Deelverordening Peuteropvang en voorschoolse educatie

Geldend van 01-09-2014 t/m heden

Intitulé

Deelverordening Peuteropvang en voorschoolse educatie

Riedsbeslút

De raad van de gemeente Achtkarspelen.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 9 april 2014, punt nr.: 10.

Beslút:

vast te stellen de volgende

Deelverordening Peuteropvang en voorschoolse educatie,gemeente Achtkarspelen 2014.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Kinderopvang: opvang vanuit een landelijk geregistreerd

    Kinderdagverblijf in de zin van de Wet kinderopvang

    en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • 2.

    Voorschoolse Educatie (VE): een aanbod kinderopvang in een groep voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, waarin gewerkt wordt met een VVE-programma en gecertificeerde leidsters en dat is

    geregistreerd als voorschoolse educatie in het LRKP.

  • 3.

    Peuteropvang: een aanbod voorschoolse educatie, gedurende 2

    dagdelen van 3 uur per dagdeel per week op twee

    verschillende dagen gedurende 40 weken per jaar.

  • 4.

    VVE: een aanbod voorschoolse educatie bedoeld voor doelgroeppeuters gedurende:

    • a.

      drie dagdelen, op verschillende dagen, in een locatie waar maximaal 3 dagdelen peuteropvang plaatsvindt.

    • b.

      vier dagdelen, op verschillende dagen tenminste 10 uur per week, met extra begeleiding van de doelgroeppeuter en van de ouders.

  • 5.

    Doelgroeppeuters: peuters die in aanmerking komen voor een

    VVE op grond van door het college

    vastgestelde criteria.

  • 6.

    VVE-programma: een erkend voorschools programma waarin op

    gestructureerde en samenhangende wijze de

    ontwikkeling van peuters van 2,5 tot 4 jaar wordt

    gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen,

    motoriek en de sociaal emotionele ontwikkeling.

    Het programma dient opgenomen te zijn in de

    databank Effectieve Jeugdinterventies van het

    Nederlands Jeugd Instituut.

  • 7.

    Niet-toeslagouder(s) ouder(s) die geen recht heeft/hebben op Kinderopvangtoeslag van de rijksoverheid.

  • 8.

    Voorziening het aanbod voorschoolse educatie zoals een instelling dat op een specifieke locatie aanbiedt.

10. LRKP Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen.

Artikel 2 Algemene subsidieverordening

  • 1. De Algemene subsidieverordening gemeente Achtkarspelen is van toepassing op subsidies die op basis van deze verordening worden verleend.

  • 2. Voor zover in deze verordening van de Algemene subsidieverordening afwijkende bepalingen zijn opgenomen, geldt deze verordening.

Hoofdstuk 2. De subsidieverlening

Artikel 3 Te subsidiëren activiteiten

Het college kan subsidie verstrekken aan een organisatie voor kinderopvang:

  • 1.

    voor peuteropvang voor een peuter van niet-toeslagouders.

  • 2.

    voor VVE geïndiceerde peuters.

  • 3.

    voor extra leidster uren i.v.m. begeleiding en de ondersteuning van een VVE-geïndiceerde peuter.

Artikel 4 De aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie peuteropvang voor zowel lid 1 als 2 uit artikel 3 dient voor 1 september voorafgaand aan het jaar van uitvoering te worden ingediend. De aanvraag voor de periode 1 september 2014 tot 31 december 2014 dient vóór 15 juni 2014 te worden ingediend.

  • 2.

    Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van het vastgestelde aanvraagformulier.

  • 3.

    Bij de aanvraag moet worden overlegd:

    • a)

      Naam en adresgegevens van de instelling en de locatie, inclusief Registratienummer LRKP.

    • b)

      Het aantal dagdelen peuteropvang per locatie.

    • c)

      Voor subsidie:

      • a.

        Het aantal reguliere peuters van niet-toeslagouders.

      • b.

        Het aantal doelgroeppeuters van niet-toeslagouders.

      • c.

        Het aantal doelgroeppeuters van toeslagouders die vóór indicatie minder dan vier dagdelen op verschillende dagen gebruik maakten van de opvang.

      • d.

        Het aantal doelgroeppeuters.

  • 4.

    Bij een eerste subsidieaanvraag van een stichting/vereniging moet worden overlegd:

    • a)

      De statuten of het reglement van de instelling.

    • b)

      De bestuurssamenstelling.

