofdgemalen voorzien van tweede pomp. Voor de overige pompen geldt dat dit veelal hetzelfde type betreft. Hierbij kan volstaan worden met een aantal pompen op voorraad.

I n de toekomst worden meerdere gemalen voorzien van telemetrie.De gemalen worden jaarlijks ge ï n specteerd ter controle of installatietechnisch voldaan wordt aan de huidige eisen. Hoofdgemalen zijn veelal voorzien van een reserve pompopstelling. Voor de overige gemalen geldt dat deze veelal met dezelfde pomp uitgevoerd zijn waardoor kan worden volstaan met een aantal pompen op voorraad, voor uitwisseling.

Meetmethode: Uitvoeringsprogramma gemalen zoals onderdeel van dit GRP+ met analyse en nacalculatie via het beheersysteem Rioscoop Beheer.

Tweede functionele eis: Klachten moeten zo snel en effectief mogelijk worden afgehandeld.

Klachten worden momenteel binnen 24 uur afgehandeld.

Maatstaf: Klachten en meldingen over de rioleringsafvoer en wateroverlast moeten binnen 5 dagen worden afgehandeld. In principe wordt er binnen 1 dag gereageerd. Systeemklachten zullen zo spoedig mogelijk worden opgelost.

Er zijn geen klachten bekend over de afhandelingtermijn.

Meetmethode: Klachtenregistratiesysteem.

Archiveren geschiedt door signaleringslijsten, waarvoor een uitsplitsing is weergegeven in onderstaande staat.

Jaar

Aantal controles

 

Vacuümriolering Drukriolering

2001

13

52

2002

28

75

2003

30

78

2004

30

54

2005

33

91

2006

20

61

2007

31

48

 

D e toename van storingen in 2005 is veroorzaakt door de aanleg van ruim 100 percelen op het buitengebied (garantietermijn) en het onjuiste gebruik van het systeem.

Derde functionele eis: Planning werkzaamheden openbaar gebied worden integraal op elkaar afgestemd.

Planning werkzaamheden openbaar gebied worden op elkaar afgestemd.

Maatstaf: Werkzaamheden worden zodanig op elkaar afgestemd dat hoogstens één maal per 10 jaar de straat wordt opengebroken.

D e werkzaamheden worden zodanig op elkaar afgestemd dat hoogstens één maal per 10 jaar de straat wordt opengebroken.

Meetmethode: Uitvoeringsprogramma van dit GRP+ controleren met het wegenbeheersplan. De planning en uitvoeringsprogramma van dit GRP+ en nacalculatiesysteem zijn afgestemd met het wegenbeleidsplan.

afbeelding binnen de regeling

 

Hoofdstuk 4 ACTIVITEITEN PROGRAMMA 2008- 2012

Artikel 4.1. Inleiding

De ontwikkelingen die zich momenteel voordoen in de rioleringsomgeving  zijn in de hoofdstukken 1, 2 en 3 van dit GRP+ aan bod geweest. Veel van de ontwikkelingen zijn vervat in plannen, zoals het BRP, waterplan, provinciale plannen en plannen in zake ruimtelijke inrichting en optimalisatiestudies afvalwatersystemen (OAS).

In hoofdlijnen zijn de rioleringsactiviteiten te onderscheiden in:

- operationele activiteiten,

- beleidsactiviteiten.

In de operationele activiteiten worden de werkzaamheden in het kader van rioolbeheer beschreven. De operationele activiteiten, uitgewerkt in paragraaf 4.2, bestaan uit:

- onderzoek (beoordelen);

- opstellen en uitvoeren van maatregelen.

Als basis van de beleidsactiviteiten vanuit de gestelde doelen uit hoofdstuk 2, ligt de beoordeling van het rioolstelsel. Middels de beoordeling wordt het verschil vastgelegd tussen de gewenste situatie (vastgelegd in doelen, functionele eisen en maatstaven) en de huidige situatie. Hiervan wordt in paragraaf 4.3. aangegeven welke beleidsactiviteiten  voortvloeien uit de gestelde doelen.

De beleidsactiviteiten, zijn gericht op de besluitvorming door het gemeentebestuur.  Tussen de beleidsactiviteiten bestaat een sterke wisselwerking. Indien ervoor bepaalde beleidsactiviteiten wordt gekozen, heeft dat consequenties voor het bereiken van de doelen. Duidelijk is, dat er een relatie ligt tussen een beleidsactiviteit en de benodigde doelen. Deze relatie zal worden vertaald in hoofdstuk 5, waarin het rioleringsbeheersysteem de beleidsactiviteiten kan genereren en de consequenties daarvan door kan rekenen. De nadruk ligt de komende jaren op nieuwe planvormen zoals het waterplan, gemeentelijk afkoppelplan  met bijkomende maatregelen en het opstellen van basisrioleringsplannen  voor de verschillende kernen.

Artikel 4.2. OPERATIONELE ACTIVITEITEN

Volgens de Nederlandse Praktijkrichtlijn Buitenriolering Beheer-NPR 3220 zijn de volgende “basisactiviteiten” te onderscheiden: onderzoek, waaronder beoordelen, het opstellen en het uitvoeren van maatregelen.  Onderzoek is daarbij als volgt gedefinieerd: verzamelen, ordenen, analyseren enverwerken van gegevens zodat informatie kan worden afgeleid over de toestand en het functioneren van de buitenriolering. In hoofdstuk 3 zijn doelen, functionele eisen enmaatstaven voor de rioleringszorg uitgewerkt en getoetst aan de huidige situatie. Om te kunnen toetsen of aan de maatstaven wordt voldaan, is onderzoek nodig, wat gegevens oplevert.  Gegevens die kunnen worden gebruikt om informatie te genereren, kennis te ontwikkelen, inzicht te krijgen en uiteindelijk een weloverwogen beslissing te nemen.

Onderzoeksprogramma

Inventarisatie:

Er zal een inhaalslag gemaakt moeten worden voor het beheren van gegevens van de bestaande voorzieningen. In de komende planperiode dienen deze gegevens op peil te worden gebracht. Gedacht moet worden aan:

  • -

    Inmeten putten. Om een juiste inschatting te kunnen blijven maken van het hydraulisch functioneren en het voorkomen van “water op straat” zijn de putdekselhoogten van groot belang. Voor de planperiode zalca. 10% nog moeten worden geïnventariseerd. Daarbij moet tevens de binnenkant onderzijde buis (b.o.b.) worden opgenomen.

  • -

    Opstellen beheerkaarten. Voor het in kaart brengen van de riolering zijn goede beheerkaarten noodzakelijk.  Als ondergrondkaarten kan de GBKN dienen, waardoor het eveneens mogelijk wordt om de hoeveelheid verhard oppervlakte op te meten. Voor alle kernen zijn de analoge kaartgegevens digitaal overgezet.

  • -

    Inventariseren verhard oppervlak: De werkzaamheden bestaan uit een buiteninventarisatie gevolgd door een digitale verwerking in het tekenprogramma Microstation. Daarbij wordt zowel gekeken naar de wegverharding als naar de hoeveelheid en soort aangesloten daken.

  • -

    Complementeren rioolbeheersysteem met revisiegegevens  inclusief drainage: alle revisiegegevens dienen verzameld te worden en in het rioolbeheersysteem, Rioscoop Beheer verwerkt te worden.

