Regeling vervallen per 01-04-2021

Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet

Geldend van 01-07-2015 t/m 31-03-2021

Intitulé

Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet

Gemeente Achtkarspelen

Verordening Individuele StudietoeslagParticipatiewet

Gemeente Achtkarspelen

April 2015

Gemeente Achtkarspelen

de Raad van de gemeente Achtkarspelen;

gelet op het bepaalde in artikel 8, lid 1, sub c en lid 3 en artikel 36b van de Participatiewet,

overwegende dat moet worden vastgesteld wie voor een individuele studietoeslag in aanmerking komt en op grond van welke criteria de hoogte van die individuele studietoeslag wordt bepaald;

besluit

vast te stellen:

de Verordening Individuele StudietoeslagParticipatiewet

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente

      Achtkarspelen;

    • b.

      de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen. c. de wet: de Participatiewet (PW);

    • d.

      de Individuele studietoeslag: de toeslag als bedoeld in artikel 36b, lid 1, van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2. Recht op Individuele studietoeslag

Artikel 2 Aanvraag

Het college stelt het recht op een Individuele studietoeslag op schriftelijke aanvraag

vast.

Artikel 3 Vaststelling doelgroep

  • 1. Het college stelt vast of een belanghebbende niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden voor arbeidsparticipatie heeft, of dat belanghebbende een medische urenbeperking heeft, dat veroorzaakt dat het wettelijk minimumloon niet kan worden verdiend.

  • 2. Het college legt de wijze van uitvoering van het voorgaande lid in beleidsregels vast.

Artikel 4 Periodieke verlening individuele studietoeslag

Een belanghebbende kan slechts éénmaal binnen een periode van 6 maanden (1) in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. De verstrekking van de individuele studietoeslag duurt voort zolang de belanghebbende aan de voorwaarden genoemd in artikel 36b PW voldoet.

Artikel 5 Hoogte Individuele studietoeslag

  • 1. De Individuele studietoeslag bedraagt per persoon per 6 maanden € 600,- (2).

  • 2. Het in het vorige lid genoemde bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met het cijfer van de consumentenprijsindex (CPI) over het voorgaande kalenderjaar, afgerond naar boven op hele euro’s. (3)

Artikel 6 Betaling van de Individuele studietoeslag

Een Individuele studietoeslag wordt aan het begin van iedere periode van 6 maanden in augustus en februari uitbetaald.(4)

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 7 Uitvoering

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Individuele studietoeslag Participatiewet.

Artikel 9 Inwerkingtreding

1.Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Achtkarspelen van
4 juni 2015.
De griffier,
R.de Vries-Mulder
De voorzitter,
G.Gerbrandy

Toelichting Verordening Individuele studietoeslag Participatiewet

Algemeen

Met de invoering van de Participatiewet wordt een studieregeling toegevoegd aan de mogelijkheden van het college om mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn om het minimumloon te verdienen, of als gevolg van een arbeidsbeperking niet in staat zijn om een volledige arbeidsweek te werken (waardoor het minimumloon niet kan worden verdiend), een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. De individuele studietoeslag is een toeslag voor studenten met een beperking. Deze regeling is afgeleid uit de ‘nieuwe Wajong’ (instroom na 2010). De gedachte hierbij is dat deze studenten door hun beperking niet of moeilijk een bijbaan kunnen hebben naast hun studie. Daarnaast is het doel om deze mensen, ondanks het feit dat zij (op termijn) niet het minimumloon kunnen verdienen als gevolg van hun arbeidshandicap, te stimuleren om toch te studeren. Deze studenten kunnen een beroep doen op de gemeenten voor een studietoeslag.

De individuele studietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten, maar is een inkomensondersteunende maatregel.

De regels voor een individuele studietoeslag moet op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c Participatiewet worden opgenomen in een verordening. Hierin moeten in ieder geval de hoogte en frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag zijn opgenomen (artikel 8, derde lid, Participatiewet).

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, Participatiewet, een toeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Echter, vanuit een oogpunt van het kunnen bieden van een individuele maatwerkoplossing wordt dit instrument als een nuttige aanvulling gezien.

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet (Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling). De studietoeslag is er voor studenten die aan de volgende eisen voldoen:

  • -

    minimaal 18 jaar oud;

  • -

    heeft recht op studiefinanciering of een bijdrage op grond van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS);

  • -

    heeft geen in aanmerking te nemen vermogen;

  • -

    is niet in staat om met voltijdse arbeid het minimumloon te verdienen of volledige weken te werken.

Er is voor gekozen om de Individuele studietoeslag onderdeel te laten zijn van een individuele maatwerkoplossing. Dat betekent dat met de individuele omstandigheden en mogelijkheden van de persoon zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden.

Het college stelt zelf vast of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft of niet volle werkweken kan werken, waardoor het wettelijk minimumloon niet kan worden verdiend. Bij twijfel of wanneer de belanghebbende en de consulent hierover verschil van mening hebben kan alsnog een medisch en arbeidskundig advies worden ingewonnen in de vorm van een second opinion. Voor de andere te toetsen voorwaarden voor het recht op individuele studietoeslag geldt ook dat de beoordeling door het college plaatsvindt.

De gemeente heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van de hoogte van toeslag en of deze toeslag éénmalig of maandelijks wordt uitbetaald.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing. Dit betekent o.a. dat de studietoeslag niet kan worden vertrekt als geldlening of als voorschot.

Overgangsrecht

Er is geen overgangsrecht van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Begrippen die in de Participatiewet, Awb of de gemeentewet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in deze wetten. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden gewijzigd. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in deze wetten staan, is een definitie gegeven in deze verordening.

Artikel 2

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan door middel van een schriftelijke aanvraag. Een verzoek wordt dan gezien als een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en documenten die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 3

In dit artikel is vastgelegd dat het college vaststelt of een belanghebbende niet in staat is om met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen of niet in staat is om de volle arbeidstijd per week te werken, waardoor het wettelijk minimumloon niet verdiend kan worden. In beleidsregels legt het college vast hoe dit wordt vastgesteld.

Artikel 4

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding in augustus en februari van elk jaar. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag. Studeert een persoon na die zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. De periode van 6 maanden sluit aan bij de halfjaarlijkse inschrijf- en startmomenten die doorgaans gelden voor opleidingen.

Artikel 5

In dit artikel is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij is aansluiting gezocht bij wat in de regio door andere gemeenten wordt gehanteerd. Door een individuele beoordeling of iemand het wettelijk minimumloon kan verdienen wordt bereikt dat zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan het uitgangspunt dat de Individuele studietoeslag onderdeel moet zijn van een individuele maatwerkoplossing. Te denken valt bijvoorbeeld aan een persoon in een rolstoel, die mogelijk wel prima als callcentre medewerker aan de slag zou kunnen en daarmee het wettelijk minimumloon zou kunnen verdienen.

De studietoeslag is een individuele toeslag. Een voorbeeld: als er sprake is van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

In artikel 4, tweede lid, van deze verordening, is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren. Artikel 6

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag geregeld. Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van deze verordening. Na 6 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt uit artikel 3 van deze verordening.

Artikel 7

Lid 1

In dit artikel is bepaald dat het college is belast met de uitvoering van de individuele studietoeslag.

Lid 2

Hier is bepaald dat het college moet voorzien in specifieke situaties.

Artikel 8

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking per 1 juli 2015.