Regeling vervallen per 01-01-2020

Notitie toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen

Geldend van 01-01-2000 t/m 31-12-2019

Intitulé

Notitie toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen

Gemeente Achtkarspelen

Buitenpost

Augustus

2012

Inhoudsopgave

  • 1.

    Inleiding blz. 1

  • 2.

    Toezicht en handhaving volgens de Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen

Peuterspeelzalen en het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen blz. 2

2.1. Toezicht blz. 2

2.2. Handhaving blz. 3

  • 3.

    Toezicht, handhaving en sanctionering gemeente Achtkarspelen blz. 6

    3.1. Toezicht blz. 7

    3.2. Handhaving/GIR blz. 7

    3.3. Sanctieprotocol blz. 7

  • 4.

    Implementatie handhavingsbeleid blz. 8

    4.1. Algemeen blz. 8

    4.2. Verantwoordelijkheden blz. 8

    4.3. Bekostiging toezicht en handhaving blz. 8

    4.4. GGD Fryslân blz. 9

    4.5. Communicatie blz. 9

Bijlage 1. Toelichting afwegingsmodel blz. 10

Bijlage 2. Uitwerking handhavingsinstrumenten blz. 12

1.Inleiding

In 2005 is de Wet kinderopvang (Wko) in werking getreden waarmee uniforme eisen waar de kinderopvang aan moest voldoen landelijk werden vastgesteld. De verantwoordelijkheid van de gemeenten beperkten zich vanaf dat moment tot het verplicht bijhouden van een gemeentelijk register Kinderopvang en het toezicht op de kwaliteit en de handhaving. De GGD's werden aangewezen voor de uitvoering van het toezicht in opdracht van de gemeenten.

In de Wet krijgt de kwaliteit van de kinderopvang een extra accent. De globale kwaliteitsnorm van de Wko verplicht houders van een kindcentrum en gastouderbureau om verantwoorde kinderopvang aan te bieden. Hieronder wordt verstaan: opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

Ingaande 2005 werden ook de beleidsregels tot uitvoering –concretisering- van de Wko op het terrein van de kwaliteit van de kinderopvang vastgesteld (Ministeriële Beleidsregels kwaliteit kinderopvang).

Deze regels in samenspraak met de brancheorganisaties en belangenverenigingen van ouders gemaakt, hebben betrekking op onder meer het pedagogisch beleidsplan, de groepsgrootte, leidster-kindratio, verblijf- en buitenruimtes, personeel, risico-inventarisaties en protocol kindermishandeling. Het toetsingskader van de GGD is een uitwerking van de wet en deze beleidsregels.

In de jaren hierop volgend zijn de Wko en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang geregeld aangepast. Zo is de Wko aangevuld met een klachtenregeling voor de oudercommissies en zijn er gaandeweg meer eisen aan de gastouderopvang gesteld.

Het in mei 2009 afgesloten convenant tussen met het Rijk, de brancheorganisaties en de belangenverenigingen van ouders hebben in 2010 tot de meest ingrijpende wetwijzigingen in de Wko geleid.

Op 1 januari 2010 werd de Wko gewijzigd. In plaats van het gemeentelijk register kinderopvang kwam er een Landelijke Register Kinderopvang (LRKO). Hierin is alle formele opvang opgenomen die aan de eisen voldoet. De gemeente blijft verantwoordelijke voor de inhoud van de gegevens en het bijhouden van het register. Voorzieningen voor kinderopvang (kinderdag-opvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en gastouders) moeten zich eerst aanmelden voor registratie en worden pas nadat de GGD geconstateerd heeft dat de voor-ziening aan alle eisen voldeed, geregistreerd in het LRKP. Alleen gebruik van geregistreerde opvang komt in aanmerking voor een toeslag van het rijk.

Ook golden er nieuwe regels voor de gastouderopvang, onder meer werden er eisen gesteld aan de deskundigheid van de gastouder en kwaliteitseisen aan de opvanglocatie. De gastouderopvang vanaf die datum ook object van toezicht en handhaving door de gemeenten. Deze nieuwe regels zijn in het overgangsjaar 2010 geïmplementeerd. Vanaf 1 januari 2011 zijn deze regels voor de gastouderopvang van kracht geworden.

Invoering van de harmonisatiewet, de Wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE), veroorzaakte per 1 augustus 2010 opnieuw een uitbreiding in de Wko. Met de wet OKE werden de kwaliteitseisen van de kinderopvang van toepassing op de uitvoering van het peuterspeelzaalwerk. Ook de kwaliteitseisen voor de uitvoering van de voorschoolse educatie vallen onder het wettelijke kader van de Wet OKE.

De nieuwe wet, Wet kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzaalwerk (Wkkp), eist ook de registratie van peuterspeelzalen en van voorschoolse educatie in het Landelijke Register (LRKP).

Deze uitbreiding wordt in de overgangsjaren 2011 en 2012 geïmplementeerd. Vanaf 1 januari 2013 moeten alle peuterspeelzalen in het LRKP geregistreerd staan, wat inhoudt dat zij aan de eisen uit de Wkkp voldoen.

Eind 2011 wordt bekend (uitspraak Raad van State 21-12-2011) dat er geen wettelijke basis ligt om te kunnen handhaven op gecontateerde overtredingen van regels vastgelegd in de ministriële Beleidsregels kwaliteit kinderopvang in tegenstelling tot overtredingen van de eisen uit de Wkkp. Omdat een beleidsregel geen wettelijk voorschrift is, kunnen er namelijk geen bestuurlijke sancties opgelegd worden bij overtreding van de Ministriële beleidsregels.

Deze uitspraak heeft niet alleen gevolgen voor de handhaving, maar ook voor het afwijzen van aanvragen tot exploitatie (registratie in LRKP).

De VNG heeft daarom het ministerie van SZW dringend verzocht de kwalititeitsregels zo spoedig mogelijk vast te stellen op een door de Raad van State wel geaccepteerde wijze. Dus door een AMvB en ministriële regeling vast te stellen met daarin dezelfde regels als in de Beleidsregels kwaliteit (en het convenant) kinderopvang.

Vanaf 6 juni 2012 zijn de AMvB met de naam ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ en de bijbehorende ministriële regeling met de naam “Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen van kracht. (Op 4 juni 2012 gepubliceerd in de Staatscourant).

De gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen heeft op basis van de Wko in augustus 2006 de notitie ‘Toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Achtkarspelen' vastgesteld. In deze notitie is beschreven op welke manier de gemeente Achtkarspelen invulling geeft aan de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het toezicht op de kwaliteit en de handhaving met gebruik van het VNG afwegingsmodel (om de zwaarte van de overtreding te bepalen) en het bijbehorende sanctiemodel.

De notitie was tot stand gekomen in samenwerking met het provinciaal Fries overleg kinderopvang. De afspraken die hierin zijn opgenomen omtrent de samenwerking met de GGD Fryslân en de sanctionering zijn uniform voor heel Fryslân. Dit heeft tot voordeel dat GGD Fryslân (onderdeel van de Hulpverleningsdienst Friesland) overal in onze provincie op dezelfde manier haar inspecties kan verrichten. Provinciaal overleg over het verloop van de inspecties heeft geleid tot aanpassingen van het afwegingsmodel en het sanctieprotocol van de VNG.

Gelet op, onder andere de verschillende wijzigingen van de wet kinderopvang, de boven-genoemde AMvB, de invoering van het Landelijk Register en de uitbreiding daarvan met de peuterspeelzalen en de mogelijkheden die de gemeenschappelijke Inspectie Ruimte van het LRKP geeft voor de gemeentelijk toezicht en handhaving, is een actualisering van ons gemeentelijk beleid noodzakelijk.

2.Toezicht en handhaving volgens de Wkkp en het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

In dit hoofdstuk wordt in grote lijnen beschreven wat de Wkkp zegt over het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang en peuterspeelzalen.

2.1.Toezicht

Het college ziet er op toe dat de Wkkp wordt nageleefd. De GGD-en zijn door het rijk aangewezen als de uitvoerende instantie om de toezichthoudende taak te verrichten.

Ondernemers die een kindercentrum (kinderdagopvang en/of buitenschoolse opvang) of een gastouderbureau willen starten moeten een aanvraag indienen bij de gemeente om zich te laten registeren in het LRKP. Personen die gastouder willen worden moeten zich via een gastouderbureau bij de gemeente melden om zich te laten registreren. De gemeente geeft opdracht aan de toezichthouder van de GGD om op basis van een inspectie een advies uit te brengen over opname van de kinderopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of gastouder (ook inspectie van opvanglocatie vraagouder). De toezichthouder gebruikt hiervoor landelijk vastgestelde toetsingskaders. De toezichthouder legt zijn bevindingen vast in een rapport (in het geval van gastouderopvang in de vorm van een brief).

Bij een positief advies neemt de gemeente het besluit tot registratie in het LRKP. De totale termijn voor de aanvraag, inspectie, rapport op maken en besluit van de gemeente bedraagt 10 weken. Als de 10-weken termijn verstreken is en er is geen opschorting van de termijn aan de orde (en geregeld), dan is er op grond van artikel 4:14 juncto paragraaf 4.1.3.3 Awb, sprake van Lex Silencio Positivo (LSP) De gemeente moet dan de positieve beschikking afgeven waarin de toekenning van rechtswege bekend wordt gemaakt.

Daarnaast bestond tot december 2011 de wettelijke verplichting dat de toezichthouder jaarlijks of tweejaarlijks onderzocht of elk kindercentrum of gastouderbureau aan de kwaliteitseisen voldeed.

Vanaf 2012 wordt een nieuwe methode van risicogestuurd toezicht toegepast op de kwaliteit van kinderopvang en vanaf 2013 op het peuterspeelzaalwerk. Door het risico te bepalen op (niet)naleving van de kwaliteitseisen, kunnen de toezichtsinspanningen gerichter worden ingezet: 'meer waar nodig, minder waar mogelijk'. Er blijft een jaarlijkse inspectie bestaan maar de inspectieactiviteit wordt voor iedere locatie op maat ingezet. Voor de gastouders geldt dat de jaarlijkse inspectie door middel van een steekproef plaatsvindt. Daarbij wordt het risicoprofiel van het gastouderbureau waar de gastouderbij aangelsoten is in de overweging van de steekproef meegenomen.

De toezichthouder kan bijvoorbeeld naar aanleiding van een signaal ook een incidenteel (gericht) onderzoek uitvoeren. Een bijzondere controle is de herinspectie. De herinspectie dient een specifiek doel, bijvoorbeeld nagaan of de houder uitvoering heeft gegeven aan een aanwijzing.

Het toezicht door de GGD is eerstelijnstoezicht in opdracht van de gemeente.

De Inspectie van het Onderwijs (IvhO) houdt weer toezicht op gemeenten. IvhO ziet erop toe dat het systeem van eerstelijnstoezicht en handhaving door gemeenten goed werkt. Het toezicht van IvhO is signalerend van aard. Het IvhO verricht vanaf 2011 onderzoek naar het handhavingspeil van de gemeenten (Project "Achterblijvende gemeenten" 2011-2012). Jaarlijks wordt door het college aan de gemeenteraad en aan het voor de kinderopvang verantwoordelijke ministerie verantwoording afgelegd met betrekking tot de activiteiten die hebben plaatsgevonden in het kader van toezicht en handhaving.

2.2.Handhaving

Om gemeenten (en de GGD) te ondersteunen bij het toezicht- en handhavingsproces is door KING (Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten) in samenwerking met onder andere de gemeenten, de VNG en de GGD Nederland een applicatie ontwikkeld: de Gemeenschappelijke Inspectieruimte Kinderopvang (GIR). Vanaf 2012 kunnen alle gemeenten hier gebruik van maken. De GIR bestaat uit de module GIR Inspecteren, bedoeld voor de GGD en de module GIR Handhaven, bedoeld voor de gemeente.

Beide modules zijn gekoppeld aan elkaar en aan het LRKP ten behoeve van een uniform landelijke handhaving (zie punt 3.2).

Het college kan op basis van de bevindingen van de toezichthouder ingrijpen. Hiertoe heeft het college een aantal instrumenten tot zijn beschikking. De sanctiemogelijkheden bestaan uit

  • -

    herstellende sancties: sancties die strekken tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding en

  • -

    bestraffende sancties: sancties die overtredingen bestraffen die in het verleden zijn begaan, de overtreding die is geconstateerd, wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wkkp is de bestuurlijke boete (zie 2.2.5).

Een bestuurlijke boete kan apart maar ook gelijktijdig met een herstellend handhavingstraject worden opgelegd.

Hieronder worden de sanctiemogelijkheden kort beschreven.

2.2.1 Aanwijzing en bevel

Het systeem van de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur brengen mee dat er in ieder geval onderscheid wordt gemaakt tussen overtredingen die een bevel rechtvaardigen en overtredingen waarvoor een aanwijzing aangewezen is.

2.2.1.1 Aanwijzing

Als een kindercentrum, peuterspeelzaal, gastouderbureau of gastouder zich niet aan de kwaliteitseisen houdt, kan het college een aanwijzing geven. Een aanwijzing is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In een aanwijzing staat welke vertredingen geconstateerd zijn, welke maatregelen binnen welke termijn getroffen moeten worden en de waarschuwing dat de aanwijzing kan worden afgedwongen met bestuursdwang, dwangsom of kan leiden tot een bestuurlijke boete.

De gemeente kan, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het sanctioneringstraject.

2.2.1.2 Bevel

Als de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van een kindercentrum, peuterspeelzaal of gastouder dermate tekortschiet dat de gezondheid of de veiligheid van de kinderen in direct gevaar is, dan kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. De toezichthouder is hiertoe bevoegd. De bevoegdheid voor het toepassen van de andere sanctie-instrumenten onder de Wkkp ligt bij het college. Een bevel is een beschikking in de zin van de Awb. Een bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen. Het college kan de geldigheidsduur verlengen. Deze bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van een gastouderbureau. De wetgever is van mening dat de bevelbevoegdheid niet past bij het toezicht op gastouderbureaus. Bij gastouderbureaus kan nooit sprake zijn van een situatie die acuut ingrijpen vraagt.

2.2.2 Last onder Bestuursdwang (afdeling 5.3.1 Awb)

Nadat de aanwijzing of het bevel niet uitgevoerd is, kan het college besluiten ter handhaving bestuursdwang aan te zeggen, waarbij bijvoorbeeld besloten wordt een onveilig speeltoestel op kosten van de houder weg te halen, als de ondernemer dat na aanwijzing niet zelf gedaan heeft. Niet alle overtredingen zijn geschikt om met bestuursdwang op te lossen. In plaats van bestuursdwang kan dan een last onder dwangsom worden opgelegd.

2.2.3 Last onder dwangsom (afdeling 5.3.2 Awb)

In plaats van bestuursdwang kan het college besluiten een last onder dwangsom op te leggen. Deze sanctie kan alleen worden opgelegd aan de overtreder zelf. Een last onder dwangsom wordt niet opgelegd als er acuut gevaar is. Dan is het beter om te kiezen voor bijvoorbeeld bestuursdwang. Een last onder dwangsom is, net als de last onder bestuursdwang, een herstelsanctie: de overtreding moet ’hersteld’ worden.

Gebeurt dit niet of niet tijdig, dan moet een geldsom worden betaald. Een voorbeeld waar de dwangsom een goed instrument kan zijn, is in het geval dat er consequent niet wordt voldaan aan de leidster-kind-ratio.

Dit gebeurt vaak vanuit kostenoverwegingen van de ondernemer. Door een dwangsom op te leggen, vervalt het economisch voordeel.

Daarnaast kan de gemeente besluiten om een preventieve dwangsom op te leggen zodra het gevaar voor overtreding klaarblijkelijk is (gevaar voor een overtreding die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden).

2.2.4 Exploitatieverbod

Er worden twee situaties onderscheiden waarin een exploitatieverbod kan worden opgelegd. De eerste betreft een exploitatieverbod als een aanwijzing of bevel niet wordt opgevolgd. De tweede als blijkt dat een houder niet of niet langer aan de kwaliteitseisen van de wet voldoet.

2.2.4.1 Exploitatieverbod na aanwijzing of bevel

Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau voort te zetten, zolang hij een bevel of een aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is. Het geven van een verbod tot exploitatie is een beschikking in de zin van de Awb waartegen bezwaar en beroep open staat.

2.2.4.2 Exploitatieverbod na controle

Het college kan de houder een exploitatieverbod opleggen, als op grond van een onderzoek blijkt dat het kindercentrum of het gastouderbureau naar verwachting niet dan wel niet langer aan de voorschriften voldoet.

De Wkkp maakt onderscheid tussen drie verschillende onderzoeken:

  • 1.

    Onderzoek na melding van degene die een nieuw kindercentrum of gastouderbureau wil starten;

  • 2.

    Het jaarlijkse onderzoek (zie risicogestuurd toezicht);

  • 3.

    Het incidentele onderzoek.

2.2.4.3 Verwijdering uit het register

Het college mag de gegevens van een kindercentrum, peuterspeelzaal, gastouder of gastouderbureau uit het register verwijderen, als uit onderzoek blijkt dat de houder niet aan de kwaliteitseisen voldoet.

Inzet van deze sanctie ligt echter niet meteen voor de hand. Eerst zal geprobeerd worden om afspraken te maken over het nemen van maatregelen om de tekortkomingen op te heffen.

Het verwijderen uit het register is een uiterste middel: het heeft tot gevolg dat de ouders de aanspraak op tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang verliezen.

Verwijdering uit het register kan ook indien er geen sprake is van exploitatie. Onder exploitatie wordt verstaan dat een houder bedrijfsmatig en anders dan om niet kinderen opvangt.

De gemeente kan, op grond van artikel 8, lid 1b van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, een voorziening voor kinderopvang uit het register verwijderen (uitschrijven) indien is gebleken dat de houder niet langer de voorziening voor kinderopvang exploiteert. Indien het gaat om een tijdelijke onderbreking van de opvang, bijvoorbeeld door ziekte of zwangerschap van een gastouder, dan mag deze voorziening beschouwd worden als 'in exploitatie' en kan de registratie (tijdelijk) gehandhaafd blijven.

Bovenstaande betekent dat de gemeente zelf altijd een afweging moet maken of de voorziening nog in exploitatie is. Hierbij is het relevant of er perspectief is op een hervatting (of start) van de daadwerkelijke opvangwerkzaamheden binnen een afzienbare termijn. Als de gemeente bepaalt dat de voorziening niet meer in exploitatie is, dan volgt een besluit tot uitschrijving uit het register.

De beslissing over de verwijdering uit het register is een besluit in de zin van de Awb en tegen het besluit staat bezwaar en beroep open.

2.2.5 Bestuurlijke boete houder

Op grond van artikel 1.72 Wkkp is het college bevoegd terzake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen.

Een bestuurlijke boete mag ten hoogste €45.000,- bedragen. Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college in ieder geval aangewezen in de volgende situaties:

  • -

    In geval van overtreding van een of meer van de bepalingen bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.60a Wkkp

  • -

    In geval een houder een opgelegde aanwijzing of bevel (artikel 1.65 Wkkp) niet nakomt

  • -

    In geval de houder een kindcentrum, voorziening voor gastouderopvang of gastouderbureau blijft exploiteren terwijl op grond van artikel 1.66 Wkkp aan hem een exploitatieverbod is opgelegd

  • -

    In geval de houder weigert zijn medewerking te verlenen aan een toezichthouder (artikel 5:20 Awb)

  • -

    In geval een houder een afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op het primair onderwijs niet nakomt (betreft afspraken met betrekking tot voor- en vroegschoolse educatie)

Aan de beschikking gaat een voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete vooraf. De houder heeft de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid, de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of de omstandigheden waarin de overtreder verkeerd, boeteoplegging onevenredig is. Daarvan is er in beginsel slechts sprake indien sprake is van bijzondere omstandigheden. Tegen de bestuurlijke boete staat bezwaar en beroep open.

De bestuurlijke boete kan op grond van artikel 2.27 Wkkp, niet worden ingezet bij een gesubsidieerde peuterspeelzaal.

2.2.6 Strafrechtelijke handhaving

Opzettelijke of roekeloze overtredingen die een direct gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van personen opleveren, kunnen niet met een bestuurlijke boete worden afgedaan. Strafrechtelijke handhaving (na aangifte) is in dat geval de aangewezen weg.

3.Toezicht, handhaving en sanctionering gemeente Achtkarspelen

In het vorige hoofdstuk is aangegeven welke mogelijkheden de Wkkp geeft om het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit goed te regelen. In dit hoofdstuk beschrijven we de aanpak binnen de gemeente Achtkarspelen.

3.1.Toezicht

Het college heeft vanaf 2005 eerst inspecteurs en later de directeur van GGD Fryslân aangewezen als toezichthouder en dit bekend gemaakt op de gemeentepagina van het huis-aan-huisblad. De GGD Fryslân inspecteert (risico-gestuurd toezicht) alle voorzieningen voor kinderopvang (kindercentrum –kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang-, gastouders -inclusief opvanglocatie bij vraagouder-, gastouderbureau) en de peuterspeelzalen in de gemeente Achtkarspelen die ingeschreven staan in het LRKP (zie ook 2.1.).

Daarnaast voert de GGD inspecties uit na (aan)melding van een nieuw kindercentrum, gastouderbureau of gastouder. De GGD maakt gebruik van de module GIR Inspecteren.

De afdeling Samenleving (ambtenaar kinderopvang) is gemandateerd opdrachtgever voor de inspecties en voor het uiteindelijk nemen van de beslissingen tot registratie namens het college.

De administratieve verwerking van de aanmeldingen voor registratie van gastouderopvang en van de wijzigingen in de gegevens van de gastouderopvang in het LRKP (overheidsportaal) wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de ambtenaar kinderopvang. Bij twijfel over besluit of invoering gegevens wordt daar altijd mee overlegd.

3.2.Handhaving/GIR

Het is belangrijk om vast te leggen hoe we met overtredingen van de kwaliteitsregels van de Wkkp omgaan. Afhankelijk van de prioritering die aan de overtreding hangt, wordt de overtreding gesanctioneerd. Bij de prioriteitsstelling wordt gebruik gemaakt van het vigerende afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen van de VNG. In dit model wordt gekeken naar het negatieve effect dat zich kan voordoen bij een overtreding. Hoe groter het negatieve effect, hoe hoger het belang om in te grijpen.

De gemeente Achtkarspelen heeft in 2011 deelgenomen aan de pilot GIR Handhaven en op basis van de opgedane ervaringen besloten om met GIR Handhaven door te gaan. Voordeel: geautomatiseerde verwerkingsprocessen van registratieadviezen en handhavingsacties; koppeling met meest actuele VNG afwegingsmodel en sanctieprotocol; basis voor verantwoor-ding aan gemeenteraad en ministerie.

De gemeente Achtkarspelen maakt vanaf 01-01-2012 bij de handhaving gebruik van de module GIR Handhaven. De informatie van de GGD (inspectierapporten, adviezen over opname in LRKP en handhavingsadviezen) zijn voor de gemeente zichtbaar in GIR (overheidsportaal LRKP). Bij iedere overtreding worden de van toepassing zijnde acties inclusief hersteltermijn aangegeven. Ondanks deze standarisering heeft de gemeente de bevoegdheid volgens de wet gemotiveerd af te wijken van het handhavingsadvies van de GGD.

Voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. De overreding heeft geen juridische status en is daarmee een uitstel van het handhavingstraject.

De gemeente Achtkarspelen heeft besloten om geen gebruik te maken van de mogelijkheid om een schriftelijke waarschuwing te geven omdat uit ervaring is gebleken dat een aanwijzing meer effect heeft op het herstellen van de overtreding(en).

3.3.Sanctieprotocol

Zoals al onder punt 3.2 is aangegeven wordt bij de prioriteitsstelling van de ernst van de overtreding gebruik gemaakt van het vigerende afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen van de VNG. De prioriteitsstelling (hoogte van de scores) wordt gebruikt om te bepalen welk sanctie-instrument wanneer ingezet gaat worden en door wie. Uitgangspunt is: hoe hoger de prioriteit, hoe zwaarder het sanctie-instrument. Het sanctieprotocol is een richtlijn, omdat het bij sanctionering vaak om maatwerk gaat. Als bijvoorbeeld meerdere lichte overtredingen worden geconstateerd, of een herhaling van overtredingen, kan voor een zwaardere strategie gekozen worden. Bij het plaatsvinden van meerdere overtredingen tegelijkertijd kan de keuze ook vallen op een zwaardere strategie.

4.Implementatie handhavingsbeleid

4.1Algemeen

Het beleid is in overeenstemming met de overige n van Friesland en in samenwer-king met de GGD opgesteld. De implementatie van het lokale handhavingsbeleid is deels afhankelijk van de organisatiestructuur binnen de en kan als zodanig dus per verschillen.

4.2.Verantwoordelijkheden

Binnen de Achtkarspelen hebben we na invoering van de Wkkp (waarmee wij ook verantwoordelijk zijn geworden voor de toezicht en handhaving van de peuterspeelzalen) ervoor gekozen om een splitsing te maken in de uitvoering van de Wkkp binnen drie afdelingen:

  • ·

    De administratieve verwerking van de registratie van de gastouderopvang in het LRKP en het verwerken van de wijzigingen gebeurt onder verantwoordelijkheid van de afdeling Samenleving;

  • ·

    De afdeling Samenleving is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de Wkkp;

  • ·

    De afdeling Bedrijfsvoering (Team Financiële en Juridische zaken) is verantwoordelijk voor de juridische stappen die genomen moeten worden indien geen gevolg is gegeven aan de aanwijzing binnen de gegeven hersteltermijn.

De eindverantwoordelijkheid van toezicht en handhaving ligt bij de afdeling Samenleving. Indien andere afdelingen een handhavingstraject starten (bijvoorbeeld de afdeling Ruimte) dan zal de afdeling Samenleving hierbij worden betrokken.

Bij handhavingszaken met betrekking tot een bestuurlijke boete en bij lasten is de afdeling Bedrijfsvoering (Team Financiele en Juridische Zaken) eindverantwoordelijk. Er wordt gehandeld in overleg met de afdeling Samenleving.

4.3Bekostiging toezicht en handhaving

Van de rijksbijdrage voor de gemeentelijke uitvoering van de toezicht en handhaving kinderopvang is volgens het ministerie 65% bestemd voor het toezicht uitgevoerd door de GGD en 35% voor de registratie en de handhaving door de gemeente.

Binnen de afdeling ……. maken de administratieve verwerking van de registratie gastouderopvang en wijzigingen gastouderopvang deel uit van het takenpakket van de medwerkers.

Binnen de afdeling Samenleving maken de taken van het toezicht en de handhaving deel uit van het takenpakket van één van de beleidsmedewerkers.

Voor de juridische ondersteuning bij handhavingszaken zijn geen structerele uren beschikbaar. Deze extra taak zit in het takenpakket van één van de juridisch adviseurs van de afdeling Bedrijfsvoering.

4.4GGD Fryslân

Met de GGD-Fryslân worden na de invoering van het risico gestuurd toezicht en het gebruik van GIR Handhaven nieuwe werkafspraken gemaakt.

Zodra de werkafspraken zijn vastgesteld in het Fries overleg Kindropvang zullen de afspraken als aanhangsel bij deze notitie worden toegevoegd. Ditzelfde geldt voor iedere volgende update van deze afspraken.

Binnen de begroting van de wordt jaarlijks een bedrag gereserveerd voor zowel de inspecties op basis van het risicogestuurd toezicht, de inspecties van nieuwe vestigingen als inspecties na signalen of klachten. De tarieven van de inspecties worden jaarlijks door de GGD Fryslân vastgesteld.

4.5 Communicatie

De kinderopvangorganisaties, de uitvoerder van het peuterspeelzaalwerk in de gemeente Achtkarspelen en GGD Fryslân zullen schriftelijk worden geïnformeerd over de notitie en waar deze te vinden is op de website van de gemeente en op www.overheid.nl, onder onze gemeente.

Bijlage 1. Toelichting afwegingsmodel

De gemeente hanteert het vigerende Afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang en Peuterspeelzalen van de VNG bij het uitvoeren van de handhavingacties die nodig zijn als een houder van een kindercentrum, peuterspeelzaal, gastouder of een gastouderbureau niet voldoet aan een of meer kwaliteitseisen van de Wkkp, het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen. In het model zijn de algemeen geldende regels opgenomen die de gemeente kan hanteren bij het overtreden van de kwaliteitseisen.

In het Afwegingsmodel 2012 zijn de aanpassingen vanwege de omzetting van de Beleidsregels kwaliteit naar een AMvB en ministeriële regeling kwaliteit opgenomen. Ook is vooruitlopend op de opname van alle eisen voor de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) in de Wkkp in het Afwegingsmodel geanticipeerd. (inclusief de aanvullende bepalingen ten aanzien van enkele aanvullende VOG-bepalingen die zijn opgenomen de Tijdelijke Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen, die in 2012 zijn opgesteld) Alle eisen voor de VOG worden omstreeks oktober 2012 in de Wkkp.

Het gemeentelijke handhavingtraject begint direct nadat de GGD het inspectierapport heeft geplaatst in de GIR Handhaven van het overheidsportaal van het LRKP. De GGD geeft in het rapport een handhavingadvies aan de gemeente. In het rapport is het ‘Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein’ de basis voor het afwegen van de te ondernemen handhavingactie. In dit overzicht beschrijft de toezichthouder per domein de context van de voorwaarden waar de houder niet aan voldoet. De gemeente kan, ondanks de uniformering van de handhavingacties en hersteltermijnen in GIR, aangegeven verzwarende of verzachtende omstandigheden, de inspanning van de houder enz. mee laten wegen bij het beoordelen van de te nemen handhavingactie.

Voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. De overreding heeft geen juridische status en betekent daarom een uitstel van het handhavingtraject.

De eerste juridische stap zal het opleggen van een aanwijzing zijn. In geval de GGD al een bevel heeft gegeven, dan kan dit worden beschouwd als fase 2. De gemeente kan dan direct overgaan naar fase 3: het opleggen van andere sancties. Het opleggen van een aanwijzing is dan niet nodig. De GGD geeft alleen een bevel indien hij van mening is dat de kwaliteit bij een kindercentrum of gastouderbureau zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. In geval van overtredingen met een lage of gemiddelde prioritering zal hier niet snel sprake van zijn.

De zwaarte van de prioritering komt tot uiting in de hersteltermijn die in dit model wordt aangegeven in een bandbreedte. De handhaver moet per geval de exacte hersteltermijn aangeven. Na het verstrijken van een hersteltermijn moet de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel de GGD de opdracht geven voor een herinspectie. Hiervoor moeten afspraken worden gemaakt met de GGD.

Toelichting:

-Indien er sprake is van herhaalde overtredingen danwel zware overtredingen kan een

aanwijzing worden gecombineerd met een exploitatieverbod.

Een exploitatieverbod kan eventueel gevolgd worden door bestuursdwang, dwangsom of een bestuurlijke boete. Het kindercentrum / gastouderbureau kan ook worden verwijderd uit het register.

-Naast bovengenoemde handhavingsinstrumenten is de GGD bevoegd tot het

geven van een bevel. Het college van B&W is bevoegd dit bevel te verlengen. Voor het overige geldt dat het college bevoegd is.

-Een waarschuwing is geen sanctie en kan door de gemeente gegeven worden. Een

waarschuwing is dan een “dreiging” met een sanctie zonder dat daartoe een concreet besluit genomen is; het is geen besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt.

-Het college kan de besluitvorming over sancties mandateren tenzij a) dit bij wettelijk

voorschrift anders is bepaald of b) de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet (art 10:3 lid 1 Awb).

-Het geval onder a) doet zich voor bij de sanctie bestuurlijke boete: de bevoegdheid is niet te mandateren aan degene die van de overtreding een rapport of proces verbaal (art. 77 lid 5 Wkkp) heeft opgemaakt, maar mandaat aan anderen is niet uitgesloten.

Het geval onder b) doet zich niet voor.

Bijlage 2. Uitwerking handhavingsinstrumenten

Het college ziet toe op naleving van de Wkkp. Hiertoe heeft het college directeur van de GGD als toezichthouder aangewezen. Het college kan op basis van bevindingen van de toezichthouder ingrijpen. Hiertoe heeft het college een aantal instrumenten tot zijn beschikking.

1. Aanwijzing

De bevoegdheid van het college om schriftelijk een aanwijzing te geven indien een kindercentrum of een gastouderbureau zich niet houdt aan de voorschriften die zijn opgenomen in de Wkkp, is via mandaat en ondermandaat neergelegd bij de ambtenaar.

Wettelijke basis: artikel 65, eerste lid Wkkp

Grond: het niet voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3 van de Wkkp

Vorm: schriftelijk besluit

Bevoegd: beleidsambtenaar afdeling Samenleving

Object: kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal

In de beschikking tot aanwijzing vermeldt het college:

  • -

    de wettelijke basis waarop de aanwijzing berust;

  • -

    een beschrijving van de geconstateerde overtredingen, op welke punten niet of onvoldoende wordt voldaan aan de voorschriften;

  • -

    een beschrijving van de te nemen maatregelen in verband met de geconstateerde overtredingen;

  • -

    de termijn waarbinnen de maatregelen genomen moeten zijn, eventule aankondiging van een (onverwachte) herinspectie;

  • -

    de wijze waarop een eventuele zienswijze is beoordeeld;

  • -

    de mogelijkheid van bezwaar en beroep;

  • -

    de waarschuwing dat de aanwijzing kan worden afgedwongen met bestuursdwang, dwangsom (o.b.v. art. 125 Gemeentewet) of kan leiden tot een bestuurlijke boete (o.b.v. art. 72, eerste lid Wkkp).

2. Bevel

Als de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de kinderopvang bij een kindercentrum zodanig tekortschiet, dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven.

Wettelijke basis: artikel 65, derde lid Wkkp

Grond: indien de kwaliteit van de kinderopvang bij een kindercentrum zodanig

tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. Een aanwijzing kan in een dergelijke situatie niet worden afgewacht.

Vorm: schriftelijk besluit

Geldigheidsduur: zeven dagen

Bevoegd: toezichthouder GGD, verlenging door het college

Object: kindercentrum, peuterspeelzaal

In het bevel beschrijft de toezichthouder:

  • -

    de wettelijke basis waarop het bevel berust;

  • -

    de geconstateerde overtredingen, op welke punten niet of onvoldoende wordt voldaan aan de voorschriften;

  • -

    de maatregelen die genomen moeten worden in verband met de geconstateerde overtredingen;

  • -

    de termijn waarbinnen de maatregelen genomen moeten zijn en hoe dit vervolgens wordt gecontroleerd;

  • -

    de wijze waarop een eventuele zienswijze is beoordeeld;

  • -

    de mogelijkheid van bezwaar en beroep;

    -de waarschuwing dat de aanwijzing kan worden afgedwongen met bestuursdwang, dwangsom (o.b.v. art. 125 Gemeentewet) of kan leiden tot een bestuurlijke boete (o.b.v. art. 72, eerste lid Wkkp).

3. Verbod exploitatie voort te zetten

Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau voort te zetten, zolang bij een bevel of een aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is.

Wettelijke basis: artikel 66, eerste lid Wkkp

Grond: zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang (praktisch) niet mogelijk is

Vorm: schriftelijk besluit

Bevoegd: het college

Object: kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal

In het exploitatieverbod beschrijft het college:

  • -

    de wettelijke basis waarop het verbod berust;

  • -

    de gegeven en niet opgevolgde aanwijzingen en bevelen;

  • -

    de mogelijkheden voor de houder om het exploitatieverbod te laten opheffen;

  • -

    de termijn waarbinnen de exploitatie gestaakt moet worden;

  • -

    de wijze waarop een eventuele zienswijze is beoordeeld;

  • -

    de mogelijkheid van bezwaar en beroep;

  • -

    de waarschuwing dat het verbod kan worden afgedwongen met bestuursdwang, dwangsom (o.b.v. art. 125 Gemeentewet) of kan leiden tot een bestuurlijke boete (o.b.v. art. 72, eerste lid Wkkp).

4. Verbod om in exploitatie te gaan

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie te nemen, als blijkt dat het kindercentrum of het gastouderbureau naar verwachting niet dan wel niet langer aan de voorschriften zal voldoen.

Wettelijke basis: artikel 66, tweede lid Wkkp

Grond: niet voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 3, paragraaf 2 van de Wet kinderopvang

Vorm: schriftelijk besluit

Bevoegd: het college

Object: kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal

In het exploitatieverbod beschrijft het college:

  • -

    de wettelijke basis waarop het verbod berust;

  • -

    de wijze waarop een eventuele zienswijze is beoordeeld;

  • -

    de geconstateerde tekortkomingen op welke punten niet wordt voldaan aan de

voorschriften;

  • -

    de mogelijkheid van bezwaar en beroep;

  • -

    de waarschuwing dat het verbod kan worden afgedwongen met bestuursdwang, dwangsom (o.b.v. art. 125 Gemeentewet) of kan leiden tot een bestuurlijke boete (o.b.v. art. 72, eerste lid Wkkp).

5a. Verwijdering uit het register

Het college mag de gegevens van een kindercentrum of gastouderbureau uit het register verwijderen, als uit onderzoek blijkt dat de houder niet aan de kwaliteitseisen voldoet.

Wettelijke basis: artikel 46 Wkkp en artikel 9, tweede lid Regeling wet kinderopvang

Grond: indien op basis van een onderzoek – als bedoeld in artikel 62 van de Wet

kinderopvang – is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3 van de wet gegeven voorschriften

Vorm: schriftelijk besluit; extra verplichting in de regeling om publicatie in een lokaal verspreid dag-, nieuw- of huis-aan-huisblad

Bevoegd: het college, op basis van rapport van de toezichthouder

Object: kindercentrum, gastouderbureau

Op grond van artikel 4:8 Awb moet de houder in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze bekend te maken voordat de registratie wordt verwijderd. De houder mag dit mondeling of schriftelijk doen, artikel 4:9 Awb. In bepaalde gevallen mag worden afgeweken van de verplichting tot zienswijze geven, zoals in het geval van spoed. Gelet op de impact van een dergelijke beslissing ligt het voor de hand dit besluit zeer zorgvuldig voor te bereiden. Verwijdering op termijn is ook mogelijk.

In het besluit vermeldt het college:

  • -

    de wettelijke basis waarop het besluit berust;

  • -

    de termijn waarop verwijdering plaatsvindt;

  • -

    de mogelijkheid van bezwaar en beroep.

5b.Verwijdering uit het register van de gastouder

Zie tekst onder artikel 5a en lees voor houder, kindercentrum of gastouderbureau gastouder

6. Bestuursdwang

Nadat de aanwijzing of het bevel niet ten uitvoer is gelegd, kan het college besluiten ter handhaving bestuursdwang aan te zeggen. Bestuursdwang is de herstelsanctie, inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en de verplichting om te dulden dat het bestuursorgaan de last door feitelijk handelen ten uitvoer legt, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Wettelijke basis: artikel 125 Gemeentewet

Grond: het niet opvolgen van een bevel of aanwijzing als bedoeld in artikel 65 van de Wkkp

Vorm: schriftelijk besluit

Bevoegd: het college

Object: kindercentrumm, gastouderbureau

7. Dwangsom

In plaats van bestuursdwang kan het college besluiten een last onder dwangsom op te leggen. Een last onder dwangsom wordt niet opgelegd als er acuut gevaar is. Dan is het beter om te kiezen bijvoorbeeld voor bestuursdwang. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie: de overtreding moet ‘hersteld’ worden. Gebeurt dit niet of niet tijdig dan moet een geldsom worden betaald.

Wettelijke basis: artikel 125 Gemeentewet juncto artikel 5:32, eerste lid van de Awb

Grond: het niet opvolgen van een bevel of aanwijzing als bedoeld in artikel 65 van de Wkkp

Vorm: schriftelijk besluit

Bevoegd: het college

Object: kindercentrum, gastouderbureau

8. Bestuurlijke boete houder

Een bestuurlijke boete kan worden opgelegd indien een houder een verplichting, een aanwijzing of een bevel niet nakomt of handelt in strijd met een verbod. De bestuurlijke boete bedraagt hoogstens € 45.000,-. Ook kan een bestuurlijke boete tot max. € 5.000,- worden opgelegd als een houder niet alle inlichtingen verstrekt aan het college die voor de aanspraak van een ouder op de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Wettelijke basis: artikel 72 Wkkp

Grond: het niet nakomen van een verplichting als bedoeld bij of krachtens hoofdstuk 3, een aanwijzing of bevel als bedoeld in artikel 65 van de Wet of artikel 5:20 van de Awb dan wel bij handelen in strijd met het verbod van artikel 66;

Vorm: schriftelijk besluit

Bevoegd: het college

Object: houder van een kindercentrum of gastouderbureau

Bijzonder: geen mandaat voor opleggen boete mogelijk aan de opsteller rapport. De hoogte van de boete moet worden afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate waarin de overtreding de persoon verweten kan worden en de omstandigheden waarin die persoon verkeert.

9. Strafrechtelijke mogelijkheden

De Wkkp kent in artikel 71 een bepaling die bij overtreding kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. Strafrechtelijke vervolging is geen specifieke mogelijkheid voor het college en de toezichthouder zelf.

Indien de gedraging strafbaar is, wordt het aan het OM voorgelegd, tenzij is afgesproken met het OM dat hiervan kan worden afgezien.

Wettelijke basis: artikelen 225 tot en met 227b, 447c en 447d van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 179 tot en met 182 en artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door de bijzondere opsporingsambtenaren zelf

Grond: valsheid in geschrifte, opgave van onware gegevens en schending van de

verplichting om gegevens te verstrekken, en twee specifieke overtredingen betreffende het openbaar gezag en bepaalde misdrijven tegen het openbaar gezag

Vorm: schriftelijk besluit

Bevoegd: OM en politie, opsporingsambtenaren

Object: houder en (vraag)ouder

Aandachtspunt: overgang tussen toezicht en opsporing.