Inspectie:

Voorgaand is de huidige stand van zaken met betrekking tot inspectie van deriolering aangegeven. Gezien de kwaliteit en leeftijd van hetstelsel kan de komende jaren tot een inspectiecyclus van 1 x per 10 jaar  worden volstaan. Redenen om van de hierboven beschreven strategie af te wijken zijn o.a. storingen of samenloop met andere plannen.

Meten en berekeningen t.b.v. het functioneren van het rioleringsstelsel:

Op basis van nieuw verkregen gegevens is het mogelijk betere en nauwkeurigere berekeningen uit te voeren. De berekeningen zijn onder te verdelen in twee soorten berekeningen:

  • -

    Berekeningen t.b.v. de toestand van hetrioolstelsel: Dit betreffen stabiliteitsberekeningen, restlevensduur berekeningen e.d.

  • -

    Berekeningen t.b.v. het functioneren van hetrioolstelsel: Dit betreffen de hydraulische berekeningen en de vuilemissie berekeningen.

Voor het beoordelen van het functioneren van het rioolstelsel dienen berekeningen uitgevoerd te worden. Hiervoor zijn diverse berekeningen door verschillende ingenieursbureaus uitgevoerd. Bij deze berekeningen zijn meerdere methoden gebruikt.

Stabiliteitsberekeningen

Het beoordelen van de toestand van de objecten waaruit het rioleringsstelsel is opgebouwd kan niet alleen gebeuren door het uitvoeren van visuele inspecties. Berekeningen kunnen daarbij aanvullende informatie opleveren. Stabiliteitsberekeningen worden uitgevoerd om te bepalen welke veiligheid bestaat tegen hetbezwijken van de constructie. Deze berekeningen worden  voornamelijk uitgevoerd bij de aanleg van Bergbezinkbassin’s (BBB) om te bepalen of de constructie voldoende sterkte heeft. De gemeente Aalburg besteedt de sterkteberekeningen uit aan ingenieursbureaus.

Hydraulische berekeningen

Om te toetsen of het rioolstelsel hydraulisch goed functioneert,  is het gehele stelsel met Leidraadbui 07 doorgerekend.  Voor een juiste doorrekening bijhet opstellen van de BRP’s zijn de volgende gegevens nodig:

- ligging en samenhang van de onderdelen van het rioolstelsel;

- geometrie van deze onderdelen;

- aard en omvang van de aangesloten afvoerende oppervlakken;

- maaiveldhoogte ter plaatse van de knopen.

Om inzicht te krijgen in het milieutechnisch functioneren van het rioleringsgebied isbij voorgaande basisrioleringsplannen (BRP’s) gebruik gemaakt van verschillende rekenprogramma’s. Deze rekenprogramma’s simuleren overstortingen uit rioolstelsels en randvoorzieningen met een aangepast rioleringsmodel op basis van een meerjarige neerslagreeks (continue simulatie). Hiervoor wordt de 25- jarige neerslagreeks van De Bilt 1955-1979 gebruikt. De eigenschappen van het aangepaste rioleringsmodel worden voor het bestaande rioolstelsel afgeleid uit de resultaten van de hydraulische berekeningen bij een drietal verschillende neerslagbelastingen, die uiteindelijk resulteren in een vuilemissieberekening. Voor het berekenen van de vuilemissie kan het stelsel worden doorgerekend met de volledige tienjarige regenreeks van De Bilt van 1955-1964. Met deze regenreeks is een eenvoudig bakmodel met te weinig berging en met een te kleine pompcapaciteit (berging 5 mm; POC 0.5 mm/uur), door te rekenen.  Deze berekening geeft aan dateen zeer groot aantal delen van de regenreeks aanleiding tot overstorten geven. Hierbij behoren uiteraard ook de reeksen van kleine buien, die ervoor zorgen dat het stelsel wel gevuld blijft maar niet overstort,  maar die in combinatie met een grotere bui er achteraan wel tot  overstort aanleiding geven. Al de deelreeksen die tot overstorten leiden worden samengevoegd tot een nieuwe reeks. Tussen de deelreeksen is voldoende ruimte overgelaten om het stelsel volledig leeg te pompen. Met deze nieuwe reeks wordt het totale geschematiseerde stelsel doorgerekend.

Van elke overstort van de bergbezinkvoorziening is nu bekend hoeveel de volume-uitworp bedraagt. Deze volume koppeling kan middels de hoofdpost worden uitgelezen. Het inwinnen van de registratie van alle overstorten is als project opgenomen, (zie bijlage 16).Voor de geplande GRP+ periode staat in principe alleen het inwinnen gepland, waarbij gekeken kan worden hoe we als gemeente in overleg met het waterschap een meetplan op kunnen stellen.

Alvorens het meetplan op te stellen dienen de meetdoelstellingen goed geformuleerd te worden. Hierbij is het belangrijk van tevoren te bepalen waarom de gegevens verzameld worden, waarbij het tevens van belang is welke gegevens noodzakelijk zijn. Na vaststelling van de meetdoelstellingen dient een meetopzet vastgesteld te worden. Nu de gemeente tevens de zorgplicht voor het grondwater heeft zullen we tevens de grondwaterstanden aan het meetplan willen toevoegen.

De meetopzet dient het volgende te omvatten:

- het gemiddelde jaarlijkse overstort volume;

- de overstort frequentie (tijdsduur, tijdstip en periode van meten);

- het aandeel van de overstort in hetoverstort volume van het gehele stelsel;

- het maximale overstort debiet;

- de maximale overstort frequentie;

- de vuilemissie bij elk van de hiervoor genoemde gebeurtenissen.

Rioscoop Beheer:

Alle beheergegevens zijn ingeladen in een in 2006 geactualiseerd rioolbeheerprogramma Rioscoop Beheer. Voor de meeste beleidsmatige strategische en operationele activiteiten in de rioleringszorg is een goede informatievoorziening onmisbaar. Concrete doelen van informatievoorziening zijn:

- planning en planvorming op operationeel niveau;

- planvorming op beleidsniveau;

- uitvoering van maatregelen en werken;

- aanvragen enverlenen van vergunningen en ontheffingen;

- informeren van bestuur, management en burgers.

Het programma Rioscoop Beheer hanteert de NEN 3399. De invoering van het beheerprogramma zal worden opgenomen in de personele planning.

Nu we alle objectgegevens van de gemeente Aalburg digitaal hebben ingebracht en geïnventariseerd in het  rioolbeheer programma Rioscoop Beheer, dient het tevens als basis voor de berekeningen. Hiervoor kan he trioleringsstelsel van de gemeente Aalburg met het rekenpakket van  Witteveen en Bos voor de realisatie van het BRP doorgerekend worden. Het stelsel van de gemeente Aalburg is gemodelleerd. Tevens zijn alle bijzondere situaties opgenomen, waardoor voor het stelsel van de hydraulische en vuilemissie berekeningen zijn uitgevoerd. Bij de evaluatie kunnen de meetgegevens en de gegevens uit het BRP worden bestudeerd en als input voor een optimalisatiestudie worden gebruikt.

