Regeling vervallen per 01-01-2009

Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalsmeer 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2008

Intitulé

Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalsmeer 2008

Burgemeester en wethouders van Aalsmeer, verder te noemen het college;

gelezen het voorstel met registratienummer 2008/8733;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regels

en gelet op de artikelen 1.1, 2.1, 2.3, 2.4, 2.5, 3.5, 4.6, 4.8, 5.4, 7.3, 7.4, 8.2, 8.3 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalsmeer 2007;

besluiten:

vast te stellen het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalsmeer 2008.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

  • a.

    Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalsmeer 2007, verder te noemen: de Verordening;

  • b.

    Besluit: Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer 2007, verder te noemen: het Besluit;

  • c.

    Inkomen:

  • d.

    Norminkomen: de in paragraaf 3.2 van de Wet Werk en Bijstand bedoelde bijstandsnorm per kalendermaand verhoogd met de in artikel 25, tweede lid van die wet bedoelde maximale toeslag;

  • e.

    Ruimte in inkomen: het verschil tussen 1,5 x het norminkomen (Wmo-inkomensnorm), zoals bedoeld in hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur "Besluit maatschappelijke ondersteuning” inzake eigen bijdrage en financiële tegemoetkomingen en het inkomen van de persoon met beperkingen (WWB-norminkomen);

  • f.

    Draagkrachtpercentage Wmo: het draagkrachtpercentage is 25 procent van het draagkrachtpercentage zoals gebruikt in het gemeentelijk beleid ten aanzien van de draagkrachtregeling voor bijzondere bijstand van de gemeente Aalsmeer;

  • g.

    Draagkracht Wmo: tot 1,5 x het norminkomen wordt geen draagkracht opgelegd. Bij inkomens boven anderhalf maal het norminkomen is de draagkracht het draagkrachtpercentage van de ruimte in inkomen;

  • h.

    Stijging van de woonlasten van huurders: de stijging van de huur die optreedt ten gevolge van het doorberekenen in de huur van het niet voor subsidie in aanmerking komende deel van de aanpassingskosten, overeenkomstig de Uitvoeringswet huurprijzen, minus de toename van de individuele huurtoeslag ten gevolge van deze huurstijging;

  • i.

    Stijging van de woonlasten van eigenaar/bewoners: de extra lasten die per jaar ontstaan als gevolg van de meest voordelige financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de aanpassingskosten;

  • j.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • k.

    Eigen bijdrage in de kosten: een door het college van het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van huishoudelijke verzorging in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit van toepassing zijn;

  • m.

    Eigen aandeel in de kosten: een door het college van het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van voorziening of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit van toepassing zijn;

  • n.

    Normbedrag: een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding;

  • o.

    Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens;

  • p.

    Gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens;

  • q.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, bruikleen of in huur wordt verstrekt;

  • r.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven waarop de in dit Besluit te stellen regels van toepassing zijn;

  • s.

    Instandhoudingskosten: kosten voor keuring, onderhoud en reparaties van Wmo-voorzieningen ter hoogte van het bedrag wat overeengekomen is in de onderhoudscontracten tussen gemeente en de leveranciers van zorg in natura;

  • t

    Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • u.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

Artikel 1.2. Beperkingen

Voor voorzieningen waarvan de kosten minder dan € 45 bedragen, wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

Artikel 1.3. Overige kosten voortvloeiende uit de beperkingen

Bij de vaststelling van de Wmo-draagkracht wordt rekening gehouden met overige kosten voortvloeiende uit de beperkingen.

Het betreft kosten die:

  • a.

    niet vanuit andere regelingen geheel of gedeeltelijk worden vergoed;

  • b.

    niet algemeen gebruikelijk zijn;

  • c.

    gemaakt zijn in het kalenderjaar waarop de Wmo-draagkracht betrekking heeft.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2.1. Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget kan alleen worden toegekend indien een individuele voorziening is geïndiceerd. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op aanvraag;

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • 3.

    Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn: elektrische deuropeners, oprijroosters, mobiele tilliften, losse douchestoelen, douchebrancards en toiletstoelen;

  • 4.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats in alle gevallen na aanschaf van een hulpmiddel of een voorziening, na afloop van de verstrekking of in het geval van huishoudelijke verzorging na afloop van elk kwartaal. Controle over deze verantwoording vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 25 procent van de verstrekte persoonsgebonden budgetten;

  • 5.

    Het deel van het toegekende budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde voorziening (huishoudelijke verzorging of een hulpmiddel), wordt niet uitgekeerd, of dient te worden terugbetaald aan de gemeente;

  • 6.

    In de bijlage bij de Beleidsregels zijn de Regels Persoonsgebonden budget gemeente Aalsmeer opgenomen.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 3.1. Omvang van eigen bijdragen

  • 1.

    Het bedrag dat ongehuwde personen tussen de 18 jaar en 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 16,80 per vier weken. Van het meerinkomen boven € 16.301 dient op jaarbasis 15 procent extra aan eigen bijdrage betaald te worden;

  • 2.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar en ouder aan eigen bijdrage dienen te betalen bedraagt € 16,80 per vier weken. Van het meerinkomen boven € 14.365 dient op jaarbasis 15 procent aan eigen bijdrage betaald te worden;

  • 3.

    Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden ouder is dan 18 jaar en jonger is dan 65 jaar aan eigen bijdrage dienen te betalen bedraagt € 24,20 per vier weken. Van het meerinkomen boven € 21.002 dient op jaarbasis 15 procent aan eigen bijdrage betaald te worden;

  • 4.

    Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn aan eigen bijdrage dienen te betalen bedraagt € 24,20 per vier weken. Van het meerinkomen boven € 19.759 dient op jaarbasis 15 procent extra aan eigen bijdrage betaald te worden;

  • 5.

    De eigen bijdrage kan nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening of de huishoudelijke verzorging;

  • 6.

    Voor rolstoelen wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Artikel 3.2. Maximaal 39 perioden van vier weken eigen aandeel

Een voorziening kan bestaan uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die bewoond wordt door de aanvrager.

Gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken kan een eigen aandeel in rekening worden gebracht. Bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming kan gedurende maximaal die periode een met toepassing van het daarvoor geldende bedrag in mindering worden gebracht.

Hoofdstuk 4 Huishoudelijke verzorging

Artikel 4.1. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget huishoudeliike verzorging

  • 1.

    De omvang van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging gaat uit van 85 procent van de hoogste prijs van de inkooptarieven in natura voor de betreffende dienst (HV-1 en HV-2) vermenigvuldigd met het aantal werkelijk geïndiceerde aantal uren.

  • In die gevallen waar geen exact aantal uren wordt geïndiceerd maar een klasse, wordt het gemiddelde gehanteerd van het aantal uren van de klasse.

  • 2.

    De omvang van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging is weergegeven in onderstaande tabel.

    Huishoudelijke verzorging

    Hoogste uurtarief

    85 procent = RGB

    HV1

    €15,90

    €13,52

    HV2

    € 22,26

    €18,92

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 5.1. Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van de door het college te verlenen forfaitaire vergoeding voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.3, sub a van de Verordening (verhuis- en herinrichtingskosten) bedraagt € 2.723

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening (woningaanpassing) als bedoeld in artikel 4.3., sub b wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte minus het eigen aandeel;

  • 3.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.3., sub b van de Verordening bedraagt:

    • a.

      bij inkomens tot en met 1,5 x het norminkomen 100 procent van de voor subsidie in aanmerking komende kosten;

    • b.

      bij inkomens boven 1,5 x het norminkomen wordt de Wmo-draagkracht als eigen aandeel in mindering gebracht op de voor subsidie in aanmerking komende kosten;

  • 4.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de instandhoudingskosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.3., sub e van de Verordening zal het daarvoor algemeen geldende bedrag niet te boven gaan;

  • 5.

    Voor een woonvoorziening die in bruikleen wordt verstrekt als bedoeld in artikel 4.1, sub b van de Verordening is geen eigen aandeel verschuldigd;

  • 6.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.3., sub f bedraagt:

    • a.

      de werkelijke kosten van de kale huur minus huurtoeslag, met een maximum van zes maanden, als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

    • b.

      de werkelijke kosten van de kale huur met een maximum van zes maanden, ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte;

    • c.

      de hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening als bedoeld in artikel 4.3, sub f van de Verordening is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, waarbij de kale huur maximaal gelijk is aan de maximale huurgrens waarvoor huursubsidie wordt verstrekt;

    • d.

      de hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening als bedoeld in artikel 4.6, sub 4 van de Verordening bedraagt maximaal € 2.500.

Artikel 5.2. Toepassing primaat van verhuizing

  • 1.

    Het primaat van verhuizing, zoals bedoeld in artikel 4.4.van de Verordening, geldt indien de kosten van de woningaanpassing naar verwachting meer dan € 10.000 bedragen;

  • 2.

    Het bepaalde in het voorgaande lid kan bemvloed worden door een aantal factoren, die in paragraaf 4.3 van de Beleidsregels met name worden genoemd.

Artikel 5.3. Afschrijvingsschema

Het in artikel 4.8. van de Verordening genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

Afschrijving in 10 jaar;

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze Verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening ter waarde van minimaal het bedrag dat geldt voor het toepassen van de grens van het primaat van verhuizing heeft ontvangen, en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de koopakte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De eventuele meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald;

  • 2.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beedigd taxateur, aan te wijzen en te betalen door het college;

  • 3.

    De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor het eerste jaar na gereedmelding 100 procent van de meerwaarde;

    • voor het tweede jaar 90 procent van de meerwaarde;

    • voor het derde jaar 80 procent van de meerwaarde;

    • voor het vierde jaar 70 procent van de meerwaarde;

    • voor het vijfde jaar 60 procent van de meerwaarde;

    • voor het zesde jaar 50 procent van de meerwaarde;

    • voor het zevende jaar 40 procent van de meerwaarde;

    • voor het achtste jaar 30 procent van de meerwaarde;

    • voor het negende jaar 20 procent van de meerwaarde;

    • voor het tiende jaar 10 procent van de meerwaarde.

  • 4.

    Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht tot maximaal € 227.

Artikel 5.4 Normbedragen

Als normbedragen voor het in artikel 4.3, sub c van de Verordening genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

  • a.

    voor zeil of linoleum € 53 per strekkende meter (uitgaande van een gemiddelde breedte van de rol van 4 meter), inclusief egalisatiekosten;

  • b.

    gordijnen: € 15 per meter voor rolgordijnen of een ander soort gladde gordijnen.

Hoofdstuk 6 Vervoersvoorzieningen

Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget voor Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor Vervoersvoorzieningen (inclusief scootmobielen) wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald;

  • 2.

    Indien nodig wordt dit bedrag verhoogd met een bedrag voor instandhoudingskosten, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor instandhoudingkosten over het jaar voorafgaand aan het laatste voile kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening;

  • 3.

    Een persoonsgebonden budget wordt toegekend voor een periode die aansluit op de voor de voorziening geldende afschrijvingstermijn. Voor een scootmobiel is deze termijn 7 jaar. Een uitzondering op deze termijn kan alleen gelden indien een wijziging van de medische situatie hiertoe aanleiding geeft.

Artikel 6.2 Eigen bijdragen en hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van de eigen bijdrage voor het Wmo-vervoersysteem (de Servicetaxi) als bedoeld in artikel 5.1, sub a, van de Verordening is per te reizen zone (inclusief een instapzone) gelijk aan het blauwe zonetarief zoals dat jaarlijks voor het reguliere openbaar vervoer wordt vastgesteld.

