Verordening helingbestrijding

Artikel 1

• 1.

  De goud- en zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkoper en tagrijn zijn verplicht in het doorlopend register, hetwelk door hen moet worden bijgehouden op grond van het bepaalde onder 1 van artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht, betreffende door hen gekochte, ingeruilde, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen goederen, onverwijld het volgende aan te tekenen:

  • a.

    een volgnummer (in de volgorde van verkrijging) van de goederen;

  • b.

    de datum en het uur van verkrijging;

  • c.

    de hoedanigheid, de soort, het gewicht, het aantal, de hoeveelheid, de merken en de nummers der goederen, voor zover een en ander uit de aard der zaak mogelijk is;

  • d.

    de koopprijs of andere voorwaarden van verkrijging;

  • e.

    de naam en de woonplaats (gemeente van inwoning, straat, gracht of kade enz. en het huisnummer) van degene, van wie of uit wiens handen, na legitirnatie, de goederen verkregen zijn;

  • f.

    de datum en het uur, waarop de goederen zijn verkocht, op andere wijze afgestaan, vernietigd of verdwenen of waarop zij enigerlei wijziging hebben ondergaan;

  • g.

    de verkoopprijs of andere voorwaarden, waarop de goederen van de hand zijn gedaan;

  • h.

    de naam en de woonplaats (gemeente van inwoning, straat, gracht of kade enz. en het huisnuinner) van degene aan wie, na legitimatie, de goederen zijn verkocht of op andere wijze zijn afgestaan;

  • i.

    de aanduiding van de wijze, waarop de goederen zijn vernietigd of verdwenen, of waarop zij enigerlei wijziging hebben ondergaan.

• 2.

  De in lid 1 genoemde personen dragen zorg, dat het register is ingericht volgens een model, vastgesteld door burgemeester en wethouders.

• Burgemeester

  en wethouders hebben de bevoegdheid, ten aanzien van verschillende soorten van opkopersbedrijven, verschillende modellen vast te stellen en van de in het eerste lid, onder a. - i. genoemde voorschriften een schriftelijke ontheffing te verlenen, voor zover dit geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 437 onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde personen zijn verplicht:

• a.

  de bladen van het in artikel 1 bedoelde register, alvorens het in gebruik te nemen, te doen waarmerken door het hoofd van de plaatselijke politie of door een van de door dat hoofd aangewezen ambtenaren;

• b.

  in elke ruimte, waar het bedrijf wordt uitgeoefend, bij voortduring een gewaarmerkt register aanwezig te hebben, en ingeval het bedrijf wordt uitgeoefend op of aan de openbare weg, een zodanig register bij zich te hebben;

• c.

  elk in gebruik zijnd register, telkens op eerste vordering aan de onder a. bedoelde functionaris ter onderzoek af te staan;

• d.

  het register, alvorens het buiten gebruik wordt gesteld, aan de onder a. bedoelde functionaris ter aftekening aan te bieden;

• e.

  de door hen bijgehouden registers te bewaren over een tijdvak van 10 jaar, nadat die registers buiten gebruik zijn gesteld;

• f.

  wanneer zij hebben opgehouden van het opkopen een beroep of gewoonte te maken, respectievelijk het beroep van opkoper niet langer uitoefenen, hiervan onverwijld kennis te geven aan de onder a. bedoelde functionaris;

• g.

  in elke ruimte, waarin zij hun bedrijf uitoefenen, op duidelijk zichtbare wijze opgehangen te hebben een uittreksel uit de Wet van 7 juni 1919 (Staatsblad no. 311), benevens uit deze Verordening, van de inhoud en volgens het model door burgemeester en wethouders vastgesteld;

• h.

  door hen gekochte, ingeruilde, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen goederen, voor zover dit met het oog op de aard der goederen naar het oordeel der politie mogelijk is, te voorzien van een nummer, overeenkomende met het nummer, waaronder die goederen in het in artikel 1 bedoelde doorlopende register zijn opgenomen;

• i.

  de goederen, welke zij in verband met de uitoefening van hun bedrijf voorhanden hebben, op eerste vordering te. tonen aan de in artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren;

• j.

  indien zij in de gelegenheid zijn, enig goed op te kopen, waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen, dat het van misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan, hiervan onverwijld kennis te geven aan de onder a. bedoelde functionaris.