Opstellen en uitvoeren van maatregelen

Hieronder vallen de maatregelen die vallen binnen de operationele activiteiten,  waarvoor is bepaald met welke frequentie en op welke wijze deze voor de komende planperiode zijn opgenomen. Reiniging:

Het rioolwater dient zonder belemmeringen in het rioolstelsel de rioolwaterzuiveringinrichting (RWZI)te bereiken.  Bij langere verblijftijden begint het rioolwater te rotten met als gevolg stank en aantasting

van de buizen.

Reiniging en onderhoud zijn noodzakelijk om een goede afstroming van het vrijverval riool te kunnen waarborgen. Bij deze maatregelen blijft de toestand van het object ongewijzigd. Het stelsel in de gemeente Aalburg is de afgelopen jaren alvoor 60% gereinigd. Het reinigingsprogramma wordt in de praktijk gekoppeld aan hetinspectieprogramma. Op een aantal locaties zal door de vervuilingsgraad frequenter gereinigd moeten worden. Voor de komende jaren zal zoveel mogelijk per kern gereinigd worden. Het riool in de kernen Wijk en Aalburg, Veen en Meeuwen zijn de afgelopen jaren uitgevoerd. Voorde komende perioden staan Genderen, Eethen, Drongelen en Babylonienbroek op de planning.

afbeelding binnen de regeling Middels het nieuwe onderhoudsschema als onderdeel van het beheerprogramma zullen de komende 10 jaar alle riolen periodiek  worden gereinigd en geïnspecteerd, (zie bijlage 12). De volgende onderhoudsfrequenties worden in de planning aangehouden:

- Vrijverval riolering:  8,5 km per jaar (totaal 93 km).

- Kolken: 4600 stuks 2 x per jaar.

- Rioolgemalen: 1 x per jaar.

Vrijkomend slib wordt afgevoerd naar een daartoe erkende stortlocatie.

De inspectiegegevens worden jaarlijks ingevoerd in het  rioolbeheerprogramma, zodat het inzicht in het rioolstelsel vergroot wordt.

Reparatie:

Tijdens het reinigen worden de schadebeelden die aangekruist zijn direct gerepareerd. Hieronder is aangegeven welke schadebeelden (volgens Leidraad Riolering van de stichting Rioned) tot maatregelen aanleiding geven.

Urgente Maatregelen

Klasse 2

Klasse 3

Klasse 4

Klasse 5

Code

Waterdichtheid

 

 

 

 

 

Lekkage

 

 

 

X

A1

Zandinloop

 

 

X

X

A2

Axiale verdraaiing

 

 

 

 

A3

Radiale verdraaiing

 

 

 

 

A4

Hoekverdraaiing

 

 

 

 

A5

Inhangende rubberring

 

 

 

 

A6

Inhangend voegmateriaal

 

 

 

 

A7

Stabiliteit

 

 

 

 

 

Beschadiging

 

 

 

 

B1

Aantasting

 

 

 

X

B2

Scheuren

 

 

 

X

B3

Deformatie

 

 

 

 

B4

Afstroming

 

 

 

 

 

Instekende inlaat

 

 

 

X

C1

Wortelingroei

 

 

x

X

C2

Aangroei

 

 

 

X

C3

Afzetting

 

 

 

X

C4

Obstakels

 

 

 

X

C5

Zand/vuil ophoping

 

 

 

X

C6

Verhoogde waterstand

 

 

 

X

C7

 

* De schades worden door middel van een NEN 3399 en classificatie aangegeven. Deze lopen van klasse 2(=goed) naar klasse 5 (=vervangen).

 

Van 60% van de vrijvervalriolering zijn inspectiegegevens bekend.  In voorliggend GRP+ streven we naar 100%.

Aansluiting toekomstige percelen:

De gemeente Aalburg heeft gekozen voor een verbrede zorgplicht ten aanzien van de inzameling van het afvalwater voor alle panden.

Bij het aansluiten van nieuwe panden op de riolering moet er  rekening gehouden worden dat, conform de 4e nota waterhuishouding ernaar gestreefd dient te worden dat 60% van het verharde oppervlak

niet op de riolering wordt aangesloten. Hierbij dient een volgorde aangehouden te worden voor het regenwater.

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft een adviesrapport geschreven waarbij aanbevolen wordt uit te gaan van een drietrap strategie:

  • 1.

    Vasthouden Gebiedseigen water wordt vastgehouden door middel van:

    • -

      Benutten (hergebruiken)

    • -

      Infiltreren

  • 2.

    Bergen Water wordt tijdelijk geborgen door middel van:

    • -

      Buffer en Retentievoorziening

    • -

      Hergebruik

  • 3.

    Afvoeren Schone en vuile waterstromen worden gescheiden

    • -

      Afvoer van schoon water via het watersysteem

    • -

      Afvoer van vervuild water via de riolering

    • -

      afbeelding binnen de regeling

      afbeelding binnen de regeling Deze mogelijkheden dienen bestudeerd te worden in het op te stellen Waterplan. In de projecten binnen het GRP+ is opgenomen dat een afkoppelplan zal worden gemaakt. Deze zal tevens worden gebruikt voor de herberekening van basis rioleringsplannen.

      De prognose van de nieuwbouw binnen de planperiode is hieronder aangegeven:

      Kern

      Huidige woningen

      31-12-2007

      Aantal inwoners

      31-12-2007

      Toename

      woningen

      2008- 2012

      Toename/ Prognose

      aantal inwoners

      1-1-2012

      Wijk en Aalburg

      4521

      10304

      280

      1391

      Veen

      856

      2024

      43

      121

      Genderen

      693

      1612

      10

      24

      Meeuwen

      226

      579

      12

      34

      Eethen

      293

      677

      21

      59

      Drongelen

      121

      273

      3

      8

      Babylonienbroek

      147

      407

      6

      10

       

      Voor de nieuw aan te leggen woonwijken wordt in principe gekozen voor de aanleg van een gescheiden stelsel,  e.e.a.  afhankelijk  van de beschikbaarheid van open water en het aangrenzende stelsel. Voor nieuw aan te leggen bedrijfsterreinen (categorie 3, 4 en 5) wordt altijd een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd.

       

      Vervangingen:

      Om de vuilemissie naar de bodem en het grondwater te bestrijden dienen slecht functionerende riolen tijdig vervangen te worden.  Met behulp van de bekende inspectiegegevens en de leeftijd van het riool is een restlevensduur berekening uitgevoerd.

      Tevens worden vervangingen berekend op basis van:

      - typen verharding;

      - diameter;

      - diepteligging;

      - leidingsoort;

      - aantal huisaansluitingen;

      - aantal kolken;

      - inspectieputten.

      Samenvattend kan bepaald worden wanneer het riool vervangen dient te worden. Wanneer geen inspectiegegevens bekend zijn wordt een standaard levensduur van 60 jaar gehanteerd. Een vervanging van de riolering op basis van de theoretische levensduur heeft niet de voorkeur. Een riool kan immers na het aflopen van de aangenomen levensduur nog in goede staat verkeren. Ingezet wordt daarom op vervanging op basis van kwaliteitscijfers, waarbij alleen de slechte riolering wordt vervangen.

      Voor de gemeente Aalburg is een kwaliteitsfilter opgesteld.  Per kwaliteitsfilter is voor elk schadebeeld een waarde toegekend. Met dit kwaliteitsfilter is voor het stelsel de restlevensduur berekening uitgevoerd. Hieronder staat aangegeven hoe zwaar elk schadebeeld mee weegt in de beoordeling. Een overzicht van de vervangingen staat opgenomen in (bijlage 13).

