Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2019

Geldend van 26-09-2019 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2019

De raad van de gemeente Aalten;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 juni 2019;

gezien het advies van de Commissie Cultureel Erfgoed d.d. 4 februari 2019;

gelet op het bepaalde in ;

gelet op hoofdstuk 4 titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

in te trekken de ‘Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2013’.

vast te stellen de ‘Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2019’, met de nadere regels als vastgelegd in de bijlagen bij de verordening.

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. cultuurhistorische waarden: gemeentelijke monumenten en molens

  • b. gemeentelijk monument: een object dat - op het moment dat met de te subsidiëren activiteiten een aanvang wordt gemaakt - door burgemeester en wethouders is aangewezen als gemeentelijk monument;

  • c. molen: een molen dat op het moment dat met de te subsidiëren activiteiten een aanvang wordt gemaakt - door burgemeester en wethouders is aangewezen als gemeentelijk monument of door het rijk is aangewezen als rijksmonument;

  • d. duurzame instandhouding van cultuurhistorische waarden: een beschermingsaanpak, die erop gericht is het verval van het monument tegen te gaan en zo mogelijk schade te herstellen; hieronder vallen de maatregelen op het gebied van onderhoud en restauratie;

  • e. algemene subsidievoorwaarden: nadere regels omtrent onder andere de procedure en indieningvereisten. De algemene subsidievoorwaarden zijn in bijlage 1 opgenomen.

  • f. lijst van subsidiabele kosten en werkzaamheden: nadere regels ten behoeve van de berekening van de subsidiabele instandhoudingkosten conform de door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgestelde lijst waarbij voor het maximum uurloon het normuurloon wordt aangehouden zoals laatstelijk vastgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De lijst is in bijlage 2 opgenomen.

  • g. uitvoeringsvoorschriften: nadere regels met uitvoeringsvoorschriften conform de door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgestelde voorschriften ten behoeve van restauratie en onderhoud van monumenten. De lijst is in bijlage 3 opgenomen.

Paragraaf 2 Inleidende bepalingen bij subsidieverstrekking duurzame instandhouding en ontwikkeling cultuurhistorische waarden

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot verstrekking van subsidie als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels vast te stellen en te wijzigen.

Artikel 3

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van duurzame instandhouding van cultuurhistorische waarden.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een natuurlijke of rechtspersoon, al dan niet op winst gericht, die krachtens eigendom of beperkt recht het genot heeft van cultuurhistorische waarden, onder wiens opdracht duurzame instandhouding en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden plaatsvindt, behoudens de uitzonderingen genoemd in artikel 9, tweede lid.

Artikel 4

  • De aanvraag om subsidie wordt ingediend via een door de gemeente daartoe vastgesteld

  • Aanvraagformulier, dat als bijlage 4 bij deze verordening is gevoegd.

Paragraaf 3 Aanvullende bepalingen bij subsidieverstrekking duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden

Artikel 5

  • 1. De subsidie in de kosten van onderhoud van gemeentelijke monumenten bedraagt 20% van het totaal van de door de gemeente subsidiabel geachte kosten tot een maximumsubsidie van € 5.000,-- per aanvraag, mits het beschikbare deelbudget voor onderhoud en restauratie niet wordt overschreden. Een onvolledige aanvraag blijft buiten beschouwing. Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van binnenkomst. Aanvragen kunnen vanaf 1 januari van het betreffende boekjaar worden ingediend.Bij overschrijding van het beschikbare budget voor onderhoud en restauratie wordt geen subsidie toegekend. Burgemeester en wethouders kunnen de aanvraag aanhouden tot het volgende jaar indien het beschikbare deelbudget voor onderhoud en restauratie wordt overschreden. Een beschikking tot aanhouding kan voor een aanvraag slechts eenmaal worden genomen.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de door de gemeente subsidiabel geachte kosten van onderhoud van cultuurhistorische waarden per aanvraag het bedrag van € 1.500,-- te boven gaan.

  • 3. Bij onderhoudssubsidies worden geen voorschotten verleend.

  • 4. Per gemeentelijk monument wordt maximaal één onderhoudsbijdrage per jaar toegekend.

Artikel 6

  • 1. De subsidie in de kosten van de restauratie van gemeentelijke monumenten bedraagt ten hoogste 20% van het totaal van de door de gemeente subsidiabel geachte kosten tot een maximumsubsidie van € 20.000,-- per aanvraag, mits het beschikbare deelbudget voor onderhoud en restauratie niet wordt overschreden. Een onvolledige aanvraag blijft buiten beschouwing. Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van binnenkomst. Aanvragen kunnen vanaf 1 januari van het betreffende boekjaar worden ingediend.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de door de gemeente subsidiabel geachte kosten van restauratie van cultuurhistorische waarden per aanvraag het bedrag van € 1.500,-- te boven gaan.

  • 3.

    Indien subsidie wordt verleend kan aan de aanvrager op zijn verzoek een voorschot worden verstrekt, Het voorschot wordt verrekend bij de betaling van de subsidie.

  • 4.

