Regeling vervallen per 01-03-2011

Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden gemeente Aalten 2005

Geldend van 08-07-2009 t/m 28-02-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden gemeente Aalten 2005

Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden gemeente Aalten 2005.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:    a.   commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;     b.   rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994,           Stb. 243;     c.   rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van           22 maart 1994, Stb. 244;     d.   het reisbesluit binnenland: het Koninklijk besluit van 1 maart 1993, Stb.144;    e.   reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken           van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;     f.    raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;     g.   verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989,          Stb. 424.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1 Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commisieleden.

  • 2 Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend    die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vangen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 aan op de dag van het afleggen van de eed of belofte bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden eindigen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 op de dag bedoeld in artikel C4, tweede lid, van de Kieswet, dan wel het tijdstip bedoeld in de artikelen XI, eerste en derde lid, X6 en X8, tweede, derde en vijfde van de Kieswet.

  • 3 De vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden maandelijks uitbetaald.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1 De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan het raadslid vergoed.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:     a.   bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi:           een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke           reiskosten;     b.   bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in           redelijkheid noodzakelijke gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen           in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1 De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente, tot een maximum van 500,-- euro per raadslid per jaar, exclusief de kosten voor het bezoeken van het VNG-congres, eenmaal per zittingsperiode.

  • 2 Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet oor of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 8 Computer of laptop met bijbehorende randapparatuur

  • 1 Aan het raadslid wordt voor de uitoefening van het raadlidmaatschap op aanvraag een computer of laptop met bijbehorende randapparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 

  • 3 Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor wethouders

Artikel 9 Onkostenvergoeding

  • 1 Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2 Aan de wethouder van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend   die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 3 Indien de wethouder op grond van artikel 16 van deze verordening een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld bedraagt de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten, in afwijking van het eerste en tweede lid, 91% conform opbouw van de onkostenvergoeding) van het voor hem ingevolge het eerste of tweede lid geldende bedrag.

Artikel 10 Reiskosten woon-werkverkeer

Aan de wethouder wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats voor tewerkstelling, indien de afstand daartussen meer dan tien kilometer bedraagt, een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig de bedragen die bij of krachtens artikel 12 van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 zijn vastgesteld.

Artikel 11 Zakelijke reiskosten

Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 10 vergoeding verleend voor gemaakte reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 10 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi:     een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten; b. bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid    noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de     Reisregeling binnenland.

Artikel 12 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 11 worden volledig aan de wethouder vergoed.

Artikel 13 Buitenlandse dienstreis

  • 1 Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2 Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist.

Artikel 14 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1 De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2 De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

Artikel 15 Computer en laptop

  • 1 Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een computer of laptop met bijbehorende randapparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 

  • 3 Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 16 Mobiele telefoon (optie 1: alleen voor zakelijk gebruik)

  • 1 Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3 Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 17 Spaarloonregeling

De wethouder van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 18 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1 Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Gemeentewet ontvangt. 

  • 3 Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie     a.   als raadslid of wethouder;      b.   uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke           of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling           die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;     c.   als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie           of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in           belangrijke mate het gemeentelijk belangdient.

Artikel 19 Reis- en verblijfkosten

  • 1 Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:     a.   bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige            vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;    b.   bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding            van de in redelijkheid noodzakelijke gemaakte reiskosten           overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

  • 2 Aan het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de noodzakelijk gemaakte verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 20 Buitenlandse excursie of reis

  • 1 De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd. 

  • 3 De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk 5 De procedure van declaratie

Artikel 21 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door     a.   betaling uit eigen middelen; of     b.   rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.    c.   een gemeentelijke creditcard.

Artikel 22 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1 Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 11, 12, 13 en 18 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald. 

  • 2 Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend binnen 2 maanden:    a.   indien het een wethouder betreft bij de gemeentesecretaris en    b.   indien het een raadslid betreft bij de griffier,    c.   of een door hem aangewezen ambtenaar ingediend,           onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 23 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1 De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 11, 12, 13 en 14 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2 Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3 Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij:    a.   indien het een wethouder betreft bij de gemeentesecretaris en     b.   indien het een raadslid betreft bij de griffier.    c.   of een door hem aangewezen ambtenaar.

Artikel 24 Gebruik creditcard

De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 12, 13 en 14 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

  • 1.

    Aan de wethouder wordt op aanvraag een gemeentelijke creditcard in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 2.

    De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt.

  • 3.

    Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 4.

    Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

  • 5.

    Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 6.

    Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk 6 Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden gemeente Aalten 2005.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na haar afkondiging, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2005.

Ondertekening

Vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2005.

Toelichting 1 Toelichting bij de verordening

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

 

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

 

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is in artikel 99 opgenomen  voor raads- en commissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

 

De verordening bevat bepalingen inzake:

 

• de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 18),

  waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging

  uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders; • een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden (artikelen 3 en 9); • reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders

  een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 10,

  11, 12, 13, 18 en 19)• beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders, en raads-

  leden (artikelen 8, 15) en faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders en raadsleden

  aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7 en 14); • de procedure van declareren (artikelen 21 t/m 23).

 

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

 

Wethouders en raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WAO. Evenmin geldt voor hen de pensioensvoorziening van bijvoorbeeld het ABP. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in de wet (Appa), in de genoemde rechtspositiebesluiten. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen wethouders en raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001.

 

De loon- en inkomstenbelasting

‘Opting in regeling’

 

Wethouders en raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. De wethouder en het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en de wethouder c.q. het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. De wethouder of raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten, de zakelijke beschikbaarstelling van computer en communicatieapparatuur en zakelijke deelname aan cursussen en congressen.

 

Fiscale standaardpositie

 

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling en de levensloopregeling en fietsregeling.Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven ( niet naar de forfaitaire bedragen die gelden voor hen die van de ‘opting-in-regeling’gebruik maken). Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding  maakt het verschil uit of de wethouder of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting. Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor de wethouder en het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

 

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

• welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurs-

  kosten); • welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet

  rechtstreeks aan te bieden door de organisatie; • kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien is

  geopteerd voor de loonbelasting); • voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding

  worden verstrekt.

 

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

 

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

• bruikleen van computer- en communicatieapparatuur; • deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) vergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 9 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Voor hen die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

 

Controle en verantwoording

 

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk V is in verband hiermee een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. De gedragscode is opgenomen in de handreiking ‘integriteit van bestuurders bij gemeenten en provincies’welke bij VNG/ledenbrief van 22 oktober 2001 (kenmerk CvA/2001004348) aan de gemeenten is toegezonden. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

 

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. De raadsvergoeding wordt aangepast bij indeling in een hogere gemeenteklasse of bij overgang naar een andere klasse bij stijging of daling van het inwonertal.

 

Artikelen 3 en 9 vaste onkostenvergoeding

 

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: • representatie • vakliteratuur • contributies, lidmaatschappen• telefoonkosten • bureaukosten, porti • zakelijke giften • bijdrage aan fractiekosten • ontvangsten thuis • excursies

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8, 20, 21, 29 en 30). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. In de vaste kostenvergoeding zit ook een component voor telefoonkosten.

 

Artikel 4 berekening en betaling vaste vergoedingen

 

In het eerste lid van dit artikel is aangegeven vanaf wanneer de raadsvergoeding aanvangt. Een raadslid dat tijdens de demissionaire periode ook nog wethouder is heeft geen aanspraak op de raadsvergoedingen, maar blijft tot hij aftreedt als wethouder in het genot van de wethouderswedde en de bijbehorende onkostenvergoeding. Dit blijkt onder meer uit de definitie van raadslid in artikel 1, onder c, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Het tweede lid bevat de artikelen die aangegeven wanneer de raadsvergoeding eindigt. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag neemt is dat uiterlijk één maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of zoveel eerder als dat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn onherroepelijk (lees goedgekeurd) zijn geworden.

Artikel 5 reiskosten raadsleden

 

In dit artikel is het recht op vergoeding van reiskosten voor raadsleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt.

 

Artikel 6 verblijfkosten raadsleden

 

Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikelen 7 en 14 

 

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Aan de kosten van deelname aan laatstgenoemde cursussen e.d. is een maximum gesteld van € 500,-- per jaar per raadslid. De kosten van deelname aan het VNG-congres, eenmaal per zittingsperiode, zijn hiervan uitgezonderd.De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden en wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikel 8 en 15 Computer en printer

 

Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap en het ambt van wethouder kan om niet een computer of laptop met bijbehorende apparatuur in bruikleen beschikbaar worden gesteld. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het raads- /commissielid en de wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door het college vastgesteld.

 

Artikel 16 Mobiele telefoon

 

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de wethouder voor overwegend zakelijk gebruik (90% of meer) belastingvrij een mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking worden gesteld. De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen dan voor rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wetouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door wethouder raads vastgesteld. Als gekozen wordt voor optie 2: De mobiele telefoon kan mede voor privédoeleinden worden gebruikt. In dat geval komen ook de privégesprekskosten voor rekening van de gemeente, Als het privégebruik meer dan 10% is vindt er een fiscale bijtelling plaats. Daarvoor geldt een forfaitair bedrag van 22,69 euro per maand (2005). Dit forfaitaire bedrag wordt ingehouden op de bezoldiging van de wethouder zodat er geen fiscale bijtelling hoeft plaats te vinden. De fiscale regeling geldt alleen als de waarde in het economisch verkeer van het privégebruik van de mobiele telefoon niet meer is dan 454,-- euro op jaarbasis (2005). Is dat wel het geval dan moet het werkelijke privévoordeel tot het loon worden gerekend.

 

Artikel 10

 

Voor wethouders met een enkele reisafstand tussen woning en werk van meer dan 10 kilometer is in artikel 10 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld die aansluit bij die voor het rijkspersoneel. Voor wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Ingevolge artikel 11 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een (trein)taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met eigen middelen van vervoer volgens het belastingvrije tarief dat ook geldt voor het rijkspersoneel.

 

Artikel 13 en 20 Buitenlandse dienstreizen

 

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfskosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit binnenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privéreis. Ook raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van raadscommissies. Voor degene die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden vergoed.

 

Artikel 18 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag aangegeven. In artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

 

Artikel 19 Reis- en verblijfskosten

 

Commissieleden , geen raadslid of wethouder zijnde, krijgen een vergoeding voor de reiskosten voor het bijwonen van de commissievergaderingen. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt. Ook de noodzakelijke verblijfskosten worden vergoed, volgens de regeling die ook voor het rijkspersoneel geldt.

 

Artikel 20 Buitenlandse excursie of reis

 

Raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in allen gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikelen 21 t/m 23 De procedure van declaratie

 

In artikel 20 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 21 t/m 23 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

 

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

 

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

• reis- en verblijfkosten van raadsleden; • zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;• reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders; • reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies

 

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

 

Rekeningen kunnen rechtreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

• deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en

  wethouders; • zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders; • reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;• reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissie.

 

Gebruik creditcard

 

Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen:

• zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;• reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.