       

       

      Schadecijfers toegepast met een

      kwaliteitsfilter op het rioolstelsel voor de gemeente Aalburg

      klasse

      2

      3

      4

      5

      Waterdichtheid

       

       

       

       

      Lekkage

      0

      0

      0.25

      1

      Zandinloop

      0.25

      0.5

      0.75

      1

      Axiale verplaatsing

      0

      0

      0.5

      1

      Radiale verplaatsing

      0

      -

      -

      1

      Hoekverdraaiing

      -

      -

      -

      0

      Inhangende rubberring

      -

      0

      -

      0.75

      Inhangend voegmateriaal

      0

      0

      0.5

      0.75

      Stabiliteit

       

       

       

       

      Beschadiging

      -

      -

      -

      1

      Aantasting

      0

      0.25

      1.5

      2

      Scheuren

      0.1

      0.5

      1.5

      2

      Deformatie

      0.1

      0.25

      0.75

      1

      Afstroming

       

       

       

       

      Instekende inlaat

      -

      0.25

      -

      0.75

      Wortelingroei

      0

      0.5

      0.75

      0.75

      Aangroei

      0

      0

      0

      0

      Afzetting

      0

      0

      0

      0

      Zand/vuil ophoping

      0

      0

      0

      0

      Obstakels

      0

      0

      0.25

      0.5

      Verhoogde waterstand

      0

      0.25

      0.5

      0.5

       

      Niet het gehele rioolstelsel van de gemeente Aalburg is  geïnspecteerd.  Met bovenstaand kwaliteitsfilter is geëxtrapoleerd over de rest van het rioleringsstelsel, zodat de vervangingen bepaald kunnen worden. Om vervangingen zo effectief mogelijk  uit te kunnen voeren is afstemming met andere onderhoudswerkzaamheden noodzakelijk, bijvoorbeeld wegreconstructies. Dit wordt opgenomen in operationele programma’s. Bij vervanging van bestaande riolering zullen de mogelijkheden voor afkoppeling van schoonregen water onderzocht worden.

      Opgemerkt kan worden dat de overlast door uitvoering voor de inwoners beperkt kan worden wanneer in de planning rekening wordt gehouden met andere werken, zoals wegreconstructies.  Gaat het om herinrichting van wegen dan worden de volgende criteria gehanteerd:

      1. Ligt de riolering onder de elementen verharding dan wordt beoordeeld of binnen 10 jaar vervanging noodzakelijk is.

      2. Ligt riolering onder asfaltverharding dan wordt voor vervanging een periode van 15 jaar aangehouden.

Artikel 4.3. BELEIDSACTIVITEITEN

Aan de hand van de gestelde doelen wordt aangegeven welke beleidsactiviteiten binnen de planperiode van hetGRP + vallen.

Inzameling en transport van afvalwater, DOEL 1:

Als beleidsactiviteit staat voor dit doel het opstellen van een rioolverordening gepland.

In de huidige rioolverordening staat de aansluitvergunning centraal, die naast de financiële aspecten de technische eisen regelt. Voor de komende periode zal een nieuwe verordening moeten worden opgesteld, rekening houdend met het afvalwaterakkoord. De belangrijkste ambities afvalwaterakkoord zijn het streven naar duurzame oplossingen, het realiseren van de basisinspanning, het toetsen van Waterbeleid 21-ste eeuw (vasthouden, bergen en afvoeren, het invullen van het waterkwaliteitsspoor, het bijdragen aan de leefomgevingkwaliteit en het zoeken naar zoveel mogelijk maatschappelijke kostenefficiency. In de verordening moeten de volgende onderdelen worden uitgewerkt:

- technische eisen binnen- en buiten riolering;

- aansluitplicht en ontheffing (incl. handhaving kwaliteit);

- aanleg aansluiting;

- scheiding en beperking (regen)waterstromen;

- controle werkzaamheden;

- kostenverhaal

- beheer en handhaving aansluitingen;

- mogelijke grensafbakening (vastlegging);

- milieubescherming: WM en Wvo (toekomst lozingsbesluit);

- ombouwen gemengde aansluitingen;

- sloop aansluitingen.

Aktie: Opstellen rioolverordening.

Wateroverlast voorkomen, DOEL 2:

Volgens de verschillende opgestelde basisrioleringplannen en de evaluatie van hetvoorgaande GRP heeft de gemeente Aalburg het doel  bereikt  om de complete vuiluitworp te reduceren met 50%.

Het eerste spoor, emissiespoor van de basisinspanning is daarbij gerealiseerd. Het twee de spoor, het kwaliteitspoor, zullen de maatregelen  van het GRP+ gericht zijn op de verbetering van de waterkwaliteit. Voor de realisatie van hetgehele eerste spoor en de opzet van het tweede spoor zijn maatregelen opgenomen. Dit sluit aan bij de KRW (Kader Richtlijn Water) doelen op de

waterlichamen, en de KRW doelen, namelijk het waterkwaliteitspoor.  Het waterkwaliteitspoor richt zich op het realiseren van de waterkwaliteitsdoelstelling voor een specifieke waterloop. Het is niet uitgesloten dat bij het opstellen van basisrioleringsplannen  aanvullende maatregelen door het waterschap zullen worden verlangd. Deze aanvullende maatregelen zullen dan wel door kwaliteitsmetingen  moeten worden onderbouwd. De inspanning voor de verdere beperking van de vervuiling door riolering wordt gerelateerd aan de gemeten kwaliteit van het oppervlaktewater en de beoogde doelstelling na realisatie van de basisinspanning. Deze doelen op de waterlichamen zijn vastgelegd binnen de KRW en goedgekeurd door WSRL. De Provincie moet deze doelen nog vaststellen binnen het Provinciaal Waterhuishoudingsplan (2009).

Aktie: ·Opstellen basisrioleringsplannen.

Voorkomen dat relatief schoon water naar de riolering gaat, DOEL 3:

Als project voor de komende periode staat gepland om een afkoppelkansenkaart op te stellen per kern.  Tijdens het opstellen van de BRP’s zal daarmee een aanvang worden gemaakt. Zo zullen de af te koppelen percelen worden ingedeeld in een moeilijkheidsgraad. De moeilijkheidsgraad varieert van makkelijk af te koppelen,  naar onmogelijk af te afkoppelen en zal zowel in data als digitaal inzichtelijk worden gemaakt. Deze kaart moet vervolgens gekoppeld worden met de beschrijving van het watersysteem uit het Waterplan. Tenslotte kunnen er maatregelen uitgevoerd worden om het afkoppelen te realiseren, waarbij tevens een stimuleringsregeling voor de bewoners kan worden ingevoerd. Allereerst zal tijdens het opstellen van de BRP’s een handhavingslag worden gemaakt, waarbij veelvuldig een beroep op het waterschap kan worden gedaan. Vervolgens leggen we ons ambitieniveau op 3% van het aantal panden perjaar, met als peildata juni 2006, zie bijlage 16.

Mede door nieuwbouwplannen en reconstructie van wegen wordt afkoppeling van de riolering meegenomen in de uitvoering, willen we een totaalrendement van 45% van het totaal areaal binnen stedelijk gebied afgekoppeld hebben behalen voor de gestelde planperiode.