    • c)

      De laatste jaarrekening en jaarverslag van de instelling.

Bij een eerste aanvraag van overige organisatievormen moet worden overlegd:

  • a.

    Een uittreksel van de Kamer van Koophandel.

  • b.

    De jaarrekening.

  • 5.

    Een ingediende aanvraag wordt pas in behandeling genomen na het verstrijken van de gehanteerde uiterste indieningdatum.

  • 6.

    Het college neemt voor 1 januari van het uitvoeringsjaar een besluit over de subsidieverlening. Voor de periode tot 31 december 2014 wordt voor 3 juli 2014 besloten.

Artikel 5 Tussentijdse aanpassingen

Maandelijks dient de organisatie een overzicht in op basis van artikel 4 lid 3c. van het aantal peuters op de eerste dag van de maand. Indien in juni blijkt, dat het aantal geplaatste peuters meer dan 20% afwijkt dan vindt in overleg met de betrokken organisatie(s) een heroverweging van de subsidie plaats. Mocht de heroverweging leiden tot een wijziging in de subsidieverlening, dan ontvangt de organisatie een aanvullend besluit van het college.

Organisaties die 20% meer vraag hebben dan het aantal peuters waarvoor de subsidie is verleend, kunnen eerder extra subsidie aanvragen.

Artikel 6 Bijzondere bepalingen en verplichtingen

  • 1.

    De aanvrager van een subsidie voor peuteropvang en/of voorschoolse educatie is de houder van een in het LRKP geregistreerd kindcentrum.

  • 2.

    De aanvrager van een subsidie voldoet aan de kwaliteitseisen van artikel 1.50.b van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (Staatsblad 2010 nr. 298) en aan de Regeling wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • 3.

    De locatie waar de te subsidiëren activiteiten plaatsvinden dienen als VVE-voorziening in het LRKP geregistreerd te staan.

  • 4.

    De aanvrager:

    • a)

      Werkt samen met het basisonderwijs, zodat een doorgaande leerlijn ontstaat. In ieder geval vindt afstemming plaats met die scholen waar (het merendeel van) de peuters naar toe gaat.

    • b)

      Werkt met een kind-of ontwikkelvolgsysteem.

    • c)

      Zorgt voor een overdracht van gegevens over de ontwikkeling van het kind bij de doorstroom naar het basisonderwijs.

    • d)

      Zorgt voor een warme overdracht van gegevens over de ontwikkeling van doelgroeppeuters bij de doorstroom naar het basisonderwijs.

    • e)

      Betrekt ouders en ondersteunt deze bij de opvoeding en het stimuleren van de ontwikkeling van hun kinderen.

    • f)

      Werkt samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin, inzake zorg.

    • g)

      Signaleert en is aangesloten op de verwijsindex.

  • 5.

    Peuteropvang wordt uitgevoerd:

    • a.

      Op 2 dagdelen van verschillende dagen per week

    • b.

      40 weken per jaar

    • c.

      3 uur per dagdeel

    • d.

      In een groep van maximaal 14 peuters van 2,5 tot 4 jaar

    • 6.

      VVE wordt uitgevoerd:

      • a)

        In de peuteropvang gedurende 4 dagdelen, of 3 als de locatie niet meer dan 3 dagdelen biedt, op verschillende dagen per week

      • b)

        40 weken per jaar

      • c)

        3 uur per dagdeel

      • d)

        tenminste 10 uur per week

    • 7.

      Per groep van maximaal 14 peuters zijn twee gecertificeerde VVE-leidsters werkzaam.

    • 8.

      Er wordt gewerkt met een door het NJI erkend VVE programma.

    • 9.

      In de peuteropvang is sprake van tweetaligheid: Fries en Nederlands. De betrokken locatie moet in het bezit zijn van het certificaat 'pjutte-opfang foar meartalige ûntwikkeling' of bereid zijn om dit binnen 3 jaar te behalen.

    • 10.

      Een subsidieontvanger dient mee te werken aan:

      • a.

        door, of namens de minister van VWS of OCW in te stellen onderzoek, dat is gericht op het verkrijgen van gegevens voor het beleid van rijk en gemeente.

      • b.

        de subsidieverantwoording voor OCW.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:25, tweede lid en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college subsidie weigeren wanneer, niet is voldaan aan de artikel 6 “Bijzondere bepalingen en verplichtingen” uit deze verordening.

