Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Maatschappelijke Participatieregeling

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Participatieregeling

Gemeente Achtkarspelen

Verordening Maatschappelijke Participatieregeling

Dienst Werk en Inkomen “De Wâlden

Januari 2014

Gemeente Achtkarspelen

de Raad van de gemeente Achtkarspelen;

gelet op het bepaalde in artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 8, lid 1, sub g en artikel 35, lid 5 van de Wet Werk en Bijstand,

overwegende dat het wenselijk is financiële belemmeringen voor deelname aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten te verminderen of zoveel mogelijk op te heffen, met name voor kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen;

besluit

vast te stellen:

de verordening Maatschappelijke Participatieregeling

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de WWB: de Wet Werk en Bijstand;

  • b.

    de belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (Algemene Wet Bestuursrecht) en welke in deze verordening ook wordt aangeduid met “hij” en “hem” en welke in de categorie aanduiding in artikel 2 nader is omschreven;

  • c.

    de maatschappelijke participatie: het zo mogelijk in groepsverband deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard zoals bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

  • d.

    de tegemoetkoming: de bijdrage die op grond van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening;

  • e.

    de categoriale bijzondere bijstand: de bijstand die op grond van artikel 35, lid 5 verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening;

  • f.

    Stichting Leergeld: de landelijke organisatie die met behulp van vrijwilligers binnen lokale vestigingen verstrekkingen in natura op het gebied van onderwijs, sport, cultuur en welzijn geeft ten behoeve van kinderen van 4 tot 18 jaar uit gezinnen met een laag inkomen met het doel kinderen te kunnen laten meedoen;

  • g.

    het toetsinkomen: een inkomen als bedoeld in artikel 31 en 32 van de WWB, alsmede een uitkering voor de kosten van levensonderhoud als bedoeld in artikel 7, lid 1, sub b van de WWB, dat over de voorgaande onafgebroken drie jaar voor de peildatum niet meer heeft bedragen dan 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde norm, inclusief (eventuele) toeslag of verlaging als bedoeld in artikel 21 en paragraaf 3.3 van de WWB.

    Voor de beoordeling van het inkomen in het kader van artikel 32 is onderdeel b van het eerste lid van dat artikel niet van toepassing;

  • h.

    het vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de WWB;

  • i.

    de peildatum: de eerste van de maand waarin de aanvraag in ingediend;

  • j.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Achtkarspelen;

  • k.

    de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen.

Artikel 2 Categorieën

Voor belanghebbenden aan, of ten behoeve van wie een tegemoetkoming voor deelname maatschappelijke participatie danwel categoriale bijzondere bijstand kan worden verleend geldt een categorie-aanduiding. De categorieën worden aangeduid als:

  • a.

    de persoon jonger dan 4 jaar en ouder dan 18 jaar (tegemoetkoming maatschappelijke participatie op basis van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet);

  • b.

    het ten laste komende kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt (categoriale bijstand op basis van artikel 35, lid 5 van de Wet Werk en Bijstand).

Artikel 3 Maatschappelijke participatie

  • 1.

    Maatschappelijk participatie is het zo mogelijk in groepsverband deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard met als doel sociale uitsluiting tegen te gaan voor pers.

    Onder kosten van maatschappelijke participatie worden in ieder geval verstaan de in Nederland gemaakte of te maken kosten van:

    • a.

      lidmaatschap van verenigingen op het gebied van sport, cultuur of ontspanning, alsmede bijkomende kosten die direct verband houden met dit lidmaatschap;

    • b.

      lidmaatschap van een volkstuinvereniging, alsmede bijkomende kosten die direct verband houden met dit lidmaatschap;

    • c.

      internetabonnement, abonnement krant of kabel TV;

    • d.

      lidmaatschap van een ouderenvereniging;

    • e.

      bijdrage peuterspeelzaal;

    • f.

      abonnement bibliotheek;

    • g.

      muzieklessen en huur van een muziekinstrument;

    • h.

      zwembadbezoek;

    • i.

      museumbezoek;

    • j.

      volgen van cursussen, niet zijnde beroepsgerichte cursussen;

    • k.

      overige kosten welke naar het oordeel van het college bijdragen aan maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Bij een eventueel verlenen van individuele bijzondere bijstand voor deze kosten houdt het college rekening met de ontvangen tegemoetkoming voor deze kosten.

