Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2019 gemeente Aalsmeer

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2019 gemeente Aalsmeer

Z-2018/052477

De raad van de gemeente Aalsmeer,

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2019 gemeente Aalsmeer.

Artikel 1. Belastbaar feit

Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2. Belastingplicht

  • a. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • b. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • c. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

  • a. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

  • b. die door de "Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland" als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • c. die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid van genoemd besluit;

  • d. die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid van genoemd besluit;

  • e. die jonger zijn drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

  • f. waarvan de houder geen ingezetene der gemeente is en de hond niet langer dan 21 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijft;

  • g. die, gehouden door politiefunctionarissen, zijn of worden afgericht als politiehonden ten dienste van de politie;

  • h. die, gehouden door douanefunctionarissen, zijn of worden afgericht als douanehonden ten dienste van de douane;

  • i. die, gehouden door pleeggezinnen, worden opgeleid tot aspirant-geleidehonden.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5. Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per jaar voor elke hond € 77,74 met dien verstande dat, ingeval door een houder meer dan één hond wordt gehouden, voor elke volgende hond € 93,95 is verschuldigd.

  • 2. Voor honden, aanwezig in een kennel, geregistreerd bij de raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, blijft de belasting per kennel beperkt tot € 308,83.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing als belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op de voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8. Aangifte

  • 1. De houder van een hond is verplicht binnen twee weken na het ontstaan van de belastingplicht, dit te melden aan de heffingsambtenaar.

  • 2. Als het aantal gehouden honden toeneemt, dient de houder dit binnen twee weken te melden aan de heffingsambtenaar.

  • 3. Melding gebeurt schriftelijk of digitaal via de website van de gemeente Aalsmeer.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Als de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder is dan € 10.000,00 en zolang het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 9 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de hondenbelasting wordt alleen kwijtschelding verleend voor de eerste hond, nadat een verzoek om kwijtschelding is ingediend door de houder van de hond. Een verzoek tot kwijtschelding moet worden ingediend bij de invorderingsambtenaar van de gemeente.

Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de hondenbelasting.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening hondenbelasting 2018" van 7 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting 2019".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 december 2018.

De griffier,

O. van Kolck

De voorzitter,

J.J. Nobel