  • Per januari 2008 gelden de volgende prijzen per zone:

    zone

    Prijs per zone

    zone 1

    €1,00

    zone 2

    €1,45

    zone 3

    €1,90

    zone 4

    €2,35

    zone 5

    €2,80

  • 1.

    Voor bestemmingen verder dan de 5e zone (met uitzondering van een aantal ziekenhuizen in de regio) berekent de vervoerder het geldende tarief met een korting van 15 procent.

  • 2.

    Voor Vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 5.1, sub b en c, van de Verordening wordt geen eigen bijdrage gevraagd;

  • 3.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.1, sub d, onder 1, van de Verordening wordt bepaald door de Wmo-draagkracht in mindering te brengen op de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van de te verstrekken voorziening;

  • 4.

    De door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor Vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 5.1, sub d., onder 2, 3, en 4 van de Verordening is een forfaitaire vergoeding.

  • Voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de volgende normbedragen:

    Type voorziening

    Normbedrag

    eigen (rolstoel)auto

    € 1.650

    Bruikleenauto (lease constructie)

    € 439

    eigen (rolstoel) personenbus

    € 548

    taxi

    € 1.650

    rolstoeltaxi

    € 2.200

  • 5.

    Indien de persoon met beperkingen gebruik kan maken van een collectief vervoerssysteem regionaal en/of bovenregionaal, maar dit systeem voorziet slechts gedeeltelijk in zijn individuele vervoersbehoefte wordt een financiële tegemoetkoming individueel bepaald.

    Type voorziening

    Normbedrag

    eigen auto

    € 825

    taxi

    € 825

    Rolstoeltaxi

    €1.100

  • 6.

    Indien de persoon met beperkingen gebruik kan maken van een collectief vervoerssysteem en dit systeem voorziet geheel in zijn vervoersbehoefte wordt geen financiële tegemoetkoming toegekend.

Hoofdstuk 7 Rolstoelen

Artikel 7.1 Persoonsgebonden budget voor een rolstoel

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, zoals die door het college aan de leverancier, met wie de gemeente een contract mee heeft, wordt betaald;

  • 2.

    Indien nodig wordt dit bedrag verhoogd met een bedrag voor instandhoudingskosten, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor instandhoudingskosten over het jaar voorafgaand aan het laatste voile kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening;

  • 3.

    Een persoonsgebonden budget wordt toegekend voor een periode van zeven jaar, overeenkomstig de geldende afschrijvingstermijn. Een uitzondering op deze termijn kan alleen indien een wijziging van de medische situatie hiertoe aanleiding geeft.

Artikel 7.2 Rolstoelen

  • 1.

    Er geldt geen eigen bijdrage voor rolstoelvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 6.1, sub a. en b., van de Verordening;

  • 2.

    De hoogte van een door het college te verlenen forfaitaire tegemoetkoming voor een sport(rolstoel)voorziening zoals bedoeld in artikel 6.1, sub c. van de Verordening bedraagt €3.146 per drie jaar;

  • 3.

    In afwijking van het voorgaande lid kan een forfaitaire tegemoetkoming voor een elektrische sport(rolstoel)voorziening worden verstrekt. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt € 6.292 per zes jaar.

  • 4.

    De financiële tegemoetkoming voor de oplaadkosten van een elektrische rolstoel bedraagt € 75,- per jaar.

Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 8.1 Verplicht advies

  • 1.

    Het bedrag waarboven ingevolge artikel 7.3, sub 2, onder a. juncto artikel 4.1 van de Verordening advies gevraagd wordt, bedraagt € 20.000. Daarnaast wordt advies gevraagd bij twijfel of vermeende afwijzing.

Artikel 8.2 Samenhangende afstemming

  • 1.

    Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt in overleg met de aanvrager bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 7.3 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalsmeer 2008;

  • 2.

    Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2008.

  • 3.

    Bij de inwerkingtreding van het in lid 1 genoemde Besluit vervalt het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalsmeer 2007.

Ondertekening

Aalsmeer, 28 oktober 2008
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VOORNOEMD,
burgemeester, secretaris