Regeling vervallen per 22-01-2016

Algemene subsidieverordening

Geldend van 01-01-2001 t/m 21-01-2016

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE ACHTKARSPELEN

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en de bepalingen van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de "Algemene subsidieverordening gemeente Achtkarspelen"

Aan de Gemeenteraad

Raad :

Punt no. :

29 november 2001

Voorstel :

Vaststelling Algemene subsidieverordening gemeente Achtkarspelen

Korte toelichting

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat sinds 1 januari 1998 een afzonderlijke titel met betrekking tot subsidies. Deze titel geeft een wettelijk kader voor alle subsidies van het Rijk en de decentrale overheden, dus ook voor de gemeenten.

Daarbij staat centraal de eis dat subsidie in beginsel een wettelijke grondslag heeft. Voor de gemeenten betekent dit dat subsidieverlening in beginsel op grond van een gemeentelijke subsidieverordening moet plaatsvinden.

Nadere toelichting

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat sinds 1 januari 1998 een afzonderlijke titel met betrekking tot subsidies. Deze titel geeft een wettelijk kader voor alle subsidies van het Rijk en de decentrale overheden, dus ook voor de gemeenten.

Daarbij staat centraal de eis dat subsidie in beginsel een wettelijke grondslag heeft. Voor de gemeenten betekent dit dat subsidieverlening in beginsel op grond van een gemeentelijke subsidieverordening moet plaatsvinden. De Algemene subsidieverordening bevat geen inhoudelijke criteria met betrekking tot de subsidieverlening. Deze zijn te vinden in de bij deze verordening behorende deelverordeningen met betrekking tot de verschillende beleidsterreinen en de daarop gebaseerde beleidsplannen.

Het maken van deze deelverordeningen zal de komende maanden plaatsvinden, te beginnen met een deelverordening op het gebied van sociaal-cultureel werk.

Het is van belang de Algemene subsidieverordening zo snel mogelijk vast te stellen, omdat het op basis van deze verordening mogelijk wordt subsidieplafonds voor bepaalde werksoorten in de begroting op te nemen. Dit is met name van belang voor zogenaamde open-eindregelingen.

Voor meer informatie verwijzen wij u naar de toelichting op de verordening.

Voorstel

De Algemene subsidieverordening gemeente Achtkarspelen vaststellen overeenkomstig bijgaand concept.

Advies commissie

Over dit voorstel hebben wij het advies gevraagd van de commissie Algemene Zaken en Financiën.

Buitenpost,

Burgemeester en Wethouders van Achtkarspelen,

secretaris, burgemeester,

R.Groninger B. Schmidt

Bijlagen : verordening

Ter inzage :

Ambtenaar : mr. R. van der Heide

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.subsidie:

de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

b.activiteit:

elke vorm van handelen, of het nalaten daarvan, door een subsidieontvanger zonder winstoogmerk.

c.subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak per werksoort ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

  • d.

    structurele subsidie: een subsidie die voor een of meer boekjaren wordt verstrekt aan rechtspersonen ter bekostiging van hun structurele actviteiten; afdeling 4.2.8. van de wet is hierop van toepassing.

  • e.

    incidentele subsidie:

een subsidie voor een eenmalige activiteit die wordt verricht binnen twaalf maanden nadat de aanvraag is ingediend.

f.werksoort:

een specifiek deel van het gemeentelijk beleid waarop activiteiten worden uitgevoerd.

g.de wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle gemeentelijke subsidies tenzij bij afzonderlijk raadsbesluit anders is bepaald.

Artikel 3 Algemene eisen

  • 1. Subsidies worden toegekend aan instellingen die volledige rechtspersoonlijkheid bezitten.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

  • 3. Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze in voldoende mate in het algemeen gemeentelijk belang worden geacht. Bij gemeentelijke verordening kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald alsmede andere criteria die voor die verstrekking worden vastgesteld. Hierbij kunnen ook regels worden vastgesteld met betrekking tot de verplichtingen die aan de subsidiebeschikking kunnen worden verbonden.