Hoofdstuk 2. Personen jonger dan 4 jaar en ouder dan 18 jaar

Artikel 4 Tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie

Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan een belanghebbende van 18 jaar en ouder voor de kosten van maatschappelijke participatie die hij ten behoeve van zichzelf en zijn ten laste komend kind jonger dan 4 jaar en zijn inwonend meerderjarig kind dat 18 jaar of ouder is maakt of wil maken.

Hoofdstuk 3. Het ten laste komende kind van 4 tot 18 jaar dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt

Artikel 5 Categoriale bijzondere bijstand

Het college heeft de verstrekkingen in het kader van de categoriale bijstand (op basis van artikel 35, lid 5 WWB) ten behoeve van ten laste komende kinderen van 4 tot 18 jaar die onderwijs of een beroepsopleiding volgen, overgedragen aan Stichting Leergeld, die door middel van in natura verstrekkingen activiteiten voor kinderen op het gebied van onderwijs, sport, cultuur of welzijn mogelijk maakt. Toetsing aan de toelatingscriteria gebeurt door Stichting Leergeld.

Hoofdstuk 4. Aanvraag en onderzoek, hoogte van de tegemoetkoming, betaling en terugvordering

Artikel 6 Aanvraag en onderzoek

  • 1. De aanvraag voor een tegemoetkoming Maatschappelijke Participatie voor personen van 18 jaar en ouder wordt schriftelijk ingediend. Indien belanghebbende telefonisch aanvraagt, wordt de aanvraag op schrift gesteld.

  • 2. De aanvraag kan uiterlijk op 30 november van ieder jaar worden ingediend.

  • 3. Indien de belanghebbende een ander inkomen heeft dan een WWB-uitkering moeten door hem bewijsstukken van het inkomen en het vermogen worden overgelegd.

  • 4. Het college kan de belanghebbende vragen aanvullende bewijsstukken te overleggen.

  • 5. De aanvraag ten behoeve van het ten laste komende kind van 4 tot 18 jaar dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt moet gebeuren via de website www.leergeld.nl.

Artikel 7 Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming heeft betrekking op een kalenderjaar. De tegemoetkoming bedraagt per kalenderjaar:

    € 92,00 (prijspeil 1-1-2014) ten behoeve van de belanghebbende en het ten laste komende kind jonger dan 4 jaar en het inwonende meerderjarige kind die 18 jaar of ouder is.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met het cijfer van de consumentenprijsindex (CPI) over het voorgaande kalenderjaar, afgerond naar boven op hele euro’s.

Artikel 8 Betaling

  • 1. Betaling van de tegemoetkoming vindt plaats op een bankrekening ten name van de belanghebbende.

  • 2. Betaling van de tegemoetkoming vindt plaats zo snel mogelijk na de toekenning van de tegemoetkoming.

  • 3. Als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende niet in staat is tot een verantwoorde besteding van de tegemoetkoming kan het college de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk aan derden of in natura betalen. Het college kan de tegemoetkoming ook op verzoek van de belanghebbenden geheel of gedeeltelijk aan derden betalen.

Artikel 9 Verantwoording en terugvordering

  • 1. Het college kan de belanghebbende na afloop van het kalenderjaar vragen om de besteding van de ontvangen tegemoetkoming aan te tonen. Hij dient hiertoe tot 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft betalingsbewijzen te bewaren en deze op verzoek aan het college te overleggen.

