Regeling vervallen per 08-08-2019

Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Achtkarspelen 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 07-08-2019

Intitulé

Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Achtkarspelen 2016

De raad van de gemeenteAchtkarspelen;

Gelezen het voorstel van het presidium van 27 mei 2016;

gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet en de artikelen 4, 7a vierde lid, 13 tweede lid, 14 eerste lid en 15 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

b e s l u i t

vast te stellen de Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Achtkarspelen 2016.

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb.244;

  • b.

    Raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

  • c.

    Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/U1011, Stcrt. 181;

  • d.

    Griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • e.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen

  • f.

    Reisbesluit Binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 1 maart 1993

  • g.

    Reisbesluit Buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 29 juli 1994

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis-en verblijfskosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het presidium vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt uitbetaald op basis van het bepaalde in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 3. De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed op basis van het Reisbesluit Binnenland, met dien verstande dat de vergoeding lager wordt vastgesteld als de fiscus de onbelaste vergoeding lager heeft vastgesteld dan de vergoedingen zoals opgenomen in het Reisbesluit Binnenland.

Artikel 3 Buitenlandse excursie of reis

  • 1.

    De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2.

    De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding verblijfkosten is gebaseerd op het Reisbesluit Buitenland, met dien verstande dat de vergoeding lager wordt vastgesteld als de fiscus de onbelaste vergoeding lager heeft vastgesteld dan de vergoedingen zoals opgenomen in het Reisbesluit Buitenland.

Artikel 4 Scholing

  • 1.

    Raadsleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 4.

    Nadere regels met betrekking tot de maximale vergoeding zijn opgenomen in artikel 4a.

  • 5.

    Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 6.

    In voorkomende gevallen beslist het presidium van de raad.

  • 7.

    Dit artikel is tevens van toepassing op deelname aan congressen, seminars en symposia

Artikel 4a Nadere regels scholing

  • 1. Alleen kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing komt voor vergoeding in aanmerking.

  • 2. De voorkeur gaat uit naar scholing / training die in principe gericht is op de gehele raad.

  • 3. Het budget is bepalend: kosten voor scholing / training mogen het jaarlijks beschikbare budget niet overstijgen.

  • 4. Het presidium bepaalt welke scholing / training voor de raad als geheel wordt georganiseerd.

Artikel 5 Computer en internetverbinding

  • 1.

    Raadsleden ontvangen aan het begin van een zittingsperiode van de raad op aanvraag een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking voor het vervullen van het raadswerk. Hiervoor wordt een bruikleenovereenkomst met de gemeente ondertekend.

  • 2.

    Het presidium stelt de noodzakelijke computer, apparatuur en software en de prijsbepaling aan het begin van de raadsperiode vast.

  • 3.

    Bij een voortijdige beëindiging van het raadslidmaatschap binnen een zittingsperiode van de raad dient het raadslid de in bruikleen beschikbaar gestelde computer met bijbehorende randapparatuur en software bij de griffie in te leveren.

  • 4.

    Na afloop van elke zittingsperiode (vier jaar) wordt het raadslid de mogelijkheid geboden de in het eerste lid genoemde computer en toebehoren in te leveren bij de griffie of deze te kopen tegen de marktwaarde.

  • 5.

    Op aanvraag ontvangt het raadslid een maandelijkse door het presidium vast te stellen vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste lid bedoelde computer. Deze vergoeding bedraagt ten hoogste € 10 per maand, waarbij alleen in aanmerking komen de extra abonnementskosten die gemaakt worden voor een goede vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 6 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Hoofdstuk III De procedure van declaratie

Artikel 7 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden anders bepaalt.

Artikel 8 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. Raadsleden dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

  • 2. De factuur wordt ter goedkeuring ingediend bij de griffier.

Artikel 9 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van de door de gemeente beschikbaar gestelde formulieren voor reis- en verblijfskosten.

  • 2. Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling c.q. de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raadslid ter goedkeuring ingediend bij de griffier onder bijvoeging van de bewijsstukken.