Aktie:  Opstellen afkoppelkansenkaart.

Voorkomen vervuiling oppervlaktewater, DOEL 4:

Monitoren van het rioolstelsel isvan belang in verband met de toetsing van hetrioolstelsel ten aanzien van de uitstoot van belastende stoffen op het oppervlaktewater (vuillast). In samenhang met het op te stellen Waterplan zal een samenwerkingsverband met het waterschap gezocht worden waarbij een ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid metingen aan het rioolstelsel bevordert, wat resulteert in een meetprogramma.Dit voornemen spoort met de voorkeur van het waterschap ombij het kwaliteitspoor in eerste instantie niet uit te gaanvan de aanleg van nog meer (open) berging. Een bronmaatregel als het afkoppelen van verhard oppervlak verdient de  voorkeur. Een meetprogramma kan bijvoorbeeld een overzicht geven op gemeentelijk niveau van de locatie van infiltratiegebieden. Daarbij kan worden aangegeven waar afgekoppeld kan worden, waar grondwateroverlast is, waar waterbodemsaneringen moeten plaatsvinden, etc. Door middel van het opstellen van een afkoppelplan kan in de komende planperiode nagegaan worden of deze maatregelen een voordeel opleveren ten aanzien van de emissie op oppervlaktewater. Binnen het waterplan kunnen dan maatregelen worden opgenomen om te voorkomen dat er  vervuiling van het oppervlaktewater plaatsvindt.

Bij de hydraulische berekeningen die plaats vinden aan het rioleringsstelsel  zal de nadruk steeds meer komen te liggen op toetsing van  de theorie aan de hand van meetgegevens, zonodig gevolgd door bijstelling van het  theoretische model. Met dat gegeven zijn (niveau)metingen bij rioolgemalen en overstorten belangrijk. Deze hebben we als uitvoeringsproject opgenomen i het GRP+.

Aktie Opstellen meetprogramma.

Opstellen waterplan.

Voorkomen vervuiling grondwater en bodem, DOEL 5:

De bodemkaart geeft informatie over de bovenste aardlagen (circa 1 meter) en daarmee over de bruikbaarheid van de bodem voor  verschillende functies.

Aktie Opstellen bodemkaart.

Voorkomen van overige overlast bewoners, DOEL 6:

Voor de planperiode is uitbreiding van de storingsmelders/ telemetrie op de gemalen meegenomen.

In voorbereiding hierop is een aanvang gemaakt met de weergave van aanwezige stroomvoorzieningen binnen de gemeente Aalburg,  waar aansluiting kan plaatsvinden, (zie bijlage 14). Tevens zal evaluatie plaatsvinden van het aansluiten van de panden in het buitengebied en de invloed van afkoppelen en de ontwikkeling van H2S (stankproblemen). De bestrijding van stankoverlast zal in overleg moeten plaatsvinden.

Aktie:  Uitbreiding telemetrie.

Bestrijding stankoverlast

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 5 Automatisering

Artikel 5.1. Inleiding

Uit de operationele- en beleidsactiviteiten blijkt dat de komende tijd een grote hoeveelheid werken uitgevoerd moeten gaan worden.  Hiervoor is ook personeel noodzakelijk. Momenteel zijn 1,3 personen van de afdeling Openbare Werken (binnen- en buitendienst) structureel werkzaam in rioolbeheer. Ze houden zich hoofdzakelijk bezig met werkzaamheden als het opzetten en uitvoeren van beleid en het opzetten en begeleiden van onderhoud, vervanging- en beheerprogramma’s. Daarnaast is formatie voor opleggen en inning rioolrecht 0,35 fte beschikbaar.

Artikel 5.2. ARBEIDSBEHOEFTE

De laatste tijd zijn er tal van ontwikkelingen op het gebied van de gemeentelijke waterhuishouding. De gemeente krijgt de zorg voor  het (ondiepe) grondwater. Afkoppelen zorgt voor nieuwe (infiltratie) voorzieningen die moeten worden beheerd.  Gesproken wordt over verbreding van de rioleringszorg en er wordt geprobeerd om watersysteem en waterketen uit elkaar te gaan houden. Deze ontwikkelingen vormen de nieuwe activiteiten die door de gemeente moeten worden opgenomen. Daarbij moet

worden gelet op het feit dat de nieuwe activiteiten moeten passen in het begrip rioleringszorg indien alle kosten door het rioolrecht moeten worden gedekt. In de aanvullingnota die voorbereid wordt voor de realisatie van een verbreed GRP zal voor 2012 weergegeven worden hoe de arbeidsbehoefte gestalte krijgt.

De Leidraad Riolering heeft normgetallen waaraan deze behoefte kan worden getoetst. Voor de gemeente Aalburg hebben we een toetsing gedaan, waarbij een behoefte van 6688 uur nodig is volgens de leidraad. Dit komt overeen met ca. 4,3 fte (1 fte = 1550 uur). In de voorgaande periode voldeed de huidige capaciteit. Als reden kan geconcludeerd worden dat er momenteel een uitgebreide kennis van het rioleringsstelsel aanwezig is, waardoor efficiënt gewerkt wordt. Tot voor kort werden de vervangingsplanningen direct aan de meerjarenbegroting gerelateerd.  Dit bespaart tijd bij het opstellen van planningen voor o.a.  inspectie, onderhoud etc. Vervolgens is daarmee de overhead minimaal door het efficiënte verloop. Voor de komende planperiode is dit geen uitgangspunt waar we van uit kunnen gaan. Het voorstel om de werkzaamheden in eigen beheer uit te voeren lijkt gezien de uitbreiding met arbeidsplaatsen niet realistisch. Daarom is gekozen om de werkzaamheden in projecten uit te voeren, zodat de interne bezetting maximaal gebruikt kan worden voor begeleiding van projecten die extern worden voorbereid. De projecten zijn opgenomen in het GRP, waarmee aan de doelstelling kan worden voldaan.

De huidige beschikbare uren (begroting 2008) zijn:

- afdeling openbare werken

1.235 uur

(0,80 fte)

- gemeentewerken

750 uur

(0,50 fte)

- afdeling Financiën en belastingen

555 uur

(0,35 fte)

 

Gezien bovenstaande ontwikkelingen lijkt deze bezetting bij openbare werken en gemeentewerken niet te voldoen. Binnen de huidige bezetting kan aansturing plaatsvinden van de diverse onderdelen van onderhoud en vervangingen.

Bij de projecten en vervangingen voortvloeiende uit dit GRP is dan ook rekening gehouden met de kosten van voorbereiding, directievoering en begeleiding. Het is mogelijk dat op termijn uit efficiency oogpunt een deel van deze arbeid wordt omgezet in structurele formatie.

De verwachting is dat de formatie voor de afdeling Financiën en belastingen bij een verbrede rioolheffing ook voldoende zal zijn.

 

5.3 AUTOMATISERING

Op verschillende vlakken heeft automatisering zijn intrede gedaan binnen de rioleringszorg. Zo worden alle gegevens beheerd in het programma Rioscoop-beheer  en de gemalen kunnen worden uitgelezen doormiddel van een Hoofdpost. Integraal kunnen op termijn de gegevens door middel van Real time controle (RTC) worden ingezet.

 

Rioscoop-Beheer

De gemeente Aalburg heeft er voor gekozen over te gaan op het  rioolbeheersysteem Rioscoop-beheer. Jaarlijks worden er camera inspecties uitgevoerd. Het benodigde inventarisatiewerk wordt in eigen beheer uitgevoerd, waarvoor een procesbeschrijving is opgenomen in bijlage 11,waarin de procedure staat beschreven voor projectmatig werken. Hiermee voldoet de gemeente Aalburg aan de hiervoor gestelde functionele eisen aan hetrioolbeheersysteem. Jaarlijks zullen we voor de begroting een actualisatie opstellen binnen Rioscoop-Beheer. Dit zal resteren in een update van gegevens, die aan de begroting wordt toegevoegd om een jaarlijks operationeel plan vast te stellen.

Rioscoop-beheer kan in de toekomst worden opgenomen als onderdeel van het Geografisch Informatiesysteem (GIS) binnen de gemeente Aalburg,  zodat met een digitaal tekenpakket (microstation) informatie kan worden uitgewisseld met informatie van o.a. het kadaster, de GBKN en luchtfoto’s. De nieuwste jaarplannen dienen op basis van al uitgevoerde activiteiten en beslissingsmodellen op ieder moment geproduceerd te kunnen worden en moeten voorzien zijn van de volgende factoren:

  • -

    Invoering activiteiten GRP+; Alle projecten die in het GRP+ genoemd zijn dienen te zijn opgenomen om een meerjarenbegroting op te stellen.

  • -

    Bijhouden alle activiteiten; Alle uitgevoerde activiteiten van o.a.  vervangingen, inspecties, reiniging/onderhoud en reparaties dienen bijgehouden te worden. Alleen op deze manier kan te allen tijden over een up-to-date rioolbeheersysteem beschikt worden.  Naast het bijhouden van de resultaten van de activiteiten dienen ook de plannen zelf bijgewerkt te worden.

  • -

    Verschillende beslismodellen; Voor het verkrijgen van inzicht in vervangingen en inspecties zijn verschillende beslismodellen mogelijk.  Tevens kan inzichtelijk worden gemaakt om afkoppelen te realiseren.

  • -

    Operationele plannen; Jaarlijks dienen op basis van uitgevoerde activiteiten, beslissingsmodellen op ieder moment geproduceerd te kunnen worden. Op die manier kan via een Marap gerapporteerd worden welke effecten dit heeft op de gemeentebegroting.

  • -

    Overzicht specifieke themakaarten; Van alle beschikbare gegevens in het rioolbeheersysteem dienen overzichtelijke themakaarten  vervaardigd te kunnen worden.afbeelding binnen de regeling

    • -

      Gemalenmodule; Alle specifieke data van de gemalen dienen zoveel mogelijk opgenomen te worden. Hierbij dient o.a. gedacht te worden aan de volgende informatie;  pompcapaciteit (afhankelijk van samen draaien van pompen), aantal pompen, in- en uitslagpeilen, lozingspunten e.d. Een overzicht van de huidige gemalen die aangesloten zijn op de hoofdpost zijn opgenomen in bijlage 10.

    • -

      Uitvoeren van kostencalculaties; Aan alle ingeplande activiteiten (zowel de operationele programma’s als de projecten)dienen kostencalculaties gekoppeld te worden t.b.v. de  meerjarenbegroting.

    • -

      Meerjarenbegroting; Alle activiteiten dienen in de meerjarenbegroting opgenomen te kunnen worden. Hierbij dient tevens rekening gehouden te worden met afschrijving  van investeringen uit het verleden.

    Hoofdpost

    Handmatige uitlezing van de gemalen over het areaal (bruto oppervlak), ca. 5300 ha van de gemeente i seen extra belasting voor de organisatie. Er is in 2005 een hoofdpost (telemetrie) voor de gemaalsignalering aangeschaft. Deze kan geautomatiseerd worden uitgelezen. Voor de komende planperiode zal ernaar worden gestreefd om de mogelijkheden van de telemetrie uit te diepen. Hetverschil in kosten is een belangrijke overweging in de keuze. Het gebruik van telemetrie heeft daarbij veel voordelen:

    - de meetgegevens worden met relatief korte tussenpozen (bijvoorbeeld dagelijks) ingezameld. Hierdoor zijn de gegevens direct beschikbaar voor gebruik;

    - doordat de gegevens frequent ingezameld worden, kunnen meer gegevens geregistreerd worden toegepast;

    - storingen of defecte meetapparatuur wordt vrijwel  direct gesignaled,  zodat snel actie ondernomen kan worden;

    - het is minder arbeidsintensief dan het handmatig uitlezen ter plaatse of in het veld.

    afbeelding binnen de regeling

    Real time controle (RTC)

    In het gemeentelijke ontwikkelingstraject wordt aandacht besteed om het technische en organisatorisch functioneren van de riolering te verbeteren. Door beter in te spelen op de dynamica van het afvoerproces, met behulp van meet- en regeltechniek, kan het gebruik van de bestaande rioleringsstructuur worden geoptimaliseerd. Veelal blijkt dat benodigde investeringen in de riolering hierdoor kunnen worden beperkt. Tevens bieden metingen die nodig zijn om het proces te kunnen sturen, waardevolle informatie  over het werkelijk functioneren van de riolering. Dit inzicht is een belangrijke voorwaarde door de complexiteit van het (integraal)  waterbeheer, voor een doelmatige rioleringszorg.  RTC is een mogelijke maatregel die de gemeente Aalburg kan onderzoeken.

    De onderstaande tabel geeft enkele voorbeelden van de doelen enmogelijke bijdragen van RTC.

    DOELEN

    HOE KAN RTC HIERAAN BIJDRAGEN?

    Voldoen aan

    basisinspanning en/of waterkwaliteitsspoor

    - betere benutting van de beschikbare berging

    - indien nodig, regenwaterlozingen op stelsel tijdelijk afsluiten

    - overstortingen zoveel mogelijk via randvoorziening

    - rekening houden met de kwetsbaarheid van het ontvangend oppervlaktewater door  overstortingen op de meest kwetsbare wateren zoveel mogelijk te voorkomen

    Besparen op de

    kosten van aanleg van benodigde randvoorzieningen

    Overstortings hoeveelheden zoveel mogelijk sturen naar locaties diegeschikt zijn voor  (eventuele) randvoorziening

    Verbeteren van het

    zuiveringsrendement van de RWZI

    Sturing van de toevoerende gemalen, rekening houdend met de actuele

    condities op de RWZI

    Besparen op de

    kosten van de benodigde zuiveringscapaciteit

    Sturing van de toevoerende gemalen van een (regionale) RWZI zodanig dat

    de som van het aanvoerdebiet de capaciteit van de RWZI niet overschrijdt

    Energiekosten

    besparen

    Gemalen niet of minder te laten draaien in perioden met hogere

    energietarieven (bijlage 14 locaties stroomkasten)

Hoofdstuk 6 MIDDELEN EN KOSTENDEKKING

Artikel 6.1. Inleiding

Een belangrijk facet van het GRP+ is het geven van inzicht in de toekomstige ontwikkeling van de investeringen en de kosten enerzijds en de dekking van deze kosten doorde heffing van rioolrechten anderzijds.

Artikel 6.2. WETTELIJK KADER

Het behoort vanouds tot de taak van gemeenten om een rioleringstelsel aan te leggen en dit stelsel te beheren/exploiteren. In de Wet op het Milieubeheer is hierover een zorgplicht voor de gemeenten neergelegd op het gebied van het afvalwater (artikel 10.33). Om hier invulling aan te geven zijn de gemeenten op grond van deze wet verplicht om een gemeentelijk rioleringsplan (GRP+) op te stellen. Dit plan moet periodiek worden herzien (doorgaans eens per vijf jaar) en kent veelal een planningshorizon van 60 jaar. Daarin moet onder andere een overzicht worden opgenomen van de financiële gevolgen van dein het plan aangekondigde activiteiten.

Dit plan vormt de basis voor de in de begroting te ramen lasten die voortvloeien uit deze wettelijke taak.

De gemeente kan de kosten die zijn verbonden met de uitvoering van de rioleringstaak geheel of gedeeltelijk bij de burgers en bedrijven in rekening brengen. De wettelijke basis hiervoor is te vinden in artikel 229 van deGemeentewet.

Als een gemeente kiest voor het heffen van rioolrechten moet zij rekening houden met het voorschrift van artikel 229b Gemeentewet dat bepaalt dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde lasten. Het tarief van de rioolrechten mag dus maximaal kostendekkend zijn (op begrotingsbasis). Artikel 229b Gemeentewet bepaalt ook dat onder de lasten mede (naast de reguliere lasten als onderhoud, reparatie, inspectie etc.) worden verstaan de bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor  noodzakelijke vervanging van de betrokken activa. In het riooltarief mogen dus bijdragen voor toekomstige vervangingsinvesteringen worden meegenomen.

Artikel 229b Gemeentewet regelt tot slot ook dat de BTW die gemeenten op grond van het BTW- compensatiefonds gecompenseerd krijgen als last mag worden opgenomen in de berekening van de tarieven van rechten die op grond van artikel 229 Gemeentewet worden geheven.

Daarnaast moet de verwerking van het GRP+ in begroting en jaarrekening voldoen aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Om een eenduidige toepassing van het BBV te bevorderen heeft de commissie BBV een Notitie riolering samengesteld. Hierin zijn richtlijnen van de commissie aangegeven. De richtlijnen van de commissie worden onderverdeeld in stellige uitspraken en aanbevelingen. Stellige uitspraken dienen gevolgd te worden, aanbevelingen en adviezen dienen bij te dragen aan het inzicht in de financiële positie (transparantie).

Artikel 6.3. UITGAVEN

Als basis is gekozen voor de output van het softwarepakket Rioscoop-beheer. Hierin zijn opgenomen de diverse categorieën die samen de totale kosten voor de riolering in de komende planperiode bepalen. De kosten zijn op onderdelen uitgesplitst en worden in het onderstaande kort toegelicht. Bij de berekeningen is rekening gehouden met 19% BTW. In de tabel op de volgende pagina is de meerjaren begroting weergegeven waarbij de kolommen overeenkomen met de volgende subparagrafen.

Artikel 6.3.1. Arbeid

Dit zijn de kosten van de toegerekende lasten van de medewerkers van secretarieorganisatie en gemeentewerken voor beheer en onderhoud van de riolering op het huidige niveau. De lasten bedragen € 168.192 perjaar. Dit betreft 1.790 uur secretarieorganisatie en 800 uur gemeentewerken. De uren secretarieorganisatie bestaan naast onderhoud en vervanging riolering ook uit uren voor de heffing en invordering van de rioolrechten.

Artikel 6.3.2. Exploitatie

Dit zijn de jaarlijkse exploitatiekosten voor beheer en onderhoud riolering zoals opgenomen in de begroting 2008:

- stroomkosten rioolgemalen en pompen;

- preventief onderhoud (inspectie en reiniging, controle en schoonmaken);

- correctief onderhoud (vervangen pompen etc.);

- bijdrage waterschap oppompen.

De jaarlijkse raming hiervoor bedraagt € 262.485 incl. BTW.

Artikel 6.3.3. Kapitaallasten

Jaarlijkse afschrijving- en rentekosten van reeds gedane investeringen (staat C van de begroting 2008). Bij deze investeringen wordt met het oog op de doorberekening van de lasten (al enkele jaren)

een vast rentepercentage gehanteerd van 5,3%.

Artikel 6.3.4. Projecten

In het GRP+ wordt onderscheid gemaakt tussen projecten envervangingen, zie bijlage 13 en 16. De projecten betreffen o.a.:

- pompen, hoofdgemalen, schakelkasten en persleidingen;

- opstellen BRP’s en doorlopen WVO vergunning;

- uitvoeren afkoppelplannen;

- onderhoud drukriolering;

- up-date beheerspakket / dynamische meerjarenplanning.

Voor de kosten van deze projecten wordt jaarlijks een gemiddeld bedrag opgenomen van € 155.024,00 (€ 129.187,00 + € 25.837,00 BTW) op basis van een planning die wordt gegenereerd uit het programma Rioscoop-beheer. In de raming van de projecten is directievoering en toezicht opgenomen.

Artikel 6.3.5. Kapitaallasten investeringen t.b.v. uitvoering BRP en doorlopen WVO vergunning.

Voor de uitvoering van de BRP maatregelen hetdoorlopen van de WVO vergunning is in het GRP+ een totaalbedrag opgenomen van € 660.000,00 (inclusief BTW). Het totaal aan maatregelen uit het BRP is in de projectenlijst GRP+ opgenomen, zie bijlage 16. De kosten worden geactiveerd en afgeschreven in 60 jaar. Het gehanteerde rentepercentage bedraagt 5%.

Artikel 6.3.6. Kapitaallasten vervangingen

Regelmatig worden delen van het gemeentelijk rioolstelsel geïnspecteerd.  Deze inspectiegegevens worden ingelezen in het geautomatiseerde programma Rioscoop. Op basis van deze gegevens wordt de planning gemaakt en worden de hiermee gemoeide kosten van vervanging van strengen voor het gehele stelsel berekend. Van nog niet geïnspecteerde delen wordt de vervanging bepaald op basis van de resultaten van de geïnspecteerde delen.

De kosten van vervanging van strengen worden geactiveerd en afgeschreven in 60 jaar, zie bijlage 17. Het gehanteerde rentepercentage bedraagt 5%.

Artikel 6.3.7. BTW-aspecten bij exploitatie en investeringen riolering

De BTW op het product riolering is compensabel op grond van he tBTW-compensatiefonds (BCF). Daarnaast mag voor de berekening van de rioolrechten de BTW ook worden meegenomen als kostencomponent.

Omdat de BTW verhaalbaar is via BCF wordt deze kostencomponent  niet geactiveerd maar als jaarlijkse “fictieve” last opgenomen (uitsluitend voor de berekening van de rioolrechten).

De reden waarom de BTW mag worden gedeclareerd bij het BTW-compensatiefonds en als kostencomponent mag worden meegenomen bij de berekening van de rioolrechten is de volgende. Bij de invoering van het BCF is de algemene uitkering uit het gemeentefonds evenredig verlaagd. Bij deze verlaging is ook rekening gehouden met de BTW die op de kosten van riolering kan worden verhaald.