    Per gemeentelijk monument wordt maximaal één restauratiebijdrage per jaar toegekend.

Artikel 7

  • 1.

    De subsidie in de kosten van onderhoud van molens bedraagt ten hoogste 20% van het totaal van de door de gemeente subsidiabel geachte kosten tot een maximumsubsidie van € 5.000,-- per aanvraag voor onderhoud. Het percentage is afhankelijk van het beschikbare deelbudget. Een onvolledige aanvraag blijft buiten beschouwing.

  • 2.

    De aanvraag dient voor 1 februari van het lopende budgetjaar ingediend te worden met opgave van de gemaakte onderhoudskosten over het voorgaande kalenderjaar.

  • 3.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de door de gemeente subsidiabel geachte kosten van onderhoud of restauratie van cultuurhistorische waarden per aanvraag het bedrag van € 2.500,-- te boven gaan.

  • 4.

    Per molen wordt maximaal één onderhoudsbijdrage per jaar toegekend.

Paragraaf 4 Voorwaarden, weigering en intrekking bij subsidieverstrekking duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden

Artikel 8

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie mag met de uitvoering van de werkzaamheden niet worden begonnen dan nadat deze subsidie is verleend, tenzij het onderhoud van molens betreft.

  • 2.

    De uitvoering van de werkzaamheden dient conform de nadere regels te zijn voltooid binnen 24 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening, tenzij een verzoek om uitstel is ingediend.

  • 3.

    Degene aan wie krachtens de regeling subsidie is verstrekt, dient het object met cultuurhistorischewaarde in goede staat van onderhoud te houden, in geval van een molen daarnaast operationeel te houden en dient deze voldoende te verzekeren en verzekerd te houden tegen water-, brand-, storm- en bliksemschade gedurende de periode dat sprake is van een object met cultuurhistorische waarde.

  • 4.

    De werkzaamheden worden uitgevoerd overeenkomstig de aanvraag. De gemeente kan tussentijds toestemming verlenen van de aanvraag af te wijken, mits nog niet met de werkzaamheden overeenkomstig de gewijzigde aanvraag is begonnen.

Artikel 9

  • 1. Geen subsidie wordt verstrekt voor zover de te subsidiëren werkzaamheden:

    • a.

      op grond van een verzekeringsovereenkomst gedekt zijn;

    • b.

      op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek gebracht kunnen worden.

  • 2. Subsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van cultuurhistorische waarden, die in het bezit zijn van de staat, gemeenten of provincies tenzij het subsidie betreft ten behoeve van molens;

  • 3. Subsidie wordt niet verstrekt in de kosten van onderhoud of restauratie uitgevoerd door een bedrijf dat geen vergunning bezit van de Kamer van Koophandel en Fabrieken als bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven 1954 dan wel in de op basis van deze wet vastgestelde Vestigingsbesluiten.

  • 4. De door de gemeente en andere subsidiënten verstrekte subsidie samen bedraagt niet meer dan 90% van de door de gemeente subsidiabel geachte kosten.

Artikel 10

De gemeente kan de beschikking tot subsidieverlening intrekken indien de werkzaamheden

niet binnen 24 maanden na dagtekening van deze beschikking zijn voltooid.

Paragraaf 5 Budget en deelbudgetten

Artikel 11

  • 1. De gemeenteraad neemt jaarlijks een besluit waarin wordt aangegeven welk budget voor een bepaald jaar beschikbaar wordt gesteld voor uitvoering van deze subsidieverordening;

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een onderverdeling aan te brengen in het totale budget ten behoeve van een verdeling in deelbudgetten voor onderhoud/restauratie en molens.

Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen subsidieverstrekking duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden

Artikel 12

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening, worden

afgehandeld volgens de bepalingen van de “Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2013’.

Artikel 13

In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en wethouders, of namens hen de portefeuillehouder, afwijken of ontheffing verlenen van de procedurebepalingen en -voorschriften van deze verordening.

Artikel 14

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als ‘Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2019’.

  • 2. De verordening treedt na bekendmaking in werking op 26 september 2019.

De voorzitter, mr. A.B. Stapelkamp

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aalten d.d. 17 september 2019

De Griffier, M.A.J.B. Fiering

Bijlage 1.

Nadere regels omtrent algemene subsidievoorwaarden: procedure en indieningvereisten

In te dienen stukken

Een aanvraag om verlening van subsidie voor onderhoud of restauratie gaat vergezeld van de volgende documenten:

a. Een technische omschrijving van de te verrichten werkzaamheden of een bestek, een daaraan gerelateerde gespecificeerde begroting (met afzonderlijke opgave aantal uren/uurloon en materiaalkosten per onderdeel) en, voor zover van toepassing, plan- en detailtekeningen.

b. (Indien van toepassing) een verklaring, waaruit blijkt dat op grond van de Wet op de omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) geen BTW verschuldigd is over de subsidiabele kosten.

c. Bij restauraties: een door Gedeputeerde Staten voorgeschreven inspectierapport van een gemeenteambtenaar of van een onafhankelijke terzake deskundige, of een inspectierapport van de Stichting Monumentenwacht, dat niet ouder is dan 3 jaar.

d. Bij restauraties: een onderhoudsplan, met een begroting van de kosten, waarin de eigenaar aangeeft welk onderhoud gedurende een periode van 15 jaar na de gereedmelding zal worden uitgevoerd.

