Regeling vervallen per 01-01-2016

Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2015

Intitulé

Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet

Gemeente Achtkarspelen

Verordening Individuele InkomenstoeslagParticipatiewet

Gemeente Achtkarspelen

Januari 2015

Gemeente Achtkarspelen

de Raad van de gemeente Achtkarspelen;

gelet op het bepaalde in artikel 8, lid 1, sub b en artikel 36 van de Participatiewet,

overwegende dat moet worden vastgesteld wie voor een individuele inkomenstoeslag in aanmerking komt en op grond van welke criteria de hoogte van die individuele inkomenstoeslag wordt bepaald;

besluit

vast te stellen:

de Verordening Individuele InkomenstoeslagParticipatiewet

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene

    wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente

      Achtkarspelen;

    • c.

      de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen.

    • d.

      de peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op individuele

      inkomenstoeslag ontstaat;

    • e.

      de referteperiode:een periode van 36 maanden voorafgaand aan de

      peildatum;

    • f.

      het inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien

      verstande dat voor de zinsnede ”een periode waarover een beroep op bijstand

      wordt gedaan” (art. 32 lid 1 onder b PW) moet worden gelezen “de

      referteperiode”. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op de individuele inkomenstoeslag als inkomen gezien;

    • g.

      de inkomensverbetering: de situatie waarbij redelijkerwijs verwacht mag worden dat de belanghebbende, met gebruikmaking van de eigen krachten en

      bekwaamheden, ook door eigen inspanning, binnen een termijn van 6 tot 12 maanden een hoger inkomen dan 105% van het toepasselijke sociaal

      minimum kan krijgen.

Hoofdstuk 2. Recht op Individuele inkomenstoeslag

Artikel 2 Aanvraag

Het college stelt het recht op een Individuele inkomenstoeslag op schriftelijke aanvraag

vast.

Artikel 3 Beoordeling criteria

  • 1. Aan de voorwaarde van het hebben van een langdurig laag inkomen zoals bedoeld in artikel 36, lid 1 van de wet is voldaan indien gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 105 procent van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2. Aan de voorwaarde van het ontbreken van zicht op inkomensverbetering wordt voldaan als niet gesproken kan worden van een situatie zoals in artikel 1, lid 2, sub g van deze verordening is omschreven.

Artikel 4 Hoogte Individuele inkomenstoeslag

  • 1. De Individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      € 185,00 voor een alleenstaande

    • b.

      € 237,00 voor een alleenstaande ouder

    • c.

      € 265,00 voor gehuwden

  • 2. Indien één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op Individuele

    inkomenstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, lid 1 en 2 van de wet, komt

    de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een Individuele

    inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande

    ouder zou gelden.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4. De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd door de procentuele stijging van de bijstandsnormen door te vertalen op de hoogte van de Individuele inkomenstoeslagen.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 5 Uitvoering

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

  • 2.

    De Verordening Langdurigheidstoeslag WWB, vastgesteld op 13 december 2012 wordt gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Achtkarspelen op
De Raad voornoemd,
de Raadsgriffier, de Voorzitter,
mr. R. van der Heide G. Gerbrandy

Toelichting Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Algemeen

De langdurigheidstoeslag wordt per 1 januari 2015 vervangen door een individuele toeslag voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen, zonder dat zij zicht hebben op verbetering van dat inkomen. Deze individuele toeslag is bedoeld voor personen die deze toeslag – gelet op hun individuele omstandigheden – echt nodig hebben.

Het uitgangspunt van de bijstand is dat het (toepasselijke) normbedrag in beginsel toereikend is voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan, met inbegrip van de component reserveringen. Toch kan de financiële positie van mensen met een langdurig laag inkomen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen perspectief meer lijkt te zijn om door inkomsten uit arbeid het inkomen te verhogen. De individuele inkomenstoeslag kan hierin bijdragen. De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten.

De individuele inkomenstoeslag is, net als zijn voorganger de langdurigheidstoeslag, beleidsmatig en financieel gedecentraliseerd aan colleges. De colleges stellen in een verordening regels vast ten aanzien van de hoogte van de toeslag en de invulling van de begrippen “langdurig” en “laag” inkomen. Daarnaast dienen colleges aan de hand van de individuele omstandigheden bepalen of er al dan niet sprake is van “zicht op inkomensverbetering”. Daardoor wordt de individuele inkomenstoeslag, net als bij de verlening van individueel bijzondere bijstand, verleend als een vorm van aanvullende inkomensondersteuning waarbij individueel maatwerk als uitgangspunt wordt genomen, en daardoor terecht komt bij de mensen die het echt nodig hebben.

De mogelijkheid om deze toeslag als categoriale bijzondere bijstand te verlenen wordt afgeschaft. De categoriale langdurigheidstoeslag wordt omgevormd tot een individuele inkomenstoeslag voor personen tot de pensioengerechtigde leeftijd die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen, en gelet op hun individuele omstandigheden geen zicht hebben op verbetering van het inkomen. De individuele inkomenstoeslag mag niet meer automatisch worden toegekend, bijvoorbeeld omdat men het vorige jaar ook al een toeslag heeft gekregen en het inkomen nog steeds hetzelfde is. Dit betekent dat bij een aanvraag meer onderzocht moet worden.

Artikel 36 PW blijft de basis vormen, maar omdat de individuele toeslag een beoordeling van de individuele omstandigheden van de belanghebbende door het college vergt, is ervoor gekozen dit artikel te formuleren als een “kan-bepaling”; het college is niet wettelijk verplicht een individuele inkomenstoeslag te verstrekken. Desondanks blijft de gemeenteraad verplicht om in een verordening de hoogte van de toeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen “langdurig” en “laag inkomen” aan te geven. De gemeente heeft hiermee de mogelijkheid om de individuele inkomenstoeslag in relatie te brengen met het gemeentelijk armoede- en participatiebeleid.

Overgangsrecht

Er is geen overgangsrecht van toepassing.

Aanpassen verordening

In de Verordening Individuele Inkomenstoeslag wordt op onderdelen verwezen naar “de toepasselijke bijstandsnorm”. Om te kunnen bepalen wie langdurig een laag inkomen heeft, is een verbinding gelegd met de bijstandsnorm.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Begripsomschrijving

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de PW, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

Lid 2 onderdeel d: peildatum Met de invulling van het begrip peildatum wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Het gaat niet om de datum waarop is aangevraagd, maar om de datum waarop in enig jaar recht op individuele inkomenstoeslag ontstaat. Dit is de eerst mogelijke datum na afloop van de referteperiode. Het betreft dus de datum waarop een belanghebbende langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft (als bedoeld in artikel 34 PW), en geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. Deze datum ligt voor elke belanghebbende weer anders.

Lid 2 onderdeel e: referteperiode

In artikel 1 lid 2 onderdeel e van deze verordening is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder “Langdurig”.

Lid 2 onderdeel f: inkomen

Met betrekking tot het begrip “inkomen” is een van de PW afwijkende definitie opgenomen. De wetgever geeft de gemeenteraad opdracht om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip “langdurig, laag inkomen”, zodat de gemeenteraad bevoegd is om dit begrip voor de toepassing van artikel 36, lid 1, van de PW nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36, lid 1, van de PW, maar wordt de wetstechnische onvolkomenheid weggenomen.

Lid 2 onderdeel g: inkomensverbetering

Deze omschrijving karakteriseert het individuele karakter. Aan de hand van dit criterium moet in elk individueel geval worden beoordeeld in hoeverre de belanghebbende op korte termijn naar verwachting een inkomensverbetering zal kunnen bereiken. Op deze wijze blijft de Individuele Inkomenstoeslag voorbehouden aan die burgers die wat inkomen betreft in de meest moeilijke situatie (zullen blijven) verkeren.

Artikel 2. Aanvraag

In deze verordening is bepaald dat ten aanzien van de Individuele inkomenstoeslag het college het recht hierop aan de hand van een schriftelijke aanvraag vaststelt. De wet en de toelichting op dit punt onvoldoende duidelijk. Vanwege de eenduidigheid binnen alle minimaregelingen en het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor de inkomensvoorziening bij de burger ligt, ligt het voor de hand dit zo vast te stellen.

Artikel 3. Beoordeling criteria

Bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, moet de gemeenteraad vastleggen wat onder langdurig wordt verstaan en wat onder laag wordt verstaan.

Lid 1 langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaande aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 lid 2 onderdeel e van deze verordening. Uit het feit dat de minimumleeftijd voor het recht op Individuele Inkomenstoeslag is verlaagd van 23 naar 21 jaar kan echter worden afgeleid dat onder langdurig tenminste 3 jaar moet worden begrepen. Een belanghebbende is immers in beginsel vanaf 18 jaar een zelfstandig rechtssubject. De referteperiode bedraagt dus een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Lid 1 laag inkomen

Met betrekking tot de invulling van het begrip “laag inkomen” is de gemeenteraad gebonden aan een ondergrens en aan een bovengrens. De ondergrens van “laag” is de bijstandsnorm. De bovengrens is vervallen. Toch is het hoger vaststellen van de grens van het begrip laag inkomen op dit moment niet wenselijk, vanwege het feit dat de Individuele Inkomenstoeslag over het jaar 2015 dient als een overgangsregeling naar een andere vorm van ondersteuning van de burger, waarbij naar verwachting hogere bedragen gaan gelden, maar waarbij dit wel aan een actieve rol binnen de gemeenschap met gebruikmaking van krachten en bekwaamheden wordt gekoppeld. Het nú verhogen van de bedragen en pas in een later stadium daaraan voorwaarden verbinden is niet gewenst.

Lid 2 beoordeling zicht op inkomensverbeteringIn dit lid wordt verwezen naar de begripsomschrijvingen van artikel 1, om in de individuele situatie te kunnen vaststellen of er reële kans bestaat tot inkomensverbetering.

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

In artikel 4 is de hoogte van de individuele inkomenstoeslag geregeld. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

Bij gehuwden moet in het oog gehouden worden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden belanghebbenden op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 PW. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op de individuele inkomenstoeslag.

Is één van de echtgenoten op basis van artikel 11 of artikel 13, lid 1 en 2 PW uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, dus anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 PW, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Als slechts één partner recht heeft op de individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in artikel 4 lid 2 van deze verordening.

In lid 3 van dit artikel is bepaald dat voor de toepassing van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag moet worden uitgegaan van de situatie op de peildatum.

Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de gehuwdennormen (zie lid 4 van dit artikel). Omdat de gehuwdennormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de individuele inkomenstoeslag maar eenmaal, wordt steeds een vergelijking gemaakt met de gehuwdennormen per 1 januari van het voorafgaande jaar.

Artikel 5. Uitvoering

In artikel 5 is bepaald dat het college met de uitvoering is belast en ook moet voorzien in specifieke situaties.

Artikel 6. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2015. Hierbij is aansluiting gezocht bij de invoering van de Participatiewet.