In feite betalen de gemeenten door deze systematiek de BTW over de kostendekkende tarieven van de rioolrechten “uit eigen zak”= algemene uitkering uit gemeentefonds. Om dit ongewenste neveneffect van de invoering van het BCF ongedaan te maken, is het toegestaan dat de BTW(die eigenlijk geen kostencomponent is) wordt meegenomen bij de berekening van de tarieven van de rioolrechten.

Eerste aanleg riolering en sparen vervanging Investeringen in riolering voor uitbreidingsgebieden komen geheel ten laste van de grondexploitatie. De grondeigenaren dragen, via de grondprijs die zij betalen, bij in de kosten van de eerste aanleg van riolering. De toekenning van de kosten van de rioolaanleg die de gemeente via de grondprijs berekend is, zijn te beschouwen als bijdrage van derden, die de gemeente op grond van artikel 62,lid 2 BBV op de waardering van de investering inmindering mag brengen.

Als de kosten van eerste aanleg bij uitbreidingsinvesteringen in het rioolstelsel volledig gedekt worden uit verkregen grondprijzen van een grondexploitatie mag de gemeente geen investeringen activeren en zijn er ook geen kapitaallasten. Omdat er na verloop van jaren wel vervanging noodzakelijk is van de eerste aanleg, mogen gemeenten voor deze  vervanging sparen en deze spaarcomponent verhalen via een verhoging van de jaarlijkse rioolrechten.

Deze werkwijze staan wij niet voor, omdat de nieuwe eigenaren dan eerst de aanleg betalen via de grondaankoop en vervolgens gelijk gaan betalen voor vervanging over 60 jaar. Mede ook omdat vervanging pasna 60 jaar plaatsvindt, zal dan  de investering worden doorberekend in de tarieven.

Deze werkwijze is al jaren gebruik in onze gemeente, zie notitie BBV.

Effecten doorrekening diverse componenten.

Een doorrekening van bovengenoemde elementen resulteert in een totaallast voor de komende 25 jaar van ruim € 22 miljoen. De gemiddelde kosten per jaar hierbij bedragen € 881.700,00.

In de huidige exploitatielasten is echter een raming opgenomen voor  correctief  onderhoud van € 56.000,00.  Daarnaast zijn in de projecten voortvloeiende uit het nu voorliggende GRP+ ook

deels kosten voor correctief onderhoud opgenomen. Wij vinden het redelijk de lasten te reduceren met € 28.000 ,00(=50% van € 56.000,00).

De gemiddelde uitgaven voor de komende 25 jaar worden hierna geraamd op € 853.700,00 per jaar.

Artikel 6.4. Inkomsten

Artikel 6.4.1. Rioolrechten

De kosten voor beheer en onderhoud worden volledig gedekt door de heffing van rioolrechten. De gemiddelde uitgaven voor de komende jaren worden geraamd van € 853.700,00 per jaar. De verwachte opbrengst rioolrechten voor 2008 bedraagt € 808.000,00. Om tot een kostendekkend niveau te komen dient met ingang van 2009 een verhoging van de rioolrechten plaats te vinden van

5,65%. Het tarief stijgt hierdoor met € 9,00 per aansluiting van € 164,00 tot  € 173,00.

Artikel 6.4.2. BESTEMMINGSRESERVES

Op basis van de aanbevelingen in de Notitie riolering van de commissie BBV stellen wij voor twee bestemmingsreserves in te stellen:

- Bestemmingsreserve “egalisatie” tarieven riolering

- Bestemmingsreserve onderhoud en vervangingen riolering

Bestemmingsreserve “egalisatie” tarieven riolering

Op basis van de totale uitgaven over 25 jaar is een gemiddelde kostendekkende opbrengst rioolrechten per jaar berekend. De planning van de kosten fluctueert per jaar. Verschillen tussen deze geraamde uitgaven en de inkomsten in één jaar worden afgewikkeld middels een bestemmingsreserve. Deze reserve heeft een egaliserend karakter. Deze reserve mag echter, volgens de voorschriften,  niet negatief staan en is daarom geen “echte” egalisatiereserve maar een bestemmingsreserve.

De cumulatieve verschillen tussen de geraamde uitgaven en inkomsten geeft voor de eerste jaren nog een nadeel aan. Door tempoverschillen in de uitgaven voor groot onderhoud en de combinatie van vervangingen riolering in relatie tot reconstructies van wegen is de verwachting dat deze ontwikkeling in de praktijk positiever is. Daarnaast is er ook nog een bestaande bestemmingsreserve riolering voor dit doel beschikbaar. De stand hiervan per 31 december 2007 bedraagt € 144.300. Als daarom toch een negatieve stand voor enkele jaren ontstaat, zal tijdelijk een overheveling vanuit de Algemene reserve plaatsvinden.  Over het geheel van de planperiode van 25 jaar zal er volgens de berekening aan het einde van de looptijd geen negatieve reserve zijn.

Artikel 6.4.3. BESTEMMINGSRESERVES ONDERHOUD EN VERVANGINGEN RIOLERING

In het GRP+ zijn per jaar de kosten geraamd voor onderhoud, projecten en kosten van vervangingen. Voorgesteld wordt om voor afwijkingen ten opzichte deze planning een bestemmingsreserve in te

stellen. Volgens de Notitie riolering en naar de mening van onze accountant bevordert het instellen van een specifieke reserve voor dit doel de transparantie.

Artikel 6.5. WET VERANKERING EN BEKOSTIGING VAN GEMEENTELIJKE WATERTAKEN

Op 1 januari 2008 is de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken inwerking getreden. Gemeenten krijgen vanaf die datum de zorgplicht voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Ze kunnen vanaf 1 januari 2008 een nieuwe belasting heffen voor de kosten voor die zorgplicht. Gemeenten hebben twee jaar de tijd om over te schakelen van het oude naar het nieuwe systeem. Gedurende 2008 en 2009 kunnen zij er nog voor kiezen om de huidige rioolrechten te blijven heffen, maar deze heffing verdwijnt per 1 januari 2010. Vanaf 2010 moeten alle gemeenten de nieuwe belasting heffen.

Gemeenten krijgen overigens uiterlijk vijf jaar de tijd, dus tot 1 januari 2012,  om een (nieuw) gemeentelijk rioleringsplan (GRP+) op te stellen. In dit GRP staat een overzicht van de aanwezige voorzieningen in relatie tot de zorgplicht voor stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater, plus de voorgenomen maatregelen op deze terreinen.

De wettelijke basis voor het heffen van de nieuwe rioolheffing is te vinden in artikel 228a Gemeentewet. Bij de overgang ergens tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2010 van rioolrecht naar rioolheffing zal de gemeente haar verordening daarop moeten aanpassen. De kosten die via de rioolheffing van artikel 228a Gemeentewet kunnen worden doorberekend zijn uitgebreider dan de kosten die via het rioolrecht kunnen worden verhaald. De systematiek blijft wel hetzelfde: de rioolheffing mag net als het rioolrecht maximaal kostendekkend zijn.

In het voorliggende GRP+ is voor een groot deel al geanticipeerd op deze nieuwe wet. Gelet hierop zal in 2009 een verordening op basis van de nieuwe waterwet worden voorgesteld.

Voor 2012 zal een nieuw (geactualiseerd) GRP+ worden samengesteld.

afbeelding binnen de regeling