Formulieren

Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop de aanvraag en de gereedmelding worden gedaan.

Voorlopige en definitieve subsidietoekenning

Op basis van het subsidieverzoek voor onderhoud of restauratie van een gemeentelijk monument wordt een voorlopig subsidiebedrag verleend. Na gereedmelding wordt een definitief subsidiebedrag vastgesteld, dat niet hoger wordt dan het voorlopige subsidiebedrag.

Beoordelingscriteria

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen indien aan elk van de volgende beoordelingscriteria wordt voldaan:

a. bij een restauratie blijkt uit het inspectierapport dat het monument van slechte kwaliteit is;

b. de kosten van de voorzieningen staan in redelijke verhouding tot het te bereiken kwaliteitsniveau en de waarde van het monument;

c. het plan is sober en doelmatig;

d. het onderhoudsplan is door burgemeester en wethouders goedgekeurd;

e. er is niet reeds een begin met de activiteiten gemaakt zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

Commissie Cultureel Erfgoed

Burgemeester en wethouders informeren jaarlijks de Commissie Cultureel Erfgoed over de toegekende bijdragen.

Intrekking

Voorlopige subsidie

1. Zolang de definitieve subsidie niet is vastgesteld, kunnen burgemeester en wethouders de beschikking tot verlening van subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger van de subsidie wijzigen en reeds betaalde voorschotten terugvorderen, indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

b. de ontvanger van de subsidie niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden;

c. de ontvanger van de subsidie onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van subsidie zou hebben geleid;

d. de verlening van subsidie anderszins onjuist was en de ontvanger van de subsidie dit wist of behoorde te weten;

e. de woning of het bedrijf waarvoor subsidie is verleend, wordt vervreemd voordat burgemeester en wethouders hebben ingestemd met de gereedmelding.

Definitieve subsidie

Burgemeester en wethouders kunnen hun besluit betreffende de definitieve subsidie intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen en reeds betaalde voorschotten terugvorderen:

a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan zij bij de vaststelling van de subsidie redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de beschikking tot verlening of verstrekking van de subsidie zou zijn vastgesteld;

b. indien de vaststelling van de subsidie onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

c. indien de ontvanger van de subsidie na de vaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden.

Gereedmelding

1. De gereedmelding gaat vergezeld van een gespecificeerd overzicht van de kosten en betalingsbewijzen omtrent de juistheid van alle gegevens.

2. De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de kosten en bepaling van de hoogte van de subsidie.

3. De subsidieaanvrager houdt gedurende vijf jaar na de gereedmelding alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar.

Afwijking van de regeling.

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien naar hun oordeel strikte toepassing van deze verordening tot een onaanvaardbare beslissing zou leiden, in het belang van de gemeentelijke monumentenzorg.

Bijlage 2.

Nadere regels met een lijst van subsidiabele kosten en werkzaamheden ten behoeve van de berekening van de subsidiabele Instandhoudingkosten.

0. Inleiding.

Aansluiting is gezocht bij de regeling van de provincie Gelderland, waarbij voor het maximum uurloon het normuurloon wordt aangehouden zoals laatstelijk vastgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De lijst van subsidiabele kosten en werkzaamheden zijn nadere regels welke door Burgemeester en wethouders aangepast kunnen worden.

1. Lijst van subsidiabele kosten

Onderhoudskosten

a. Ten aanzien van de directe kosten

1. Aan de loonkosten wordt een maximum uurloon verbonden overeenkomend met het laatstelijk door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vastgestelde uurloon.

2. Materiaalkosten zijn subsidiabel voor zover zij conform gangbare marktprijzen worden

gedeclareerd. Indien hierover tussen aanvrager en ons college verschil van mening bestaat,

worden de landelijk gehanteerde richtprijzen voor bouwmaterialen gehanteerd.

b. Ten aanzien van de indirecte kosten

Deze worden berekend over de subsidiabele onderhoudskosten:

1. algemene bouwplaatskosten maximaal 8%;

2. algemene bedrijfskosten maximaal 5%;

3. winst maximaal 3%.

c. Ten aanzien van de BTW

Alleen het niet-terugvorderbare gedeelte van de BTW is subsidiabel tot de hoogte van het

wettelijk vastgestelde percentage, te berekenen over de subsidiabele onderhoudskosten.

Restauratiekosten

a. Ten aanzien van de directiekosten

Deze zijn te berekenen over de subsidiabele restauratiekosten waarbij onderstaande percentages

als maxima gelden:

- tot een bouwsom van € 45.500,-- maximaal 15%;

- tot een bouwsom van € 91.000,-- maximaal 14%;

- tot een bouwsom van € 136.500,-- maximaal 13%;

- tot een bouwsom van € 182.000,-- maximaal 12%;

- tot een bouwsom van € 227.000,-- maximaal 11%;

- tot een bouwsom van € 272.500,-- maximaal 10,5%;

- bij een bouwsom groter dan € 272.500,-- maximaal 10%.

