Regeling vervallen per 01-11-2015

Armoedebeleid 2007-2010

Geldend van 25-09-2007 t/m 31-10-2015

Intitulé

Armoedebeleid 2007-2010

Vastgesteld door de gemeenteraad op 25 september 2007

Inhoudsopgave

Inleiding

Hoofdstuk 1: Beslispunten

1.1 Nieuw/Gewijzigd beleid 1.2 Handhaving bestaand beleid 1.3 Communicatie

Hoofdstuk 2: Voorzieningen voor de Minima

2.1 Algemeen 2.1.1 Verstrekkingenpakket bijzondere bijstand 2.1.2 De aanvraag 2.1.3 Draagkracht uit inkomen 2.1.4 Draagkracht uit vermogen 2.1.5 Drempelbedrag 2.1.6 Voorliggende voorzieningen

2.2 Chronisch zieken, gehandicapten 2.2.1 Voorliggende voorzieningen en tegemoetkomingen 2.2.2 Doelgroep 2.2.3 Leeftijd 2.2.4 Verborgen kosten 2.2.5 Aanvraag 2.2.6 Bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten

2.3 Ouderen 2.3.1 De aanvraag 2.3.2 Categoriale bijzondere bijstand voor personen 65 jaar en ouder

2.4 Bijzondere bijstand noodzakelijke kosten 2.4.1 Kleding 2.4.2 Schoeisel 2.4.3 Overbruggingsuitkering 2.4.4. Aanschaf/vervanging duurzame gebruiksgoederen 2.4.5 Maaltijdvoorziening 2.4.6 Jongerentoeslag 2.4.7 Huishoudelijke verzorging 2.4.8 Kosten woninginrichting en/of huisraad 2.4.9 Verhuiskosten 2.4.10 Woonkostentoeslagen 2.4.11 Kosten alarmering 2.4.12 Voorziening voor opvang 2.4.13 Kinderopvang 2.4.14 Reiskosten 2.4.15 Advocaatkosten 2.4.16 Begrafeniskosten 2.4.17 Kosten naturalisatie/legeskosten verblijfvergunning 2.4.18 Eigen bijdrage Wet inburgering 2.4.19 Verstrekkingen in natura

2.5 Medische dienstverlening 2.5.1. Algemeen 2.5.2 Geneesmiddelen 2.5.3 Therapieën en alternatieve geneeswijzen 2.5.4 Kosten babyuitzet 2.5.5 Pedicure 2.5.6 Brillen en contactlenzen 2.5.7 Medische hulpmiddelen 2.5.8 Dieetkosten 2.5.9 Tandheelkundige hulp

2.6 Kwijtschelding gemeentelijke heffingen

2.7 Kosten schoolgaande kinderen langdurige minima 2.7.1 Vergoeding kosten schoolgaande kinderen van 6 tot 18 jaar 2.7.2 Vergoeding overstap van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs

2.8 Bijdrage sociale culturele activiteiten 2.8.1 Hoogte vergoeding 2.8.2 Kosten die voor vergoeding in aanmerking komen

2.9 Schuldhulpverlening 2.9.1 Hulpverleningsaanbod bij schulden 2.9.2. Opzet schuldhulpverlening 2.9.3 Tegemoetkoming bijzondere kosten in schulden 2.9.4 Tegemoetkoming bijzondere kosten in schulden bij bijzondere omstandigheden 2.9.5 Preventie kosten schuldhulpverlening 2.9.6 Cursus budgetteren 2.9.7 Bevordering saneerbaarheid

2.10 Langdurigheidstoeslag

2.11 Collectieve ziektekostenverzekering

2.12 Computers voor minima

2.13 Jeugdsportfonds

Hoofdstuk 3 Communicatie

3.1 Communicatie algemeen 3.1.1 Extern 3.1.2 Intern

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voor u ligt de nota Armoedebeleid voor het jaar 2007/2010. Een deel van het Armoedebeleid 2007/2010 is een voortzetting van het beleid, zoals dit is vastgesteld in 2004. Er is een aantal redenen waarom het Armoedebeleid (voorheen Minimabeleid) aan vernieuwing toe is. Zowel de politieke als de maatschappelijke context is veranderd.Het mens- en maatschappijbeeld wijzigt wat gevolgen heeft voor de ontwikkeling van de verzorgingsstaat. Ook hebben wij de afgelopen jaren nieuwe ervaring en kennis opgedaan met het Armoedebeleid die vragen om herziening.Het armoedevraagstuk staat zowel landelijk als lokaal in de belangstelling. Het armoedevraagstuk heeft een onzichtbare kant. Maar het wordt steeds duidelijker dat kwetsbare groepen het moeilijk hebben om aan deze maatschappij mee te doen. Het probleem van armoede beperkt zich ook niet alleen tot het vraagstuk van een tekort aan financiële middelen, maar uit zich op hele diverse levensgebieden: mensen zonder werk of die een laag inkomen hebben, of met schulden, of een slechte gezondheid, of opvoedingsproblemen of sociaal beperkingen hebben.Het Sociaal Beleid richt zich op het activeren en meedoen van burgers, op het nemen van eigenverantwoordelijkheid, op de zelfbewuste burger die zijn leven zelf in handen neemt en zichzelf indekttegen risico’s. Bij kwetsbare groepen zie je dat dit (mens)beeld ver weg is. De samenleving dient dan ook een vangnet te bieden om mensen ook in staat te stellen mee te doen.Dat kan alleen als kwetsbare groepen ook meetellen, zodat deze mensen kunnen participeren in de samenleving. Dit vraagt nieuwe sociale arrangementen en beleid wat verder kijkt dan een beperkte inkomensvisie en noodzaakt ons om integraal beleid te voeren. Om op langere termijn effectief beleid te voeren is het noodzakelijk om diverse beleidsthema’s aan elkaar te verbinden. Daarvan afgeleid geldt dat ook de dienstverlening aan de burgers om een integrale, maatgerichte aanpak vraagt.

In het Coalitieakkoord van het nieuwe kabinet wordt ook deze visie op Armoedebeleid uitgedragen.Samen werken, samen leven is het motto. Hierin wordt een nieuwe balans gezocht tussen initiatief en ontwikkeling en de verantwoordelijkheid van burgers, maatschappelijke organisaties en overheden voor die mensen die aan de kant van de samenleving staan of er alleen voorstaan. Ook wordt gesteld dat beleidskokers verlaten dienen te worden ten behoeve van de mensen om wie het gaat.De overheid moet vertrouwen geven, ruimte laten, en mensen toerusten om volwaardig te participeren en verantwoordelijkheid te dragen. De menselijke maat is daarbij leidraad en kwaliteit staat centraal.Een overheid die herkenbaar, toegankelijk en communicatief is, is het adagium. Arbeid is niet alleen een middel om inkomen te verwerven maar biedt mogelijkheden om mee te doen aan de samenleving en tot leidt vergroting van de onderlinge betrokkenheid.Naast deze ontwikkelingen is het landelijk beleid op het terrein van de sociale zekerheid van invloed op de (wettelijke) ruimte die er is om lokaal beleid te voeren.In de verzamelbrief van juni 2007 van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid zijn de afspraken uit het Coalitieakkoord opgenomen. Gemeenten krijgen meer ruimte voor gerichte armoedebestrijding, schuldhulpverlening en inkomensondersteuning. Hiervoor zijn extra middelen beschikbaar gesteld. In deze nota Armoedebeleid zijn de afspraken uit het coalitieakkoord meegenomen en verder uitgewerkt.De verstrekkingen in het kader van het Armoedebeleid zijn in samenspraak met buro Altena tot stand gekomen. Met dit Armoedebeleid worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd binnen de gemeenten in het Land van Heusden en Altena.Het Cliëntenpanel van de gemeente Aalburg heeft een informeel schriftelijk advies uitgebracht aan de sector inwoners cluster Sociale Zaken met betrekking tot het Armoedebeleid. Dit informele advies is ambtelijk meegenomen in de totstandkoming van dit Armoedebeleid 2007- 2010.

In hoofdstuk 1 worden de beslispunten over het nieuw beleid en het wettelijk kader voor het nieuw Armoedebeleid beschreven.

Hoofdstuk 2 biedt een overzicht van de voorgenomen voorzieningen voor de Minima.

In Hoofdstuk 3 komt tot uitdrukking hoe de communicatie over de minimavoorzieningen wordt ingericht.

De nieuwe beleidvoorstellen moeten echter wel gezien worden als een eerste fase in het proces. Zij bieden de oplossingen die nu noodzakelijk zijn. In het vervolg zullen de beleidsplannen in samenhang met de beleidsontwikkelingen in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) worden doorontwikkeld.

Hoofdstuk 1 Beslispunten

Een deel van het Armoedebeleid 2007/2010 komt overeen met het beleid zoals is vastgesteld in 2004.Het minimabeleid is over de periode 2004 tot 2006 vastgelegd in aparte nota’s. Vanaf 2007 wordt het minimabeleid vastgelegd in de integrale nota Armoedebeleid 2007/2010.Op grond van artikel 35 van de Wet Werk en Bijstand is er recht op bijzondere bijstand voor zover men, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, niet beschikt over de middelen om in de bijzondere noodzakelijke kosten te voorzien.Burgemeester en wethouders hebben in het kader van de bijzondere bijstand de volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht. Dit betekent dat het college zelf kan bepalen welk deel van de middelen (inkomen en vermogen) bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen.

Paragraaf 1.1 Nieuw/Gewijzigd beleid

459px

Paragraaf 1.2 Handhaving bestaand beleid

Bestaand beleid, voort te zetten in 2007/2010

  • a.

    Ten aanzien van de bijzondere bijstand geen drempelbedrag hanteren.

  • b.

    Bijzondere bijstand verlenen voor verborgen kosten ten aanzien van chronisch zieken, Gehandicapten tot een bedrag van € 200,--.

  • c.

    De kosten peuterspeelzaal voor de minima onder het Armoedebeleid laten vallen.

  • d.

    De maaltijdvoorziening handhaven

  • e.

    De bijdrage voor het kerstpakket continueren.

  • f.

    De kwijtscheldingnorm gemeentelijke heffingen hetzelfde houden als in 2006.

Paragraaf 1.3 Communicatie

Bij het Armoedebeleid 2007/2010 gaan wij zorgen voor een groot bereik van de doelgroep. Via publicatie in regionale dagbladen, huisbezoeken, door middel van een formulierenbrigade zal de doelgroep voorgelicht worden. Ook zal zorg gedragen worden en voor adequaat informatiemateriaal over de regelingen zoals deze vastgesteld worden in het Armoedebeleid 2007/2010.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor de Minima

Inleiding

De doelgroep minima is als volgt te omschrijven:“Onder minima wordt verstaan iedere inwoner van de gemeente Aalburg met een inkomen tot 120 % van de voor hun geldende bijstandsnorm”.

De voorzieningen voor minima kunnen als volgt uitgesplitst worden:2.1 Algemeen2.2 Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen2.3 Bijzondere bijstand noodzakelijke kosten2.4 Bijzondere bijstand medische kosten 2.5 Deelname sociaal culturele activiteiten2.6 Schuldhulpverlening2.7 Langdurigheidstoeslag2.8 Collectieve ziektekostenverzekering2.9 Kwijtschelding gemeentelijke heffingen

Paragraaf 2.1 Algemeen

Bijzondere bijstandsverlening is een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk minimabeleid om de inwoners van Aalburg te ondersteunen in hun financiële positie. De groep minima bestaat uit de bijstandscliënten en overigen met een laag inkomen bijv. personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering, ook personen met een AOW of andere uitkering op het minimumniveau kunnen worden gerekend tot de minima (tot 120% van de geldende bijstandsnorm).

Sub-paragraaf 2.1.1 Nieuw Sub-paragraaf

Naast de “Algemene” bijstand, als inkomensdeel van de Wet Werk en Bijstand (WWB), die bedoeld is voor de kosten van levensonderhoud, kan er een beroep gedaan worden op bijzondere bijstand. Dit kan als er noodzakelijke kosten zijn die anderen niet hebben.

Artikel 35 lid 1 WWB geeft aan dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt: Degene die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden wordt geconfronteerd met noodzakelijke bestaanskosten waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

Het betreft hier bij uitstek een kwestie van maatwerk. Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat men algemene bijstand krachtens de Wet Werk en Bijstand ontvangt. Ook degene die uit een andere bron dan de Wet Werk en Bijstand een inkomen heeft op of iets boven minimumniveau, kan een beroep doen op bijzondere bijstand.

Kosten in het kader van de bijzondere bijstand kunnen bijvoorbeeld medische kosten zijn, zoals een bril of steunzolen. Maar ook voor bijzondere woonlasten, kosten van kinderopvang of bepaalde vormen van scholing. In dit hoofdstuk staan vele producten genoemd waarvoor bijzondere bijstand aangevraagd kan worden. Toch is dit nog geen volledige opsomming. Het is altijd mogelijk om op grond van persoonlijke omstandigheden te individualiseren. Er kan altijd een individuele situatie zijn waarin men plotseling voor hoge kosten komt te staan. bijvoorbeeld door ziekte of handicap, of door onvoorziene gebeurtenissen. Voor de vaststelling van de bedragen van de voorzieningen bijzondere bijstand is uitgegaan van de “Prijzengids 2007-2008" van het NIBUD.

De afgelopen 3 jaren is slechts sprake geweest van minimale aanpassingen.

