Regeling vervallen per 01-01-2013

Wet maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-12-2012

Intitulé

Wet maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Achtkarspelen;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief

chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij

het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het

normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal

verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis

daarvan aangaan van sociale verbanden;

e.Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b.

van de wet;

f.Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten

het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de

woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij

regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen

en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan

het lokale maatschappelijke leven;

g.Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe

beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en

adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

h.Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een

algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

i.Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en

wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een

persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming betaald moet worden en

waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

j.Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm

van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

k.Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te

verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit

maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

l.Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke

kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

m.Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks dan

wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

n.Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit

deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen

kosten van een dergelijke voorziening;

o.Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten

gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat

deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan

vervangen;

p.Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een

woning bewoont;

q.Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden

budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het

persoonsgebonden budget verschuldigd is.

Artikel 2. Beperkingen.

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is ter opheffing of vermindering van de beperkingen op het gebied

van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal

verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan

aangaan van sociale verbanden;

b.deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden

aangemerkt;

  • c.

    deze in overwegende mate op het individu is gericht.

    • 2.

      Geen voorziening wordt toegekend:

  • a.

    indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Achtkarspelen;

  • c.

    voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de

aard van de in de woning gebruikte materialen;

d.voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het

uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

e.voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in

vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de

voorziening wordt aangevraagd;

f.voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het besluit

op de aanvraag heeft gemaakt;

g.indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens

deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen

gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is

verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van

omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3. Keuzevrijheid.

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als

persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen neergelegde criteria.

Artikel 4. Voorziening in natura.

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of

dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeente Achtkarspelen en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals

genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen in de beschikking

opgenomen.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget.

1.Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende

voorwaarden van toepassing:

  • a.

    een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

  • b.

    de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende

situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met

een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke

ondersteuning gemeente Achtkarspelen;

c.de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college

vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen;

d.op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente

Achtkarspelen van toepassing.

2.De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan

worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3.

    Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

  • 5.

    Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 6.

    Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er

aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren

van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9. Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het

huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de in artikel 8 onder a. genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 10. Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g.

onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid

waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het

huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 11. Omvang van de hulp bij het huishouden.

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse 1, 0 tot en met 1,9 uur per week; Klasse 4, 7 tot en met 9,9 uur per week;

Klasse 2, 2 tot en met 3,9 uur per week; Klasse 5, 10 tot en met 12,9 uur per week;

Klasse 3, 4 tot en met 6,9 uur per week; Klasse 6, 13 tot en met 15,9 uur per week.

Artikel 12. Omvang van het persoonsgebonden budget.

De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden

jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning

gemeente Achtkarspelen.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 13. Vormen van woonvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 14. Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.

1.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in

artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare

beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de

algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

2.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in

artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 15. Soorten individuele woonvoorzieningen.

De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte.

Artikel 16. Primaat van de verhuizing.

1.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een

voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare

beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

2.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een

voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het

eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

3.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een

voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 17. Primaat van de losse woonunit.

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 18. Uitsluitingen.

1.Geen woonvoorzieningen worden getroffen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters,

tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en kamerverhuur;

2.Geen woonvoorzieningen worden getroffen aan specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte

woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij

nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 19. Hoofdverblijf.

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het

bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

3.De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen

woning staat.

4.De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde

woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente vast te

leggen maximumbedrag.

5.Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 20. Beperkingen.

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

a.de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op

grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek

geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

b.de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare

meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het

college;

c.deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische

deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

d.de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie

of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is

van een onverwacht optredende noodzaak;

e.de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte

die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling

of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten

woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

f.als de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing

waartoe op grond van belemmeringen van medische aard bij het normale gebruik van de woning

geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig is, tenzij ten behoeve

van de gehandicapte langer dan 7 jaar geleden, gerekend vanaf de aanvraagdatum, een

woonvoorziening ingevolge de Wvg of de RGSHG en BGSHG is verstrekt.

Artikel 21. Terugbetaling bij verkoop.

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 22. Vormen van vervoersvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken

voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 23. Het recht op een algemene voorziening.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in

artikel 22 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer

onmogelijk maken.

Artikel 24. Het primaat van het collectief vervoer.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in

artikel 22, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:

a.aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief

systeem als bedoeld in artikel 22, onder a., onmogelijk maken dan wel

b.een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a., niet aanwezig is.

Artikel 25. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen.

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen of duurzaam samenwonenden meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 26. Omvang in gebied en in kilometers.

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale

verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000

kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 27. Vormen van rolstoelvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel

voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 28. Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel.

1.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare

beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning

noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere

Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

2.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare

beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

3.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in

artikel 27, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare

beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 29. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 28, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van

artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in

aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.

Artikel 30. Gebruik aanvraagformulier.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld

formulier.

Artikel 31. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Sociaal loket van de gemeente Achtkarspelen, in welk

loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene

Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 32. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking.

1.Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op

een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

a.op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en

hem te ondervragen;

b.op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen

deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag een persoon betreffend, die nog niet eerder een aanvraag

in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de

kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning

gemeente Achtkarspelen te boven zal gaan;

  • c.

    het college dat overigens gewenst vindt.

    • 3.

      Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

    • 4.

      Bij de advisering zoals genoemd in het tweede lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de

systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

5.De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en

bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een

beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 33. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de

aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 34. Wijzigingen in de situatie.

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college

mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze

van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 35. Intrekking van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat,

waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

2.Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan

worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 36. Terugvordering

1.Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële

tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

2.In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening

worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 37. Hardheidsclausule.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 38. Indexering.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 39. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 40. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

gemeente 2007.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Achtkarspelen,

op dd-mm-200..

De voorzitter, De griffier,