Tot de bouwsom behoren zowel de subsidiabele kosten als de niet-subsidiabele kosten.

De genoemde percentages hebben betrekking op de levering van een totaalpakket aan

werkzaamheden zoals omschreven in de SR'88 (standaard voorwaarden, 1988, rechtsverhoudingen opdrachtgever-architect).

b Ten aanzien van de directe kosten

  • Aan de loonkosten wordt een maximum uurloon verbonden overeenkomend met het laatstelijk door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vastgestelde uurloon zoals verwerkt in de Leidraad subsidiabele restauratiekosten.

  • Materiaalkosten zijn subsidiabel voor zover zij conform gangbare marktprijzen worden gedeclareerd. Indien hierover tussen aanvrager en ons college verschil van mening bestaat, worden de landelijk gehanteerde richtprijzen voor bouwmaterialen gehanteerd.

c Ten aanzien van de indirecte kosten

Deze worden berekend over de subsidiabele restauratiekosten:

1. algemene bouwplaatskosten maximaal 8%;

2. algemene bedrijfskosten maximaal 5%;

3. winst maximaal 3%.

d. Ten aanzien van de BTW

Alleen het niet-terugvorderbare gedeelte van de BTW is subsidiabel tot de hoogte van het

wettelijk vastgestelde percentage, te berekenen over de subsidiabele restauratiekosten.

e. Ten aanzien van de onvoorziene kosten

Deze zijn subsidiabel tot een bedrag van ten hoogste 5% van de directe kosten.

f. Ten aanzien van de constructeurskosten

Constructeurskosten zijn subsidiabel voor zover zij betrekking hebben op de berekening van

sterkte of stabiliteit van de constructie ten behoeve van het oorspronkelijk gebruik.

Constructeurskosten worden naar rato berekend over de subsidiabele restauratiekosten.

De RV01-1987, de Regeling van de verhoudingen tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau is hierop van toepassing.

g. Ten aanzien van de CAR-verzekering

De kosten van een casco all risk-verzekering zijn subsidiabel tot een maximum van 0,4%

van de subsidiabele restauratiekosten.

2. Subsidiabele werkzaamheden

Onderhoudswerkzaamheden

a schilderwerk, voor zover het betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren;

b herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en herstel van sporen);

c herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten), leien, lood, zink of

koper en, uitsluitend in samenhang hiermee, het herstel van gedeelten van dakbeschot en

sporen;

d. herstel van goten, in zink, koper of lood, inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren en het

aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten waar deze niet eerder aanwezig

waren, inclusief aansluitingen op rioleringen en open water;

e. herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen

van stoepen, roedenverdeling, lijstwerk en luiken;

f. herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

g. herstel van dak- of torenluiken en loopbruggen, inclusief het afgazen van torenluiken en het

nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast;

h inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

i. op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen;

j. herstel, controle, vervangen en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

k behandelen van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel bestrijding

van zwamaantasting of houtaantasters;

l. herstel van gedeelten van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen,

balkkoppen en spantbenen);

m. herstel van glas-in-lood, beglazing en aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd

glas of historisch waardevol glas;

n vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of grote historische

waarden;

o. het plaatsen van achterzetbeglazing in samenhang met herstel van historisch waardevolle ramen;

p. het gangbaar houden van historische krachtwerktuigen en machines;

q. het aanbrengen van inspectievoorzieningen zoals dakluiken en klimhaken;

r. het aanbrengen van bouwkundige duurzaamheidsmaatregelen.

Restauratiewerkzaamheden

a. herstel van het casco, dat wil zeggen de hoofdstructuur van het monument bestaande uit de

dragende onderdelen en het omhulsel, te weten dak-, kap- en gebintconstructie, vloeren,

balklagen, dragende muren, fundering, kelder en gewelven;

b. herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur al dan niet in combinatie

met herstel van het casco waaronder schouwen, vloeren, trappartijen, plafonds, schilderingen,

pleister- en schilderwerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen met omlijsting en gevelonderdelen;

c. reconstructies van verdwenen of gewijzigde onderdelen indien en voor zover deze verdwijning

en wijziging afbreuk doen aan de monumentale waarde van het object;

d. herstel van specifieke technische installaties in monumenten van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld

stoommachines, dieselmotoren, raamzagen en persen;

e. het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle

interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming of luchtbevochtigingsinstallaties.