Sub-paragraaf 2.1.2 De aanvraag

Om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen, moet er een aanvraag ingediend worden bij de afdeling Sociale Zaken van de gemeente waar men woont. Artikel 43 lid 1 WWB bepaalt:“Het college stelt het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag of, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve vast”.Als er sprake is van een bijstandsuitkering, zijn de meeste gegevens bekend en kan de aanvrager gebruik maken van een zogenoemde verkorte aanvraagprocedure. Als de gegevens van de aanvrager niet bekend zijn zal er een inlichtingen / vragenformulier volledig moeten worden ingevuld en dienen er bewijsstukken van het inkomen en vermogen te worden overgelegd (plus overige bewijsstukken zoals een geldig identiteitsbewijs).

De bijzondere kosten moeten door betrokkene aangetoond worden door de afgifte van de originele bewijsstukken. Een leverancier kan een voorlopige rekening (pro forma nota) afgeven en deze kan dan bij de aanvraag gevoegd worden.Bijzondere bijstand dient aangevraagd te worden voordat de kosten gemaakt zijn. Dit met het oog op een adequate beoordeling van de noodzaak van de te maken kosten en de bijstandsbehoeftigheid. Indien het voor de aanvrager aantoonbaar niet mogelijk is om voor bepaalde kosten bijzondere bijstand aan te vragen voordat de kosten gemaakt zijn dan dient de aanvraag ingediend te worden binnen 1 maand nadat de aanvrager bekend is geworden met de betreffende kosten.Als het bedrag van de noodzakelijke kosten lager is dan € 25,-- wordt geen aanvraag ingenomen. Aan de belanghebbende wordt in een dergelijk geval verzocht om een aantal uitgaven posten bij elkaar te sparen en pas een aanvraag in te dienen op het moment dat het totaalbedrag meer is dan € 25,--. Dit verlengt wel de termijn voor het indienen van een aanvraag.

Sub-paragraaf 2.1.3 Draagkracht uit inkomen

Op grond van artikel 35 lid 1 WWB, hebben burgemeester en wethouders in het kader van de bijzondere bijstand eigen beleidsvrijheid in de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende. De vrijlatingsbepalingen op grond van artikel 34 WWB (vermogen) zijn daarom niet verplicht van toepassing op de bijzondere bijstand. De wet geeft de gemeente dus meer bevoegdheden dan de Abw. Ook de vaststelling van de draagkracht in het inkomen van belanghebbende is een bevoegdheid van de gemeente. In de voorgaande jaren is dikwijls de klacht gehoord dat in het kader van de bijzondere bijstand uitsluitend wordt uitgegaan van de hoogte van het inkomen. Immers mensen met een inkomen iets hoger dan het minimum, krijgen minder huurtoeslag en krijgen geen kwijtschelding gemeentelijke belastingen, Voor deze groep wordt het redelijk geacht dat met een lager inkomen rekening wordt gehouden. Echter, in Aalburg is de grens voor bijzondere bijstand gelegd op een inkomen tot 120 % van de geldende bijstandnorm. Tot die grens is er geen draagkracht. Bij hogere inkomens wordt slechts rekening gehouden met een deel van de draagkracht, hetgeen is weergegeven in onderstaand schema. Hiermede wordt het niet verkrijgen van inkomensondersteunende verstrekkingen bij hogere inkomens gecompenseerd. Voor 2007-2010 is besloten om het beleid, geschreven in de nota beleidsregels bijzondere bijstand ten aanzien van de vaststelling van de draagkracht te continueren. Dit betekent het volgende: Een deel van het inkomen dat hoger ligt dan de geldende bijstandsnorm wordt dan bestempeld als “draagkracht” en zal in mindering worden gebracht op de verstrekking.De percentages van de draagkrachtberekening zijn als volgt:Tot 120% van de geldende bijstandsnorm geen draagkrachtvan 120% tot 150% ,, ,, 35% van dit meerdere.Meer dan 150% ,, ,, 100% van dit meerdere.Bij woonkostentoeslagen, kosten van begrafenis of crematie, kosten van opname in een inrichting of detentie en de bijdrage in de aflossingen van noodzakelijke leningen, tellen de regels van de draagkrachtberekeningen niet. Het gehele bedrag hoger dan de bijstandsnorm wordt dan in mindering gebracht.

Sub-paragraaf 2.1.4 Draagkracht uit vermogen

Naast de draagkracht is het vermogen van belang. Tot een bepaald vermogen, het zogenaamde vrij te laten vermogen, behoeft hiermede geen rekening te worden gehouden. Het buiten beschouwing te laten vermogen genoemd in artikel 34 lid 2 en 3 WWB is: - voor gehuwden € 10.490,00- voor een alleenstaande ouder € 10.490,00- voor een alleenstaande € 5.245,00(bijstandsnormen per 1 juli 2007)

Voor personen van 65 jaar en ouder geldt een extra vrijlating van maximaal € 3000,-- per persoon voor alle in deze nota opgenomen voorzieningen.

Personen van 65 jaar en ouder met vermogen in eigen woning kunnen in aanmerking komen voor de maaltijdvoorziening. Voor de overige verstrekkingen in het kader van het Armoedebeleid komen zij niet in aanmerking met een vermogen in eigen woning boven de in WWB artikel 34 vrijgelaten vermogensgrenzen. Het vrijgelaten vermogen in de woning per 1 januari 2007 bedraagt € 44.300,--.

Sub-paragraaf 2.1.5 Drempelbedrag

In artikel 35 lid 2 WWB kunnen burgemeester en wethouders bijzondere bijstand weigeren indien de kosten van de bijzondere bijstand binnen twaalf maanden een bedrag van € 115,-- niet te boven gaan. Deze bepaling is in de wet opgenomen om zgn. 'kruimelvoorzieningen' tegen te gaan. Vanaf 1996 wordt in de gemeente Aalburg het drempelbedrag niet meer in mindering gebracht op de bijzondere bijstand. Dit beleid wordt voortgezet.

Sub-paragraaf 2.1.6 Voorliggende voorzieningen

De Wet Werk en Bijstand is het sluitstuk van het sociale zekerheidsstelsel. Daarom moet altijd worden nagegaan of toereikende hulp kan worden geboden via een voorziening, die aan de Wet Werk en Bijstand voorafgaat, een zogenaamde voorliggende voorziening. Artikel 6 sub f Wet Werk en Bijstand spreekt in dit verband van:“Elke voorziening buiten de Wet Werk en Bijstand waarop de belanghebbende aanspraak kan makenof een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven”.Belanghebbenden dienen eerst de voorliggende voorziening aan te vragen. Al bij het eerste contact te onderzoeken of er een voorliggende voorziening aanwezig is. Zo ja dan dient deze eerst te worden aangevraagd voordat bijzondere bijstand aangevraagd kan worden. Zo gaat de huurtoeslag altijd boven een woonkostentoeslag zoals de bijzondere bijstand die kent. Voor medische kosten zal altijd eerst een verzoek bij de ziektekostenverzekeraar moeten worden ingediend. Op de medische kosten waarvoor de ziektekostenverzekeraars geen vergoeding verstrekken, zal in de regel ook de bijzondere bijstand niet van toepassing zijn. Wel komen de eigen bijdragen voor vergoeding in aanmerking. Zie ook de uitgebreide tekst onder “medische dienstverlening”, verder in dit hoofdstuk.Er is pas sprake van een voorliggende voorziening als men daar daadwerkelijk gebruik van kan maken. Wanneer door eigen toedoen geen gebruik is gemaakt van een voorliggende voorziening en dit ook niet meer mogelijk is, dan geldt in veel gevallen dat sprake zal zijn van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Dit zal echter door een individuele overweging moeten komen vast te staan. Om te kunnen beoordelen wat de noodzakelijke kosten zijn, wordt gebruikt gemaakt van de NIBUD Prijzengids 2007-2008.

Paragraaf 2.2 Chronisch zieken, gehandicapten

InleidingVerlening van categoriale bijzondere bijstand aan personen jonger dan 65 jaar is in beginsel niet mogelijk. Op deze regel is een uitzondering gemaakt, namelijk voor de groep chronisch zieken en gehandicapten onder de 65 jaar kan een categoriale regeling worden getroffen. Dat wil zeggen dat zonder maatwerk voor een groep wordt bepaald dat zij nader te benoemen kosten hebben waar in de algemene bijstand niet voorziet en die de draagkracht te boven gaan. Die kosten moeten wel verband houden met ziekte of handicap. Bovendien zal men wel aan de gestelde inkomens- en vermogenscriteria moeten voldoen.

De gemeente Aalburg verstrekt aan de chronisch zieken en gehandicapten categoriale bijzondere bijstand ten bedrage van € 200,-- per jaar te verstrekken. Dit staat beschreven bij het kopje verborgen kosten (2.2.4.)

Sub-paragraaf 2.2.1 Voorliggende voorzieningen en tegemoetkomingen

Voorliggende voorzieningen:Artikel 15 lid 1 WWB bepaalt dat geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Bij de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten zijn met name de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet als voorliggende voorziening van belang.

Tegemoetkomingen:Vanaf 1 januari 2004 zijn de mogelijkheden om gebruik te maken van de fiscale buitengewone uitgavenaftrek (BU) aanzienlijk verruimd voor mensen met een laag inkomen. Tevens is er een regeling gekomen, het Tijdelijk Besluit Tegemoetkoming buitengewone uitgaven TBU), die erin voorziet dat niet-verzilverbare buitengewone uitgaven aan betrokkenen worden uitbetaald. De BU/TBU kan via de Belastingdienst worden aangevraagd.

In beginsel is het mogelijk dat voor feitelijke kosten in verband met chronische ziekte en handicap zowel een beroep kan worden gedaan op de bijzondere bijstand als op de BU/TBU. De BU heeft wel een drempelbedrag. Onder buitengewone uitgaven worden verstaan uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling, o.a.

- Uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook de betaalde ziektekostenpremies (werkgevers- en werknemersdeel, nominale en aanvullende premies);- Uitgaven voor extra gezinshulp;- Uitgaven wegens een dieet;- Extra uitgaven voor kleding en beddengoed;- Uitgaven voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van langer dan een maand verpleegde personen uit het eigen huishouden. - Medische hulpmiddelen (inclusief medicijnen);- Vervoer (met uitzondering van vervoer voor ziekenbezoek);- Eigen bijdragen voor verblijf in een AWBZ-instelling voor 25%;- Eigen bijdrage extramurale AWBZ. Een cliënt kan bij de gemeente terecht voor bijzondere bijstand voor de kosten in verband met een chronische ziekte of handicap. Als er voor de feitelijke kosten bijzondere bijstand is verleend, kan er geen beroep door de cliënt worden gedaan op de BU/TBU. De gemeenten worden gecompenseerd voor het bedrag aan bijzondere bijstand dat zij zonder dit besluit zouden hebben kunnen verrekenen met de BU/TBU. Hiervoor is € 11 miljoen toegevoegd aan het bedrag voor de bijzondere bijstand in het Gemeentefonds.

Sub-paragraaf 2.2.2 Doelgroep

- Personen met een ernstige handicap of aandoening zijn vaak niet in staat om te werken, daardoor bevinden ze zich in een ongunstiger financiële situatie. Deze groep ontvangt een bijstands- of een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Uit onderzoek blijkt dat volledige arbeidsongeschiktheid (80-100%) een kostenhogend effect kan hebben. Niet alleen de aard van de problematiek speelt hierbij een rol, ook het feit dat een groot deel van deze mensen (langdurig) uitgesloten is van de arbeidsmarkt en de kans op positieverbetering in de toekomst klein is, heeft invloed op het bestedingsniveau (ziekteduur). Voor onze doelgroep geldt dat geen arbeidsmedisch onderzoek meer hoeft plaats te vinden- WMO’ers jonger dan 65jaar zelfstandig wonend met een voorziening in de vorm van een rolstoel, traplift enz. is een aanvaarde doelgroep. Zij hebben een medische indicatie voor deze voorziening en hebben extra kosten in verband met kledingslijtage, extra waskosten enz. - Personen die langdurige thuiszorg hebben. Dit zijn over het algemeen ouderen. Vanaf 2004 worden zij geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage waar geen vergoeding tegenover staat.- Personen met een bijstandsuitkering (WWB/IOAZ/IOAW) die volledig arbeidsongeschikt zijn en waarvan de arbeidsongeschiktheid langdurig isGemeente Aalburg AantalArbeidsongeschiktheidsuitkeringen (80%-100%' 100WMO jonger dan 65 jaar 120Cliënten zorgaanbieders 40Bijstandscliënten 5Totaal doelgroep 265

In bovenstaande doelgroep zit wel overlap, personen met WAO, bijstandsuitkering en thuiszorg kunnen ook een voorziening in het kader van de WMO hebben. De verwachting is dat ongeveer 160 personen een beroep zullen doen op de regeling chronisch zieken en gehandicapten.

Sub-paragraaf 2.2.3 Leeftijd

Onze keuze is dat over het algemeen personen tussen de 23 en 65 jaar aanspraak kunnen maken op de toeslag. Alleen voor de ouderen met langdurige thuiszorg is een uitzondering gemaakt deze ouderen kunnen ook in aanmerking komen voor de bijdrage chronisch zieken en gehandicapten.Voor de groep 65-plussers is een regeling ouderen opgenomen. Zij kunnen aanspraak maken op € 125,-- per persoon via de bijdrageregeling en op de regeling duurzame gebruiksgoederen van € 250,-- voor een alleenstaande en € 300,-- voor een echtpaar zonder dat noodzaak en de besteding moet worden aangetoond.

Sub-paragraaf 2.2.4 Verborgen kosten

Mensen met een chronische ziekte of handicap en ouderen hebben als gevolg van hun omstandigheden vaak méérkosten, die niet of slechts gedeeltelijk door andere regelingen worden vergoed. Het gaat dan vooral om de zogenaamde “verborgen” kosten. Beperkte mobiliteit en/of verminderde energie noodzaken betrokkenen tot het inroepen van hulp en dienstverlening van familie, buren, vrienden of andere vrijwilligers.

