Regeling vervallen per 01-01-2021

Bijzondere bijstandsverlening

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2020

Intitulé

Bijzondere bijstandsverlening

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de daarop gebaseerde gemeentelijke verordeningen.

    • b.

      Tegemoetkoming bijzondere kosten: de bijzondere bijstand als genoemd in de Wet Werk en Bijstand (WWB).

  • 2. De begripsbepalingen van de wet zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing.

Artikel 2 Algemeen

  • 1. Als tegemoetkoming bijzondere kosten wordt aangemerkt de tegemoetkoming die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden van de individuele belanghebbende leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

  • 2. Een tegemoetkoming bijzondere kosten wordt verleende met inachtneming van het bepaalde in de wet.

  • 3. Op deze beleidsregels is de WWB-Afstemmingsverordening van toepassing.

  • 4. Bij een periodieke verstrekking jaarlijks in de maand januari geïndexeerd, met uitzondering van een verstrekte woonkostentoeslag als bedoelt in artikel 7.

Artikel 3 Verstrekking om niet

  • 1. Voor zover deze beleidsregels niet anders bepalen wordt de tegemoetkoming bijzondere kosten verstrekt als een bijdrage om niet.

  • 2. In afwijzing van het eerste lid kan de tegemoetkoming bijzonder kosten in de vorm van een renteloze geldlening worden verstrekt.

  • 3. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid laat onverlet de mogelijkheid om in het geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor het bestaan de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming bijzondere kosten lager vast te stellen.

  • 4. Aan de belanghebbende die en uitkering algemene bijstand ontvangt en die eigenaar is van een door zichzelf of zijn gezin bewoonde woning wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 50 van de wet, de tegemoetkoming bijzondere kosten verleend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek.Indien uitsluitend een tegemoetkoming bijzondere kosten wordt verstrekt, anders dan in de vormen van een woonkostentoeslag, wordt slechts tot het vestigen van krediethypotheek overgegaan als de tegemoetkoming bijzonder kosten naar verwachting meer bedraagt dan vijf maal het bedrag als genoemd in artikel 21 onder a. van de WWB, te verhogen met de van toepassing zijnde toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB. 

Hoofdstuk 2 Incidentele- en periodieke verstrekkingen

Artikel 4 In aanmerking te nemen inkomen

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt het inkomen, voor zover dit niet op grond van de wet wordt vrijgelaten, volledig in aanmerking genomen.

  • 2. De in dit hoofdstuk omschreven tegemoetkomingen worden verleend als individuele verstrekking onder aftrek van de draagkracht overeenkomstig de in dit hoofdstuk vastgestelde regels.

Artikel 5 Tegemoetkoming bijzonder kosten aan jongeren

  • 1. Een jongere van 18, 19 of 20 jaar heeft recht op een aanvullende tegemoetkoming bijzondere kosten voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten, indien en voor zover zijn noodzakelijke kosten van et bestaan hoger zijn dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 20 van de WWB.

  • 2. Hogere noodzakelijke bestandskosten als bedoeld in het eerste lid worden geacht aanwezig te zijn indien de jongere zelfstandig woonachtig is.

  • 3. Een aanvullende tegemoetkoming bijzondere kosten als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien de jongere voor de kosten van het bestaan geen beroep kan doen op de ouders(s), omdat:- De middelen van de ouders(s) daartoe niet toereikend zijn; of- De jongere redelijkerwijs zijn ouderhoudsrecht jegens zijn ouder(s) niet te gelde kan maken.

  • 4. De jongere als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken indien:

    • a.

      De ouders(s) is/zijn overleden;

    • b.

      De jongeren in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;

    • c.

      De jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening langer dan een jaar zelfstandig woont;

    • d.

      De jongere, alleen of samen met een partner, de zorg heeft voor één of meer kinderen;

    • e.

      Er sprake is van een acute crisissituatie, waarin de jongere zelf geen verandering kan aanbrengen en indien hieraan een indicatie van een hulpverlenende instantie aan ten grondslag ligt.

  • 5. De hoogte van de aanvullende tegemoetkoming bijzondere kosten als bedoeld in het eerste lid wordt maximaal vastgesteld op het verschil tussen de uitkering die de jongere zou ontvangen bij een leeftijd van 21 jaar en het van toepassing zijnde normbedrag als bedoeld in artikel 20 van de WWB.