TOELICHTING

Een toelichting op de subsidiabele werkzaamheden:

Onderhoud:

a. binnenschilderwerk van buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren is ook subsidiabel zonder dat gelijktijdig de buitenzijde wordt geschilderd;

b. het herstel en vernieuwen van rieten daken heeft betrekking op opstoppen en herdekken van rieten daken;

h. het inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels: deze werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op zwakke plekken aan de binnenzijde van de buitenmuur als gevolg van externe oorzaken zoals lekkage;

k. behandelen van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel bestrijding

van zwamaantasting of houtaantasters: dit kan ook betrekking hebben op het interieur wanneer uit preventief oogpunt noodzakelijk wordt gevonden het hele pand te behandelen;

m. herstel van glas-in-lood, beglazing en aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas: de beglazingswerkzaamheden hebben betrekking op herstel van bestaande raampartijen (enkelglas) en het aanbrengen van voorzieningen om beschadiging van gebrandschilderd glas te voorkomen;

n. vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of grote historische

waarden; hierbij kan gedacht worden aan een torenuurwerk, specifieke technische installaties in monumenten van bedrijf en techniek, die door hun aard als bijzondere elementen kunnen worden aangemerkt; bouwkundige monumentale landschapselementen, stoepen en historische bestratingen en interieuronderdelen van monumentale waarde (schouwen e.d.);

r. het aanbrengen van bouwkundige duurzaamheidsmaatregelen; het betreft hier de meerkosten als gevolg van aanpassingen om de monumentale waarde te behouden. Voorbeelden: meerkosten van monumentenglas of achterzetbeglazing t.o.v. dubbel glas, meerkosten van een afwerking van de warmtepomp passend bij het monument, meerkosten van zonnepanelen als deze niet op een monumentaal dak geplaatst kunnen worden (bijv. langere stroomleidingen e.d.).

De subsidiabele kosten zijn kosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de subsidiabele werkzaamheden.

De subsidiabele kosten bestaan veelal uit diverse kostensoorten. Er worden zeven kostensoorten

subsidiabel gesteld (zie hierna a t/m g). In onderhavig besluit worden aan de kostensoorten

criteria, maxima en normbedragen en -percentages verbonden ten behoeve van de berekening

van de subsidiabele kosten.

a. Directiekosten

Directiekosten zijn kosten, verbonden aan het opstellen van een restauratieplan, de begeleiding

ervan tijdens de uitvoering etc.

b. Directe kosten

De directe kosten zijn de kosten van de te verwerken goedgekeurde materialen met de

daarbijbehorende loonkosten. Onder directe kosten wordt ook het bouwen van een steiger

begrepen.

1. Loonkosten

De hoogte van de uurlonen loopt sterk uiteen als gevolg van de in te zetten disciplines

alsmede door het opvoeren van wisselende percentages voor improductiviteit, algemene

kosten, winst en risico.

Derhalve is gekozen voor een vast subsidiabel uurloon voor de meest van toepassing zijnde disciplines

zoals die bij restauratiewerkzaamheden worden ingezet, te weten: metselaar, opperman,

steigerbouwer, grondwerker, pannenlegger, dakbedekker, sloper, timmerman, voeger,

rietdekker, tegelzetter, stukadoor, loodgieter, leidekker, steenhouwer en schilder.

2. Materiaalkosten

Onder materiaalkosten worden tevens verstaan de materieelkosten zoals de huur van

steigermateriaal of speciemolen.

c. Indirecte kosten

Omdat in principe slechts werkelijk gemaakte kosten subsidiabel zijn, dienen de indirecte

kosten te worden gespecificeerd. Dit is, gezien de aard en omvang van deze kosten, dikwijls

niet doenlijk. Derhalve is bij deze kostenposten gekozen voor vaste maximale percentages.

De indirecte kosten worden verdeeld in:

1. Algemene bouwplaatskosten

Hieronder worden verstaan de kosten van de hoofdaannemer die niet direct aan een

onderdeel zijn toe te wijzen en die onder meer betrekking hebben op verzorgend, uitvoerend

en administratief personeel op het werk, tijdgebonden materieel, keten, loodsen

en dergelijke, bouwplaats en dergelijke, verbruikskosten, bewaking, verletbestrijding, bereken-

en tekenwerk en dergelijke.

2. Algemene bedrijfskosten

Hieronder worden verstaan de kosten die samenhangen met de algemene leiding van

het bedrijf en die van de algemene en administratieve diensten.

3. Winst

Hieronder wordt verstaan het bedrag dat voor de hoofdaannemer overblijft nadat alle

met het werk samenhangende kosten zijn betaald.

d. BTW

e. Onvoorziene kosten

Deze post is bedoeld voor het bekostigen van uitgaven voor noodzakelijke onvoorziene

subsidiabele werkzaamheden.

f. Constructeurskosten

Constructeurskosten zijn bijvoorbeeld constructieberekeningen en grondonderzoek.

g. CAR-verzekering

De kosten van een casco all risk-verzekering met betrekking tot niet-subsidiabele werkzaamheden

zijn zodoende niet subsidiabel.

Bijlage 3.

Nadere regels met Uitvoeringsvoorschriften

0. Inleiding.

Aansluiting is gezocht bij de uitvoeringsvoorschriften van de provincie Gelderland.

De uitvoeringsvoorschriften zijn nadere regels welke door Burgemeester en wethouders aangepast kunnen worden.

1. Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden.