Bij verborgen kosten moet bijvoorbeeld gedacht worden aan:- hogere telefoon- en portikosten i.v.m. het regelen van aangelegenheden rondom de beperking of ziekte;- extra kosten in verband met voedingsmiddelen;- extra kosten in verband met energieverbruik;- extra kledingslijtage;- verhoogde (risico)premies;- extra kosten in verband met klusjes rondom huis;- lidmaatschapskosten van belangenverenigingen en/of patiëntenorganisaties. In de regeling bijzondere bijstand aan Chronisch zieken en Gehandicapten vastgesteld in 2004 is besloten om € 200,-- te verstrekken aan de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten voor de verborgen kosten. Er hoefden hiervoor geen bonnetjes te worden overgelegd.

Sub-paragraaf 2.2.5 Aanvraag

Categoriale bijzondere bijstand dient te worden aangevraagd. De aanvraag dient zo eenvoudig mogelijk te zijn voor de cliënt (om niet-gebruik tegen te gaan) en voor de uitvoerder (om de uitvoeringstaken zo beperkt mogelijk te laten blijven).

Van de aanvrager, die géén bijstand ontvangt worden de inkomsten steekproefsgewijs gecontroleerd. Op verzoek dient ingeleverd te worden: - laatste bankafschrift; - laatste salarisstrook.

Aan personen met een WMO voorziening en de arbeidsongeschikte bijstandsgerechtigden zal een aanvraagformulier toegezonden worden.Voor de overigen wordt op de gemeentepagina in het Kontakt een aanvraag gepubliceerd met vermelding van inkomens- en vermogensnormen. Wanneer de cliënt kan aantonen dat de ziektegerelateerde uitgaven hoger zijn dan de categoriale vergoeding, vindt een individuele beoordeling plaats van de situatie. We zullen niet alleen de kosten hierin betrekken, maar ook de noodzaak ervan en de voorliggende voorzieningen.

Sub-paragraaf 2.2.6 Bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten

De bijzondere bijstand voor verborgen kosten ad € 200,-- ten aanzien van de onder 2.2.2 genoemde doelgroep chronisch zieken, gehandicapten zal gecontinueerd worden. Er dient te worden gezorgd voor een groter bereik van de doelgroep.

Paragraaf 2.3 Ouderen

Op grond van artikel 35 lid 3 WWB kan aan personen van 65 jaar en ouder categoriale bijzondere bijstand worden verstrekt. Personen van 65 jaar en ouder komen niet in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag. In aanmerking komen degenen die een inkomen hebben tot maximaal 120% van de voor hen geldende bijstandsnorm. De hoogte van het bedrag dat wordt uitgekeerd is afhankelijk van de samenstelling van de gezinssituatie, en is als volgt vastgesteld:- € 250,-- per jaar voor een alleenstaande;- € 300,-- per jaar voor gehuwden.

Verhoudingsgewijs heeft een alleenstaande meer kosten dan de helft van gehuwden.

Sub-paragraaf 2.3.1 De aanvraag

Er is een apart aanvraagformulier ontwikkeld. Bij deze voorziening geldt ook dat individueel aangevraagd moet worden.

Sub-paragraaf 2.3.2 Categoriale bijzondere bijstand voor personen van 65 jaar en ouder

Het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand aan personen van 65 jaar en ouder, ten bedrage van € 250,-- voor een alleenstaande en € 300,-- voor gehuwden mogelijk te maken.

Paragraaf 2.4 Bijzondere bijstand noodzakelijke kosten

Sub-paragraaf 2.4.1 Kleding

De normale aanschaf / vervanging van kleding behoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Dit geldt zowel voor confectie- als maatkleding. Een afwijkende lichaamsbouw (bv. dwerggroei) is op zich geen aanleiding voor bijstandsverlening. Bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot plotselinge vervanging van de garderobe kunnen wel aanleiding zijn tot bijstandsverlening, bijvoorbeeld wanneer betrokkene vanwege ziekte of gebrek een andere garderobe moet aanschaffen vanwege een plotseling sterk gewijzigde lichaamsomvang. Wanneer het gewichtsverlies deel uitmaakt van een al dan niet op medisch advies gevolgd dieet, is er geen sprake van bijzondere omstandigheden. De wijziging van de garderobe vindt in deze gevallen immers geleidelijk plaats. Een bijzondere omstandigheid kan tevens voorkomen bij brand. Per persoon is dan naast de gedragen kleding nog een set kleding nodig. Op grond van het gemeentelijk beleid kan een kledingset worden vergoed. Voor 2007 zijn de vergoedingsbedragen vastgesteld op een maximaal bedrag van € 175,00 voor een kind en € 300,00 voor een volwassene. Deze bedragen zijn afgeleid van de bedragen genoemd in de NIBUD Prijzengids 2007/2008.

Sub-paragraaf 2.4.2 Schoeisel

Voor orthopedische of speciale schoenen geldt als algemene regel dat wanneer de ziektekostenverzekeraar geen vergoeding verstrekt er ook geen vergoeding mogelijk is via de gemeente. Indien de ziektekostenverzekeraar de noodzakelijkheid heeft vastgesteld en de kosten gaat vergoeden kan het mogelijk zijn dat de cliënt een eigen bijdrage moet betalen. Deze eigen bijdrage komt in dat geval wel voor bijzondere bijstand in aanmerking, rekening houdend met de kosten die men normaal voor aanschaf van een paar schoenen moet maken. De gebruikelijke kosten bedragen € 55,00 per paar en moeten in mindering gebracht worden op de eigen bijdrage. Per jaar kunnen twee paar schoenen worden aangeschaft.

Sub-paragraaf 2.4.3 Overbruggingsuitkering

Een overbruggingsuitkering kan in de volgende situaties noodzakelijk zijn:• als toeslag voor voormalig alleenstaande ouders;• 1e huurlasten bij vestiging in de gemeente waarbij ook recht is op een WWB-uitkering;• voor het eerst in een WWB-uitkering.

Toeslag voormalige alleenstaande ouders.

Indien er sprake is van een inkomensachteruitgang doordat het laatste in de bijstandsnorm begrepen kind 18 jaar wordt en het recht op kinderbijslag vervalt, kan een overbruggingstoeslag worden verleend welke bij aanvang wordt bepaald op het verschil tussen de oude en de nieuwe situatie, volgens onderstaand model:

- norm oude situatie bij: vakantietoeslag Kinderbijslag (per maand) A- norm nieuwe situatie bij: vakantietoeslag Inkomen kind (bijv. WSF, arbeid, etc.) B

De overbruggingstoeslag is het verschil tussen A en B. Om de uitvoering eenvoudig te houden wordt de toeslag eenmalig vastgesteld en wordt geen rekening gehouden met tussentijdse wijzigingen, behoudens beëindiging van de uitkering of wanneer het kind niet meer tot het huishouden behoort. Afbouw van de overbruggingstoeslag voormalig alleenstaande ouders vindt plaats na 18 maanden naar 50%. De toeslag duur maximaal 36 maanden.

1e huurlasten bij vestiging in de gemeente waarbij ook recht is op een WWB-uitkering.

Bij vestiging in deze gemeente vanuit een WWB-uitkeringssituatie of vluchtelingen met recht op een WWB-uitkering wordt bijzondere bijstand voor 1e huurlasten verleend. Deze wordt verleend in de vorm van leenbijstand en wordt verrekend met het gereserveerde vakantiegeld bij beëindiging van de WWB-uitkering.

Voor het eerst in de uitkering.

De periodieke bijstandsuitkering wordt maandelijks achteraf betaalbaar gesteld. Indien de eerste periode tot de uitbetaling niet is te overbruggen, omdat er geen reserve is en er sprake is van een gewijzigd betaalritme (betaling salaris in het begin van de maand, terwijl de daarop volgende uitkering achteraf wordt betaald), dan kan er een of overbruggingsuitkering “om niet” worden verstrekt.

Indien sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (bijvoorbeeld bij detentie) wordt de overbruggingsuitkering betaald als lening en zal deze terugbetaald moeten worden.

De maximale bedragen hiervoor zijn per 1-9-2007 voor een: alleenstaande € 400,00 alleenstaande ouder € 530,00 echtpaar € 590,00

Sub-paragraaf 2.4.4 Aanschaf/vervanging duurzame gebruiksgoederen

Met de invoering van de Wet Werk en Bijstand per 1 januari 2004 is de mogelijkheid tot het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand voor personen tussen 23 en 65 jaar komen te vervallen (met uitzondering van de categorie chronisch en gehandicapten).

Vanaf 2004 heeft de gemeente Aalburg een regeling bijzondere bijstand vastgesteld voor de aanschaf/vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Bij duurzame gebruiksgoederen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een koelkast, wasmachine of meubilair. Om voor bijzondere bijstand voor vervanging van duurzame gebruiksartikelen in aanmerking te komen dient een aanvrager te voldoen aan de volgende voorwaarden:

1. Er dient gedurende minstens drie jaar voorafgaande aan de datum van aanvraag sprake te zijn van een bijstandsuitkering of een inkomen net iets boven bijstandsniveau (tot 120% van de bijstandsnorm)2. Het vermogen mag niet hoger zijn dan € 5.245,00 (alleenstaanden) en € 10.490,00 (alleenstaande ouders en gehuwden)3. De aanschaf van een duurzaam gebruiksartikel dient aangetoond te worden middels het overleggen van bewijsstukken c.q. betalingsbewijzen4. Reservering voor deze kosten is niet noodzakelijkVoor het vervangen van duurzame gebruiksartikelen geldt als richtlijn een maximumbedrag van€ 250,00 per jaar voor een eenpersoonshuishouden en € 300,-- voor een meerpersoonshuishouden.

De bijzondere bijstand voor een duurzaam gebruiksgoed kan worden verleend in de vorm van een knipkaart. Als de knipkaart toegekend is dan volstaat het inzenden van een eenvoudig declaratieformulier of een nota van het gebruiksgoed. Het tegoed mag twee jaar gereserveerd blijven staan. In tweede jaar wordt het tegoed verhoogd met de volgende toekenning, als de cliënt nog aan de voorwaarden voldoet. Op deze manier kunnen duurdere huishoudelijke artikelen (bijv. wasmachine of bankstel) aangeschaft kan worden. Totaal kan besteed/gereserveerd worden in drie jaren € 750,-- voor een alleenstaande en € 900,-- voor een echtpaar.Er wordt hierbij niet gekeken of iemand een bedrag heeft ontvangen ten aanzien van de langdurigheidtoeslag.

Sub-paragraaf 2.4.5 Maaltijdvoorziening

“Tafeltje Dekje” verzorgt voor een aantal mensen in Aalburg de maaltijdvoorziening. Door gebruik te maken van”Tafeltje Dekje” zijn ouderen in het algemeen in staat langer zelfstandig te blijven wonen. De maaltijdvoorziening is bedoeld voor ouderen boven de 55 jaar, die door ziekte en/of andere omstandigheid niet meer voor zichzelf kunnen koken, en is in bijzondere gevallen ook te benutten voor mensen jonger dan 55 jaar. Bij een inkomen van 120% van het sociaal minimum komt men voor een bijdrage in aanmerking. Maximaal worden 5 maaltijden per week verstrekt.

Nadat door het Zorgloket de noodzakelijkheid vastgesteld heeft dat gebruik gemaakt wordt van de diensten van “Tafeltje Dekje” kan bijzondere bijstand worden aangevraagd. De eventuele vergoeding is de helft van de kosten voor een warme maaltijd of diepvriesmaaltijd.

Sub-paragraaf 2.4.6 Jongerentoeslag

Jongeren tussen de 18 en 21 jaar die om bijzondere reden geen dienstbetrekking hebben en ook geen ander inkomen hebben, kunnen een beroep doen op een bijstandsuitkering. Deze bijstand wordt verstrekt als algemene bijstand (de norm voor een 18-jarige).

Als deze bijstandsnorm niet voldoende is voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten dan zal er een beroep op de ouders gedaan moeten worden om dit aan te vullen. Als de ouders niet kunnen voldoen aan de onderhoudplicht omdat de middelen van de ouders niet toereikend zijn of omdat de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht ten opzichte van zijn ouders niet te gelde kan maken kan er een toeslag worden verstrekt in de vorm van aanvullende bijzondere bijstand.

Ten aanzien van zelfstandig wonende jongeren geldt dat de aanvullende bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen de bijstand (inclusief toeslagen en verlagingen) voor een 18-jarige en de norm voor een alleenstaande van 21 jaar en ouder.

Voor een alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar wordt bij de bepaling van de hoogte van de toeslag aangesloten bij de bijstandsuitkering die geldt voor een alleenstaande ouder van 21 jaar en ouder. Dit, om te voorkomen dat een jonge alleenstaande ouder in financiële problemen raakt.

In een thuiswonende situatie kan er geen sprake zijn van hogere algemene bestaanskosten dan die waarin de basisnorm voorziet. Daarom gaat het bij het verstrekken van een toeslag om zelfstandig wonende jongeren en dient beoordeeld te worden of het zelfstandig wonen van de jongere noodzakelijk is. Woont de jongere op het moment van de aanvraag reeds een jaar of langer zelfstandig, dan staat de noodzakelijkheid van het zelfstandig wonen vast. In alle andere gevallen dient de noodzaak op grond van de individuele omstandigheden te worden beoordeeld.

Nadat de noodzakelijkheid van de kosten is vastgesteld, wordt bekeken of het onderhoudsrecht te gelde kan worden gemaakt. Een jongere kan bijvoorbeeld geen onderhoudsrecht te gelde maken wanneer:

- er sprake is van een ernstig verstoorde relatie met de ouders;- de ouders geen of onvoldoende draagkracht hebben, of:- de jongere alleen of samen met een partner, de zorg heeft voor één of meer kinderen; - beide ouders overleden zijn.