Artikel 8 Subsidie peuteropvang

  • 1. De aanvrager kan voor peuteropvang alleen subsidie ontvangen voor peuters van niet-toeslagouders.

  • 2. Bij de vaststelling van de subsidie is rekening gehouden met een ouderbijdrage die wordt geïnd door de aanbieder van peuteropvang.

  • 3. De ouderbijdrage is inkomensafhankelijk. Voor de berekening wordt de VNG-tabel tabel gehanteerd. De ouderbijdrage voor niet-toeslagouders is daarmee gelijk aan de bijdrage van toeslagouders.

  • 4. De ouderbijdrage wordt berekend over de maximale uurprijs die de rijksoverheid voor kinderopvang hanteert.

  • 5. Ouders betalen een maandelijkse bijdrage. Deze wordt jaarlijks bepaald op basis van de beschikbare opvanguren. Voor ouders die een deel van een jaar gebruik maken van de voorziening wordt de maandelijkse bijdrage berekend op het beschikbare aantal dagdelen in die periode. Deze werkwijze komt hiermee overeen met de werkwijze die aanbieders voor toeslagouders hanteren.

Artikel 9 Subsidie VVE

De subsidie VVE bestaat uit twee componenten:

  • a.

    Voor de uitvoeringskosten van de eerste twee dagdelen

  • b.

    Voor de uitvoeringskosten van het derde en vierde dagdeel

Ad. a.

  • 1.

    De aanvrager kan voor de opvang van doelgroeppeuters van niet-toeslagouders subsidie ontvangen voor de eerste twee dagdelen.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de subsidie is rekening gehouden met een ouderbijdrage die wordt geïnd door de aanbieder.

  • 3.

    De ouderbijdrage is inkomensafhankelijk. Voor de berekening wordt de VNG-tabel gehanteerd. De ouderbijdrage voor niet-toeslagouders is daarmee gelijk aan de bijdrage van toeslagouders.

  • 4.

    De ouderbijdrage wordt berekend over de maximale uurprijs die de rijksoverheid voor kinderopvang hanteert.

  • 5.

    Ouders betalen een maandelijkse bijdrage. Deze wordt jaarlijks bepaald op basis van de beschikbare opvanguren. Voor ouders die een deel van een jaar gebruik maken van de voorziening wordt de maandelijkse bijdrage over dat deel in rekening gebracht. De werkwijze komt hiermee overeen met de werkwijze die aanbieders voor toeslagouders hanteren.

Ad b.

Voor de vaststelling van de subsidie voor het derde en vierde dagdeel van doelgroeppeuters is sprake van de volgende twee situaties:

1.De peuter ging nog niet vier dagdelen op verschillende dagen naar de peuteropvang. De VVE indicatie leidt tot uitbreiding en extra kosten voor de ouder.

Om de deelname van deze extra dagdelen te bevorderen, ontvangt de organisatie de maximale uurprijs voor 6 uur per week. Over deze uitbreiding van uren wordt geen ouderbijdrage geïnd.

2.De peuter ging al op vier dagdelen op verschillende dagen naar de peuteropvang. De VVE activiteiten vinden plaats binnen het contract dat de ouder al heeft en waar de ouder kinderopvangtoeslag voor krijgt. De ouder maakt dus geen extra kosten door de deelname aan de VVE. Voor deze peuter ontvangt de organisatie geen subsidie voor het derde en vierde dagdeel.

Artikel 10 Subsidie VVE deelname

Jaarlijks stelt het college een VVE-deelname vergoeding vast. Deze vergoeding komt tegemoet aan kosten voor extra leidster uren i.v.m. begeleiding en de ondersteuning van een geplaatste VVE-geïndiceerde peuter en de ouder(s) en opleiding van de leidster.

Artikel 11 Grondslag voor de subsidieberekening

  • 1. De grondslag voor de subsidie is het aantal peuters dat deelneemt aan peuteropvang of VVE.

  • 2. Voor peuters in de peuteropvang geldt een subsidiabel aantal uren van 240 uur op jaarbasis (6 uur per week, gedurende 40 weken per jaar). Ouders dienen aantoonbaar geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 3. Voor peuters die deelnemen aan VVE geldt een subsidiabel aantal uren van maximaal 480 per jaar.

  • 4. De maximale uurprijs waarover subsidie wordt berekend is gelijk aan de maximale uurprijs die de rijksoverheid hanteert voor de kinderopvang.

