Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Kinderopvang

Geldend van 01-01-1996 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening Kinderopvang

VERORDENING KINDEROPVANG

De raad van de gemeente Achtkarspelen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 oktober 1996, punt

nr. 7;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 20 van de Welzijnswet 1994;

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels wordt verstaan onder:

a burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Achtkarspelen;

b kinderopvang: het in georganiseerd verband tegen vergoeding bieden van

verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen van 0 jaar

tot en met einde basisschoolleeftijd door anderen dan de eigen ouders,

pleeg- of stiefouders op uren dat ouders/verzorgers hiervoor niet beschikbaar

zijn;

c kinderdagcentrum: kinderopvang in een ruimtelijke voorziening buiten de

gezinssituatie, alsmede kinderopvang binnen een gezinssituatie indien de

opvang betrekking heeft op meer dan vier kinderen gelijktijdig;

d kinderdagverblijf: een kindercentrum waar één of meer van de navolgende

vormen van kinderopvang plaatsvinden:

-hele- of halve dagopvang: opvang gedurende de dag voor kinderen in de

leeftijd van 0 tot 4 jaar;

-24-uurs opvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts voor

kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar;

e buitenschools kinderverblijf: een kindercentrum voor schoolgaande jeugd in

de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar voor en na schooltijd en gedurende de

vakanties;

f peuterspeelzaal: een kindercentrum uitsluitend voor kinderen vanaf twee

jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, met een

maximale verblijfsduur van 3,5 uur per dag;

g gastouderopvang: kinderopvang in de gezinssituatie die tot stand komt door

middel van een gastouderbureau en die betrekking heeft op gelijktijdig ten

hoogste vier kinderen;

h gastouderbureau: een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang

tussen gastouders en ouders/verzorgers regelt;

i gastouder: een persoon die gastouderopvang biedt;

j functionaris:

1 in een kindercentrum werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen

in de voor kinderopvang gelden CAO, en die over de voor die werkzaamheden

benodigde opleiding beschikt;

2 in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van

gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de voor de

kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding heeft;

k houder: een natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum of gastouderbureau

in stand houdt;

l NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm;

m begeleider: de in een kindercentrum werkzame persoon die anders dan als de

functionaris belast is met het bieden van verzorging en opvoeding of

onderdak en begeleiding aan kinderen.

artikel 2 Vergunningsplicht

1 Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden.

2 Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een gastouderbureau op te zetten of te houden.

artikel 3 Weigering en ontheffing

1 Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning indien niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die in hoofdstuk 2 van deze verordening worden gesteld.

2 In afwijking van lid 1 zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften in artikel 17 en de op artikel 11 gebaseerde nadere regels.

artikel 4 Voorschriften en beperkingen

1 Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

artikel 5 Behandeling aanvragen

1 Op de behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 Awb van toepassing.

2 Een ieder kan zijn zienswij ze over de aanvraag naar voren brengen.

artikel 6 Termijnen

1 Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

2 Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

artikel 7 Aanhouding

1 Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet.

2 In afwijking van het bepaalde in artikel 6 nemen burgemeester en wethouders, voor zover de aanhouding bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 6 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 6 bedoelde termijnen.

artikel 8 Duur van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal vijf jaar.

artikel 9 Verplichtingen van de houder

1 De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

2 De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

3 De houder is voorts verplicht om bij wijzigen van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

4 De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in het kindercentrumjgastouderbureau op te hangen.

artikel 10 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

1 Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

a indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

c indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften niet zijn

of worden nagekomen;

d indien binnen de termijn van één jaar geen gebruik van de vergunning wordt

gemaakt;

e indien de houder dit verzoekt.

2 Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke

of blijvende sluiting van een kindercentrum of een gastouderbureau gelasten,

indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze

verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 2 NADERE REGELS

paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang

artikel 11 Nadere regels

1 Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke

inrichting te hebben.

2 Burgemeester en wethouders z~Jn bevoegd nadere regels te stellen waaraan

het kindercentrum, de houder en de in het kindercentrum werkzame functionarissen

en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

a de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

b de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van het kindercentrum

voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet

wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

c de aan functionarissen en begeleiders te stellen gezondheidseisen;

d de aanwezigheid van gegevens in het kindercentrum.

artikel 12a Invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het

beleid van de houder

De houder zorgt ervoor dat de invloed van functionarissen, gastouders en

begeleiders op het beleid van de houder gewaarborgd is.

artikel 12b Medezeggenschap ouders/verzorgers

1 Een kindercentrum/gastouderbureau voorziet in een reglement voor medezeggenschap

van gebruikers waarin geregeld wordt:

a het instellen van een oudercommissie en de wijze van benoeming van de leden

van deze commissie die uit minimaal drie vertegenwoordigers van de ouders/

verzorgers bestaat;

b de middelen die de oudercommissie ter beschikking worden gesteld teneinde

haar taken naar behoren te kunnen uitoefenen;

2 Het in lid 1 genoemde reglement omvat procedures voor de adviserende taak

van de oudercommissie op het terrein van:

a het opheffen, fuseren, verhuizen, verbouwen, uitbreiden dan wel verkleinen

van de organisatie;

b het benoemen van degenen die de hoogste zeggenschap uitoefent bij de

leiding van de arbeid in de organisatie;

c plaatsings- en wachtlijstprocedures;

d openingstijden en sluitingsdagen.

3 Het in lid 1 genoemde reglement omvat verder procedures voor de adviserende

taak van de oudercommissie op het gebied van:

a pedagogisch beleid;

b het beleid op het gebied van veiligheid, hygiëne en gezondheid.

4 Bij de onderwerpen genoemd in lid 2 en lid 3 van dit artikel kan het advies

van de oudercommissie alleen met schriftelijke rapportage met de afweging

van belangen van betrokkenen worden afgewezen.

5 De oudercommissie wordt over de in dit artikel genoemde onderwerpen tijdig

en afdoende geïnformeerd.

6 De oudercommissie kan de gemeente informeren over de uitvoering van de

medezeggenschap binnen de instelling.

7 De uitvoering van dit artikel is medebepalend voor het verlenen van een

vergunning.

artikel 13 Informatie aan ouders/verzorgers

De houder van een kindercentrum of gastouderbureau informeert de ouders/verzorgers

voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:

a het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid en de wijze waarop

uitvoering wordt gegeven aan artikel 15, derde lid;

b de wijze waarop klachten worden behandeld;

c de wijze waarop inspraak is geregeld;

d de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

artikel 14 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

1 De houder van een kindercentrum moet ten behoeve van in het centrum

aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids-

en ongevallenverzekering afsluiten.

2 De houder van een gastouderbureau moet ten behoeve van de bij het bureau

werkzame functionarissen en begeleiders, alsmede de bij het bureau aangesloten

gastouders en door hen opgevangen kinderen een passende aansprakelijkheids-

en ongevallenverzekering afsluiten.

Paragraaf 2 Specifieke regels voor kindercentra

artikel 15 Groepsgrootte en aantal functionarissen

1 De opvang van kinderen vindt in groepen plaats met dien verstande dat een

groep van kinderen:

a in de leeftijd van 0 tot 1 jaar gelijktijdig ten hoogste 12 kinderen omvat;

b in de leeftijd van 0 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 16 kinderen

omvat, waaronder ten hoogste 8 kinderen van 0 tot 1 jaar;

c in de leeftijd van 4 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 20 kinderen

omvat.

2 ten hoogste één functionaris wordt ingezet voor de verzorging en opvoeding

van gelijktijdig ten hoogste:

a 4 kinderen in de leeftijd van 0 tot I jaar;

b 5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

c 6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

d 8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

e 10 kinderen in de leeftijd van 4 tot het einde van de basisschoolleeftijd;

f het aantal functionarissen bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand

van het gemiddelde, waarbij naar boven kan worden afgerond.

3 In afwijking van lid 2 kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meet dan

anderhalf uur, na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in

bijzondere omstandigheden één functionaris minder ingezet worden, met dien

verstande dat tenminste één functionaris wordt ingezet.

4 Indien slechts één functionaris wordt ingezet wordt ingevolge van lid 2 of

3, wordt naast deze functionaris ten minste één volwassene ingezet ter

ondersteuning van die functionaris.

artikel 16 Verblijfsruimte kindercentra

1 Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind drie vierkante meter netto

speel-/werkoppervlak bevat, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

2 Er is een buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal

vier vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN

2580.

3 Kinderen tot anderhalf jaar beschikken over slaapgelegenheid in een aparte

ruimte en kinderen ouder dan anderhalf jaar beschikken over slaapgelegenheid

in een rustige af te scheiden ruimte.

artikel 17 Voorkoming verspreiding infectieziekten

1 Het is aan de houder, dan wel aan degene die met de dagelijkse leiding is

belast, verboden:

a enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding

staande lokaliteit toe te laten of daarin te vertoeven, wanneer, volgens of

vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van

een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en

opsporing ziekteoorzaken, aanwezig is;

b enig persoon tot de kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding

staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij

redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee het gevaar van overbrenging van

een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.

2 Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven,

zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven

dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

3 De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen

krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

paragraaf3 Specifieke regels voor gastouderopvang

artikel 18 Eisen aan de gastouderopvang

1 Gastouderopvang geschiedt op basis van schriftelijke overeenkomsten tussen

het gastouderbureau, de ouders/verzorgers en de gastouder.

2 Contractueel worden in ieder geval vastgelegd de vergoeding voor de opvang

en de kwaliteitseisen die het gastouderbureau aan de gastouderopvang stelt.

3 Als kwaliteitseisen zijn in ieder geval opgenomen dat:

a de woning waar de gastouderopvang plaatsvindt veilige en voldoende ruimte

biedt voor het aantal kinderen dat daar verblijft. De hier bedoelde ruimte

heeft zowel betrekking op de speelgelegenheid binnen en buiten de woning

als op de slaap- en rustruimte;

b de gastouder over te controleren deskundigheid beschikt.

paragraaf4 Uitzonderingen voor peuterspeelzalen

artikel 19 Aantallen functionarissen per groep in een peuterspeelzaal

In afwijking van artikel 15 kunnen de groepen onder leiding staan van een

functionaris en een begeleider.

artikel 20 Verblijfsruimten peuterspeelzalen

Het in artikel 16, lid 3, bepaalde geldt niet voor peuterspeelzalen.

HOOFDSTUK 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

artikel 21 Strafbepaling

Overtreding van artikel 2 en 9 en van dekwaliteitsregels in hoofdstuk 2 wordt

gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de

tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de

rechtelijke uitspraak.

artikel 22 Toezicht en opsporing

1 Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die belast zijn met

het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening

gestelde voorschriften.

2 De opsporing van de om artikel 21 gestelde feiten is, naast de in artikel

141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren,

opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op

de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten

betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

3 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zlJn bevoegd elke plaats te

betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

artikel 23 Controle

Burgemeester en wethouders controleren ten minste eenmaal per jaar de houders

op naleving van de verordening.

artikel 24 Overgangsbepaling

1 Een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen alle houders

van kindercentra en gastouderbureaus te voldoen aan de in en krachtens deze

verordening gestelde eisen.

2 Vergunningen en ontheffingen die verleend zijn onder de werking van de

Verordening kinderopvang dd. 1 november 1990 blijven nog gedurende één jaar

na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

3 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een

aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Verordening

kinderopvang dd. 1 november 1990 is ingediend en voor het tijdstip van

inwerkingtreding van deze verordening niet op die aanvraag is beslist,

wordt daarop deze verordening toegepast.

artikel 25 Inwerkingtreding

1 Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is afgekondigd.

2 De Verordening kinderopvang dd. 1 november 1990 wordt ingetrokken op de in

het eerste lid bedoelde datum, met dien verstande dat de verordening

gedurende één jaar onverkort van kracht blijft ten aanzien van kindercentra

en gastouderbureaus die een op deze verordening gebaseerde vergunning

hebben.

artikel 26 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening kinderopvang Achtkarspelen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 31 oktober 1996.
Schmidt, voorzitter.
Oosterman, secretaris

Verordening Kinderopvang

<ld1>

Met ingang van 1 januari 1996 verplicht de Welzijnswet (artikel 20) gemeenten om een

verordening kinderopvang te hebben waarin in ieder geval de minimumeisen van de

Algemene Maatregel van Bestuur (Amvb) Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang

zijn opgenomen.

<eI4>

De in de AMvB opgenomen eisen voorkindercentra hebben betrekking op:

  • a.

    de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid;

  • b.

    de waarborging van invloed van medewerkers op de houder van het kindercentrum of

het gastouderbureau;

  • c.

    de aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering;

  • d.

    de groepsgrootte en het aantal medewerkers dat belast is met de verzorging en opvoeding

in relatie tot de aantallen kinderen in een kindercentrum.

<eI4>

In de Amvb wordt daa.rnaastaangegeven dat in de verordening eisen moeten worden

gesteld aan gastouderopvang. Deze eisen hebben betrekking op:

  • a.

    veiligheid en kwaliteit van de opvang;

  • b.

    de waarborging van de invloed van de medewerkers en gastouders op het beleid van de

houder;

c.de wijze waarop de relatie tussen gastouderbureau, aangesloten gastouders en ouders/

verzorgers wordt geregeld en de relatie tussen de gastouders en ouders/verzorgers

onderling;

d.de aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering.

<eI4>

Tenslotte moet de gemeente op grond van de Amvb in de verordening opnemen dat de

houder van een kindercentrum of gastouderbureau ouders/verzorgers schriftelijk informeert

over:

  • a.

    het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid;

  • b.

    de wijze waarop klachten worden behandeld;

  • c.

    de wijze waarop inspraak is· geregeld;

  • d.

    de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

<eI4>

De gemeentelijke verordening, die op 31 oktober door de raad is vastgesteld, geldt voor

zowel gesubsidieerde als ongesubsidieerde kinderopvangvoorzieningen. Daarnaast vallen

de houders van gastouderbureau's onder de werking van de verordening. Peuterspeelzalen

vallen buiten het kader van de verordening.

<eI4>

De Verordening Kinderopvang ligt· ter inzage bij bureau welzijn van het

gemeentekantoor.

<ld1>

Buitenpost, 20 november 1996