  • 2. Als de belanghebbende de besteding van de ontvangen tegemoetkoming naar het oordeel van het college niet of niet volledig aantoont kan het college het niet verantwoorde deel van de tegemoetkoming terugvorderen. Hierbij zijn de bepalingen van paragraaf 6.4 van de Wet Werk en Bijstand van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 10 Uitvoering en bevoegdheid college

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Citeertitel

Deze Verordening kan worden aangehaald als: Verordening Maatschappelijke Participatieregeling.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

  • 2.

    De Verordening Maatschappelijke Participatie, van kracht vanaf 1 januari 2013, wordt gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Achtkarspelen op
De Raden voornoemd,
de Raadsgriffier, de Voorzitter,
mr. R. van der Heide G. Gerbrandy

Toelichting Verordening Maatschappelijke Participatieregeling

Algemeen

Sinds januari 2012 bestaat een Maatschappelijke Participatieregeling als vervolg op de oorspronkelijke Lauwerspas. De regeling stelt mensen van 18 jaar en ouder met een minimuminkomen door middel van een jaarlijkse bijdrage in staat om mee te kunnen doen aan activiteiten die liggen op het gebied van sport, cultuur, sociale activiteiten en educatie.

Voor het vastleggen van het beleid hieromtrent is gekozen voor de wettelijke basis uit de Gemeentewet, te weten artikel 108, die gemeenten de bevoegdheid geeft om regels te stellen en artikel 149, waarin gemeenten de bevoegheid krijgen om regels in verordeningen vast te stellen.

Vandaar dat de Maatschappelijke Participatieregeling in deze verordening is opgenomen.

Daarnaast is op basis van de wettelijke verordeningsverplichting die geldt ten aanzien van de categoriale bijzondere bijstandsverstrekking aan schoolgaande kinderen (uit gezinnen met een laag inkomen) van 4 tot 18 jaar, teneinde de maatschappelijke participatie van deze groep te stimuleren besloten om ook deze mogelijkheden in deze verordening op te nemen. Aanvankelijk bestond de categoriale bijzondere bijstandsvertrekking aan de laatstgenoemde groep schoolgaande kinderen eveneens uit een financiële verstrekking (aan de onderhoudsplichtige ouders), welke besteed kon worden aan de kosten van het deelnemen aan een activiteit op het gebied van sport, cultuur, sociale activiteiten en educatie.

Met de opkomst van Stichting Leergeld, dat op een duurzame manier wil investeren in de participatie en ontwikkeling van kinderen, die zonder extra steun aan de zijlijn van de samenleving terecht dreigen te komen, is bij de gemeente het besef ontstaan dat voor een bredere aanpak van dit fenomeen en een effectievere stimulering van de maatschappelijke participatie van kinderen uit gezinnen met een laag inkomen beter hierbij aangesloten kan worden. Leergeld heeft namelijk als missie het voorkomen van sociale uitsluiting van kinderen uit gezinnen met minimale financiële middelen. Leergeld biedt kansen aan kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar om te kunnen deelnemen aan binnen- en buitenschoolse activiteiten. Hierdoor kunnen ook deze kinderen hun sociale vaardigheden en kennis zo optimaal mogelijk ontwikkelen en later als volwassenen volwaardig participeren in de samenleving. Door deze kinderen niet buiten te sluiten, wordt bovendien voorkomen dat de maatschappij er later duur "leergeld" voor gaat betalen. Het motto van Leergeld is: Alle kinderen mogen meedoen, want nu meedoen is straks meetellen. Doordat Stichting Leergeld ook andere financieringsbronnen weet aan te boren, zijn over het algemeen hogere vergoedingen mogelijk, terwijl daarnaast sprake is van een meer gerichte aanpak. Voorts geeft Stichting Leergeld geen geld maar doet het de verstrekkingen in natura, waardoor het 100% zeker is dat de verstrekking bij het desbetreffende kind terecht komt.

Toelichting per artikel

Artikel 1

Ten aanzien van de begrippen die in de verordening worden gebruikt is aansluiting gezocht bij wettelijke omschrijvingen. Voorts is aan aanvullende, voor de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, belangrijke begrippen een eigen omschrijving gegeven.

a.de WWB:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

b.de belanghebbende:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

c.de maatschappelijke participatie:

In deze beschrijving is aangegeven wat wettelijk gezien onder dit begrip mag vallen.

d.de tegemoetkomingene. de categoriale bijzondere bijstand:

Duidelijk is aangegeven dat er ten aanzien van de twee te onderscheiden doelgroepen een verschil bestaat.

f.het toetsinkomen:

Voor deze omschrijving is gekozen om duidelijk aan te geven dat belanghebbenden ook met een ander inkomen dan een WWB-uitkering in aanmerking kunnen komen. Wel is ingebouwd dat dit inkomen in ieder geval enige tijd (3 jaar direct voorafgaand aan de peildatum) beneden 110% van het toepasselijke normbedrag moet hebben gelegen. De reden hiervoor is dat er wel gesproken moet kunnen worden van burgers die als gevolg van een laag inkomen in hun maatschappelijke participatie worden bedreigd. Van iemand die vorige maand werkloos is geworden en sedertdien een laag inkomen heeft (en wellicht zelfs beschikt over enige reserves) kan niet worden gezegd dat er al sprake is van het gevaar van sociale uitsluiting, etc. Overigens geldt deze toets niet voor de verstrekkingen op het gebied van onderwijs, sport, cultuur of welzijn die Stichting Leergeld ten behoeve van kinderen van 4 tot 18 jaar verzorgt. Stichting Leergeld maakt eigen afwegingen.

g.het vermogen:

Deze omschrijving is opgenomen om aan te geven dat het wenselijk is om, in tegenstelling tot wat in het kader van de Lauwerspas gebruikelijk was, bij de vaststelling van het recht op een tegemoetkoming ook het vermogen in ogenschouw te nemen. Anders zou het kunnen dat een vermogend iemand, met toevallig een laag inkomen, recht zou hebben op een tegemoetkoming. Overigens geldt deze toets niet voor de verstrekkingen op het gebied van onderwijs, sport, cultuur of welzijn die Stichting Leergeld ten behoeve van kinderen van 4 tot 18 jaar verzorgt. Stichting Leergeld maakt eigen afwegingen.

h. de peildatum:

Deze omschrijving moet worden gezien in relatie tot het gestelde bij het toetsinkomen.

i.het college:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

j.de gemeenteraad:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

De categorie-indeling is gebaseerd op de doelgroepen die met deze verordening moeten worden bediend. Nogmaals wordt hier het onderscheid gemaakt in enerzijds burgers die op basis van het gemeentelijk minimabeleid een tegemoetkoming kunnen krijgen en anderzijds ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen en die op basis van de Wet Werk en Bijstand categoriale bijstand kunnen krijgen.

Artikel 3

Maatschappelijke participatie betekent mee (kunnen) doen in de maatschappij. Voorkomen moet worden dat burgers door financiële beperkingen in een sociaal isolement geraken.

In dit artikel staan de kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage. Kosten kunnen uitsluitend worden vergoed voor activiteiten die in Nederland plaatsvinden (in verband met het in de WWB opgenomen territorialiteitsbeginsel). Er is gekozen voor een algemene beschrijving van de kosten. Op deze wijze wordt de discussie of bepaalde kosten wel of niet uit de tegemoetkoming voldaan kunnen worden zoveel mogelijk beperkt. De ontvangers van de tegemoetkoming hebben hierdoor een zekere vrijheid in de besteding van de tegemoetkoming waarbij dit tevens leidt tot lagere uitvoeringskosten voor de gemeente.

Nieuw voor de gemeente Achtkarspelen is de tegemoetkoming voor het lidmaatschap voor een volkstuinvereniging. Opneming van deze mogelijkheid heeft niet alleen een sociale reden, maar zou ook kunnen leiden tot het niet afhankelijk worden van voorzieningen als voedselbanken, en dergelijke.

Het volgen van beroepsgerichte cursussen worden niet vergoed op basis van de regeling maatschappelijke activiteiten. Als er een noodzaak is voor het volgen van een beroepsgerichte cursus kan immers een beroep worden gedaan op het Participatiebudget. Dit geldt zowel voor niet-uitkeringsgerechtigden als voor bijstandscliënten. Daarom kan alleen een vergoeding worden verstrekt voor niet beroepsgerichte cursussen, zoals hobby-cursussen.

Tweede lid

Categoriale bijzondere bijstand is geen vergoeding van daadwerkelijk te maken kosten, maar een tegemoetkoming daarin. De werkelijke kosten kunnen hoger liggen. Als voor de kosten waar deze verordening op ziet op individuele gronden bijzondere bijstand wordt aangevraagd houdt het college bij het beoordelen van het recht op bijstand en het vaststellen van de hoogte daarvan rekening met een op basis van deze verordening ontvangen tegemoetkoming. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn van noodzakelijk bezoek van een kind aan een peuterspeelzaal op grond van medische of sociale redenen.

Artikel 4

Uit deze omschrijving wordt nogmaals duidelijk wie rechthebbenden kunnen zijn voor een tegemoetkoming in het kader van de maatschappelijke participatie.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt dat de mogelijkheid van het verlenen van categoriale bijzondere bijstand verlenen aan ouders van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (art 35, lid 5 WWB) is overgedragen aan Stichting Leergeld.

Artikel 6

Een aanvraag moet uiterlijk op 30 november zijn ingediend. Als deze dag op een zaterdag of zondag valt moet de aanvraag uiterlijk op de eerstvolgende werkdag door het college zijn ontvangen (artikel 1, eerste lid Algemene Termijnenwet).

Bij de aanvraag hoeft de belanghebbende, als hij geen WWB-uitkering van de gemeente ontvangt, zich in principe alleen te identificeren en bewijsstukken van zijn gezinsinkomen over te leggen. Hiermee wordt de administratieve last voor zowel de burger als de gemeenten tot een minimum beperkt. In voorkomende gevallen kan het college gemotiveerd om aanvullende bewijsstukken vragen.

Artikel 7

In dit artikel ligt de hoogte van de verstrekking vast.

De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het cijfer van de consumentenprijsindex (CPI) over het voorgaande jaar zoals die door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt bekendgemaakt.

Artikel 8

De tegemoetkoming wordt ineens uitbetaald.

Artikel 9

Uitgangspunt is dat de aanvrager de tegemoetkoming besteedt aan het doel waarvoor hij deze ontvangen heeft, namelijk maatschappelijke participatie van zichzelf en zijn gezinsleden. Het college gaat uit van vertrouwen, maar controleert na afloop van het kalenderjaar steekproefsgewijs een aantal verstrekkingen. De aanvrager zal daarom tot en met drie maanden na afloop van het kalenderjaar op verzoek van het college bewijsstukken van de besteding van de tegemoetkoming moeten kunnen overleggen. Het college bepaalt de omvang van deze steekproef.

Wanneer de aanvrager de besteding niet of niet volledig aan kan tonen vordert het college het niet verantwoorde deel van de tegemoetkoming terug. Als er sprake is van categoriale bijzondere bijstand zijn de terugvorderingsbepalingen van de Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

De uitvoering van deze verordening ligt bij het college. De verordening kent een hardheidsclausule op grond waarvan het college van de bepalingen van deze verordening kan afwijken als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard. In gevallen waarin de verordening niet voorziet neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de ingezetene of het huishouden.

Artikel 11

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.