Hoofdstuk IV Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 10 Intrekking oude regeling

De Verordening rechtspositie raadsleden 2008 (zoals laatst gewijzigd bij raadsbesluit van 13 februari 2014), wordt ingetrokken.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 23 juni 2016 (de dag na publicatie) en werkt terug tot en met 1 januari 2016.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Achtkarspelen 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Achtkarspelen van
16 juni 2016.
De griffier,
mw. R. de Vries-Mulder
De voorzitter,
G.Gerbrandy

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van raadsleden vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raadsleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB). Daartoe is het Rechtspositiebesluit raadsleden tot stand gekomen. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in het Rechtspositiebesluit overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.

De vergoedingen en regelingen voor raadsleden die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet of rechtspositiebesluit) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    De onkostenvergoedingen voor raadsleden

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentewet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raadsleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    de verstrekking van een computer

  • 5.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 6.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 7.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 8.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 9.

    voorzieningen voor raadsleden met een fysieke beperking

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluit. Buiten wat hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten raadsleden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 99 van de Gemeentewet).

Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raadsleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van Gedeputeerde Staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raadsleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie raadsleden.

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk III is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruitbetaalde kosten.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Reis- en verblijfkosten raadsleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raadsleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid.

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 3 Buitenlandse dienstreis

Gemeenteraden, delegaties daaruit maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 4 en 4a Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raadsleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

De raad kan nadere regels stellen omtrent het maximale bedrag voor de scholing die voor vergoeding in aanmerking komt. Deze mogelijkheid is geboden in artikel 4a.

Het zesde lid van artikel 4 bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan extra oordeel of de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan het presidium om een oordeel gevraagd worden.

Artikel 5 Computer en internetverbinding

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat het raadslid van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

Met de invoering van de werkkostenregeling wordt de verstrekking van een computer in bruikleen of een vergoeding voor aanschaf of gebruik van een eigen computer als eindheffingsbestanddeel aangemerkt. Als de computer noodzakelijk is voor de uitoefening van het raadslidmaatschap en dat is sinds de invoering van het papierloos vergaderen het geval, dan kan dit eindheffingsbestanddeel aangemerkt worden als gerichte vrijstelling. De vergoeding of verstrekking is daarmee belastingvrij.

Het presidium stelt voor ervan uit te gaan dat een raadslid zelf beschikt over de noodzakelijke computer, bijbehorende apparatuur en software dan wel dat het raadslid deze aan het begin van de raadsperiode zelf aanschaft.

In verband met fiscale regels is het niet meer toegestaan om elk raadslid een vaste vergoeding te verstrekken.

Bij aanvang van een nieuwe raadsperiode stelt het presidium vast welke apparatuur en software voor die periode noodzakelijk is t.b.v. de uitoefening van het raadswerk, incl. de prijsbepaling (noodzakelijkheidscriterium). Deze prijsbepaling moet gebaseerd zijn op de werkelijke waarde van de computer met toebehoren op het moment van gebruik voor het raadswerk. De gemeente (griffie) schaft de Ipads aan.

Indien het raadslid gebruik wil maken van de regeling, verstrekt de gemeente op verzoek van het raadslid het bepaalde type pc (iPad, notebook etc.) in bruikleen, waarvoor een overeenkomst wordt ondertekend. Na elke 4 jaar is de pc afgeschreven, waarna het raadslid de mogelijkheid krijgt de pc in te leveren of deze te kopen van de gemeente tegen de marktwaarde.

Bij vertrek van een raadslid tijdens de raadsperiode (dus tussentijds) dient de pc te worden ingeleverd. De (afschrijvings)termijn van 4 jaar is immers dan nog niet verstreken en als koop mogelijk zou zijn, zou niet ieder raadslid dezelfde pc bezitten. Dit is overeenkomstig de eerdere (gebruikers)regeling van 2011/2012.

Daarnaast is het college verplicht aan een raadslid dat daarom verzoekt een vergoeding te verstrekken voor de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding. Deze mogelijkheid stamt uit de tijd dat de pc nog geen gemeengoed was en er dus ook nog nauwelijks internetaansluitingen waren. Een redelijke uitleg voor de hoogte van de vergoeding is anno 2016 dan ook dat alleen hogere kosten vanwege het raadslidmaatschap voor vergoeding in aanmerking komen.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 6 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikelen 7 t/m 10 De procedure van declaratie

In de verordening zijn de wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten.