Regeling vervallen per 25-12-2013

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2014

Geldend van 25-12-2013 t/m 24-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2014

De raad van de gemeente Aalsmeer;

gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders met registratienummer Z-2013/049383

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de "Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2014".

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn voor dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat in hoofdzaak gebezigd wordt voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

Artikel 2. Belastbaar feit.

Voor het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn ingeschreven, wordt onder de naam "toeristenbelasting" een directe belasting geheven.

Artikel 3 Belastingplicht.

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, verblijf houdt.

Artikel 4. Vrijstellingen.

De belasting wordt niet geheven ter zake van het houden van verblijf door degene, die

  • a.

    als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;

  • b.

    verblijf houdt in een genneubileerde woning indien hij ter zake van het verblijf in, of het beschikbaar houden van die woning, forensenbelasting is verschuldigd;

  • c.

    op last of bevel van de overheid binnen de gemeente verblijf houdt;

  • d.

    waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van een watertoeristenbelasting;

  • e.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5. Belastinggrondslag.

  • 1.a.

    De grondslag voor de belasting is het aantal "etmalen" dat een persoon tegen betaling binnen de gemeente verblijf houdt;

  • b.

    de grondslag voor de belasting is in het geval van verblijf met overnachting binnen de gemeente het aantal malen, dat een persoon overnacht;

  • c.

    onder het in letter a. vermelde verblijf verstaat deze verordening "dagverblijf' en wel een etmaal, aanvangende te 0.00 uur ofwel een gedeelte daarvan.

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de heffingsgrondslag.

  • 1.

    Het aantal personen dat verblijf houdt met overnachting wordt met betrekking tot

    • a.

      vakantieonderkomens bepaald op het aantal slaapplaatsen;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomèns en stacaravans op vaste standplaatsen bepaald op:

      • -

        2 personen indien het aantal slaapplaatsen 3 of minder bedraagt;

      • -

        3 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan 3 bedraagt.

  • 2.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen verblijf wordt gehouden met overnachting wordt ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens dan wel op vaste standplaatsen, welke geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende een periode van:

    • -

      ten hoogste zes maanden bepaald op 55;

    • -

      meer dan zes doch ten hoogste twaalf maanden bepaald op 82.

  • 3.

    De belasting wordt niet geheven indien het verblijf met overnachting waartoe gelegenheid wordt of is gegeven gedurende een kalenderjaar minder dan tien maal zal of heeft belopen.

Artikel 7. Opteren voor niet-forfaitaire heffingsgrondslag.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de heffingsgrondslag vastgesteld op het werkelijk aantal malen verblijf met overnachting, indien uit door hem over te leggen bescheiden blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8. Belastingtarief.

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per verblijf €1,31.

  • 2.

    Het tarief bedraagt per persoon per verblijf met overnachting €1,31.

  • 3.

    Bij de berekening vindt, indien nodig, afronding plaats naar boven op een veelvoud van tien cent.

Artikel 9. Belastingtiidvak.

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderkwartaal.

Artikel 10. Wiize van heffing.

De belasting moet op aangifte worden voldaan.

Artikel 11. Termijnen van betaling.

Artikel 12. Bijhouden verbliifsregister.

De belastingplichtige is, indien burgemeester en wethouders dat ter uitvoering van de belastingverordening noodzakelijk achten, gehouden een vanwege de gemeente kosteloos ter beschikking gesteld verblijfsregister bij te houden. Het model van het verblijfsregister wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld en kan al naar gelang van de aard der belastingplichtigheid verschillend van indeling zijn.

Artikel 13. Kwijtschelding.

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14. Aanmeldingplicht.

  • 1.

    De belastingplictitige is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, dit schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.

  • 2.

    De belastingplichtige aan wie niet binnen een maand na afloop van het belastingtijdvak een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die maand bij de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

Artikel 15. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van toeristenbelasting.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De "Verordening toeristenbelasting 2013" van 20 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening toeristenbelasting 2014".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 19 december 2013.
voorzitter
plv. griffier