VOORAF

De subsidie voor onderhouds- en restauratiewerkzaamheden wordt alleen verstrekt, als de verschillende

werkzaamheden volgens de gemeentelijke uitvoeringsvoorschriften zijn uitgevoerd. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij twijfel bestaat of een gemeentelijk voorschrift wel of niet kan of moet worden uitgevoerd. Ook kunnen zich situaties voordoen waarbij handelen in strijd met de gemeentelijke voorschriften bij de aanvrager van de subsidie de voorkeur geniet. Het kan in deze situaties onder meer gaan over het toe te passen materiaal, de toepassing van technieken, de vraag of er sprake is van wel of geen historisch juiste detaillering of vormgeving en dergelijke.

In genoemde situaties van twijfel of voorkeur voor handelen in strijd met de voorschriften dient

voor uitvoering van de werkzaamheden contact opgenomen te worden met de gemeente.

Uitvoering in strijd met de kwaliteitsborging, zonder vooraf verleende schriftelijke toestemming

van de gemeente, brengt de uitbetaling van de gemeentelijke subsidie in gevaar, ook al is

de afwijking achteraf bezien (bij de beoordeling van de subsidieaanvraag) redelijk of acceptabel.

Met betrekking tot de in deze uitvoeringsvoorschriften genoemde onderwerpen worden door de

Stichting Monumentenwacht Gelderland informatiebladen uitgebracht. Deze informatiebladen

zijn op te vragen bij:

- de Stichting Monumentenwacht Gelderland, Richtersweg 21, 6865 GD Doorwerth, tel. (026) 3391707, www.monumentenwacht-gld.nl;

- de provincie Gelderland, afdeling Cultuurhistorie, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem, telefoonnr. (026) 359 9111, www.gelderland.nl.

UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN

De tekst van de uitvoeringsvoorschriften luidt als volgt.

0.0 Algemeen

0.1 Alle te vervangen onderdelen of constructies uitvoeren volgens bestaande, historisch juiste vormgeving en detaillering.

0.2 Alle te vervangen onderdelen of constructies vervaardigen en afwerken met behulp van bestaande, historisch juiste materialen en technieken.

0.3 Toe te voegen elementen voor comfort- of functieverbetering op een zodanige wijze inpassen  zodat dit geen consequenties heeft voor de historische vormgeving of detaillering (bijvoorbeeld isolatie t.b.v. warmte en geluid, beschermende beglazing, ventilatie etc.).

0.4 Alle bij de voorbereiding, planvorming, uitvoering en controle van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden betrokken partijen (eigenaar, architecten, opzichters, aannemers,

uitvoerders, onderaannemers, ambtenaren bouw- en woningtoezicht etc.) voor het begin van de werkzaamheden op de hoogte brengen van deze uitvoeringsvoorschriften .

0.5 Waardevolle muurplanten, vleermuizen en/of kerkuilen graag melden bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag, telefoonnummer: (070) 456 00 00.

1.0 Metselwerk, voegwerk en pleisterwerk

1.1 Geen gevelreiniging toepassen. Onder gevelreiniging wordt onder meer verstaan: stralen met grit, zand en water en het reinigen met behulp van chemische middelen.

1.2 Geen hydrofoberen en impregneren van gevels toepassen.

1.3 Geen steenverstevigers toepassen.

1.4 Het inboeten van het metselwerk uitvoeren met qua kleur, hardheid en afmeting bijpassende steen. Inboetwerk uitvoeren in het bestaande metselverband.

1.5 Nieuw voegwerk in samenstelling, kleur en uitvoering afstemmen op het bestaande, historisch juiste voegwerk.

1.5.1 Ter hoogte van het maaiveld het voegwerk tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld nazien, herstellen of vernieuwen.

1.5.2 De voegen in verband met een goede hechting van de voegspecie zodanig uithakken dat de voeg voldoende massa heeft. Als richtlijn kan een verhouding van voegdikte staat tot voegdiepte van 1 staat tot 2 worden aangehouden.

1.5.3 Het uithakken van voegen uitsluitend handmatig uitvoeren, of indien pneumatisch, met een fijne beitel. Mechanisch uitslijpen van voegen alleen met een zo klein mogelijke slijptol, voorzien van een afzuiging; dit in verband met mogelijke beschadiging van de steen

1.5.4 Bij het uithakken van bestaand voegwerk smalle stootvoegen niet verbreden; stootvoegen niet ophakken.

1.5.5 Een monster van het nieuwe voegwerk voorafgaand aan het integraal uithakken van de gevel(s) ter goedkeuring melden bij de gemeentelijke monumenteninspecteur.

1.6 Nieuw pleisterwerk in samenstelling, kleur en uitvoering afstemmen met het bestaande, historisch juiste pleisterwerk.

1.6.1 Het pleisterwerk ter hoogte van het maaiveld tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld nazien, herstellen of vernieuwen.