  • 6. Bij de bepaling van de hoogte van de aanvullende tegemoetkoming bijzondere kosten als bedoeld in het vijfde lid is de Verordening toeslagen en verlagingen WWB van toepassing.

  • 7. De op de voet van dit artikel verstrekte tegemoetkoming bijzondere kosten wordt verhaald op de onderhoudsplichtige als bedoeld in artikel 61, eerste lid, sub a van de WWB.

  • 8. Van verhaal als bedoeld in het zevende lid wordt afgezien indien het instellen van verhaal zou leiden tot een ongewenste ontwrichting van de gezinssituatie dan wel zou leiden tot ongewenste gevolgen voor de betreffende jongeren. Een indicatie van een hulpverlenende instantie dienst hieraan ten grondslag te liggen.

Artikel 6 Jongeren in een pleeggezin

  • 1. Jongeren die in een pleeggezin verblijven ontvangen in beginsel een tegemoetkoming op grond van de normen van Wet op de jeugdhulpverlening. Indien (nog) geen toekenning op grond van dit beleid heeft plaatsgevonden kan een tegemoetkoming bijzonder kosten wordt verstrekt, na advies en op indicatie van een hulpverlenende instantie.

  • 2. De tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het in de Wet op de jeugdhulpverlening genoemde bedrag dat van toepassing is voor jongeren die verblijven in een pleeggezin.

Artikel 7 Woonkosten

  • 1. Onder woonkosten wordt verstaan:

    • a.

      Indien een huurwoning wordt bewoond, de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Huursubsidiewet.

    • b.

      Indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van het totaal van de ondersteunende posten:- de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente;- de in verband met het in eigendom hebben van de woning jaarlijks verschuldigde zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten wordt verstaan:o de rioolrechten;o het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelastingen;o de brand- en opstalverzekering;o het eigenaarsdeel van de waterschapslasten;o de door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) gehanteerde normbedragen bij onderhoud van woningwetwoningen.

  • 2. Een woonkostentoeslag wordt verleend in situaties waarin de woonkosten zo hoog zijn dat de belanghebbende hierin niet kan voorzien met het inkomen. De Huursubsidiewet en de Vangnetregeling huursubsidie zijn daarbij voorliggende voorzieningen.

  • 3. Indien een beroep op de ‘hardheidsclausule Huursubsidiewet’ gedaan wordt kan als uitgangspunt geen woonkostentoeslag verleend worden, omdat daarmee de toewijzingsmogelijkheid vervalt. Wel kan in een dergelijke situatie een geldlening verstrekt worden wegens het redelijkerwijs op korte termijn over voldoende geldmiddelen te beschikken

  • 4. De woonkostentoeslag wordt tijdelijk toegekend tot 1 juli van het eerstvolgend huursubsidiejaar.

  • 5. Een woonkostentoeslag voor een huurwoning wordt slechts verstrekt indien en voor zolang nog geen aanspraak bestaan op de Vangnetregeling huursubsidie dan wel indien de aanspraak op grond van de Vangnetregeling huursubsidie is berekend aan de hand van een inkomen dat voor de aanvraag van de bijstandsverlening hoger was dan de laagste inkomenscategorie van de op de belanghebbende van toepassing zijnde tabel volgens Vangnetregeling huursubsidie.De eventueel toegekende huursubsidie c. q. bijdrage Vangnetregeling wordt op de toeslag in mindering gebracht. 

  • 6. Indien de woonkosten als bedoeld in het eerste lid hoger zijn dan de van toepassing zijnde maximumprijs als genoemd in de Huursubsidiewet wordt de woonkostentoeslag vastgesteld op een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de woonkosten en de voor eigen rekening blijvende woonkosten. Onder de voor eigen rekening blijvende woonkosten wordt verstaan het bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen het van toepassing zijnde bedrag van de Huursubsidiewet en het bedrag dat maximaal wordt verstrekt volgend de op de belanghebbende van toepassing zijnde tabel volgens de Huursubsidiewet

  • 7. De toeslag bedoeld in het zesde lid wordt verstrekt voor de duur van maximaal een jaar, te rekenen vanaf de datum aanvraag. Aan het vestrekken van deze toeslag wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende al het mogelijke doet om goedkopere woonruimte te verkrijgen, tenzij er sprake is van een woonkostentoeslag voor een eigen woning waarbij krediethypotheek is gevestigd.