De bijzondere bijstand ter aanvulling op de rijksnorm dient, voor zover mogelijk, op grond van artikel 61 WWB door de gemeente op de onderhoudsplichtige ouders te worden verhaald. Van verhaal wordt afgezien indien het instellen van verhaal zou leiden tot een ongewenste ontwrichting van de gezinssituatie dan wel zou leiden tot ongewenste gevolgen voor de betreffende jongere. Een indicatie van een hulpverlenende instantie dient hieraan ten grondslag te liggen.

Sub-paragraaf 2.4.7 Huishoudelijke verzorging.

Voor huishoudelijke hulp kan men terecht bij de verschillende thuiszorgorganisaties. Het Zorgloket stelt de noodzakelijkheid van de huishoudelijke hulp vast.Voor de kosten van huishoudelijke verzorging is een eigen bijdrage verschuldigd, afhankelijk van het inkomen. Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking indien sprake is van een norm inkomen op minimumniveau.

Sub-paragraaf 2.4.8 Kosten woninginrichting en/of huisraad.

Algemeen:

De algemeen noodzakelijke kosten van bestaan dienen in beginsel te worden bestreden uit eigen middelen (inkomen en vermogen). Dit geldt ook voor de aanschaf, vervanging of reparatie van noodzakelijke gebruiksgoederen met een duurzaam karakter, zoals een wasmachine, meubels, inrichtingskosten, babyuitzet.

Indien de belanghebbende tenminste beschikt over een inkomen op het niveau van het sociaal minimum, kan 5% van het inkomen gereserveerd worden voor noodzakelijke gebruiksgoederen.

Voorliggende voorzieningen:

Stadsbank Midden Nederland

Indien men niet heeft kunnen reserveren dan dient in beginsel te worden doorverwezen voor een geldlening naar de Kredietbank of naar een commerciële bank (bij een niet-uitkeringsgerechtigde). Verwijzing hoeft niet plaats te vinden indien vooraf duidelijk is dat de Kredietbank geen lening zal verstrekken (zonder een borgstelling).

Gespreide betaling achteraf dient in principe plaats te vinden via een lening bij een bank. Aangezien financiering door middel van een lening bij duurzame gebruiksgoederen zeer gebruikelijk is, zal de bijstandsverlening een aanvullende rol moeten blijven spelen, ook al is er sprake van door bijzondere omstandigheden veroorzaakte extra noodzakelijke uitgaven. Als er een voorliggende voorziening benut kan worden dient hiervan gebruik gemaakt te worden. Slechts indien een lening bij een (krediet) bank niet mogelijk is kan een beroep worden gedaan op de WWB (artikel 51 WWB).

Voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan bijzondere bijstand worden verleend in de vorm van:- borgtocht;- een geldlening;- een bedrag om niet.

Indien een aanvraag voor bijzondere bijstand in de kosten van aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen wordt ingediend, dienen er wel originele bonnetjes/nota’s en/of betaalbewijzen te worden overgelegd.

Wanneer belanghebbende een inkomen heeft hoger dan de van toepassing zijnde WWB-norm dan gelden de regels van de draagkrachtberekening niet. Het gehele bedrag hoger dan de bijstandsnorm wordt in mindering gebracht.

Voor personen die drie jaar lang reeds een inkomen op bijstandsniveau of net boven bijstandsniveau (120% van de norm) hebben geldt een aparte regeling. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.4.4 (aanschaf vervanging duurzame gebruiksartikelen)

Borgstelling/geldlening voor duurzame gebruiksgoederen

Alvorens de gemeente zelf tot een geldlening overgaat dient vast te staan dat de belanghebbende de benodigde geldlening niet kan verkrijgen via de normale kredietverlenende instanties. Artikel 51 WWB biedt de mogelijkheid om bijzondere bijstand te verlenen in de vorm van een borgstelling. Voor het verlenen van een borgstelling kan slechts aanleiding zijn wanneer is komen vast te staan dat zonder tussenkomst van de gemeente als borg, de lening door de kredietverlenende instantie niet zal worden verstrekt.

Onder borgstelling wordt verstaan het sluiten van een overeenkomst tussen de gemeente Aalburg en de Stadsbank Midden Nederland, waarbij de gemeente zich verbindt de aflossingen en bijkomende kosten van de Kredietbank van een belanghebbende te voldoen, wanneer laatstgenoemde in gebreke blijft. De borgstelling wordt verleend op basis van bijzondere bijstand.

Geldlening door de gemeente

Indien er geen gebruik kan worden gemaakt van een geldlening bij kredietverlenende instanties kan er bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Indien de kosten/uitgaven niet voorzienbaar zijn geweest en de mogelijkheden om te reserveren door bijzondere omstandigheden niet aanwezig waren en de aanschaf van een duurzaam gebruiksgoed toch noodzakelijk wordt geacht, kan bijzondere bijstand worden verleend in de vorm van een geldlening. Duurzame gebruiksgoederen in de vorm van om niet In zeer uitzonderlijke situaties kan van het bovenstaande worden afgeweken en op grond van zeer bijzondere omstandigheden bijstand om niet worden verstrekt. Te denken valt aan situaties waarbij belanghebbende in een schuldhulpverleningstraject is opgenomen bij de Stadsbank Midden Nederland.

Hoogte lening

Bedragen per 1 september 2007 voor een complete sobere inrichting:

- alleenstaande (kamerbewoning) € 2.000,00- alleenstaande (zelfstandig gehuisvest) € 4.500,00 - gezin van twee volwassenen € 6.000,00 - plus voor elk volgend gezinslid € 600,00 Bij een gedeeltelijke inrichting kunnen de bedragen van de Nibud prijzengids gehanteerd worden. Bij het verstrekken van een lening of borgstelling dient door de belanghebbende een akte van schuldbekentenis te worden ondertekend.

Looptijd geldlening bij de gemeente

De looptijd van een lening is in beginsel 36 maanden. Na drie jaren regelmatige en volledige aflossing wordt het restant van de lening kwijtgescholden.

Aflossingsregels

De hoogte van de aflossingsbedragen wordt voor personen met een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm (ongeacht de samenstelling van dit inkomen) vastgesteld op tenminste 5% van de som van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief de geldende gemeentelijke toeslag. Dit komt neer op de volgende aflossingsbedragen:- alleenstaanden € 40,00 - alleenstaande ouders € 52,50- gehuwden € 60,00

Het surplus van het inkomen boven de bijstandsnorm wordt in z’n geheel aangewend. De totaal door de belanghebbende te betalen bedragen worden zo vastgesteld dat men ten minste beschikt over de beslagvrije voet.

Indien het aflossingsbedrag van de lening bij de Kredietbank hoger is dan de hierboven genoemde aflossingsbedragen kan er gedurende de aflossingstermijn extra bijzondere bijstand worden verleend.

Premies op grond van het premiebeleid en arbeidskostenvergoeding worden niet als inkomen aangemerkt. Op grond van artikel 51 tweede lid WWB kunnen de aflossingsbedragen en/of de duur van de aflossing gewijzigd worden afhankelijk van de omstandigheden van persoon en gezin

Sub-paragraaf 2.4.9 Verhuiskosten

De kosten verhuizing behoren in beginsel tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor, behoudens bijzondere omstandigheden, geen afzonderlijke bijstand wordt verstrekt. Men wordt geacht voor dergelijke kosten te reserveren dan wel een betalingsregeling te treffen.Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden en onvoorzienbare situaties, waardoor reservering niet mogelijk was, kan bijzondere bijstand worden verleend. Van een noodzakelijke verhuizing is sprake indien daaraan een medische of sociale indicatie ten grondslag ligt. Bij een verhuizing om medische en/of sociale omstandigheden zal in een aantal gevallen de WMO aangemerkt kunnen worden als voorliggende voorziening.Een medische noodzaak kan worden vastgesteld naar aanleiding van een medisch advies van een behandelend specialist of van de GGD.

Een eventuele sociale noodzaak dient te worden vastgesteld na onderzoek door de zorgconsulent. Bij sociale omstandigheden kan o.a. worden gedacht aan de volgende situaties:

- na scheiding verhuist belanghebbende naar een andere woning;- er is sprake van een onhoudbare woonsituatie.

Bijzondere bijstand vergoedt de goedkoopste toereikende oplossing. Waar men de gelegenheid heeft om de verhuizing zelf te regelen (bv. met inschakeling van familie of kennissen) kan worden volstaan met de huur van een busje en een kilometervergoeding. Alleen bij bijzondere omstandigheden kan inschakeling van een verhuisbedrijf nodig zijn. Dit dient altijd vooraf beoordeeld te worden door de gemeente.

Verhuizing naar een andere gemeente: Algemeen uitgangspunt is dat de vertrekgemeente de noodzakelijke verhuiskosten vergoedt en de nieuwe gemeente de inrichtingskosten beoordeelt.Bij noodzakelijke verhuizing is veelal sprake van een periode waarin voor twee woningen woonlasten verschuldigd zijn. Deze periode dient zo kort mogelijk te worden gehouden. Soms heeft men echter te maken met opzegtermijnen en met een periode om de verhuizing te regelen. Een acceptabele periode om de nieuwe woning te betrekken is maximaal 3 weken. Voor de overlappende periode kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de huur (incl. administratiekosten) van de nieuwe woning.

Sub-paragraaf 2.4.10 Woonkostentoeslagen

Huurtoeslag

Wanneer iemand een woning huurt bestaat er onder bepaalde voorwaarden recht op een bijdrage in de huur. Tot en met 2005 werd deze bijdrage in de vorm van huursubsidie verstrekt door het Ministerie van VROM. Vanaf 1 januari 2006 datum is het mogelijk om een huurtoeslag aan te vragen via de Belastingdienst. Dit is een bijdrage van de overheid in de huurlasten. Om in aanmerking te komen voor een huurtoeslag dient een aanvrager te voldoen aan de volgende voorwaarden:

- de aanvrager dient 18 jaar of ouder te zijn of minderjarig en getrouwd;- de aanvrager en eventuele medebewoners hebben de Nederlandse nationaliteit of beschikken over een geldige verblijfsvergunning;- iedereen die op het adres van de aanvrager woont dient op dit adres ingeschreven te staan bij de gemeente;- de aanvrager dient te beschikken over een zelfstandige woonruimte met een eigen toegangsdeur, eigen toilet en keuken;- de huurlasten van de aanvrager mogen niet lager zijn dan € 202,95 en niet hoger dan- € 621,78. Voor jongeren gelden aangepaste normen;- de woning moet passend zijn voor de situatie van de aanvrager, dus niet te ruim of niet te duur; - het inkomen van de aanvrager mag niet te hoog zijn. De inkomensgrenzen zijn afhankelijk van de persoonlijke situatie. Deze grenzen zijn op te vragen bij de Belastingdienst.

De huurtoeslag wordt door de Belastingdienst per maand vooraf uitbetaald als voorschot. Alle wijzigingen dienen de betrokkenen zelf door te geven aan de belastingdienst. Het kan voorkomen dat iemand gedurende het jaar te maken krijgt met een inkomensdaling tot het minimumniveau, en deze persoon geen recht heeft op een huurtoeslag. In dat geval kan een beroep gedaan worden op een woonkostentoeslag. Deze woonkostentoeslag wordt toegekend in afwachting van de definitieve huurtoeslag en wordt verrekend/teruggevorderd als de huurtoeslag is toegekend. Indien geen recht op een huurtoeslag bestaat dan wordt de woonkostentoeslag om niet verleend.

Bij ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid (huurtoeslag niet aanvragen of wijzigingen niet tijdig doorgeven) is er ook geen recht op een woonkostentoeslag.

Voor vragen omtrent het recht op huurtoeslag is er een Hulp en Informatiepunt (H.I.P.), bij Woonlinie te Woudrichem en Meander te Werkendam.

Kosten eigen woning

Huiseigenaren komen niet in aanmerking voor de huurtoeslag. Als de woonlasten liggen tussen de grenzen van de huurtoeslag, kan een woonkostentoeslag worden verstrekt. Het inkomen van belanghebbende dient te liggen op bijstandsniveau. De inkomsten boven de bijstandnorm worden voor 100% in mindering gebracht.Deze toeslag is doorlopend en wordt jaarlijks opnieuw berekend. Tot de woonlasten worden gerekend:

- de hypotheekrente (geen aflossing);- eigenaars deel onroerend zaakbelasting (OZB);- premie brand- en opstalverzekering;- waterschapslasten;- erfpacht;- rioolrecht;- groot onderhoud (voor- / naoorlogs); - onderhoud centrale verwarming.

Op deze woonkostentoeslag wordt de belastingteruggave in verband met hypotheekrente aftrek in mindering gebracht.Eventuele premies of subsidies op de woning worden ook van de toeslag afgetrokken.

Hoge huren

Bewoont men een woning met woonkosten (huur of lasten eigen woning) boven de grens van de huurtoeslag (€ 621,78), dan dient de belanghebbende een goedkopere woning te zoeken (behoudens individuele omstandigheden).

Uitgangspunt is dat dan voor maximaal één jaar een woonkostentoeslag kan worden verleend. Als men alles heeft gedaan om andere woonruimte te krijgen, doch dat is buiten de schuld van belanghebbende niet gelukt, kan verlenging van deze termijn worden overwogen.

Berekening toeslag

De woonkostentoeslag wordt berekend volgens de berekeningssystematiek van de huurtoeslag. Deze berekening is terug te vinden op www.toeslagen.nl. Eventuele inkomsten boven de toepasselijke bijstand worden volledig op de berekende toeslag in mindering gebracht (draagkracht 100%).

Te overleggen bewijsstukken

De huurspecificatie en de toe- of afwijzing van de huurtoeslag.Bij eigen woning: overzicht hypotheekrente, van de te betalen premies en aanslagen en van eventueel ontvangen toeslagen / subsidies.

Sub-paragraaf 2.4.11 Kosten alarmering

Het kan nodig zijn, dat men om medische of sociale redenen wordt aangesloten op aan alarmeringssysteem. Het Zorgloket stelt de indicatie voor de noodzaak van aanleg van alarmering. De eigen bijdrage komt voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking.

Sub-paragraaf 2.4.12 Voorzieningen voor opvang

Tijdelijke opvang

Het kan voorkomen, dat iemand door plotselinge onvoorziene omstandigheden geen onderdak heeft en letterlijk op straat staat. Bijvoorbeeld bij brand of als terugkeer naar de woning niet mogelijk is wegens bovenmatige agressie. Veelal lukt het dan om tijdelijk inwoning te vinden bij familie of andere bekenden.

Indien inwoning bij familie of andere bekenden niet mogelijk is, kan het soms nodig zijn dat men voor een aantal dagen in een pension, hotel of opvanghuis wordt ondergebracht. Bij de beoordeling van de noodzaak speelt naast de eigen middelen en mogelijkheden de gezinssituatie een rol.

Voorwaarden

Het verblijf in pension, hotel of opvanghuis dient zo kort mogelijk te duren. Men dient met spoed stappen te ondernemen om vervangende woonruimte te vinden.

De kosten

Aan verblijf in pension of hotel zijn extra woonkosten verbonden. Hiervoor kan, als geen adequate huisvesting voorhanden is, bijzondere bijstand worden verleend.Uitgangspunt is de normale toepasselijke bijstandsnorm. Hiervan ontvangt men zelf een bedrag ter hoogte van het zak- en kleedgeld bij verblijf in een inrichting.

Het resterende deel wordt beschouwd als bijdrage in de kosten. Meestal zal dat niet toereikend zijn en kan voor de meerkosten bijzondere bijstand worden verleend. Eigen inkomsten worden volledig verrekend.

Sub-paragraaf 2.4.13 Kinderopvang

Wet Kinderopvang:

Op 1 januari 2005 is de Wet Kinderopvang in werking getreden. Volgens deze Wet sluiten ouders zelf een contract af met de kinderopvangorganisatie en betalen zelf de opvangkosten. Bij de werkgever(s) kan een tegemoetkoming en bij de Belastingdienst kinderopvangtoeslag worden aangevraagd. Voor specifieke doelgroepen die geen werkgevers hebben, is de gemeente verantwoordelijk voor het financieel ontbrekende werkgeversdeel.

Deze doelgroepen zijn:

• Ouders met een uitkering in het kader van de WWB, IOAW/IOAZ of Anw én die een re-integratieproject volgen;• Niet-uitkeringsgerechtigden, die als werkzoekende geregistreerd zijn bij het CWI én die een re-integratieproject volgen;• Nieuwkomers die een inburgeringsprogramma volgen;• Oudkomers die – verplicht – een inburgeringscursus volgen;• Jongeren tot 18 jaar, die een scholing of een opleiding volgen en die algemene bijstand op grond van de WWB ontvangen of die zo’n uitkering kunnen ontvangen;• Studenten die een studie / opleiding volgen en die ingeschreven zijn bij een school of onderwijsinstelling.

De gemeentelijke doelgroepen kunnen met behulp van het aanvraagformulier de tegemoetkoming bij de gemeente aanvragen.

De kinderopvang moet worden afgenomen bij een geregistreerde instelling voor kinderopvang om in aanmerking te komen voor een bijdrage van de Belastingdienst en gemeente.

Kinderopvang op sociaal / medische gronden

In 2005 en 2006 behoren gezinnen met een sociaal medische indicatie tot de gemeentelijke doelgroepen. In de loop van 2007 wordt besloten of de huidige situatie – waarbij de gemeente verantwoordelijk is voor de financiering van kinderopvang – voor deze doelgroep wordt gecontinueerd en/of de doelgroep onder een ander wettelijk regime komt, zoals de WMO of de Wet Kinderopvang.Bij wijziging wordt de WMO of de Wet Kinderopvang aangemerkt als voorliggende voorziening voor de bijzondere bijstand.

Gezinnen die behoren tot de doelgroep sociaal/medische geïndiceerde hebben indien zij tevens behoren tot één van de andere gemeentelijke doelgroepen recht op een gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Gezinnen die alléén in aanmerking komen voor sociaal-medische indicatie, kunnen een beroep doen op de bijzondere bijstand bij de gemeente. Per individueel geval wordt er gekeken of kinderopvang noodzakelijk is.

Overblijfkosten op school

De kosten van het overblijven van een kind (tussen de middag) op school worden aangemerkt als algemeen noodzakelijke kosten. Dit betekent dat de belanghebbende deze kosten moet voldoen uit zijn algemene bijstandsuitkering. Slechts in bijzondere gevallen kan voor deze kosten bijzondere bijstand worden verstrekt, bijv. als de alleenstaande ouder werkt of een opleiding volgt in het kader van een trajectplan.

Kosten peuterspeelzaal/kinderopvangAlleenstaande ouders met kinderen van 0 tot 2 jaar en alleenstaanden en echtparen met kinderen van 2 tot 4 jaar met een inkomen op het sociaal minimum komen voor vergoeding, van de kosten reguliere kinderopvang en/of kosten peuterspeelzaal, in aanmerking. De vergoeding wordt verstrekt voor 2 dagdelen per week per kind per plaatsing.De belanghebbende kan rechtstreeks via de kinderopvanginstelling of de peuterspeelzaal aanvragen zonder tussenkomst van de gemeente.De instelling declareert de kosten van opvang bij de gemeente.

Sub-paragraaf 2.4.14 Reiskosten

ervoerskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan, waarin een belanghebbende in principe zelf dient te voorzien.

Vervoer naar en van ziekenhuis

Per 1 januari 2004 worden de kosten ten behoeve van het vervoer van en naar het ziekenhuis alleen nog door de zorgverzekeraar vergoed als het liggend vervoer is. Tevens is er vergoeding mogelijk voor vervoer naar en van het ziekenhuis bij nierdialysepatiënten, radiotherapie- en chemokuurpatiënten, visueel gehandicapten en rolstoelgebruikers. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verleend.

Bezoeken aan gezinslid in inrichting of detentie

Voor de reiskosten van het bezoeken van gezinsleden en in sommige gevallen andere naaste familieleden die buiten de gemeente in een inrichting (bv. ziekenhuis of verpleeginrichting) verblijven, kan bijzondere bijstand worden verleend. Dat geldt ook als een gezinslid gedetineerd is.

De hoogte van de bijzondere bijstand is gebaseerd op de kosten van openbaar vervoer, bij een frequentie van maximaal tweemaal per week. Van dit maximum kan worden afgeweken als daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn. De volgende bewijsstukken dienen te worden overgelegd: verklaring van inrichting of justitie en vervoersbewijzen.

Vervoerskosten scholing

Als WWB-cliënten een scholing dienen te volgen, en voor hun opleiding zijn aangewezen op een school/instituut buiten de woonplaats, kunnen zij hiervoor bijzondere bijstand aanvragen voor de vervoerskosten. Indien men meer dan 5 kilometer moet reizen om een school/instituut te bezoeken komt men in aanmerking voor vergoeding van de kosten van openbaar vervoer.

Als de opleiding gerelateerd is aan een re-integratieproject kunnen de kosten vergoed worden uit het werkdeel van de WWB. Deze vervoerskosten worden volgens de huidige afspraken uitbetaald aan de cliënten, indien zij de vervoersbewijzen overleggen.

Sub-paragraaf 2.4.15 Advocaatkosten

Soms is het nodig dat men een advocaat inschakelt of het Bureau voor Rechtshulp. Hieraan zijn kosten verbonden. Op grond van de Wet op de Rechtsbijstand kan men om toevoeging van een advocaat vragen. Dat wordt beoordeeld door de Raad voor Rechtsbijstand. Als dat verzoek om toevoeging wordt gehonoreerd, is men een eigen bijdrage verschuldigd, die inkomensafhankelijk is. Daar kunnen nog andere kosten bijkomen, zoals administratiekosten en griffiekosten.Als toevoeging plaatsvindt, wordt aangenomen dat de te voeren procedure noodzakelijk is. Er dient wel een causaal verband te zijn met de (toekomstige)bijstandsverlening en de te voeren procedure. In dat geval kunnen de eigen bijdrage en de bijkomende kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Hierbij dienen de betalingsbewijzen en een brief van de advocaat overgelegd te worden.

Kosten van rechtshulp waarvoor bijstand is verleend, en die vervolgens via de gerechtelijke procedure aan de belanghebbende worden vergoed, dienen aan de sociale dienst te worden terugbetaald.Kosten, die samenhangen met een veroordeling van de belanghebbende in de proceskosten van de tegenpartij, komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking.

Sub-paragraaf 2.4.16 Begrafeniskosten

De kosten van lijkbezorging behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van de overledene, indien deze tot het overlijden periodieke bijstand voor levensonderhoud ontving en de kosten niet uit diens nalatenschap kunnen worden voldaan. In het algemeen is het zo dat degene die opdracht geeft tot begrafenis/crematie ook de daarmee verband houdende kosten voor zijn rekening neemt. Als iemand overlijdt en hij of zij laat onvoldoende geld achter om daar een begrafenis of crematie van te betalen, moet de directe familie deze kosten betalen. In de regel behoren de kosten van een standaardbegrafenis of crematie voor de nabestaanden tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan.

Onder directe familie wordt verstaan:• de echtgenoot;• de geregistreerde partner;• de ouders;• de kinderen, de aangetrouwde kinderen;• de schoonouders en stiefouders.Normaal gesproken betaalt de directe familie de kosten van de begrafenis of crematie uit de erfenis. Is er weinig geld, dan wordt het tekort verdeeld over de erfgenamen. Het kan gebeuren dat een direct familielid te weinig geld heeft om zijn gedeelte te betalen. In deze situatie kan men bijzondere bijstand aanvragen. Kosten kunnen worden vergoed tot een maximum bedrag van € 3.250,--. voor een begrafenis en€ 2.500,-- voor een crematie in Nederland. Voor de kosten van een begrafenis of crematie in het buitenland wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

Sub-paragraaf 2.4.17 Kosten van naturalisatie/legeskosten verblijfsvergunning

NaturalisatiekostenDe kosten van naturalisatie worden aangemerkt als kosten die in aanmerking komen voor een vergoeding bijzondere kosten. Het gaat hierbij om kosten die een vreemdeling met een verblijfstatus moet maken om het Nederlanderschap te verkrijgen. De kosten van naturalisatie bedragen voor 1 persoon € 351 en voor een gezin € 446.

Legeskosten verblijfsvergunning

Vreemdelingen die nog niet tot Nederland zijn toegelaten kunnen een verzoek doen voor afgifte van een verblijfsvergunning. De kosten hiervan liggen tussen € 188 en € 830. Deze legeskosten zijn verschuldigd aan het Ministerie van Justitie. De kosten van leges behoren tot de noodzakelijke kosten voor de vreemdeling die in Nederland wil verblijven, omdat de legeskosten nodig zijn ter verkrijging van de verblijfsvergunning.Vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven (op grond van art. 1 Besluit gelijkstelling vreemdelingen WWB, Ioaw, Ioaz en WWIK jo. Art. 8, onder a tot en met e, of l. van de Vreemdelingenwet 2000) komen voor een vergoeding bijzondere bijstand voor de legeskosten in aanmerking. Voor de asielgerechtigde zijn de legeskosten voor een verblijfsvergunning een harde noodzaak. Zonder verblijfsvergunning mag men niet in Nederland verblijven. De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Sub-paragraaf 2.4.18 Eigen bijdrage Wet inburgering

Een inburgeringsplichtige in het kader van de Wet inburgering (Wi) krijgt in sommige gevallen een inburgeringsvoorziening aangeboden door de gemeente. In die gevallen is de betrokkene een eigen bijdrage verschuldigd. Deze bedraagt € 270,--. De eigen bijdrage wordt niet zondermeer aangemerkt als bijzondere noodzakelijke kosten. Slechts indien er sprake is van een samenloop van kosten van de eigen bijdrage met andere noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden, kan een tegemoetkoming verstrekt worden. Overigens, voordat een bijdrage verstrekt wordt in de kosten van de eigen bijdrage, wordt eerst nagegaan in hoeverre via andere kanalen een vergoeding kan worden ontvangen.

Sub-paragraaf 2.4.19 Verstrekkingen in natura

Vanaf 1996 wordt in onze gemeente jaarlijks een levensmiddelenpakket, aan de inwoners op het sociaal minimum, verstrekt. De Wet Werk en Bijstand geeft de mogelijkheid om goederen in natura te verstrekken.De vergoeding van het pakket bedraagt maximaal € 75,--.Het pakket wordt eenmaal per jaar aan het einde van het jaar verstrekt

Paragraaf 2.5 Medische dienstverlening

Sub-paragraaf 2.5.1 Algemeen

Vanaf 1 januari 2006 is in Nederland een nieuw zorgstelsel ingevoerd. In het nieuwe zorgstelsel heeft iedereen dezelfde verzekering, ziekenfonds of particuliere ziektekostenverzekering bestaat niet meer. Iedere Nederlander is verplicht om zich tegen het basispakket te verzekeren. In de keuze van aanvullende pakketten is men vrij. De nieuwe zorgverzekering heeft in grote lijnen dezelfde verzekering als het ziekenfondspakket en de meeste particuliere verzekeringen. Ook betaalt iedereen dezelfde premie voor de nieuwe zorgverzekering.