  • 5. Voor de VVE-deelname vergoeding: het aantal geplaatste doelgroeppeuters.

  • 6. Het college stelt jaarlijks de VVE-deelname vergoeding vast.

Artikel 12 Het subsidieplafond

Het college verdeelt de subsidie voor peuteropvang en voorschoolse educatie.

  • 1.

    Indien het totaal van de aangevraagde subsidie voor peuteropvang het vastgestelde budget overschrijdt, wordt een eventueel restant van het VVE budget ingezet. Mocht dit onvoldoende zijn dan vindt een herverdeling van de te verlenen subsidie plaats. Bij deze herverdeling wordt uitgegaan van de bezetting van 1 oktober voor het jaar van uitvoering.

  • 2.

    Indien de aanvraag voor VVE het budget overschrijdt, wordt een eventueel restant van het budget voor regulier peuterspeelzaalwerk ingezet. Mocht dit onvoldoende zijn dan wordt uitgegaan van de bezetting per 1 oktober.

  • 3.

    Een tijdelijke aannamestop voor alle aanbieders behoort ook tot de mogelijkheden indien lid 1 en 2 onvoldoende soelaas bieden.

Hoofdstuk 3. De subsidievaststelling

Artikel 13 Rapportageverplichtingen

De aanvrager legt voor 1 maart volgend op het jaar van uitvoering verantwoording af door het aanleveren van de volgende gegevens:

  • 1.

    Voor de financiële verantwoording:

    • a)

      Het aantal reguliere peuters van niet-toeslagouders inclusief het aantal deelgenomen dagdelen.

    • b)

      Het aantal doelgroeppeuters van niet-toeslagouders, inclusief het aantal deelgenomen dagdelen.

    • c)

      Het aantal doelgroeppeuters van toeslagouders die, voor indicatie, reeds 4 dagdelen op verschillende dagen gebruik maakten van de opvang, inclusief het aantal deelgenomen dagdelen als doelgroeppeuter.

    • d)

      Het aantal doelgroeppeuters van toeslagouders die, voor indicatie minder dan 4 dagdelen gebruik maakten van de opvang, inclusief het aantal deelgenomen dagdelen als doelgroeppeuter.

    • e)

      Het totaal aantal geplaatste doelgroeppeuters.

    • f)

      De over het kalenderjaar gefactureerde ouderbijdragen voor de eerste twee dagdelen in een week.

  • 2.

    Voor de inhoudelijke verantwoording:

    • a)

      De uitvoering van de ontwikkelingsgerichte programma’s en VVE programma’s.

    • b)

      De wijze waarop invulling is gegeven aan de verplichtingen in artikel 6, lid 4 tot en met 9.

  • 3.

    Het college stelt formats vast voor het indienen van de verantwoordingsgegevens.

  • 4.

    De verantwoordingsgegevens worden voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring op de juistheid van de (financiële) verantwoording.

Artikel 14 De subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt op basis van de ingediende verantwoordingsgegevens de subsidie vast.

  • 2. De vast te stellen subsidie voor het aantal eerste en tweede dagdelen voor reguliere- en doelgroeppeuters van niet- toeslagouders is gelijk aan of minder dan het aantal dagdelen waarvoor subsidie is verleend.

  • 3. De ontvangen ouderbijdragen worden verrekend.

  • 4. De vast te stellen subsidie voor het aantal derde en vierde dagdelen is gelijk aan of minder dan het aantal dagdelen waarvoor subsidie is verleend.

  • 5. Voor de vaststelling van de VVE-deelname vergoeding komt maximaal het aantal doelgroeppeuters in aanmerking waarvoor subsidie is verleend.

  • 6. Niet of niet geheel voldoen aan de verplichtingen, kan leiden tot een lagere vaststelling van de subsidie.

Hoofdstuk 4. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 15 Citeerartikel

Deze deelverordening kan worden aangehaald als “Deelverordening peuteropvang en voorschoolse educatie, gemeente Achtkarspelen 2014”.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college treft de nodige maatregelen of neemt de nodige besluiten in gevallen waarin de verordening niet voorziet.

In gevallen waarin de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kan het college besluiten af te wijken van deze verordening.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 september 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Achtkarspelen van 16 april 2014.
De griffier,
mr. R. van der Heide
De voorzitter,
G.Gerbrandy