  • 8. Verlenging van de in het zevende lid genoemde periode voor de duur van een jaar is alleen mogelijk indien de belanghebbende, ondanks dat hij aantoonbaar alles in het werk heeft gesteld om een meer passende woonruimte verkrijgen, hierin buiten zijn toedoen niet in is gelaagd.

  • 9. Als een woonkostentoeslag verleend wordt en voorzienbaar is dat deze, bij ongewijzigd Huursubsidiebeleid, het volgende huursubsidiejaar ook nodig zal zijn, wordt de verhuurverplichting opgelegd. In een dergelijk situatie kan voor een periode van maximaal één jaar een tegemoetkoming verstrekt worden indien de woonkosten als bedoeld in het eerst lid lager zijn dan het bedrag van de maximale huurgrens als genoemd in de Huursubsidiewet. Het bedrag van de toeslag is gelijk aan het bedrag dat op grond van de Huursubsidiewet zou worden ontvangen volgens de op de belanghebbende van toepassing zijnde tabel met de laagste inkomenscategorie.

  • 10. Bij de vaststelling van een woonkostentoeslag wordt rekening gehouden met de inkomens van huisgenoten volgens nader vast te stellen uitvoeringsregels. Ook wordt de belastingteruggave in verband met de betaalde hypotheekrente in mindering gebracht.

Artikel 8 Kosten van medische- en/of sociale voorzieningen

  • 1. Een tegemoetkoming bijzonder kosten in de noodzakelijke kosten van medische- en /of sociale voorzieningen wordt verleend met inachtneming van het bepaald in de artikelen 14 onder e en 15 van de WWB.

  • 2. Voor de vaststelling van de noodzaak van de kosten van incidentele medische voorzieningen kan medisch advies worden opgevraagd indien de te verlenen tegemoetkoming een bedrag van € 250,00 te boven gaat. Bij periodieke verstrekkingen wordt in alle gevallen een medisch advies opgevraagd.

  • 3. Indien voor de kosten van voor de medische- en/of sociale voorzieningen een gedeeltelijke vergoeding van het ziekenfonds wordt ontvangen, wordt geen nader onderzoek ingesteld naar de noodzaak van de kosten. In deze situaties wordt een aanvullende tegemoetkoming bijzondere kosten verstrekt tot 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten, onder de voorwarde dat de belanghebbende zich heeft bijverzekerd via het basispakket aanvullende verzekering en daarnaast zich heeft bijverzekerd via een aanvullende tandartskostenverzekering.

Artikel 9 Medische en para-medische kosten

  • 1. Voor verlening van een tegemoetkoming bijzondere kosten komen in ieder geval de volgende medische- en paramedische kosten in aanmerking:

    • a.

      de voor eigen rekening van de belanghebbende komen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten van medische noodzakelijke verstrekkingen of voorzieningen, waarbij voor de bepaling van de noodzaak, de hoogte en de frequentie van de verlening van de tegemoetkoming wordt uitgegaan van de goedkoopste adequate voorziening;

    • b.

      de voor rekening van de belanghebbende blijvende redelijke kosten van gebruik van een medisch noodzakelijke voorziening of verstrekking;

    • c.

      de extra kosten van een medisch dieet;

    • d.

      de ten gevolge van langdurige ziekte of handicap ontstane extra kosten van slijtage van kleding en/of beddengoed en bewassing;

    • e.

      de extra kosten voor de vervanging van de garderobe na ongeval, ziekte of revalidatie;de extra kosten van kledingaanschaf in verband met een langdurige opname in een inrichting, een en ander volgens de door de inrichting aangegeven lijst van noodzakelijk aan te schaffen artikelen;

    • f.

      de extra kosten van verwarming ten gevolge van een handicap of langdurige ziekte;

    • g.

      de extra kosten van medisch noodzakelijk aangepast schoeisel;

    • h.

      de aanschafkosten van een gehoortoestel, de kosten van het schoonmaken van het gehoortoestel en de aanschafkosten van de voor de het gehoortoestel benodigde batterijen;

    • i.

      de in verband met een bevalling voor rekening van de belanghebbende blijvende kosten van de eigen bijdrage;

    • j.

      de kosten van pedicurebehandeling tot maximaal € 250 op jaarbasis. Indien de kosten op jaarbasismeer bedragen dan € 250 is de verstrekking van een tegemoetkoming slechts mogelijk indien de noodzaak blijkt uit een medisch advies.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het voorafgaande lid en het tweede lid van artikel 3 komen de kosten van een medische behandeling door huisarts of specialist en de kosten van opname en behandeling in een ziekenhuis slechts voor een tegemoetkoming in aanmerking, als er sprake is van een acute noodsituatie, er geen alternatief voor de verstrekking van een tegemoetkoming bijzondere kosten bestaat en het niet verlenen van de tegemoetkoming ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van de belanghebbende.

Artikel 10 Ouderen en gehandicapten

  • 1 Voor een tegemoetkoming bijzondere kosten komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn om het zelfstandig functioneren van ouderen, gehandicapten en chronisch zieken te bevorderen:

    • a.

      De eigen bijdrage van dagopvang ouderen en gehandicapten;

    • b.

      De eigen bijdrage gezinsverzorging;

    • c.

      De kosten van een tijdelijke opname in een verzorgingstehuis.

Artikel 11 Kosten verhuizing, alarmering, begrafenis en reiskosten

  • 1 Voor een tegemoetkoming bijzondere kosten komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk op grond van bijzondere sociale- of financiële omstandigheden:

    • a.

      het voor rekening van de belanghebbende komende aandeel in de kosten wettelijke verplichte lijkbezorging (begrafenis of crematie), gerekend naar de kosten van de goedkoopste adequate voorziening. Als belanghebbende wordt aangemerkt de directe familie, te weten de echtgenoot, de partner, de ouders, de kinderen, de aangetrouwde kinderen, schoonouders en stiefouders. Waneer er geen directe familie is, kan degene die anderszins erfgenaam is geworden en niet over de middelen beschikt op de begrafenis of crematie te betalen, eveneens voor zijn/haar deel van de kosten een tegemoetkoming bijzondere kosten aanvragen. Voor de kosten van een begrafenis of crematie in het buitenland wordt geen tegemoetkoming bijzondere kosten verstrekt. Ook de reiskosten naar het buitenland om een begrafenis of crematie bij te wonen komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming bijzondere kosten;

    • b.

      de kosten van een noodzakelijke verhuizing;

    • c.

      de kosten van alarmering als deze noodzakelijk zijn op grond van een sociale indicatie;

    • d.

      de ten gevolge van een noodzakelijke verhuizing ontstane dubbele woonkosten voor een periode van maximaal één maand;

    • e.

      reiskosten Openbaar Vervoer in Nederland in de volgende gevallen:- ziekenbezoek aan gezinsleden of naaste familieleden thuis of in een instelling worden verpleegd;- bezoeken van uithuis geplaatste kinderen;- bezoeken van een naast familielied in een penitentiaire inrichting.

Artikel 12 Kosten van duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Een tegemoetkoming bijzondere kosten voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een geldlening, mits en voor zover de belanghebbende ter financiering van deze kosten niet kan worden geholpen door de Stadsbank Midden Nederland.

  • 2. De noodzaak van verstrekking van een tegemoetkoming bijzondere kosten voor duurzame gebruiksgoederen wordt beoordeeld aan de hand van:

    • a.

      De feitelijke toestand van de te vervangen duurzame gebruiksgoederen;

    • b.

      De grootte van de woning van de belanghebbende;

    • c.

      De grootte van het gezin van de belanghebbende;

    • d.

      De overige van belang zijnde feiten en omstandigheden.

  • 3. Indien de individuele bijzondere omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven kan, in afwijking van het eerste lid, een tegemoetkoming bijzondere kosten voor duurzame gebruiksgoederen worden verstrekt in de vorm van een bedrag om niet.

  • 4. Het totaalbedrag van de vastgestelde kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in het eerste lid wordt verminderd met het bedrag dat in het betreffende kalenderjaar op grond van de artikelen 12A of 12B wordt ontvangen voor duurzame gebruiksgoederen.

  • 5. Indien een tegemoetkoming bijzondere kosten wordt verleend in de vorm van een geldlening wordt de aflossing van deze geldlening vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 van deze beleidsregels.

  • 6. Indien voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen een lening is verstrekt door de Stadsbank Midden Nederland, kan indien en voor zover de kosten van de periodiek verschuldigde rente en aflossing het aflossingsbedrag zoals vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van deze beleidsregels te boven gaat, een periodieke tegemoetkoming bijzondere kosten worden verleend in de kosten van rente en aflossing voor het bedrag waarmee het in artikel 25 genoemde aflossingsbedrag wordt overschreden.

Artikel 12A Kosten duurzame gebruiksgoederen van langdurige minima van 65 jaar en ouder

  • 1. Een tegemoetkoming bijzondere kosten voor duurzame gebruiksgoederen kan jaarlijks worden verstrekt aan de belanghebbende van 65 jaar en ouder die een zelfstandige huisvesting voert en die tenminste drie aaneengesloten jaren een inkomen ontvangt tot maximaal 110% van de toepassing zijnde WWB norm. De tegemoetkoming wordt verstrekt op basis van artikel 35, derde lid, van de WWB.

  • 2. De tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid bedraagt bij een inkomen tot 110% van de toepassing zijnde WWB norm € 250 voor gehuwden/samenwoners en € 200 voor een alleenstaande.

  • 3. De vermogenscriteria van de WWB zijn van toepassing. Artikel 3, vierde lid, van deze beleidsregels en artikel 22, derde lid van deze beleidsregels, zijn niet van toepassing op een verstrekking op grond van dit artikel.

  • 4. De belanghebbende als bedoeld in het eerste lid hoeft niet de noodzaak en de besteding van de aan te schaffen duurzame gebruiksgoederen niet aan te tonen.

Artikel 12B Kosten duurzame gebruiksgoederen van langdurige minima van

  • 1. Een tegemoetkoming bijzondere kosten voor duurzame gebruiksgoederen kan jaarlijks worden verstrekt aan de belanghebbende van 23 tot 65 jaar die een zelfstandige huisvesting voert en die tenminste drie aaneengesloten jaren een inkomen ontvangt tot maximaal 110% van de toepassing zijnde WWB norm.

  • 2. De tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid bedraagt bij een inkomen tot 110% van de toepassing zijnde WWB norm € 250 voor gehuwden/samenwoners en € 200 voor een alleenstaande.

  • 3. De vermogenscriteria van de WWB zijn van toepassing. Artikel 3, vierde lid, van deze beleidsregels is niet van toepassing op een verstrekking op grond van dit artikel.

  • 4. Een verstrekking als bedoeld in het eerste lid vindt slechts plaats na individuele beoordeling van de volgende aspecten:- de belanghebbende is niet in staat geweest te reserveren voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen;- de noodzaak van de aan te schaffen duurzame gebruiksgoederen is vastgesteld;- de belanghebbende heeft bij de aanvraag bewijsstukken overgelegd van de aanschafte duurzame gebruiksgoederen.

  • 5. De vermogenscriteria van de WWB zijn van toepassing. Artikel 3, vierde lid, van deze beleidsregels is niet van toepassing op een verstrekking op grond van dit artikel.

Artikel 13 Kosten in verband met scholing en sociale activering

  • 1. Voor een tegemoetkoming bijzonder kosten komen in aanmerking de voor rekening van belanghebbende komende noodzakelijke kosten van:

    • a.

      solliciteren, scholing, cursussen of trainingen;

    • b.

      deelname aan activiteiten in het kader van sociale activering;

    • c.

      de aan a. of b. verbonden kosten van boeken, leermiddelen, excursies en reiskosten;

    • d.

      de kosten van kinderopvang die voortvloeien uit deelname aan de onder a. of b. genoemde activiteiten.

  • 2. De in het eerste lid genoemde activiteiten worden slechts als noodzakelijk aangemerkt als deze nodig zijn voor de inschakeling van belanghebbende passende arbeid (uitstroom) dan wel als deze nodig zijn voor het verhogen van maatschappelijke participatie en het doorbreken of voorkomen van sociaal isolement (sociale activering). De noodzakelijkheid moet blijken uit een trajectplan, activeringsplan of zorgplan, waarin afspraken zijn vastgelegd

  • 3. Voor de kosten als genoemd in het eerste lid worden de regeling Kinderopvang Alleenstaande Ouders en het WWB-Werkdeel als voorliggende financiële voorzieningen aangemerkt.

Artikel 14 Kosten van kinderopvang

  • 1. Een tegemoetkoming bijzondere kosten wordt verleend in de kosten van kinderopvang bij:

    • a.

      werkaanvaarding (deeltijd of volledig);

    • b.

      activiteiten, gericht op uitstroom;

    • c.

      activiteiten in het kader van sociale activering;

    • d.

      medische indicatie;

    • e.

      sociale indicatie.

  • 2. Voor de activiteiten als genoemd in het eerste lid onder a, b. en c. dient een trajectplan, activeringsplan of zorgplan te worden opgesteld.

  • 3. Voor de situatie genoemd in het eerst lid onder d. en e. dient de noodzakelijkheid te blijken uit een advies van de GGD dan wel uit de indicatiestelling van een hulpverlenende instelling.

  • 4. De vergoeding als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    • a.

      indien sprake is van gesubsidieerde opvang: vergoeding van de gemaakte kosten voor maximaal 10 dagdelen;

    • b.

      indien er sprake is van particuliere of commerciële opvang: de standaardvergoeding op grond van de bedragen in het Nibud handboek.

  • 5. Voor de kosten als genoemd in het eerste lid onder a, b. en c. wordt de regeling Kinderopvang Alleenstaande Ouders en het WWB-werkdeel aangemerkt als voorliggende financiële voorziening.

Artikel 15 Preventie ten aanzien van gezondheid en gezinsomstandigheden

  • 1. Tegemoetkoming bijzondere kosten kan worden verleend voor de kosten van deelname aan cursussen die onder meer gericht zijn op het verbeteren van de gezondheid en het versterken van de gezinsomstandigheden.

  • 2. Naast de cursuskosten behoren ook de hieruit voortvloeiende reiskosten en de kosten van kinderopvang tot de noodzakelijke kosten.

Artikel 16 Kosten mantelzorg

  • 1. Een tegemoetkoming bijzondere kosten kan worden verleend voor de extra kosten die voortvloeien uit het verrichten van mantelzorg.

  • 2. Cursussen die gericht zijn op ondersteuning van mantelzorgers komen in aanmerking voor een tegemoetkoming bijzondere kosten.

  • 3. Naast de cursuskosten behoren ook de hieruit voortvloeiende reiskosten en de kosten van kinderopvang tot de noodzakelijke kosten.

Artikel 17 Kosten rechtshulp en naturalisatie

  • 1. Voor de eigen bijdrage voor koten van rechtshulp kan een tegemoetkoming bijzonder kosten verleend worden indien de Raad voor de Rechtsbijstand een toevoeging heeft verstrekt.

  • 2. Voor de kosten van naturalisatie kan een tegemoetkoming bijzondere kosten worden toegekend.

Artikel 18 Garantietoeslag voormalige alleenstaande ouder

  • 1. Indien in de situatie van een alleenstaande ouder het laatste ten laste komend kind 18 jaar wordt en niet meer ten laste van de ouder komt, waardoor op de ouder het normbedrag voor een alleenstaande van toepassing is, wordt een toeslag verleend ter grootte van het verschil tussen:- het gezamenlijk inkomen van de alleenstaande en het betreffende kind, en- het normbedrag voor gehuwden/samenwoners als genoemd in de WWB. 

  • 2. De toeslag wordt verleend indien en tot zolang het kind tot het huishouden van de ouders blijft horen, doch maximaal voor 36 maanden, waarbij de toeslag na 18 maanden wordt gehalveerd

  • 3. Voor de bepaling van de inkomsten van het kind met een inkomen ingevolge de Wet Studiefinanciering 2000, wordt het inkomen vastgesteld overeenkomstig het gestelde in artikel 33, tweede lid WWB. Voor de bepaling van de inkomsten van het kind met een inkomen ingevolge de Wet Tegemoetkoming Studiekosten, wordt het inkomen vastgesteld overeenkomstig het gestelde in artikel 33, derde lid WWB.

Artikel 19 Overbruggingsuitkering

  • 1. Aan de belanghebbende die op geen enkele wijze gedurende een korte periode zelf in zijn financiële problemen kan voorzien, kan een tegemoetkoming bijzondere kosten worden verstrekt in de vorm van een overbruggingstoeslag. Een dergelijke toeslag is slechts mogelijk nadat uit onderzoek is gebleken dat er geen inkomsten zijn en dat er geen (geldelijk) vermogen aanwezig is.

  • 2. Indien er sprake is van toekenning van een eerste periodieke uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand, terwijl daaraan voorafgaand geen eigen inkomsten werden verworven en de belanghebbende de overbrugging op geen enkele wijze uit eigen middelen (inkomen en vermogen) kan opvangen, wordt de overbruggingstoeslag om niet verleend.

  • 3. De hoogte van de overbruggingstoeslag bedraagt maximaal de hoogte van de periodieke bijstand over de te overbruggen periode.

Hoofdstuk 3 Inkomen en draagkracht

Artikel 20 Inkomen

  • 1. Bij de vaststelling van het netto inkomen wordt uitgegaan van de som inkomsten als bedoeld in de WWB.

  • 2.

    • a.

      Bij een vast inkomen wordt uitgegaan van het inkomen per datum aanvraag.

    • b.

      Bij een wisselend inkomen wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de achterliggende zes maanden. In uitzonderlijke gevallen (individualiseringsbeginsel) kan van dit uitgangspunt worden afgeweken

  • 3. Voor de vaststelling van de draagkrachtruimte wordt het nette inkomen verminderd met de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief eventuele toeslag en verlaging, exclusief vakantietoeslag en met:

    • a.

      de woonlasten, voor zover deze meer bedragen dan het voor eigen rekening blijvende bedrag ingevolge de Huursubsidiewet voor de laagste inkomenscategorie;

    • b.

      wettelijke betalingen voor levensonderhoud ten behoeve van de niet in het gezinsverband van de belanghebbende levende echtgenoot en kinderen tot 21 jaar, alsmede ten behoeve van de aanwezen echtgenoot;

    • c.

      de eigen bijdrage AWBZ in verband met een tijdelijk verblijf in een inrichting wegens revalidatie;

    • d.

      de verschuldigde aanslag plaatselijke belastingen, na aftrek van de toegekende bijdrage in het kader van de kwijtscheldingsregeling- c.q. de bijdrageregeling plaatselijke belastingen;

    • e.

      voor gebruikers van de maaltijdvoorziening: het bedrag van de niet-maximaal ontvangen korting op grond van de verordening ‘subsidieverlening gebruikers maaltijdvoorziening;

    • f.

      de niet ontvangen maximale tegemoetkoming op grond van de bijdrageregeling gemeente Aalburg.

  • 4. Het inkomen van uitkeringsgerechtigden die langer dan een jaar een uitkering op grond van de WWB ontvingen, wordt gedurende een periode van een jaar na beëindiging van de periodieke WWB uitkering wegens werkaanvaarding voor de uitvoering van deze beleidsregels vastgesteld op de norm van de betreffende WWB uitkering.

Artikel 21 Draagkrachtregels algemeen

  • 1. Bij de verlening van een tegemoetkoming bijzondere kosten is de belanghebbende naar draagkracht een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. Er is sprake van draagkrachtruimte voor zover het netto-inkomen, minus de in artikel 19 derde lid van deze beleidsregels genoemde componenten, van de belanghebbende de voor hem geldende bijstandsnorm, inclusief eventuele toeslag en verlaging, overschrijdt

  • 3. Er is sprake van draagkracht indien het vermogen van belanghebbende boven het vrij te laten toegestane vermogen uitkomt zoals genoemd in artikel 34, derde lid WWB.

  • 4. De draagkracht wordt vastgesteld voor de duur van één jaar, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend

  • 5. Indien de omstandigheden van de belanghebbende of de aard van de kosten daartoe aanleiding even, kan de draagkracht over een afwijkende periode worden vastgesteld.

Artikel 22 Draagkracht uit vermogen

  • 1. De draagkracht uit vermogen wordt vastgesteld op 100% van het vermogen waarmee de vermogensvrijstellingen bedoeld in artikel 34, eerst een tweed lid juncto artikel 34, derde lid WWB worden overschreden.

  • 2. Indien er sprake is van vermogen, gebonden in een door de belanghebbende of zijn/haar gezin bewoonde woning, dat uitkomt boven de vermogensgrenzen als genoemd in aritkel 54 WWB, wordt de bijzonder bijstand verleend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, met inachtneming van het gestelde in artikel 3, vierde lid, van deze beleidsregels.

  • 3. Voor personen van 65 jaar en ouder geldt een extra vrijlating van maximaal € 3.000 per persoon.

Artikel 23 Draagkracht uit inkomen

  • 1. Geen inhoud aanwezig van lid