Om te zorgen dat iedereen de zorgpremie kan betalen is er de zorgtoeslag. De zorgtoeslag is een bedrag dat iemand met een inkomen beneden de door de Belastingdienst vastgestelde inkomensgrens helpt om de kosten van de zorgverzekering te betalen. De zorgtoeslag wordt uitbetaald door de Belastingdienst.

Kosten van medische dienstverlening komen in beginsel voor rekening van de zorgverzekeraar. Vergoedt de zorgverzekeraar de kosten niet, dan is in het algemeen een vergoeding via de bijzondere bijstand ook niet mogelijk. Een uitzondering hierop is de situatie dat het wel om noodzakelijke kosten gaat, maar de voorziening om budgettaire redenen buiten het pakket van de verzekering is gehouden. Dat dient dus uit de stukken of uit verkregen informatie te blijken. Over de vraag of een voorziening noodzakelijk is, wordt advies ingewonnen bij de GGD of een andere medisch adviseur. Wanneer de kosten van de voorziening waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd minder bedragen dan€ 250,00 en indien de noodzaak van deze voorziening op voorhand reeds redelijkerwijze is vast te stellen, wordt geen medisch advies opgevraagd. Dit omdat de kosten van de te verstrekken voorziening in een dergelijke situatie niet in verhouding staan tot de kosten van het medisch onderzoek.Bij een aanvraag om een periodieke verstrekking wordt in beginsel altijd een medisch advies opgevraagd, omdat op voorhand niet valt in te schatten over welke termijn een tegemoetkoming verstrekt gaat worden en omdat het totaal te verstrekken bedrag in het merendeel van de gevallen hoger zal zijn dan € 250,00.

Iedere Nederlander heeft voor 1 maart 2006 een definitieve keuze moeten maken ten aanzien van de ziektekostenverzekeraar en het te verzekeren pakket. Vanaf 1 mei 2006 heeft de gemeente Aalburg een collectieve zorgverzekering plus aanvullend ziektekostenpakket voor minima / uitkeringsgerechtigden met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm. Als aanvullend pakket is besloten tot de zorg extra aanvullende verzekering bij het VGZ. Via de bijzondere bijstand kan de verzekerde met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm een tegemoetkoming in de premiekosten ontvangen van de gemeente.

Aanvullende pakketten op de basisverzekering:

Aan bijstandsgerechtigden en bekende minima is geadviseerd het collectief aanvullende ziektekostenpakket af te sluiten via de gemeente Aalburg.

De deelnemer betaalt zelf de premie voor de basisverzekering plus het aanvullende pakket aan het VGZ middels inhouding op de uitkering of via machtiging tot automatische afschrijving op de bankrekening. Voor de meerkosten van de premie van het collectief aanvullend ziektekostenpakket kunnen cliënten met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm periodieke bijzondere bijstand per maand aanvragen. De periodieke bijzondere bijstand per maand bedraagt vanaf 1 januari 2007€ 13,50 per maand.

Indien om bijzondere bijstand voor medische kosten worden verzocht, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand met de verstrekkingen uit deze aanvullende pakketten rekening gehouden, ook als de aanvrager ze niet heeft afgesloten. Bijv. de cliënt neemt geen deel in de collectie verzekering en heeft alleen een basisverzekering of als extra alleen een basis aanvullende verzekering afgesloten bij de zorgverzekeraar . Het basispakket en het collectief aanvullend ziektekostenpakket (Zorg Extra Aanvullend) zijn voorliggende voorzieningen ten opzichte van de WWB. Indien om bijzondere bijstand wordt verzocht voor kosten die niet door deze voorliggende voorziening worden vergoed dient de noodzakelijkheid te worden onderzocht. Voor kosten die binnen de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt kan geen bijstand worden verstrekt (artikel 15 lid 1 WWB).

Indien slechts een deel van de kosten vergoed wordt middels het basispakket of het aanvullend pakket dan komt een eigen bijdrage voor deze kosten in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Sub-paragraaf 2.5.2 Geneesmiddelen

Voor geneesmiddelen geldt het algemene uitgangspunt dat deze niet via de bijzondere bijstand worden vergoed. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt, als:

a. belanghebbende bijzondere baat heeft bij een geneesmiddel dat niet in het pakket zit enb. er geen alternatief is dat wel door de zorgverzekeraar wordt vergoed.

GGD advies moet hierover uitsluitsel geven.

NB. Voor zgn. zelfmedicatie, zoals bij apotheker en drogist verkrijgbare hoestdrank, vitamines, voedingssupplementen e.d., wordt geen bijstand verstrekt. Deze kosten worden beschouwd als algemene bestaanskosten vergelijkbaar met de kosten van gezonde voeding, waarvan wordt verondersteld dat deze uit het eigen inkomen kunnen worden bekostigd.

Sub-paragraaf 2.5.3 Therapieën en alternatieve geneeswijzen

Als voor deze behandelingen een eigen bijdrage moet worden betaald, kan deze via de bijzondere bijstand worden vergoed. Het gaat daarbij om o.a. de volgende behandelingen en therapieën:

- acupunctuur ; - antroposofie;- podotherapie;- fysiotherapie en oefentherapie; - ergotherapie;- camouflagetherapie; - homeopathie; - therapeutisch kamp;- psychotherapie; - herstellingsoorden.

Als de zorgverzekeraar geen vergoeding geeft dan is slechts bijzondere bijstand mogelijk als er een bijzondere medische noodzaak is. Naast een verklaring van de behandelend arts is een advies van de GGD een vereiste.Kosten van psychotherapeutische behandelingen, die niet door voorliggende voorzieningen worden gedekt, worden in het algemeen niet tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend.

Sub-paragraaf 2.5.4 Kosten babyuitzet

De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van bestaan, die uit het beschikbare inkomen dienen te worden bekostigd. Bijstandsverlening in deze kosten is in beginsel niet mogelijk, aangezien men geacht wordt voor dergelijke kosten te reserveren of een betalingsregeling te treffen. Een lening bij een (Krediet) bank wordt aangemerkt als voorliggende voorziening.

Op grond van bijzondere omstandigheden kan van bovenstaande afgeweken worden. Een bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld het langdurig ontbreken van reserveringsruimte in het inkomen, vanwege in het verleden (vóór de zwangerschap) afgesloten geldleningen voor andere noodzakelijke uitgaven.

De babyuitzet wordt tot de duurzame gebruiksgoederen gerekend. Daarom wordt bijzondere bijstand in deze kosten in beginsel in de vorm van een geldlening verstrekt. Voor de totale kosten wordt een maximum bedrag gehanteerd van € 510,45 (NIBUB prijzengids 2007 - 2008). De bevallingskosten en de kosten van de kraamzorg worden volledig vergoed door de zorgverzekeraar via de basisverzekering en de zorg extra aanvullende verzekering vanaf 1 januari 2007. Dus hiervoor kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt.

Sub-paragraaf 2.5.5 Pedicure

Met name bij chronisch zieken, gehandicapten kan periodieke behandeling door een pedicure medisch noodzakelijk zijn indien ook de gezondheidssituatie niet goed is.Indien de cliënt nota’s, betaalbewijzen of een verklaring van een medisch specialist overlegt van de pedicurekosten, kan de medische noodzaak worden vastgesteld. Bij twijfel of bijzondere omstandigheden kan de medische noodzaak worden vastgesteld via een GGD-advies. Wanneer de medische noodzakelijkheid is vastgesteld kunnen de kosten worden vergoed. Bij aanvraag dient een afsprakenkaart te worden overgelegd om de frequentie te kunnen vaststellen. Maximaal worden 9 behandelingen per jaar vergoed.

Sub-paragraaf 2.5.6 Brillen en contactlenzen

Via de zorgverzekeraar wordt bij de zorg extra aanvullende verzekering een vergoeding verstrekt voor contactlenzen of brillenglazen en montuur. Voor de voor eigen rekening blijvende kosten van de brillenglazen kan bijzondere bijstand verleend worden. Voor het montuur wordt maximaal € 75,-- bijzondere bijstand verstrekt.

Eénmaal per 3 kalenderjaren worden de kosten van een brilmontuur, brillenglazen of contactlenzen vergoed.

Indien de verzekerde binnen de gestelde periode van 3 kalenderjaren nieuwe brillenglazen of contactlenzen moet aanschaffen omdat de sterkte gewijzigd is, worden deze brillenglazenof contactlenzen ook volgens deze vergoedingsregeling vergoed.

Men is vrij om voor contactlenzen te kiezen, onder het voorbehoud dat de vergoeding nooit meer mag zijn dan die voor een bril onder dezelfde omstandigheden. In dat geval zal bij de leverancier dus moeten worden nagevraagd wat een bril zou hebben gekost.

Beoordeling van de bijzondere bijstandsaanvraag kan zo nodig aan de hand van de pro forma nota plaatsvinden, onder de voorwaarde dat achteraf de definitieve nota wordt overgelegd.

Sub-paragraaf 2.5.7 Medische hulpmiddelen

Bij medische hulpmiddelen kan men bijvoorbeeld denken aan: hoortoestellen (incl. batterijen), steunzolen, steunkousen, pruiken, protheses enz. Gaat het om hulpmiddelen die langdurig noodzakelijk zijn, dan is de zorgverzekeraar de aangewezen instantie.

Als belanghebbende een eigen bijdrage moet betalen voor deze hulpmiddelen, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verleend. Voor de eigen bijdrage in de kosten van batterijen voor een gehoorapparaat kan een vergoeding worden verstrekt.

Voldoet men niet aan de voorwaarden van de zorgverzekeraar en wordt dus geen vergoeding verstrekt, dan kan - behoudens zeer dringende redenen - ook geen bijzondere bijstand worden verleend. Voor de beoordeling is dan GGD advies noodzakelijk.

Sub-paragraaf 2.5.8 Dieetkosten

Algemeen:

Dieetkosten behoren, voor zover de kosten van het normale voedingspakket worden overschreden, tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan, mits het volgen van een dieet medisch gezien noodzakelijk is.

Voorliggende voorzieningen:

Er zijn twee soorten dieetkosten, te weten kosten voor dieetpreparaten en kosten voor dieetproducten. Dieetpreparaten zijn preparaten die ten opzichte van normale voeding zowel een gewijzigde chemische samenstelling als een gewijzigde fysische vorm hebben. Er bestaat alleen aanspraak in het geval van een ernstige slikstoornis, passagestoornis, voedselallergie of stofwisselingsstoornis. Deze preparaten worden door de AWBZ vergoed.

Dieetproducten zijn producten die alleen wat betreft de chemische samenstelling gewijzigd zijn (bijvoorbeeld een zoutarm dieet). De meerkosten van dieetproducten ten opzichte van een normaal eetpatroon kunnen vergoed worden via de bijzondere bijstand.

Vaststelling noodzaak:

Voor de bepaling van de medische noodzaak en de duur van gebruik van dieetproducten is een GGD -advies vereist. In dit advies dient de GGD de eventuele meerkosten aan te geven.

Sub-paragraaf 2.5.9 Tandheelkundige hulp

Algemeen

Tandheelkundige hulp behoort tot de bijzondere noodzakelijk kosten van het bestaan wanneer de medische noodzaak vast staat voor die tandheelkundige kosten die geheel of gedeeltelijk binnen het basispakket en het (collectief) aanvullend ziektekostenpakket van de zorgverzekering vallen.

Voorliggende voorzieningen

Als voorliggende voorziening geldt de basisverzekering en het (collectief) aanvullend ziektekostenpakket via de zorgverzekeraar. Van iedere belanghebbende wordt verwacht dat hij/zij een collectief aanvullend ziektekostenpakket (waaronder tegen tandheelkundige kosten) verzekert, en een pakket afsluit waarbij geen sprake is van eigen risico.

Is men niet aanvullend ziektekostenpakket verzekerd, dan is bijstandsverlening voor de kosten van tandheelkundige hulp in principe alleen mogelijk voor het deel van de kosten dat ook voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking zou komen, indien men zich wel verzekerd zou hebben voor de gevraagde tandheelkundige kosten.

Noodzaak:

Eigen bijdragen voor medisch noodzakelijke kosten komen voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking. Wanneer het om een eigen bijdrage gaat behoeft geen medisch advies te worden opgevraagd. De noodzaak is dan al door de ziektekostenverzekeraar vastgesteld. Sommige bijzondere verrichtingen worden niet gedekt door de zorgverzekeraar. Dergelijke kosten blijven, tenzij sprake is van dringende redenen, voor eigen rekening. Een reden kan zijn dat niet behandelen ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van belanghebbende. GGD advies is noodzakelijk.

Kronen, inlays, stifttanden, bruggen, implantaten en protheses

Als er sprake is van een medische noodzaak, kan in deze gevallen wel bijzondere bijstand worden toegekend. Als het ziekenfonds grotendeels vergoedt, is de medische noodzaak vastgesteld en is geen GGD advies noodzakelijk. Alleen in het geval van zeer dringende redenen (acute noodzaak) kan hiervan worden afgeweken. Er dient altijd rekening te worden gehouden met de goedkoopst adequate voorziening.

Orthodontische behandelingen

Orthodontische behandelingen (= beugels) voor jongeren tot 18 jaar worden door de zorgverzekeraar gedeeltelijk vergoed via zorg extra aanvullende verzekering.

De resterende eigen bijdrage kan via de bijzondere bijstand worden betaald. Bij de aanvraag dient het behandelingsplan en het (positieve) besluit van de zorgverzekeraar te worden overgelegd, om inzicht te krijgen in noodzaak, behandelingsduur en hoogte van de kosten.

Paragraaf 2.6 Kwijtschelding gemeentelijke heffingen

De kwijtschelding gemeentelijke heffingen wordt uitgevoerd door de afdeling Financiën en regels voor kwijtschelding wordt vastgesteld door het Ministerie van Financiën.Sinds 1999 hanteert de gemeente Aalburg een kwijtscheldingsnorm van 100% voor de gemeentelijke belastingen. Om het gebruik van kwijtscheldingsmogelijkheden voor onze burgers te optimaliseren heeft de gemeente in de afgelopen jaren een actief beleid gevoerd om mensen met een minimuminkomen te informeren over de kwijtscheldingsmogelijkheden. Bij de aanslag van de gemeentelijke heffingen wordt een flyer meegestuurd waarin de burgers van de mogelijkheden van kwijtschelding op de hoogte worden gebracht. Naast een actief lokaal kwijtscheldingsbeleid informeert de gemeente haar burgers inmiddels ook over kwijtscheldingsmogelijkheden voor regionale belastingen zoals waterschapsbelasting. Het waterschap Rivierenland is inmiddels het eerstelijnsaanspreekpunt voor kwijtschelding van waterschapslasten en gemeentelijke heffingen. Met het waterschap Rivierenland is hiervoor een overeenkomst gesloten.De informatie aan de burgers over kwijtschelding lijkt op dit moment afdoende. Voor de berekening van de kwijtschelding wordt het inkomen en het vermogen getoetst wat op het moment van de aanvraag om kwijtschelding op de afschrift bank/girorekening staat. De bedragen voor de vaste lasten (huur/gas/water/licht), kinderbijslag, ziekenfonds, vergoedingen van declaraties en/of andere aannemelijke bedragen die op het moment van aanvraag op de rekening staat, worden buiten beschouwing gelaten.

Paragraaf 2.7 Kosten schoolgaande kinderen langdurige minima

Sub-paragraaf 2.7.1 Vergoeding kosten schoolgaande kinderen van 6 tot en met 17 jaar

Jaarlijks kan een tegemoetkoming bijzondere kosten worden verstrekt in de kosten van schoolgaande kinderen van 6 tot 18 jaar aan de belanghebbende die tenminste drie jaren aaneengesloten een inkomen heeft op het minimumniveau.De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 125,-- per kind.

Sub-paragraaf 2.7.2 Vergoeding overstap basisonderwijs naar voortgezet onderwijs

Gezinsleden van personen met een inkomen op minimumniveau die een overstap maken van de basisschool naar het voortgezet onderwijs komen in aanmerking van een éénmalige vergoeding van€ 375,--

Paragraaf 2.8 Bijdrageregeling sociaal/culturele activiteiten/schoolkosten

Deelname aan sociaal/culturele activiteiten maakt eveneens onderdeel uit van het Minimabeleid. Het is het sluitstuk van de plaatselijke sociale voorzieningen. Kosten die op geen enkele andere wijze vergoed kunnen worden, dus ook niet via de bijzondere bijstand, kunnen hieruit vergoed worden. Cliënten met een minimuminkomen kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding

Sub-paragraaf 2.8.1 Hoogte vergoeding

Per 1 januari 2007 is de hoogte van de vergoeding per gezinslid € 125,--. De bijdrage wordt verleend per gezinslid zonder eigen inkomsten of inkomsten op het minimumniveau. Per gezin wordt het totale bedrag berekend en niet afgerekend per individueel lid. De bijdrage per gezinslid wordt verhoogd met € 50,-- per jaar per kind indien het kind deelneemt aan activiteiten van verenigingen en instellingen zoals genoemd in punt 3.6.3 in de tabel maatschappelijke activiteiten. Aangezien de WWB categoriale verstrekkingen niet toestaat, wordt voorgesteld het oude systeem van individuele aanvraag en het steekproefsgewijs controleren van bonnetjes enz. te handhaven.Vanaf 2004 is de deelname maatschappelijke activiteiten gekoppeld aan het bestand van de kwijtschelding. Dit betekent dat voor cliënten die kwijtschelding ontvangen automatisch een aanvraagformulier deelname maatschappelijke activiteiten toegezonden wordt. De draagkrachtberekening wordt met betrekking tot het inkomen op dezelfde manier berekend als de kwijtschelding omdat bij de kwijtschelding ook rekening wordt gehouden met een huurbedrag en betaalde zorgverzekering. Dit geeft een realistischer beeld. Voor de verdere richtlijnen ten aanzien van de deelname maatschappelijke activiteiten wordt aangesloten bij de regels van de bijzondere bijstand (bijv. vermogen). Voor 65 jaar en ouder geldt een extra vermogensvrijlating van € 3000,-- per persoon.

Sub-paragraaf 2.8.2 Kosten die voor vergoeding in aanmerking komen

Toekenning deelname maatschappelijke activiteiten kan o.a. voor de volgende kosten: • bibliotheek;• sportverenigingen;• zwembad;• lidmaatschap verenigingen;• schoolreisje/ schoolkamp;• schoolgeld/ ouderbijdrage;• bijdrage muziekonderwijs;• lidmaatschap scouting;• deelname aan vrijwilligerswerk;• volwassenen educatie;• indirecte schoolkosten;• entree kosten en reiskosten voor bezoeken musea en tentoonstellingen;• kosten theater- en bioscoopbezoek.

Voor ouderen en arbeidsgehandicapten komen ook onderstaande kosten voor een bijdrage in aanmerking:

• abonnement op dagblad of weekblad;• abonnement kabelaansluiting;• telefoonabonnement/ADSL aansluiting;• NS-kortingskaart;• aansluiting kerktelefoon.Bij bovenstaande lijst met kosten wordt opgemerkt dat het geen limitatieve opsomming is en dat, bij kosten die niet in bovenstaande lijst staan, de afweging gemaakt dient te worden of de betreffende kosten wel of niet onder deelname maatschappelijke activiteiten vallen.

Paragraaf 2.9 Schuldhulpverlening

Algemeen uitgangspunt is dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor het (tijdig) betalen van vaste lasten en andere rekeningen. Indien er schulden ontstaan, dient men zelf een oplossing te vinden om daar uit te komen.

Toch kan soms sprake zijn van een zo problematische situatie dat men er op eigen kracht niet meer uitkomt. In dat geval kan de schuldhulpverlening die de gemeente biedt, in samenwerking met andere instellingen, soms een oplossing zijn.

De schuldproblematiek kan niet altijd worden opgelost. De mogelijkheden zijn niet onbeperkt en de persoonlijke omstandigheden, de motivatie en de financiële mogelijkheden van belanghebbende zijn bepalend voor de vraag of de hulp kan worden verleend.

Sub-paragraaf 2.9.1 Hulpverleningsaanbod bij schulden

Om te komen tot een effectieve aanpak van schuldenproblematiek heeft de gemeente, in samenwerking met andere instanties, de volgende mogelijkheden:

- preventieve hulp;- budgetbeheer;- schuldhulpverlening via gemeente;- schuldhulpverlening kredietverlenende instantie(s);- een beroep op de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).

Sub-paragraaf 2.9.2 Opzet schuldhulpverlening

Het aantal verzoeken om schuldhulpverlening blijft stijgen. De gemaakte afspraken met de Stadsbank Midden Nederland en het Algemeen Maatschappelijk Werk blijken niet meer adequaat te werken. Doordat de wachttijden oplopen raken steeds meer schuldenaren verder in de problemen. Voor het wegwerken van de wachtlijst schuldhulpverlening is besloten om de tijdelijke subsidie schuldhulpverlening van € 10.993,-- te gebruiken. De bedoeling is dat de wachtlijst eind 2007 is weggewerkt.

Sub-paragraaf 2.9.3 Tegemoetkoming bijzondere kosten in schulden

In artikel 13 lid 1 onder f van de Wet Werk en Bijstand is bepaald dat schulden in het algemeen niet behoren tot de noodzakelijke kosten waarvoor een tegemoetkoming bijzondere kosten kan worden verleend.

De belanghebbende met schulden dient zich in eerste instantie te wenden tot het Meldpunt Schuldhulpverlening bij het Algemeen Maatschappelijk Werk Juvans (AMW). Het AMW neemt daarna contact op met de Stadsbank om de mogelijkheid van kredietverstrekking door de Stadsbank te laten onderzoeken.

Wanneer na onderzoek van de Stadsbank blijkt dat kredietverstrekking via de Stadsbank niet mogelijk is en als er sprake is van een dringende noodzaak om tot betaling van de schulden over te gaan, wordt een tegemoetkoming verstrekt. Een dergelijke tegemoetkoming wordt verstrekt in de vorm van een lening. De aflossing van geldlening vindt plaats met inachtneming van de in deze nota genoemde aflossingregels.De aflossing van de door de gemeente verstrekt geldlening wordt opgeschort tot het moment waarop de lening bij de Stadsbank is afgelost, onder de voorwaarde dat de belanghebbende stipt en volledig aan zijn aflossingsverplichtingen bij deze bank voldoet.

Sub-paragraaf 2.9.4 Tegemoetkoming bijzondere kosten in schulden bij bijzondere omstandigheden

Slechts als er sprake is van een zeer dringende reden kan een tegemoetkoming in de vorm van een lening worden verstrekt. Bijvoorbeeld dat door een wettelijke sanctie- of invorderingsmaatregel het besteedbaar inkomen beneden de grens van beslagvrije voet uitkomt. Deze tegemoetkoming wordt als geldlening verleend. Soms kan door de Stadsbank geen krediet worden verleend, omdat het inkomen door beslaglegging of maatregel (sanctie) sterk is verminderd. In principe kan met een vermindering van inkomen geen rekening worden gehouden, als deze het gevolg is van een maatregel in verband met het schenden van uitkeringsverplichtingen. Bij het treffen van een maatregel wordt immers al rekening gehouden met de persoonlijke en financiële omstandigheden van persoon of gezin.Evenmin kan extra bijstand worden verstrekt voor schulden, die zijn ontstaan in een periode waarin beslag is gelegd op het inkomen. Beslaglegging is altijd het gevolg van tekortschietend verantwoordelijkheidsbesef: zo’n invorderingsmaatregel kan immers voorkomen worden door zelf initiatief te nemen tot een aflossingsregeling.

Zeer dringende omstandigheden zijn ook bijvoorbeeld dreigende uithuiszetting of energieafsluiting, incidenteel kan een tegemoetkoming bijzondere kosten worden verleend, als een andere oplossing niet mogelijk is. Deze tegemoetkoming wordt verstrekt in de vorm van een geldlening.Schulden die kunnen uitmonden in ontruiming van de woning of tot afsluiting van de energie, kunnen tot grote problemen leiden. Doorgaans kan de Stadsbank in een dergelijke situatie een oplossing bieden. Als dat niet het geval is, is er in de regel sprake van een situatie waarin de belanghebbende over onvoldoende middelen beschikt om de lening terug te betalen. In zo’n geval kan, als de individuele omstandigheden daar aanleiding toe geven, een tegemoetkoming om -niet worden verleend. Dit is slechts eenmaal mogelijk.Aan deze vorm van verstrekking van een tegemoetkoming worden extra voorwaarden verbonden. In de praktijk zal het er op neerkomen dat het AMW in dergelijke gevallen adviseert om de voorwaarde van budgetbeheer op te leggen.

In individuele gevallen kan het voorkomen dat iemand een bepaalde periode niet heeft beschikt over voldoende bestaansmiddelen. Dat kan zijn omdat men een periode minder ontving dan het wettelijk geldende minimum. Ook kan het voorkomen dat men te maken had met kosten, waarvoor, indien deze zouden zijn aangevraagd, een tegemoetkoming bijzondere kosten om niet zou zijn verleend.In deze omstandigheden kan een tegemoetkoming bijzondere kosten verstrekt worden in de vorm van een verstrekking om niet.Hierbij moet echter worden opgemerkt dat eerst nagegaan moet worden in hoeverre aan de belanghebbende alsnog een uitkering algemene bijstand kan worden toegekend over de betreffende periode. Slechts indien vastgesteld is dat dit niet mogelijk is, kan een tegemoetkoming bijzondere kosten verstrekt worden.De periode waarbij teruggegaan kan worden voor verstrekking van algemene bijstand dan wel een tegemoetkoming bijzondere kosten bedraagt maximaal 12 maanden.

Sub-paragraaf 2.9.5 Preventie kosten schuldhulpverlening

Een tegemoetkoming bijzondere kosten van maximaal € 250,-- voor schulden in preventieve zin kan worden verleend als er onvoldoende middelen aanwezig zijn en waarbij de kans groot is dat er in de toekomst nieuwe schulden ontstaan. Deze mogelijkheid is direct verbonden aan ‘persoonlijk budgetbeheer’ door de Stadsbank.Het principe van budgetbeheer is dat op advies van het AMW iemands vermogen en inkomen wordt beheerd door de Stadsbank. Het algemeen maatschappelijk werk (AMW) draagt daarbij zorg voor de financiële begeleiding.De Stadsbank verzorgt de periodieke betalingsverplichtingen en reserveert voor incidentele betalingsverplichtingen; daarnaast ontvangt de cliënt een vast bedrag voor dagelijkse uitgaven.Het doel van budgetbeheer is een nieuwe schuldsituatie te voorkomen. Randvoorwaarde daarbij is, dat er bij de start voldoende middelen zijn voor toekomstige betalingen, om zodoende ‘schoon’ te kunnen starten.

De tegemoetkoming wordt om niet verleend. Toekenning is slechts mogelijk op advies van de Stadsbank. De belanghebbende kan de Stadsbank machtigen om namens hem/haar te verzoeken om deze verstrekking. Bij een positief Stadsbank advies wordt de tegemoetkoming zonder nader onderzoek toegekend. De tegemoetkoming wordt altijd rechtstreeks aan de Stadsbank betaalbaar gesteld.

Sub-paragraaf 2.9.6 Cursus budgetteren

De kosten van deelname aan de cursus budgetteren komen, na indicatie door het AMW Juvans, in aanmerking voor een tegemoetkoming bijzondere kosten. In het kader van preventie kan het zinvol zijn dat belanghebbenden die te kampen hebben met schulden, een budgetteringscursus volgen. Indien het AMW een dergelijke cursus, bijvoorbeeld ‘leren omgaan met geld’, nodig acht, wordt een tegemoetkoming om niet verstrekt voor de kosten van deze cursus. Bij een positief AMW advies wordt de tegemoetkoming zonder nader onderzoek toegekend. De tegemoetkoming wordt altijd rechtstreeks aan de betreffende onderwijsinstelling betaalbaar gesteld.

Sub-paragraaf 2.9.7 Bevordering saneerbaarheid

Een groot aantal schuldsituaties blijkt op dit moment nog niet saneerbaar, vanwege de omvang van de schuldenlast. Moeilijkheid daarbij is dat diverse schuldeisers niet akkoord gaan met een aanbod van betaling ineens van de schuldenlast, tegen finale kwijting van het resterende deel. De gemeente, in haar hoedanigheid als uitvoerder van sociale voorzieningen en als instantie aan wie de belanghebbende plaatselijke belastingen verschuldigd is, is ook zo’n schuldeiser. Hoewel sinds de inwerkingtreding van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) sneller een akkoord in het minnelijke traject wordt bereikt, blijft het probleem aanwezig.De gemeente heeft de mogelijkheid om op verzoek van de belanghebbende af te zien van terugvordering wegens het regelen of saneren van schulden. In een aantal situaties kan het gewenst zijn deze mogelijkheid te hanteren, doch in de richtlijnen tegemoetkoming bijzondere kosten worden hier geen aanvullende bepalingen over opgenomen. Dit wordt per individuele situatie beoordeeld.Om de saneerbaarheid te bevorderen kan op basis van deze richtlijnen uitsluitend finale kwijting verleend worden voor vorderingen van de gemeente die betrekking hebben op verstrekte tegemoetkomingen bijzondere kosten (in het verleden verstrekte leenbijstand).Voorwaarde om met een saneringsvoorstel akkoord te gaan is dat de gedragscode schuldregeling van de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet (NVVK) is gehanteerd.

Paragraaf 2.10 Langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag is een door gemeenten, op grond van artikel 35 lid 3 van de WWB, jaarlijks uit te keren bedrag aan personen met langdurig een minimum inkomen en geen arbeidsmarktperspectief.

In het coalitieakkoord is bepaald dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de langdurigheidstoeslag dereguleert. De gemeenten leggen vast onder welke voorwaarden burgers recht hebben op langdurigheidstoeslag.In gemeente Aalburg komen in aanmerking de personen tussen 23 en 65 jaar voor een langdurigheidstoeslag indien zij:

- gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen hebben dat niet hoger is dan de bijstandsnorm en geen vermogen als bedoeld in artikel 34 WWB heeft;- gedurende 60 maanden geen inkomsten uit of in verband met arbeid hebben ontvangen, of naar het oordeel van het college gelet op de zeer geringe hoogte van de inkomsten uit of in verband met arbeid en door de zeer geringe duur van deze arbeid in redelijkheid niet gesproken kan worden van de aanwezigheid van arbeidsmarktperspectief; - naar oordeel van het college in deze periode in voldoende mate hebben getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden;- arbeidsongeschikt zijn met een arbeidsongeschiktheidspercentage vanaf 35%-45% en zonder arbeidsmarktperspectief met een inkomen tot de bijstandsnorm;- binnen een periode van twaalf maanden niet voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking zijn gekomen

De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

Voor een alleenstaande: € 336,00Voor een alleenstaande ouder: € 430,00Voor gehuwden : € 478,00

Gedurende een periode van 60 maanden bij geringe inkomsten en zeer geringe duur van de arbeid kan vanaf 1 januari 2006 langdurigheidstoeslag verstrekt worden. Als geringe inkomsten kunnen worden beschouwd de vrij te laten onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk van € 764,-- per jaar.Bij inkomsten uit of in verband met arbeid in de periode van 60 maanden van € 764,-- per jaar heeft men recht op langdurigheidstoeslag. De totale genoten inkomsten over 60 maanden mogen niet meer bedragen dan € 3820,--.

Paragraaf 2.11 Collectieve ziektekostenverzekering voor de minima

Begin december 2005 is door alle Zorgverzekeraars bekend gemaakt welk basispakket en welke aanvullende pakketten verzekerd kunnen worden, en wat de kosten hiervan zijn. Vanaf 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet in werking getreden.In het nieuwe zorgstelsel heeft iedereen dezelfde verzekering, ziekenfonds of particulier bestaat niet meer. Iedere Nederlander is verplicht om zich tegen het basispakket te verzekeren. Met de invoering van het nieuwe Zorgverzekeringswet is door veel gemeenten besloten om een collectieve regeling met een ziektekostenverzekeraar te treffen om zeker te stellen dat de minima verzekerd zijn en blijven, en werden zo gunstig mogelijke premieafspraken gemaakt voor de minima middels een collectieve premiekorting.

Door het college van de gemeente Aalburg is in februari 2006 besloten dat het voor de minima een minimuminkomen mogelijk moet worden gemaakt om een beter aanvullend ziektekostenpakket af te sluiten bij het VGZ. Dit collectieve ziektekostenpakket bevat de basisverzekering en zorg extra aanvullende verzekering. De premiekorting is 5% op het basispakket en 20% op de aanvullende verzekeringen en wordt direct door het VGZ.

Tevens is besloten om periodieke bijzondere bijstand van € 10,46 per deelnemer te verlenen aan de belanghebbenden met een minimuminkomen voor de collectieve zorgverzekering en het extra aanvullende pakket. Voorstel om de gemeentelijke bijdrage te wijzigen in € 13,50 per maand per 1 januari 2007.

Voor de ziektekosten die niet onder het basispakket en het collectief aanvullende ziektekostenpakket vallen, kan een beroep op bijzondere bijstand gedaan worden. Iedere aanvraag zal hierbij beoordeeld worden op de aard en de noodzaak van de kosten. Indien dit noodzakelijk geacht wordt zal advies van de GGD gevraagd worden.

Paragraaf 2.12 Computers voor minima

In 2004 is besloten om personen van 23 tot 65 jaar die een zelfstandige huisvesting voeren en tenminste drie aaneengesloten jaren een minimuminkomen ontvangt en geen vermogen boven de in artikel 34 WWB genoemde vermogencriteria heeft, komt eenmaal per drie kalenderjaren in aanmerking voor computerapparatuur ten behoeve van een schoolgaand kind van 7 tot 18 jaar. Bij meerdere kinderen vindt er slechts één verstrekking plaats.Naast deze verstrekking aan gezinnen op het minimumniveau met schoolgaande kinderen kan ook computerapparatuur verstrekt worden aan de bijstandsgerechtigde die minimaal een jaar werkloos is en met wie een trajectplan ingevolge de WWB-re-integratieverordening is aangegaan dat gericht is op uitstroom. Per 1 oktober 2007 de doelgroep uitbreiden met de inburgeringsplichtige die een traject volgt op grond van de Wet Inburgering.

De doelstelling van het beschikbaar stellen van de computerapparatuur is: 1. het voorkomen/verminderen van een kennisachterstand bij kinderen;2. het benutten als onderdeel van een re-integratieproject voor moeilijk plaatsbare werkzoekenden;3, de inburgering soepeler te laten verlopen omdat de opdrachten voor de inburgering grotendeels op de computer gemaakt moeten worden.

De computerapparatuur wordt verstrekt in de vorm van bruikleen. Daartoe dient de belanghebbende een bruikleenovereenkomst te ondertekenen. Na 36 maanden onafgebroken aflossing wordt de computerapparatuur eigendom.De aflossing is € 15,-- per maand bij een minimuminkomen.

In 2004 is besloten dat maximaal een bedrag van € 1000,-- verstrekt wordt voor computerapparatuur.Omdat de prijzen van computers en randapparatuur dit bedrag te wijzigen en vast te stellen op € 750,-maximaal.

Paragraaf 2.13 Jeugdsportfonds

Vanaf 2006 heeft de Provincie Noord Brabant een subsidieregeling Jeugdsportfondsen 2006 – 2007.Daarmee wil de provincie stimuleren dat gemeenten initiatieven nemen om kinderen uit arme gezinnen te laten deelnemen aan sportactiviteiten. Het geld is bestemd om aan te sluiten bij het Brabants Jeugdsportfonds en voor het bekostigen van verstrekkingen. De subsidieregeling gaat uit van cofinanciering: voorwaarde is dat de gemeente zelf een even hoog bedrag beschikbaar stelt. Voorwaarde voor subsidie was dat werd aangesloten bij het Jeugdsportfonds.

Vanaf 1 mei 2007 gaat de gemeente Aalburg aansluiten bij het Jeugdsportfonds Noord Brabant. Door aan te sluiten bij het Jeugdsportfonds willen we een toename realiseren van het aantal kinderen met financieel minder draagkrachtige ouders dat gaat meedoen aan georganiseerde sportactiviteiten

We verwachten dat met deze maatregel een groot aantal kinderen lid zal worden van een sportvereniging. Dit is niet alleen goed voor de betreffende kinderen, maar het draagt ook bij aan versterking van de positie van de sportclubs. De financiële toekenningen aan de kinderen komen immers direct terecht in de kas van de betreffende sportverenigingen.Het blijkt dat in het algemeen kinderen uit gezinnen van minima minder vaak deelnemen aan sportactiviteiten. Vooral bij allochtone kinderen is dat het geval. De oorzaak hiervan is vaak het ontoereikende inkomen van de ouders. Vanuit verschillende invalshoeken is sporten bij een club belangrijk: • gezondheid: meer bewegen;• sociale ontwikkeling: samen bezig zijn met anderen;• zinvolle tijdsbesteding: tegengaan hangjongeren;• integratie: sporten in clubverband bevordert de integratie van kinderen van vluchtelingen.

Doelgroep en inkomensgrenzen

De gemeente kan zelf de criteria vaststellen tot welke leeftijden en bij welke inkomensgrenzen een bijdrage verstrekt wordt. In ons geval ligt het voor de hand om aan te sluiten bij de criteria die we in ons minimabeleid hanteren. Dat houdt in een inkomensgrens tot 120% van het sociaal minimum en leeftijden van 6 tot en met 17 jaar.

Hoogte uitkering

De toekenning bedraagt maximaal € 225 per kind. We verwachten dat jaarlijks maximaal 40 kinderen voor deze regeling in aanmerking zullen komen.

Intermediairs

Het Jeugdsportfonds werkt met intermediairs. In elke gemeente wordt een aantal intermediairs gezocht. Dit is een taak van de gemeenten. Bij de intermediair kunnen ouders een verzoek doen voor een toekenning. De intermediair kan ook zelf initiatief nemen richting de ouders. De verstrekking vindt in natura plaats, via de intermediair.

De intermediair beoordeelt of het kind aan de criteria voldoet en dient de aanvraag digitaal in bij het Jeugdsportfonds, zonder tussenkomst van de gemeente. De intermediair geeft daarbij aan van welke club het kind lid wil worden. Het Jeugdsportfonds maakt vervolgens de contributie rechtstreeks over naar de sportclub. Ook sportkleding, schoeisel etc. kan vergoed worden. Niet contant, maar via de intermediair of eventueel via een waardebon/voucher die bij een aantal te selecteren sportzaken in onze regio kan worden ingediend.

De intermediair volgt op afstand dat het kind daadwerkelijk gaat deelnemen aan de sportactiviteiten.

Hoofdstuk 3 Communicatie

Er dient te worden zorg gedragen voor een groter bereik van de doelgroep van het Minimabeleid en een zo eenvoudig mogelijk aanvraagprocedure en vlotte toekenning.De informatieverstrekking betreffende het Armoedebeleid en de communicatie hierover geschiedt via de volgende kanalen:

Paragraaf 3.1 Communicatie algemeen

Sub-paragraaf 3.1.1 Extern

Extern wordt op de volgende wijze informatie verspreid over het Armoedebeleid 2007/2010 en vindt communicatie hierover plaats:

- Schriftelijke communicatie; - Bijstands- en WMO-cliënten via persoonlijk bericht;- Mondelinge communicatie via persoonlijk contact of telefoon;- Gebruik van intermediairs;- Bijzondere Bijstandsgids; - Folder bijdrageregeling sociaal culturele activiteiten;- Actuele informatie via de gemeentepagina in Het Kontakt;- Via mailing; - Persberichten via het Brabants Dagblad; - Verspreiding van landelijk ontwikkelde posters;- Informatie verspreiden via de gemeentegids;- Organiseren bijeenkomsten;- Gemeentepagina op internet;- Webapplicatie “Bereken je recht” aanschaffen;- Actief benaderen van de doelgroep via huisbezoek;- Project stille armoede in samenwerking met kerken, gemeente en maatschappelijk werk;- Informatie verspreiden via de pastorale bezoeken van de diaconie;- Verkorte aanvraagformulieren ontwikkelen/gebruiken.

Sub-paragraaf 3.1.2 Intern

De communicatie in het kader van het Armoedebeleid moet niet alleen naar buiten gericht zijn, maar ook naar binnen. Een ieder die bij de gemeente Aalburg te maken heeft met het Armoedebeleid en de uitvoering hiervan dient optimaal geïnformeerd te zijn. De volgende middelen worden hiervoor o.a. gebruikt:

Informatiebijeenkomsten;Schriftelijke ondersteuning;Werkoverleg;- Verkorte interne procedures ontwikkelen.