Artikel 4 Subsidieplafond

De gemeenteraad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten en subsidieplafonds vast die per werksoort beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om een structurele subsidie wordt voor 1 juni voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd, ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen naast de in artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens het verstrekken van nadere informatie verlangen die zij noodzakelijk achten voor een goede beoordeling van de in het eerste lid bedoelde subsidieaanvraag.

  • 3.

    Een aanvraag om een incidentele subsidie moet worden ingediend ten minste acht weken voordat met de activiteit een begin wordt gemaakt.

  • 4.

    De aanvraag om een incidentele subsidie gaat vergezeld van een gespecificeerde begroting met toelichting en een beschrijving van de voorgenomen activiteiten.

Hoofdstuk 3 De subsidieverlening

Artikel 6 De beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen een subsidie met inachtneming van de bepalingen van de wet, deze verordening en de daarop gebaseerde deelverordeningen, alsmede het ter uitvoering daarvan vastgestelde beleid tot het voor de werksoort vastgestelde subsidieplafond.

  • 2. De beschikking op een aanvraag om een structurele subsidie wordt uiterlijk genomen op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3. De beschikking op een aanvraag om een incidentele subsidie wordt genomen binnen acht weken nadat de aanvraag is ingediend.

Artikel 7 Structurele subsidie

  • 1.

    Een structurele subsidie kan voor maximaal vier kalenderjaren worden verleend.

  • 2.

    Indien voor meerdere jaren een structurele subsidie is verleend, brengt de subsidie-ontvanger voor 1 april van het jaar volgend op een subsidiejaar verslag uit aan burgemeester en wethouders over de in het subsidiejaar verrichte activiteiten, de voortgang van de eventueel overeengekomen prestaties en de financiële ontwikkelingen.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 8 Overige doelgebonden verplichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger naast de in artikel 4:37 van de wet vermelde standaardverplichtingen ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de beschikking.

Artikel 9 Niet-doelgebonden verplichtingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2. Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 10. Vergoeding met subsidie behaald vermogensvoordeel

  • 1.

    In de gevallen genoemd in het tweede lid van artikel 4:41 van de wet is de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de toename van het vermogen.

Hoofdstuk 5 De subsidievaststelling

Artikel 11 Vaststelling

  • 1.

    De subsidie-ontvanger dient een aanvraag tot vaststelling van een structurele subsidie in vóór 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor structurele subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidie-ontvanger dient een aanvraag tot vaststelling van een incidentele subsidie in binnen acht weken na afloop van de activiteit, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteit is vastgesteld.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen een structurele subsidie vast binnen zes maanden nadat de aanvraag als bedoeld in het eerste lid is ingediend; een incidentele subsidie stellen zij vast binnen acht weken nadat de aanvraag als bedoeld in het tweede lid is ingediend.

Hoofdstuk 6 Uitbetaling van subsidie

Artikel 12 Betaling

  • 1. De subsidie wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.

  • 2. De subsidie wordt binnen tien weken na de subsidievaststelling betaald.

Artikel 13 Voorschotten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een of meer voorschotten verlenen op de subsidie volgens het schema dat is opgenomen in de beschikking.

  • 2. Voorschotten, als bedoeld in het eerste lid, worden verrekend bij de definitieve vaststelling van de subsidie.

Artikel 14 Terugvordering

Indien het definitief vastgestelde subsidiebedrag meer dan vijfentwintig Euro lager is dan het totaal van de over dat jaar verstrekte voorschotten vorderen burgemeester en wethouders het verschil terug.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van

het bepaalde in deze verordening.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als "Algemene subsidieverordening gemeente

Achtkarspelen".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad, gehouden op 29 november 2001
de secretaris, de voorzitter,

Toelichting Bij de Algemene subsidieverordening gemeente Achtkarspelen

Algemeen

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat sinds 1 januari 1998 een afzonderlijke titel met betrekking tot subsidies. Deze titel geeft een wettelijk kader voor alle subsidies van het Rijk en de decentrale overheden, dus ook voor de gemeenten.

Daarbij staat centraal de eis dat subsidie in beginsel een wettelijke grondslag heeft. Voor de gemeenten betekent dit dat subsidieverlening in beginsel op grond van een gemeentelijke subsidieverordening moet plaatsvinden.

Deze Algemene subsidieverordening en de daarbij behorende deelverordeningen zijn bedoeld om aan die eis te voldoen. Tot nu toe zijn er wel diverse subsidieverordeningen op deelterreinen, maar deze voldoen niet meer aan de wettelijke criteria. Bovendien vindt subsidiëring vaak plaats op grond van beleidsregels. Met ingang van 1 januari 2002 is dat niet meer toegestaan.

De meeste formele regels met betrekking tot subsidies staan in de Awb en hoeven dus niet in een gemeentelijke verordening te worden herhaald. De Algemene subsidieverordening beperkt zich daarom tot de hoofdlijnen en bevat daarnaast slechts aanvullende bepalingen op de Awb, voor zover deze dit vereist dan wel toelaat.

De Algemene subsidieverordening bevat geen inhoudelijke criteria met betrekking tot de subsidieverlening. Deze zijn te vinden in de bij deze verordening behorende deelverorde- ningen met betrekking tot de verschillende beleidsterreinen en de daarop gebaseerde beleidsplannen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a.Subsidie. De definitie van het begrip subsidie is overgenomen uit de Awb en bevat verschillende elementen. In het algemeen kan worden gesteld dat van subsidie sprake is als wordt voldaan aan de elementen van de begripsomschrijving (materieel subsidiebegrip). De gekozen benaming (subsidie, bijdrage, uitkering, financiering, enz.) is dus niet van belang.

Het woord aanspraak benadrukt dat de beslissing om subsidie te verstrekken niet vrijblijvend is. Ook de verlening van een subsidie voorafgaand aan de gesubsidieerde activiteit vestigt een rechtens afdwingbare, zij het voorwaardelijke, aanspraak op financiële middelen.

Het element financiële middelen heeft tot gevolg dat verstrekkingen in natura (indirecte subsidies) niet onder het subsidiebegrip vallen, ook niet indien deze op geld waardeerbaar zijn.

Het element met het oog op bepaalde activiteiten drukt het gebonden karakter van de subsidie uit.

Het element anders dan als betaling voor goederen of diensten houdt commerciële transacties met de overheid buiten het subsidiebegrip. Van subsidie is in dergelijke gevallen alleen nog sprake als de betaling onmiskenbaar zozeer boven de marktprijs ligt dat redelijkerwijs niet meer van betaling kan worden gesproken.

  • b.

    Activiteit. Ook een nalaten, zoals het braak laten liggen van grond, kan een activiteit zijn in het kader van subsidieverlening.

  • c.

    Subsidieplafond. Het begrip subsidieplafond geeft een oplossing voor het probleem dat enerzijds de begroting geen ruimte biedt voor subsidiëring, terwijl anderzijds de wet of algemene beginselen van behoorlijk bestuur weigering of intrekking van de subsidie niet zonder meer toelaten. Het enkel ontbreken van een begrotingspost ontslaat de overheid namelijk niet van haar plicht om financiële verplichtingen jegens haar burgers na te komen, zoals reeds in het midden van de 19e eeuw door de Hoge Raad is bepaald.

In de praktijk doet dit probleem zich voor als het aantal aanvragen en daarmee de omvang van het beroep op een subsidieregeling vooraf onbekend is (open-einde-regeling). Door het vaststellen van een subsidieplafond worden de wettelijke aanspraken beperkt.

  • d.

    Structurele subsidie. Hiermee worden bedoeld subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen ter bekostiging van hun structurele activiteiten. Hierbij moet worden gedacht aan exploitatiesubsidies en aan budgetsubsidiëring, waarbij het subsidiebedrag direct gerelateerd wordt aan een bepaald niveau van prestaties of activiteiten. Voor de structurele subsidie is afdeling 4.2.8. van de Awb van toepassing verklaard. Deze afdeling, getiteld Per boekjaar vertsrekte subsidies aan rechtspersonen bevat voornamelijk procedurele voorschriften die zijn toegesneden op dit soort subsidies.

  • d.

    Incidentele subsidie. Deze subsidie is afzonderlijk gedefinieerd om haar te onderscheiden van structurele subsidies, die meestal meerjarig zijn. Het onderscheid is vooral van belang in verband met de te stellen voorwaarden, ook op het terrein van administratie en controle.

Artikel 2 Reikwijdte

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 3 Algemene eisen

In het eerste lid is bepaald dat subsidies alleen kunnen worden toegekend aan instellingen die volledige rechtspersoonlijkheid bezitten, met de mogelijkheid van ontheffing in bijzondere gevallen (tweede lid). Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat allerlei informele organisaties zonder duidelijke organisatiestructuur en bevoegdhedenverdeling aanspraak op subsidie kunnen maken.

Het derde lid geeft als algemeen beoordelingscriterium aan dat de te subsidiëren actviteiten in voldoende mate in het algemeen belang moeten zijn. Nadere criteria kunnen per werksoort in deelverordeningen worden aangegeven.

Artikel 4 Subsidieplafond

Het begrip subsidieplafond is bij artikel 1 al nader toegelicht. Een subsidieplafond leidt automatisch tot de weigering van een subsidie wat betreft het gedeelte dat boven het subsidieplafond uitstijgt (art. 4:25, lid 2 van de Awb). In de weigeringsbeschikking hoeft niet meer te worden gemotiveerd waarom het financiële belang van de gemeente zwaarder moet wegen dan de belangen van de aanvrager. Het rechtsgevolg onstaat als het subsidieplafond is vastgesteld en bekendgemaakt. Dit laatste moet gebeuren vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld (art. 4:27 Awb).

Artikel 5 Subsidieaanvraag

Dit artikel bevat een aanvullende regeling van het indieningstijdstip en de bij de aanvraag te overleggen bescheiden. Voor structurele subsidies geeft de Awb de volgende regels.

Artikel 4:61

  • 1.

    De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan

geen behoefte is, en

b.een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie

niet van belang is.

2.Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in

artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

Artikel 4:64

1.Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde

rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar

geen subsidie werd aangevraagd, voorts vergezeld van:

a.een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de

statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

b.de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van

het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de

toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de

financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

2.De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag

over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld

in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige

schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een

mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

3.Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan

vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 4:65

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft

aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling

in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de

beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 6 De subsidiebeschikking

In dit artikel wordt de bevoegdheid tot het verlenen van subsidies neergelegd bij het college van burgemeester en wethouders. Deze houden bij de uitoefening van die bevoegdheid rekening met de bepalingen van deze verordening, de daarop gebaseerde deelverordeningen per werksoort en het ter uitvoering daarvan vastgestelde beleid, alsmede het per werksoort vastgestelde subsidieplafond.

Met de term subsidieverlening wordt de beschikking aangeduid die voorafgaand aan de te subsidiëren activiteit wordt gegeven. De subsidieverlening geeft de subsidie-ontvanger een voorwaarderlijke aanspraak op financiële middelen, waarvan de precieze omvang vaak nog niet vaststaat. De aanspraak is voorwaardelijk omdat het op dat moment nog niet zeker is of de aanvrager ook werkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en hij zich houdt aan de opgelegde verplichtingen. De subsidieverlening verplicht de subsidie-ontvanger op zichzelf niet rechtstreeks en onvoorwaardelijk tot het daadwerkelijk verrichten van de gesubsidieerde activiteit. De subsidie-ontvanger behoudt in beginsel de vrijheid om van de activiteit af te zien, hetgeen uiteraard tot gevolg heeft dat hij dan ook iedere aanspraak op subsidiegelden verliest. Dit is slechts anders als uitdrukkelijk een verplichting tot het daadwerkelijk verrichten van de gesubsidieerde activiteit is opgenomen in een zogenaamde afdwingovereenkomt of rechtstreeks als subsidieverplichting.

De Awb geeft aan welke onderwerpen in beginsel moeten worden geregeld in de beschikking tot subsidieverlening: een omschrijving van de gesubsidieerde activiteiten (art. 4:30, lid 1), de subsidiemaatstaf of met maximum subsidiebedrag (art. 4:31), duur van de subsidie (art. 4:32). Ook subsidievoorwaarden, waaronder een eventueel begrotingsvoorbehoud, moeten in de beschikking worden opgenomen (art. 4:33 en 4:34).

De gronden waarop een subsidie kan worden geweigerd staan ook in de Awb (art. 4:25, lid 2 en art. 4:35).

Artikel 4:25, lid 2

Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 4:35

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de versterkking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten anzien van hem de schuldaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Daarnaast kan een subsidie worden geweigerd als ze niet in voldoende mate in het gemeentelijk belang wordt geacht. Dat vloeit voort uit art. 3, lid 3 van deze verordening.

De hierboven genoemde weigeringsgronden zijn overigens niet-limitatief. Zij kunnen worden aangevuld met bijvoorbeeld weigeringsgronden die in een deelverordening worden opgenomen.

Artikel 7 Structurele subsidie

In dit artikel wordt de periode voor het verlenen van een structurele subsidie begrensd tot vier jaar, hetgeen overeenstemt met de periode waarover de Perspectiefnota zich uitstrekt.

Bij een structurele subsidie die voor meer dan een jaar wordt verleend, moeten jaarlijks tussentijds rapportages worden uitgebracht.

Artikel 8 Overige doelgebonden verplichtingen

In artikel 4:37 van de Awb zijn standdaardverplichtingen opgenomen die desgewenst aan subsidie-ontvangers kunnen worden opgelegd.

Artikel 4:37

1.Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met

betrekking tot:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die

nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

  • d.

    de te verzekeren risico's;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten

en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de

vaststelling van de subsidie van belang zijn;

g.het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor

derden;

h.het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393,

eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan

gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

2.Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt

opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

De in het artikel genoemde verplichtingen zijn niet limitatief.

Artikel 8 van de Algemene subsidieverordening is gebaseerd op artikel 4:38 van de Awb, dat de mogelijkheid schept bij of krachtens verordening ook andere dan de in artikel 4:37 Awb genoemde verplichtingen op te leggen. Het moet dan wel gaan om verplichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het met de subsidie nagestreefde doel te verwezenlijken.

De doelgebonden verplichtingen kunnen rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit, maar ook een meer afgeleid en ondersteunend karakter hebben.

Voorbeeld van het eerste: een verplichting aan een instelling om bepaalde activiteiten ten behoeve van derden (bijvoorbeeld cursussen) uitsluitend te laten verzorgen door personen die aan bepaalde opleidingseisen voldoen.

Voorbeeld van het tweede: verplichting inzake de wijze waarop de administratie moet worden gevoerd of aan het bestuursorgaan moet worden gerapporteerd over de activiteiten.

Ook kan een verplichting worden opgelegd aan de subsidie-ontvanger om zelf in een eigen bijdrage of aanvullende inkomsten te voorzien.

Atikel 9 Niet-doelgebonden verplichtingen

Dit artikel biedt de mogelijkheid tot het opleggen van verplichtingen die geen direct verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Voorbeelden van niet-doelgebonden verplichtingen zijn het aanbrengen in een gebouw van voorzieningen voor gehandicapten of het beschikbaar stellen van een stageplaats in het kader van een werkervaringsproject.

De niet-doelgebonden verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Hieruit volgt dat bijvoorbeeld van een gesubsidieerde welzijnsinstelling of een museum wel kan worden geëist dat de eigen activiteiten waar mogelijk op milieuvriendelijke wijze worden verricht, maar niet dat wordt meegewerkt aan het verspreiden van folders over het milieubeleid van de gemeente.

Artikel 10 Vergoeding met subsidie behaald vermogensvoordeel

Artikel 4:41 van de Awb geeft de mogelijkheid per verordening te regelen dat de subsidie-ontvanger in een aantal gevallen een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan, als de subsidie bij de subsidie-ontvanger heeft geleid tot vermogensvorming. In artikel 10 wordt van die mogelijkheid gebruik gemaakt. De hoogte van de vergoeding is gelijk gesteld aan de toename van het vermogen.

Artikel 4:41

1.In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor

zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming,

daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

a.dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk

voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

  • b.

    daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

    • 2.

      De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

  • a.

    de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of

bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

b.de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of

beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde

goederen;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • d.

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de

subsidie wordt beëindigd, of

  • e.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

    • 3.

      De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op

de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding

deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de

laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Hieronder volgen enkele voorbeelden van de in het tweede lid van artikel 4:41 genoemde gevallen.

a.Vervreemding, bezwaring, bestemmingswijziging: het geval dat een gesubsidieerde instelling met subsidiegeld een pand in eigendom krijgt en dat pand na enkele jaren met winst verkoopt of het geval dat met subsidiegeld aangeschafte kostbare apparatuur wordt verkocht.

  • b.

    Ontvangst schadevergoeding voor verlies of beschadiging: deze grond kan zich voordoen wanneer bij wijze van schadevergoeding ontvangen gelden niet worden gebruikt voor vervanging van de verloren gegane of beschadigde goederen.

  • c.

    , d. en e. Beëindiging subsidieverhouding: het betreft hier gevallen waarin de financiële relaties tussen de subsidieverlener en subsidie-ontvanger moeten worden afgewikkeld, in welk kader kan worden vastgesteld in welke mate de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming en of daarvoor een vergoedingsplicht moet worden opgelegd.

Artikel 11 Aanvraag tot vaststelling

Bij de subsidievaststelling wordt vastgesteld of de gesubsidieerde activiteit is verricht en of de opgelegde verplichtingen zijn nageleefd. De subsidievaststelling geeft een onvoorwaardelijke en definitieve aanspraak op een bepaald bedrag en is daarmee in zoverre de afsluiting van de subsidieverhouding.

Bij de subsidieverlening moeten burgemeester en wethouders uitgaan van hetgeen bij de subsidieverlening is bepaald. Als de subsidie-ontvanger de bij de verlening omschreven activiteit heeft verricht en de verplichtingen is nagekomen en er zich geen onregelmatigheden hebben voorgedaan, dan moet de subsidie worden vastgesteld op het bedrag dat bij de verlening in het vooruitzicht is gesteld (art. 4:46 Awb).

Artikel 4:46

1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het

bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben

plaatsgevonden;

b.de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden

verplichtingen;

c.de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de

verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de

aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

d.de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist

of behoorde te weten.

3.Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten

van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in

redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling

van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Soms kan een subsdieverlening achterwege blijven omdat een subsidie meteen kan worden vastgesteld. Dit is met name het geval als men pas subsidie kan aanvragen nadat een bepaalde activiteit is verricht en het te subsidiëren bedrag volledig vaststaat.

Artikel 12 Betaling, artikel 13 Voorschotten en artikel 14 Terugvordering

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting. Een en ander is verder geregeld in Afdeling 4.2.7 van de Awb.

Artikel 15 Hardheidsclausule en artikel 16 Inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Intrekking en wijziging

Deze onderwerpen zijn geregeld in afdeling 4.2.6 van de Awb (art. 4:49 t/m 4:51).