Regeling vervallen per 11-06-2015

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009

Geldend van 01-07-2008 t/m 10-06-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2008

Intitulé

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009

Registratienr. 2009/7694-V&

Burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer;

gelezen het voorstel met registratienr. 2009/6965;

overwegende dat:

gelet op artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening;

besluiten:

  • 1.

    De "Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009" gemeente Aalsmeer met bijbehorend aanvraagformulier, conform de als zodaning gewaarmerkte bijlage bij dit besluit, vast te stellen;

  • 2.

    Het besluit met terugwerkende kracht in werking te laten treden op 1 juli 2008.

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Artikel 2: Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

  • 1.

    Een aanvraag om tegemoetkoming in de schade wordt bij het college ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager. Aan de derde-belanghebbende wordt de aanvraag kenbaar gemaakt.

  • 3.

    In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen van de aanvraag een recht van € 300,- verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.

Artikel 3: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Indien het recht niet binnen de in artikel 2, derde lid genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 4: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid.

  • 1.

    Het college wijst de aanvraag binnen acht weken na de dag van verzending van de mededeling van ontvangst af indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag.

  • 2.

    De termijn van acht weken kan eén keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.

Artikel 5: Opdrachtverstrekking

Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 3 of artikel 4 van deze verordening.

Artikel 6: Adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2.

    Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 3

    Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.

  • 4.

    Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn, worden zowel de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aangewezen.

  • 5.

    Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 6.

    De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 7: Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1.

    Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 6, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2.

    Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijk van de raad. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 8: Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 5 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:

    • a.

      een adviseur als bedoeld in artikel 6, eerste lid, of

    • b.

      meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 6, vijfde lid.

  • 2.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

  • 3.

    Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 9: Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2.

    Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kgnbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 5.

    Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6.

    Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

  • 8.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept advies schriftelijk hierop te reageren.

  • 9.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

  • 11.

    De adviseur zendt een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager en de derde belanghebbende.

Artikel 10: Beschikking van het college

  • 1.

    Binnen acht weken na ontvangst van het advies beslist het college op de aanvraag om tegemoetkoming in de schade.

  • 2.

    Het college kan deze termijn een keer met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 11: Uitbetaling

Indien het college een tegemoetkoming in de schade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van deze beschikking.

Artikel 12: Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing in de volgende gevallen:

    • a.

      op een aanvraag om tegemoetkoming in de schade, als bedoeld in artikel 6.1 van de wet, ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden op of na 1 september 2005 maar vóór 1 juli 2008 van kracht is geworden (met inbegrip van de verjaringstermijn, maar er is geen sprake van het fortait normaal maatschappelijk risico);

    • b.

      op een aanvraag om tegemoetkoming in de schade, ais bedoeld in artikel 6.1 van de wet, ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel van kracht is geworden op of na 1 juli 2008;

    • c.

      op een aanvraag om tegemoetkoming in de schade, als bedoeld in artikel 6.1 van de wet, ingediend op of na 1 september 2010.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009".

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,
, burgemeester
, loco-secretaris

Aanvraagformulier tegemoetkoming in planschade.pdf (versie geldig sinds: 09-01-2012; PDF-bestand; grootte: 87.71 kB)

Aanvraagformulier tegemoetkoming in planschade blad 2 van 2.pdf (versie geldig sinds: 09-01-2012; PDF-bestand; grootte: 57.91 kB)