Regeling vervallen per 01-01-2021

Fraudebestrijding bijstandsuitkeringen (verordening)

Geldend van 01-04-2005 t/m 31-12-2020

Intitulé

Fraudebestrijding bijstandsuitkeringen (verordening)

Vastgesteld door de gemeenteraad op 31 maart 2005

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg;

    • b.

      de wet: de Wet Werk en Bijstand;

    • c.

      bijstand: de bijstand zoals genoemd onder artikel 5 onder b van de Wet Werk en Bijstand;

    • d.

      alleenstaande: de persoon genoemd in artikel 4 onder a van de Wet Werk en Bijstand;

    • e.

      alleenstaande ouder: de persoon genoemd in artikel 4 onder b van de Wet Werk en Bijstand;

    • f.

      gezin: de personen genoemd in artikel 4 onder c van de Wet Werk en Bijstand;

    • g.

      recidive: het binnen een periode van één jaar weer verwijtbaar niet nakomen van de inlichtingenplicht;

    • h.

      benadelingsbedrag: het netto bedrag aan bijstand dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is uitbetaald;

    • i.

      inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17, 1e lid, 2e lid en 4e lid van de Wet werk en bijstand en de artikelen 28, 2e lid en 29, 1e lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • j.

      afstemmingsverordening: de verordening gebaseerd op artikel 8, 1e lid onder b van de Wet Werk en Bijstand;

    • k.

      wettelijke rente: de rente, als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek: BW 6:19 en BW 6:20.

Artikel 2

  • 1. Terugvordering van bijstand voor zover deze ten onrechte of tot een te hoog bedrag is uitbetaald als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenplicht genoemd in artikel 1 onder i van deze verordening geschiedt door of namens het college met inachtneming van de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Artikel 7 van de Afstemmingsverordening Wet, Werk en Bijstand 2004 Aalburg is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

  • 1 Terugvordering van ten onrechte of tot een te hoog betaald bedrag aan bijstand vindt niet plaats indien dit belanghebbende niet te verwijten valt. Bij de toepassing van dit artikel zullen altijd de belangen van eventueel tot het gezin behorende kinderenworden meegewogen.

Hoofdstuk II De wijze van terug- en invordering

Artikel 4

  • 1. Terugvordering geschiedt, voor zover de bijstand:

    • a.

      ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

    • b.

      in de vorm van een geldlening is verstrekt en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

    • c.

      voortvloeit uit gestelde borgtocht;

    • d.

      ingevolge artikel 52 WWB in de vorm van een voorschot is verstrekt en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;

    • e.

      anderszins onverschuldigd is betaald voor zover belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, waaronder begrepen: - de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen beschikt of kan beschikken; - bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

  • 2. Bij niet tijdige betaling en nadat cliënt in gebreke is gesteld, wordt het nog te betalen bedrag onderscheidenlijk de te betalen bedragen verhoogd met de wettelijke rente.

  • 3. Indien het benadelingsbedrag gedurende het lopende kalenderjaar niet volledig kan worden ingevorderd, zal het resterende deel, met toepassing van artikel 58, vierde lid, WWB, na afloop van het desbetreffende kalenderjaar worden verhoogd met de verschuldigde loonbelasting, de premies volksverzekeringen, alsmede met de ziekenfondspremie.

  • 5. Indien het benadelingsbedrag minder bedraagt dan € 100,-- wordt van terugvordering afgezien, tenzij sprake is van recidive.

  • 6. Terugvordering, als bedoeld in het eerste lid, onder e, vindt niet plaats, indien de desbetreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

Hoofdstuk III Aangifte

Artikel 5

  • 1 Indien het benadelingsbedrag meer bedraagt dan € 6.000,-- wordt proces-verbaal door of namens het college opgemaakt en aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk IV Verantwoording college

Artikel 6

  • 1. De raad bepaalt jaarlijks de onderwerpen waarover het college dient te rapporteren.

  • 2. In ieder geval rapporteert het college aan de raad, binnen vier maanden na afloop van het jaar, over:

    • a.

      het aantal verrichte onderzoeken:

    • b.

      het aantal terugvorderingen, alsmede het aantal waarbij, op grond van dringende redenen, is afgezien van terugvordering;

    • c.

      het aantal gevallen waarbij sprake is van een benadelingsbedrag hoger dan € 6.000,--, waarvan proces-verbaal is opgemaakt en het aantal gevallen dat aangifte is gedaan;

    • d.

      de in het desbetreffende kalenderjaar geïncasseerde bedragen.

Hoofdstuk V Overige bepalingen

Artikel 7

  • 1 In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college, dat tevens de bevoegdheid heeft om in dringende gevallen af te wijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 8

  • 1 Deze verordening wordt binnen 2 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Artikel 9

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 april 2005.

Artikel 10

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Fraudebestrijding Aalburg.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Aalburg op 31 maart 2005

De griffier, de voorzitter,

Toelichting 1

Algemeen

Op grond van het bepaalde in artikel 8a van de Wet werk en bijstand, dient de gemeenteraad, in het kader van het financiële beheer, bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Artikel 212 van de Gemeentewet is in deze van toepassing. Hierin wordt gesteld dat de door de raad vast te stellen regels aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle dienen te voldoen.

Artikel 2

In deze verordening wordt aangegeven hoe gehandeld dient te worden indien sprake is van het ten onrechte verlenen van bijstand, als gevolg van het verwijtbaar, niet nakomen van de inlichtingenverplichtingen. In artikel 7 van de afstemmingsverordening is bepaald hoe het college handelt bij zeer ernstig misdragen tegenover de medewerkers of het college van de degene die een uitkering aanvraagt of ontvangt. Ook wordt in dit artikel bepaalt wanneer aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie. Het uitgangspunt is dat in alle gevallen tot terugvordering wordt overgegaan, behalve wanneer het benadelingsbedrag minder is dan € 100,--; bij recidive, ongeacht het benadelingsbedrag, wordt altijd tot terugvordering overgegaan.

Artikel 3

Afzien van terugvordering op grond van een dringende reden Er moet iets bijzonders en uitzonderlijk aan de hand zijn, waardoor het opleggen van de verlaging/korting voor belanghebbende tot onaanvaardbare gevolgen leidt. Omstandigheden, die bij de overweging van de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin een rol spelen zijn in deze situatie niet aan de orde, aangezien deze aspecten bij de beoordeling van de hoogte van de verlaging/korting zijn meegenomen. Het gaat om incidentele gevallen, waarbij een individuele afweging van alle relevante omstandigheden dient plaats te vinden; van algemene of categoriale afwijkingen kan geen sprake zijn. Bij dringende reden kan worden gedacht aan financiële redenen en immateriële redenen. Doelmatigheidsoverwegingen in de zin van kosten-batenafweging mogen geen rol spelen bij het besluiten af te zien van terugvordering.

Artikel 4

Hierin wordt aangegeven de manier waarop de ten onrechte verleende WWB-uitkering wordt terug-en ingevorderd. Het uitgangspunt is dat in alle gevallen tot terugvordering wordt overgegaan, behalve wanneer het benadelingsbedrag minder is dan € 100,--; bij recidive, ongeacht het benadelingsbedrag, wordt altijd tot terugvordering overgegaan.

Artikel 5

Indien sprake is van een benadelingsbedrag van meer dan € 6.000,--wordt proces-verbaal opgemaakt en aangifte gedaan. Dit bedrag is gebaseerd op de aangifterichtlijn sociale zekerheid.

Artikel 6

Hierin is opgenomen, dat de raad jaarlijks de onderwerpen bepaalt waarover gerapporteerd dient te worden in het Verslag over de uitvoering.

De overige artikelen behoeven geen nadere toelichting.