1.6.2 De samenstelling van het pleisterwerk aanpassen aan de hardheid van de onderliggende steen.

2.0 Timmerwerk

2.1 De te vervangen houten onderdelen op historisch verantwoorde wijze uitvoeren, en daarbij de bestaande detaillering en vormgeving, indien juist, als uitgangspunt nemen.

2.2 De te vervangen houten onderdelen dezelfde zwaarte en profilering geven als de bestaande. De vervangen houten onderdelen ter controle bewaren tot de subsidie is vastgesteld.

2.3 Het houtwerk dat in aanraking komt met metselwerk tweemaal in lijvige menie of grondverf zetten.

2.4 De toe te passen houtsoorten afstemmen op het bestaande werk.

2.5 Geen multiplex, kunststof, kunststofverlijmde vezelplaten en hiermee vergelijkbare plaatmaterialen toepassen voor het herstel van dakgoten, windveren, dekplanken, gevel- en dakbeschietingen.

2.6 Gaten in houten gootbodems voor zinken of koperen gootbekleding 0,5 cm wijder maken dan de betreffende tapeinden.

3.0 Schilderwerk

3.1 Nieuw schilderwerk voor wat betreft systeem, kleur en uitvoering afstemmen op het bestaande, historisch juiste schilderwerk.

3.2 In de periode van eind oktober tot eind maart niet schilderen; dit in verband met de weersomstandigheden in deze periode. Het in de grondverf zetten van het houtwerk is wel toegestaan.

3.3 Oude verflagen niet afbranden (volgens het Brandveiligheidsbesluit bijzondere gebouwen) Oude verflagen kunnen eventueel wel worden verwijderd met behulp van hete lucht (föhnen).

3.4 Pleisterwerk of natuursteen uitsluitend schilderen met een glad opdrogende verf.

In verband met de waterhuishouding in de constructie het verfsysteem aan het over te schilderen type pleisterwerk of natuursteen passen.

3.5 Het afkitten van naden en kieren in geveltimmerwerk strak afwerken met een 2-componenten vulmiddel. Naden tussen kozijnen en metselwerk of tussen kozijnen en natuursteen niet afdichten met behulp van PUR schuim of kit.

4.0 Zinkwerk, koperwerk en loodwerk

4.1 Het zinkwerk 1,1 mm dik uitvoeren (STZ 16). Indien nodig in verband met de lengte, het zink in de bakgoten van een broek- of rekstuk voorzien.

4.1.1 Het zink in de kilgoten in meterstukken aan de bovenzijde vernagelen en aan de zijkanten voorzien van een felsnaad.

4.1.2 Nieuw zink niet aan oud zink solderen.

4.1.3 De hemelwaterafvoeren in zink 0,8 mm dik uitvoeren (STZ 14), met opgesoldeerde wrongen, ophangen aan beugels en vrij van de muur.

4.2 Tapeinden van zinken, koperen en loden goten 100 mm langer uitvoeren dan de dikte van het totale houtpakket van de bakgoot ter plaatse.

4.3 De hemelwaterafvoeren uitvoeren in zink, koper of lood. Waar nodig kunnen gietijzeren of gietstalen ondereinden toegepast worden.

4.4 Geen pvc toepassen, met uitzondering van ondergrondse aansluitingen op het riool.

4.5 Sprongen of verzetten in hemelwaterafvoeren door middel van gesoldeerde valse verstekken formuleren. Geen gebogen standaard hulpstukken toepassen.

4.6 Koperen goten uitvoeren volgens de methode beschreven in het info-blad "Koperen goten"

van de Monumentenwacht Gelderland.

4.7 Het loodwerk uitvoeren in minimaal 20 kg/m5, uitsluitend met koperen nagels. Geen gegalvaniseerde nagels gebruiken.

4.7.1 Het loodwerk ter plaatse van muuraansluitingen vastzetten door middel van loodproppen in

voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (3 cm diep) en daarna afvoegen.

4.7.2 Alle aansluitingen op schoorstenen en dergelijke door middel van muurlood en loketten uitvoeren in lood, zwaar 20 kg/m5 (NHL 20) en met loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (3 cm) vastzetten en daarna afvoegen.

4.7.3 Het lood op hoekkepers en nokken uitvoeren in minimaal 25 kg/m5 (NHL 25), in meterstukken

met gefelste naden. Op iedere felsnaad een klang ter bevestiging aanbrengen. Ieder stuk lood in het midden vernagelen met koperen nagels. Eventueel zichtbare koperen nagels afdekken met

trotseerloodjes.

4.8 Bevestiging van lood- en zinkbekleding zodanig uitvoeren dat het materiaal volledig vrij kan werken.

5.0 Dakdekkerswerk

5.1 DAKPANNEN

Bij inboeten en vernieuwen van panbedekking nieuw aan te brengen pannen in vorm, type en kleur afstemmen op de oorspronkelijke, historisch juiste pannen.

5.1.1 Geen betonpannen toepassen. Het dak leggen met keramische dakpannen. Oudhollandse pannen in samenhang met DRAKA-ventifolie toepassen. De folie bij dakdoorbrekingen en opgaand muurwerk voldoende opzetten. Bij voorkeur oude (gebruikte) pannen toepassen in plaats van nieuw gebakken pannen.

5.1.2 Alle aan te brengen keramische dakpannen combineren met de bij de pansoort behorende

hulpstukken.

5.1.3 De nok- en hoekkepervorsten aanbrengen met behulp van gewapende kalkspecie. De mortel kan, indien nodig, iets worden bijgekleurd.

5.1.4 De eventueel toe te passen panhaken en -klemmen uitvoeren in roestvast staal.

5.2 LEIEN

Bij inboeten en vernieuwen van leibedekking de nieuw aan te brengen leien in kleur, afmeting en vorm, en op de wijze waarop het dak wordt gedekt, overeen laten komen met de bestaande, historisch juiste leidekking.

5.2.1 De leien uitsluitend met koper vernagelen of met roestvast stalen leihaken(type 316) bevestigen.

5.2.2 Bij de levering van leien bewijs leveren van herkomst en garantie van kwaliteit en door de groeve afgegeven dikte.

5.2.3 De toe te passen leien zijn vrij van breuk, insluitingen, schadelijke verbindingen zoals kalk, ijzer, zwavel en van bitumineuze verbindingen.

5.3 RIET

De werkzaamheden uitvoeren conform de richtlijnen van de Rietdekkersfederatie.

5.3.1 Het rietdekkerswerk uitvoeren met inlands riet.

5.3.2 Het rietwerk uitvoeren met dun eenjarig riet met een frisgele kleur en een sterke, harde dikwandige stengel, met uitzondering van een zeer dunne spreilaag van dikker en langer riet. De in de bossen aanwezige doelen zoveel mogelijk verwijderen.

5.3.3 Bij het dekken van het riet gebruikmaken van spandraad nr. 6 in roestvast staal of dubbel gegalvaniseerd. Binddraad nr. 18 alleen toepassen in roestvast staal; geen gegalvaniseerd binddraad nr. 18 toepassen. Traditionele bindmethoden met wilgentenen zijn eveneens te gebruiken.

5.3.4 Voor zover herstelwerk aan de dakconstructie plaatsvindt, waar rondhout zit of heeft

gezeten, opnieuw rondhout toepassen. Doorsneden in het algemeen 100 mm, h.o.h. 75 cm.

5.3.5 Bij killen geen zinken goten toepassen. Het riet steeds in de killen doordekken.

5.3.6 Rietvorsten leggen in een met paarden- of varkenshaar gewapende kalkspecie. De wijze van nokafwerking in materiaal, vorm en kleur afstemmen op de oorspronkelijke en historisch juiste nokafwerking.

6.0 Natuursteen

6.1 Het toe te passen natuursteen op ambachtelijke wijze verwerken door middel van hakken, frijnen en dergelijke.

6.2 De te vervangen natuursteenonderdelen of -constructies uitvoeren volgens bestaande,

historisch juiste detaillering. Vervangen onderdelen ter controle bewaren tot de subsidie is vastgesteld.

6.3 geen natuursteenreiniging toepassen.

6.4 Gevels, gevelelementen en ornamenten niet impregneren en geen steenverstevigers toepassen.

7.0 Diversen

7.1 Het glaswerk uitvoeren in enkel glas (in stopverf gezet) en in principe geen gebruik maken van glaslatten; glaslatten alleen toepassen in situaties waar dit historisch juist is. Voor detaillering van glaslatten zie de voorschriften 2.1 en 2.2.

7.2 Bij onderhoud of herstel van smeedijzeren onderdelen zoals tuinhekken, gevelankers en ander siersmeedwerk al het ijzerwerk volledig van oude verflagen en roest ontdoen.

7.3 Bij demonteren van tuinhekken de hoofdstaanders in de voetmuur handhaven. Hoofdstaanders niet afslijpen en deze later weer aanlassen .

7.4 Het hang- en sluitwerk van ramen, deuren en luiken uitvoeren volgens bestaande (oorspronkelijke) modellen.

7.5 De houtaantasterbestrijding uitvoeren met een middel op basis van permethroïden en volgens de norm NEN 3252. Voordat tot bestrijding wordt overgegaan, eerst de ruimte en de constructies goed stofvrij maken.

7.5.1 Bij toepassing van injectoren ter bestrijding van houtaantasters, vooraf op het kapplan of op de spanttekeningen het aantal en de plaats van de injectoren aangeven. Dit kapplan of eventuele tekeningen vooraf ter goedkeuring voorleggen aan de gemeente.

7.5.2 Het uitvoerend bedrijf na uitvoering van de bestrijding een schriftelijke garantie van ten minste vijf jaar laten afgeven; dit in verband met de cyclustijd van de larven.

7.5.3 Het uitvoerend bedrijf bij de toegang tot de behandelde ruimten of kappen een plaat laten bevestigen met daarop de datum van de bespuiting, het toegepaste middel, de garantietermijn en de naam van het bedrijf dat de bestrijding heeft uitgevoerd.

Bijlage 4 en 5

Aanvraag- en gereedmeldingsformulieren

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling