Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening op de Rekenkamercommissie Achtkarspelen 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening op de Rekenkamercommissie Achtkarspelen 2015

Riedsbeslút

De raad van de gemeente Achtkarspelen;

gelezen het voorstel van het presidium van 28 november 2014;

gelet op artikel 81oa juncto art. 84 van de Gemeentewet;

Beslút:

vast te stellen de volgende

Verordening op de Rekenkamercommissie Achtkarspelen 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Commissie: de Rekenkamercommissie Achtkarspelen

  • 2. Rekenkamerfunctie: de rekenkamerfunctie als bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet

  • 3. Raad: de raad van de gemeente Achtkarspelen

  • 4. Presidium: het presidium van de raad van de gemeente Achtkarspelen

  • 5. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen

Artikel 2 Instelling en taak commissie

  • 1. De rekenkamerfunctie wordt uitgeoefend in de vorm van een commissie als bedoeld in artikel 84, eerste lid van de Gemeentewet, genaamd Rekenkamercommissie Achtkarspelen.

  • 2. De commissie heeft als taak het geven van uitvoering aan het bepaalde in de artikelen 182, 184a en 185 van de Gemeentewet.

  • 3. De onderzoeken als bedoeld in het tweede lid moeten gericht zijn op de structurele processen met als doel te leren van gedane zaken. Incidenten kunnen aanleiding zijn voor onderzoek, maar het zwaartepunt moet liggen bij de structurele beleidsevaluatie, waarbij het gaat om effectiviteit van beleid.

Artikel 3 Samenstelling en benoeming

  • 1. De commissie bestaat uit vier leden, waaronder een voorzitter.

  • 2. Met het lidmaatschap van de commissie zijn niet verenigbaar de functies zoals genoemd in artikel 81f van de Gemeentewet.

  • 3. Het presidium doet een voordracht aan de raad voor de benoeming van de leden van de commissie, in overeenstemming met het presidium van de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel.

  • 4. De raad benoemt de leden voor de duur van vier jaar. De leden kunnen maximaal eenmaal worden herbenoemd voor een periode van vier jaar. Bij het door de commissie vastgestelde Reglement van Orde wordt als bijlage een rooster van aftreden van de leden gevoegd.

  • 5. De raad kan, op voordracht van het presidium, plaatsvervangende leden benoemen.

Artikel 4 Einde van het lidmaatschap

  • 1. De raad ontslaat de leden van de commissie.

  • 2. Een lid wordt ontslag verleend:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie;

    • c.

      wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • e.

      indien hij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen;

  • 3. Een lid van de commissie kan worden ontslagen:

    • a.

      indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

    • b.

      indien hij handelt in strijd met artikel 15, eerste lid van de Gemeentewet.

  • 4. Bij ontslag op eigen verzoek blijven de leden hun functie vervullen totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 5 Voorzitter en secretaris

  • 1. De raad benoemt een van de leden van de commissie tot voorzitter, op voordracht van het presidium en gehoord de andere leden van de commissie.

  • 2. De voorzitter heeft als taken:

    • a.

      het bevorderen van het tot stand komen van een onderzoeksrapport met conclusies en aanbevelingen;

    • b.

      het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming binnen de commissie;

    • c.

      de leiding van de vergaderingen van de commissie;

    • d.

      het in voorkomende gevallen optreden namens de commissie.

  • 3. De raadsgriffier of een door deze aangewezen griffiemedewerker is secretaris van de commissie.

  • 4. Tot de taken van de secretaris behoren:

  • 1. de procescoördinatie van de onderzoeken;

  • 2. de secretariële ondersteuning van de commissie;

  • 3. de organisatievan de vergaderingen in overleg met de voorzitter, de verslaglegging van de vergaderingen en de correspondentie van de commissie.

  • 5. De secretaris is bevoegd om deel te nemen aan de beraadslagingen van de commissie en heeft daarbij een adviserende stem.

Artikel 6 Gedragscode

De Gedragscode voor bestuurders, zoals vastgesteld door de raad, is van toepassing op de leden van de commissie.

Artikel 7 Budget en vergoedingen leden

  • 1. De commissie is bevoegd binnen een haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de volgende kosten gebracht:

    • a.

      de vergoedingen van de leden;

    • b.

      externe deskundigen die door de commissie zijn ingeschakeld;

    • c.

      eventuele overige uitgaven die de rekenkamer nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 3. De leden van de commissie ontvangen een door het presidium vast te stellen maandelijkse vergoeding voor hun werkzaamheden, alsmede een vergoeding van hun reiskosten overeenkomstig de voor de ambtenaren van de gemeente Achtkarspelen geldende reiskostenregeling.

  • 4. De in het derde lid bedoelde vergoeding wordt periodiek aangepast overeenkomstig de indexering van de vergoedingen voor commissieleden als bedoeld in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden..

Artikel 8 Inventarisatie en selectie van onderwerpen

  • 1. De commissie bepaalt welke onderwerpen zij onderzoekt.

  • 2. De commissie doet ten minste één onderzoek per jaar.

  • 3. Bij de keuze van de onderwerpen en de uitvoering van de onderzoeken werkt de commissie zoveel mogelijk samen met de commissie van de gemeente Tytsjerksteradiel.

  • 4. Conform artikel 182, tweede lid van de Gemeentewet kan de raad de commissie verzoeken een onderzoek in te stellen. De commissie bericht de raad binnen zes weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan.

  • 5. De commissie stelt de inwoners van de gemeente jaarlijks door middel van een daarvoor geschikte publicatie in de gelegenheid tot het aandragen van te onderzoeken onderwerpen. Degene die een onderwerp heeft aangedragen, wordt door de commissie schriftelijk op de hoogte gesteld van het besluit van de commissie dienaangaande.

Artikel 9 Werkwijze commissie

  • 1. De wijze van werken van de commissie wordt vastgelegd in een door de commissie vast te stellen reglement van orde; het reglement wordt na de vaststelling ter kennisgeving aan de raad gezonden.

  • 2. De commissie stelt voor ieder te onderzoeken onderwerp een onderzoeksopzet vast en formuleert de onderzoeksvragen. Deze worden ter kennisneming naar de raad en het college gestuurd.

  • 3. Voor de onderzoeksopzet, formulering van de onderzoeksvragen en probleemstellingen en de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, gebruik maken van de hulp van (een) externe onderzoeker(s).

  • 4. De vergaderingen van de commissie en de bijeenkomsten waarin personen namens de commissie worden gehoord, zijn niet openbaar, tenzij de commissie, met inachtneming van het belang van de te horen personen, anders beslist.

  • 5. Leden van de commissie nemen niet deel aan een onderzoek indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 10 Bevoegdheden

  • 1. Het bepaalde in de artikelen 183 en 184 van de Gemeentewet ten aanzien van de bevoegdheden van de rekenkamer is van overeenkomstige toepassing op de commissie.

  • 2. De secretaris en de door de commissie ingeschakelde onderzoeker(s) hebben de bevoegdheid om alle informatie te verzamelen die de commissie in het belang van het onderzoek nodig acht. Zij hebben een geheimhoudingsplicht met betrekking tot die informatie en het onderzoek en zijn alleen verantwoording verschuldigd aan de commissie.

Artikel 11 Rapportage onderzoeken

  • 1.

    Indien het verloop van het onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan de commissie besluiten de raad door middel van een tussenrapportage te informeren betreffende de vorderingen van het onderzoek.

  • 2.

    De commissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een aangegeven

termijn van maximaal 6 weken hun reacties op het voorlopige onderzoeksrapport aan de commissie kenbaar te maken. De commissie bepaalt wie als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 3.

    De commissie verwerkt de uitgebrachte reacties in haar eindrapportage en deelt die rapportage, vergezeld van de uitgebrachte reacties en aanbevelingen, mee aan de raad. Het college en eventuele andere betrokkenen ontvangen een afschrift van de rapportage. De eindrapportage van de commissie is openbaar, met dien verstande dat niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

  • 4.

    Elke rapportage van de commissie bevat een verantwoording over de wijze waarop de

commissie het onderzoek heeft verricht en waarop zij van haar bevoegdheden gebruik heeft gemaakt

5.De raad bespreekt de eindrapportage en de reacties, besluit over de

eindrapportage en aanbevelingen en bepaalt wat de voortgang daarbij zal zijn.

6.De van de commissie uitgaande stukken worden ondertekend door de voorzitter

en de secretaris.

Artikel 12 Jaarverslag

De commissie stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorafgaande jaar en stuurt dit ter kennisname naar de raad.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Commissie Achtkarspelen 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Achtkarspelen van

11 december 2014.

De griffier,

mr. R. van der Heide

De voorzitter,

G.Gerbrandy

Artikelgewijze toelichting op de Verordening Commissie Achtkarspelen 2015

Voor zover noodzakelijk wordt hieronder een toelichting gegeven op de bepalingen van de verordening.

Artikel 2 Instelling en taak commissie

Op grond van artikel 81oa van de Gemeentewet is iedere gemeente verplicht een rekenkamerfunctie in te stellen , die onafhankelijk staat ten opzichte van het college.

Door middel van deze verordening wordt aan die verplichting voldaan door het instellen van een commissie met externe leden.

De commissie is een zogenaamde "andere commissie"als bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de Gemeentewet.

Daarnaast kent de Gemeentewet bestuurscommissies en adviescommissies.

Artikel 84, eerste lid, Gemeentewet

De raad, het college of de burgemeester kan andere commissies dan bedoeld in de artikelen 82, eerste lid , en 83, eerste lid , instellen.

Voor de taken van de commissie wordt verwezen naar de artikelen 182, 184a en 185 van de Gemeentewet. De letterlijke tekst van die artikelen luidt als volgt.

Artikel 182 Gemeentewet

1. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

2. Op verzoek van de raad kan de rekenkamer een onderzoek instellen.

Artikel 184a Gemeentewet

De rekenkamer is belast met het toezicht op de naleving van artikel 213, achtste lid.

Omdat onze gemeente geen accountants in eigen dienst heeft, is dit artikel niet van toepassing.

Artikel 185 Gemeentewet

1. De rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

2. De rekenkamer deelt aan de raad, het college en, indien van toepassing, aan de

betrokken instelling, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen.

3. De rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.

4. De rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 184 een onderzoek heeft ingesteld, zendt de rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken instelling.

5. De rapporten en de verslagen van de rekenkamer zijn openbaar.

Doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid

De begrippen doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid, zoals genoemd in artikel 182 Gemeentewet kunnen als volgt worden uitgelegd.

  • a.

    Doeltreffendheid: de mate waarin met de geleverde prestaties de gestelde doelen of beoogde maatschappelijke effecten worden bereikt.

  • b.

    doelmatigheid: het streven met een zo gering mogelijke inzet van middelen een bepaald resultaat te bereiken dan wel met een bepaalde inzet van middelen een optimaal resultaat te bereiken.

  • c.

    rechtmatigheid: het voldoen aan wettelijke kaders en regelgeving

Artikel 3 Samenstelling en benoeming

De commissie bestaat uit vier externe leden. De Commissie Noordoost Fryslân had drie leden, maar in verband met de personele unie met de Commissie Tytsjerksteradiel is aansluiting gezocht bij de samenstelling van die commissie, die uit vier leden bestaat. Het voordeel van vier leden is, dat per onderzoek twee leden kunnen worden aangewezen die zich intensief met het onderzoek bezig houden. Bij minder leden zou dit een te grote belasting voor de commissie zijn.

Artikel 81f van de Gemeentewet is van toepassing op de commissie. Daarin staat een groot aantal functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de commissie. Volgens de wet zijn echter uitgezonderd de leden van de raad en commissieleden. De raad kan echter bepalen dat raads- en commissieleden ook tot de onverenigbare functies behoren, ter waarborging van de onafhankelijkheid van de commissie. Dat is hier gebeurd.

De letterlijke tekst van artikel 81f Gemeentewet is als volgt.

Artikel 81f Gemeentewet

1. Een lid van de rekenkamer is niet tevens:

a. minister;

b. staatssecretaris;

c. lid van de Raad van State;

d. lid van de Algemene Rekenkamer;

e. Nationale ombudsman;

f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale

ombudsman;

g. commissaris van de Koning van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;

h. gedeputeerde van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;

i. secretaris van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;

j. griffier van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;

k. lid van de raad;

l. burgemeester van de betrokken gemeente;

m. wethouder van de betrokken gemeente;

n. ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

o. lid van een deelraad van de betrokken gemeente;

p. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente van de betrokken gemeente;

q. lid van een commissie van de betrokken gemeente;

r. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

s. ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

t. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het

gemeentebestuur van advies dient.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder r, kan een lid van de rekenkamer tevens zijn:

a. ambtenaar van de burgerlijke stand;

b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs

De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Er kan eenmaal herbenoeming plaatsvinden voor eenzelfde periode. Deze beperking is ingebouwd ter bevordering van de onafhankelijkheid van de commissie.

Artikel 4 Einde van het lidmaatschap

Voor dit artikel is aansluiting gezicht bij artikel 81c van de Gemeentewet, waarin het ontslag van leden van een rekenkamer is geregeld. In de gevallen als genoemd in het tweede lid is het ontslag verplicht, in de gevallen als genoemd in het derde lis is het ontslag facultatief.

Artikel 15, eerste lid van de Gemeentewet betreft de zogenaamde "verboden handelingen". Bij overtreding van die bepaling zal per geval een afweging moeten plaatsvinden of dit aanleiding geeft tot ontslag.

De tekst van artikel 15, eerste lid Gemeentewet is als volgt.

Artikel 15, eerste lid Gemeentewet

1. Een lid van de raad mag niet:

a. als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

b. als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

2e. overeenkomsten tot het leveren van goederen aan de gemeente;

d. rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

1e. het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

2e. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

4e. het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

5e. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

6e. het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

7e. het onderhands huren of pachten van de gemeente

Artikel 10 Bevoegdheden

Artikel 183 en 184 van de Gemeentewet bevatten bepalingen over de bevoegdheden van de rekenkamer, die door middel van dit artikel van toepassing worden verklaard op de commissie. Het betreft bevoegdheden tot het onderzoeken van documenten die bij het gemeentebestuur berusten, het verplicht verstrekken van inlichtingen door het gemeentebestuur en het inwinnen van inlichtingen bij instellingen waarmee de gemeente bepaalde financiële banden heeft.

Hieronder volgt de letterlijke tekst van genoemde artikelen uit de Gemeentewet.

Artikel 183 Gemeentewet

1. De rekenkamer is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.

2. Het gemeentebestuur verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de rekenkamer ter vervulling van haar taak nodig acht.

3. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

Artikel 184 Gemeentewet

1. De rekenkamerheeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:

a. openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet

gemeenschappelijke regelingen, waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte

aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

c. andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

2. De rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.

3. De rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamer stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.