Regeling vervallen per 10-07-2018

Huisvestingsverordening gemeente Alblasserdam 2015

Geldend van 11-10-2016 t/m 09-07-2018 met terugwerkende kracht vanaf 26-05-2015

Intitulé

Huisvestingsverordening gemeente Alblasserdam 2015

De RAAD van de gemeente Alblasserdam;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 april 2015, nr. 1481736.

gelet op de paragraaf 3 en artikel 12 van de Huisvestingswet 2014;

b e s l u i t:

vast te stellen de Huisvestingsverordening gemeente Alblasserdam 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

wet:

de huisvestingswet 2014;

b.

woonruimte:

het daarom bepaalde in artikel 1, lid 1 sub i. van de wet bepaalde;

c.

regio:

gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten

Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht,

Sliedrecht en Zwijndrecht;

d.

huishouden:

een alleenstaande dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

e.

inkomen:

het rekeninkomen zoals bedoeld in Artikel 1, onder i van de Wet op de huurtoeslag;

f.

onzelfstandige

woonruimte:

woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

g.

inwoning:

het bewonen van een woonruimte, die onderdeel uitmaakt van een woonruimte, die door een ander huishouden in gebruik wordt genomen;

h.

voorrangsverklaring

verklaring op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking kan komen voor toewijzing van een woonruimte;

i.

huisvestingsprofiel

de omschrijving van het type huisvesting, waarvoor een woningzoekende met een voorrangsverklaring in aanmerking komt;

j.

het college

het college van burgemeester en wethouders;

k.

PUV

platform uitvoering voorrangsregeling: overlegorgaan voor toedeling van voorrangskandidaten aan woningcorporaties. In het PUV zijn vertegenwoordigd: de grotere woningcorporaties, de ambtenaar, die door de colleges van b. en w. is gemandateerd te beslissen op aanvragen voor voorrang, de Dienst Gezondheid en Jeugd Zuid Holland zuid / Specialistisch Team Wonen(DGJ Specialistisch Team Wonen), de stichting Woonkeus en de Sociale Dienst Drechtsteden-WMO;

l.

Palt-afspraken

afspraken tussen de Drechtstedengemeenten en de woningbouwcorporaties die actief zijn in de Drechtstedengemeenten;

m.

centrale toegang

samenwerkingsverband van gemeenten in Zuid-Holland zuid, Veiligheidshuis en Taskforce overlast, de DGJ / Specialistisch Team Wonen, dat gericht is op herstel van autonomie, re-integratie en participatie van cliënten, die op 3 of meer leefgebieden aantoonbaar problemen ondervinden;

n.

Lijst van opvang en begeleidingsinstellingen

door het college vastgestelde lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen waarvan de cliënten op basis van art. 2.11 in aanmerking kunnen komen voor voorrang;

o.

WMO-indicatie

indicatie voor WMO-zorg van de Sociale Dienst Drechtsteden.

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1 Voorrangsregeling bij woningtoewijzing

Artikel 2.1.1 Voorrangsverklaring

Het college kan een voorrangsverklaring verlenen op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking kan komen voor de toewijzing van een woonruimte.

Artikel 2.1.2 Toegang tot de voorrangsregeling

  • 1.

    Toegang tot de voorrangsregeling hebben:

    • a.

      de woningzoekenden, die op grond van de normen als geformuleerd in de Wet op de huurtoeslag wat het inkomen én het vermogen betreft, behoren tot de doelgroep van het volkshuisvestingsbeleid en

      • §

        a.1. een maatschappelijke binding hebben met de regio in de zin dat hij op het moment van de aanvraag blijkens de Basisregistratie Personen minstens twee jaar onafgebroken ingezetene is van de regio, dan wel daar gedurende de voorafgaande tien jaar minstens zes jaar onafgebroken ingezetene van is geweest of

      • §

        a.2. mantelzorgverleners of mantelzorgontvanger zijn,

    • b.

      vluchtelingen die een verblijfsstatus hebben toegewezen gekregen en niet eerder in het kader van de taakstelling huisvesting verblijfsgerechtigden gehuisvest zijn,

    • c.

      woningzoekenden, die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen omdat ze in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder a hebben geen toegang tot de voorrangsregeling woningzoekenden, die inwonend zijn en bewoners van onzelfstandige woonruimte, anders dan in een opvanginstelling in de regio.

  • 3.

    Het college kan afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a, na voorafgaande afstemming met het Drechtstedenbestuur en andere normen stellen wat het inkomen en het vermogen betreft indien de situatie op de woningmarkt in de regio Drechtsteden daar aanleiding voor geeft.

  • 4.

    Het college kan vrijstelling verlenen van het in lid 1, onder a.1. genoemde vereiste van maatschappelijke binding met de regio.

Artikel 2.2. Aanvragen van een voorrangsverklaring

  • ·

    1. Een aanvraag voor een voorrangsverklaring wordt ingediend bij het college, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen aanvraagformulier.

  • ·

    2. De woningzoekende die een voorrangsverklaring aanvraagt, is verplicht het door het college beschikbaar gestelde aanvraagformulier volledig in te vullen en alle daarin gevraagde bewijsstukken te overleggen.

Artikel 2.3. Beoordeling van de aanvraag voor een voorrangsverklaring.

·Bij de beoordeling van de aanvraag voor een voorrangsverklaring kan het college zich laten adviseren door een door hen aan te wijzen instantie.

Artikel 2.4. Weigeringgronden

  • ·

    De aanvraag om een voorrangsverklaring wordt geweigerd in de volgende gevallen:

  • a.

    de woningzoekende heeft op grond van artikel 2.1.2 van de verordening geen toegang tot de voorrangsregeling;

  • b.

    de aanvraag om een voorrangsverklaring wordt ingediend bij een andere gemeente dan de eigen woonplaats in de regio;

    c.de aanleiding om voorrang bij de woningtoewijzing te vragen, is door eigen handelen veroorzaakt en was voorzienbaar. Uitzonderingen kunnen worden gemaakt in situaties waarin sprake is van een verstandelijke stoornis of beperking;

  • d.

    de woningzoekende moet in staat worden geacht om het huisvestingsprobleem zelf op te losse;

  • e.

    de aanvrager moet op grond van zijn/haar aantal woonduurpunten in staat worden geacht om zonder voorrang binnen een redelijke termijn aan geschikte woonruimte te komen. Dit is het geval als het aantal van zijn/haar woonduurpunten gelijk of groter is dan het gemiddeld aantal punten dat vereist is om voor een meergezinswoning (mgw) zonder lift in aanmerking te komen;

  • f.

    de aanvrager heeft in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag, om dezelfde reden, al een aanvraag ingediend.

Artikel 2.5. Eigen initiatieven

  • ·

    1. Een woningzoekende kan pas een beroep doen op de voorrangsregeling nadat hij, zodra het huisvestingsprobleem zich openbaarde, aantoonbaar zelf al het mogelijk heeft gedaan om daar een oplossing voor te vinden. Bovendien moet de aanvrager:

  • a.

    aantonen dat hij heeft gedurende achtachtereenvolgende weken zonder resultaat meegedongen naar iedere woning die via de woonruimteverdelingsystemen in de regio Drechtsteden is aangeboden, voor zover die woning een bij zijn omstandigheden passende oplossing kon bieden of zou kunnen bieden voor zijn huisvestingsprobleem, of;

  • b.

    aantonen dat er gedurende acht achtereenvolgende weken geen bij zijn

    omstandigheden passend woningaanbod is geweest.

  • ·

    2. Afwijking van het bepaalde in lid 1. a en b is mogelijk, indien de aanvrager aantoonbaar bij voorbaat geen kans heeft op de toewijzing van een woning binnen de aangegeven termijn.

Artikel 2.6. Huisvestingsprofiel

·Het huisvestingsprofiel genoemd in artikel 2.18. onder d. van de verordening omvat in beginsel geen eengezinswoning maar een meergezinswoning. Indien op basis van de situatie van de woningzoekende in het woningprofiel bepaalde kenmerken zijn vermeld, kan de woningzoekende hieraan rechten ontlenen.

Artikel 2.7. Voorrangsgronden: medische indicatie

  • ·

    1. De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op medische indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een lichamelijk/medisch probleem heeft waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.

  • ·

    2. Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing van medische aard wordt voor gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • ·

    3. Het PUVlaat zich op medisch terrein adviseren door een medisch deskundige (de GGD Rotterdam-Rijnmond), tenzij het PUV over voldoende gegevens beschikt om de aanvraag zelfstandig te beoordelen. Het PUV adviseert op zijn beurt aan het college van het college.Het advies van het PUV is altijd gemotiveerd.

  • ·

    4. De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op medische indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een medisch probleem had als genoemd in lid 1.

Artikel 2.8. Voorrangsgronden: mantelzorg indicatie

  • ·

    1. De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op mantelzorg indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien:

  • a.

    hij aannemelijk maakt dat hij zorg gaat verlenen of ontvangen gedurende meer dan 8 uur per week aan/van een naaste en

  • b.

    de reistijd i.v.m. de te verlenen mantelzorg meer dan 2 uur per dag is,

  • ·

    2. Een aanvraag om voorrang in verband met het verlenen van mantelzorg wordt voor een gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • ·

    3. Voor de beoordeling van de aanvraag wint het PUV altijd advies in van de DGJ/ Specialistisch Team Wonen.Daarnaast laat ze zich op medisch terrein adviseren door de GGD Rotterdam-Rijnmond, tenzij het PUV over voldoende gegevens beschikt om de aanvraag zelfstandig te beoordelen. Het PUV adviseert op zijn beurt aan het college.Het advies van het PUV is altijd gemotiveerd.

Artikel 2.9. Voorrangsgronden: sociale indicatie

  • ·

    1. De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op sociale indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een probleem heeft van sociale/maatschappelijke aard dat past binnen de criteria genoemd in lid 5.a,b en c en waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.

  • ·

    2. Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing van sociale/maatschappelijke aard wordt voor gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • ·

    3. Voor de beoordeling van de aanvraag formuleert de DGJ / Specialistisch Team Wonen het advies aan het PUV. Het PUV adviseert op zijn beurt aan het college.Het advies is altijd met gemotiveerd.

  • ·

    4. De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op sociale indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een sociaal/maatschappelijk probleem had als genoemd in lid 1.

  • ·

    5.

Voorrangscriterium

Omschrijving

a.leefbaarheid

aanvrager ondervindt ernstige, structurele problemen van sociale/maatschappelijke aard in de directe woonomgeving

b.financiële nood

door een onvoorziene, niet verwijtbare daling van het inkomen dakloos dreigt te worden

c.einde duurzame relatie

het beëindigen van een relatie, waarbij de partners

met kinderen duurzaam hebben samengewoond, is geen reden voor een voorrangsverklaring, behalve als er minderjarige kinderen bij betrokken zijn. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het niet aanvaardbaar dat minderjarige kinderen dakloos worden als ouders uit elkaar gaan. Van duurzame samenwoning is sprake als de partners minstens twee jaar onafgebroken hebben samengewoond, blijkend uit de inschrijving in de Basisregistratie Personen.

Slechts één van de ouders kan aanspraak maken op een voorrangsverklaring onder de volgende voorwaarden:

a.er moet sprake zijn van dagelijkse zorg door de aanvrager (dus geen bezoekregeling of gedeelde zorg)

b.de aanvrager moet de kinderbijslag van de SVB ontvangen op de eigen bankrekening;

c.de aanvrager moet aantoonbaar gedwongen zijn de gezamenlijke woning te verlaten.

Bij co-ouderschap en gedeelde zorg wordt geen voorrang toegekend als de andere co-ouder (dan de aanvrager) over woonruimte blijft beschikken.

Het bepaalde onder artikel 2.4 en 2.5 is hierbij onverkort van toepassing.

Artikel 2.10. Voorrangsgronden: dakloos buiten schuld door calamiteiten

  • ·

    1. Indien de woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). Onder calamiteit wordt in dit geval verstaan ‘een van binnen of van buiten komend onheil, dat onvoorzienbaar is en niet door verwijtbaar handelen van de bewoner(s) is veroorzaakt. De gemeente stelt vast of en in hoeverre de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt/worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest indien niet via een verzekering huisvesting kan worden verkregen.

  • ·

    2. Het criterium ‘dakloos buiten schuld’ is alleen van toepassing op dakloosheid van materiële aard. Dakloosheid vanwege persoonlijke redenen valt hier niet onder. Dakloosheid als gevolg van een zwervend bestaan is geen reden voor een voorrangsverklaring.

Artikel 2.11. Voorrangsgronden: verlaten opvanginstelling en geweldsgerelateerde opvang

·1. De aanvrager komt voor een voorrangsverklaring in aanmerking op basis van een indicatie van het verlaten van een opvanginstelling in aanmerking op de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aanvrager is opgenomen geweest in een opvanginstelling, die vermeld is op de lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen;

  • b.

    hij beschikte voor zijn opname aantoonbaar over zelfstandige huisvesting in de regio; van de eis van maatschappelijke binding aan de regio is ontheffing mogelijk indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie zou leiden of kunnen leiden, of indien terugkeer aantoonbaar niet haalbaar is.

Van de eis van het beschikken in het verleden over zelfstandige huisvesting is ontheffing mogelijk indien terugkeer naar de vroegere huisvesting niet mogelijk is;

  • c.

    de voorrangsverklaring wordt aangevraagd door tussenkomst van de opvanginstelling. Cliënten die op eigen initiatief een voorrangsverklaring aanvragen, worden terugverwezen naar de opvanginstelling;

  • d.

    de opvanginstelling geeft in het behandelplan van haar cliënt een moment aan voor het starten van de huisvestingsprocedure van de cliënt.

  • e.

    de opvanginstelling overlegt bij de aanvraag een verklaring voor dat de cliënt in staat is om zelfstandig een huishouding te voeren;

  • f.

    de opvanginstelling legt een nabegeleidingsplan voor, waaruit onder meer blijkt welke begeleiding wordt geboden, in welke vorm en wie daarvoor verantwoordelijk en aanspreekbaar is. De instelling hoeft nazorg niet zelf te leveren, maar kan die via derden regelen. De verantwoordelijkheid voor het regelen van nazorg ligt bij de instelling zelf.

  • ·

    2. Degene die:

  • a.

    wegens terugkeer uit detentie zelfstandige woonruimte nodig heeft en

  • b.

    die voor zijn detentie aantoonbaar over zelfstandige woonruimte in de regio beschikte en

  • c.

    waarvan de voorrangsverklaring wordt aangevraagd door tussenkomst van de ketenregisseur van de Centrale Toegang,

komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring.

  • ·

    3. Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing in verband met het verlaten opvanginstelling en geweldsgerelateerde opvang wordt voor gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • ·

    4.Voor de beoordeling van de aanvraag formuleert de DGJ / Specialistisch Team Wonen het advies aan het PUV. Het PUV adviseert op zijn beurt aan het college.Het advies is altijd met gemotiveerd.

Artikel 2.12. Voorrangsgronden: herstructurering

  • ·

    1. Degene die gedwongen is zijn woning voorgoed te verlaten in verband met een concreet herstructureringsplan of een plan om verstrekkende maatregelen te treffen dat is opgenomen in de prestatieafspraken voor een bepaald jaar, komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning. Hierbij geldt bij het verlaten van een meergezinswoning als woonprofiel een meergezinswoning en bij het verlaten van een eengezinswoning als woonprofiel een eengezinswoning of meergezinswoning.

  • ·

    2. De voorrangsverklaring bestaat uit een vermelding in de woonruimteverdelingsystemen van Stichting Woonkeus en geldt voor alle te huur aangeboden sociale huurwoningen in de regio Drechtsteden die wat het type betreft gelijkwaardig zijn aan de te verlaten woning, inclusief woningen met de label ‘voorrang niet van toepassing’.

Artikel 2.13. Voorrangsgronden: sloopindicatie

  • ·

    1. De bewoner van een woning met een slooplabel komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning binnen het bezit van de corporatie van wie hij de te slopen woning huurt.

  • ·

    2. Een woning heeft een slooplabel als de woning in de rapportage Wonen als te slopen staat vermeld of als er een vergunning is verstrekt voor de sloop.

  • ·

    3.De voorrangsverklaring bestaat uit een vermelding in het woonruimteverdelingsysteem waar de desbetreffende corporatie gebruik van maakt.

Artikel 2.14. Voorrangsgronden: taakstelling verblijfsgerechtigden

  • ·

    1. De aanvrager komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring indien de aanvraag voortvloeit uit de taakstelling die de gemeente is opgelegd op grond van de artikelen 28, 29 en 30 van de Huisvestingswet.

  • ·

    2. De aanvraag wordt ingediend bij de gemeente voor wie een taakstelling als genoemd in lid.1 geldt.

  • ·

    3. Indien de gemeente aan haar taakstelling heeft voldaan of geen taakstelling heeft gekregen, kan de aanvraag geweigerd worden, als het geen gezinshereniging betreft. Als de aanvraag betrekking heeft op een door de IND geaccordeerde gezinshereniging en de woning van het al gevestigde gezinslid te klein is, wordt, ook als al aan de taakstelling voldaan is, voorrang toegekend.

  • ·

    4. De voorrangsverklaring zoals bedoeld in lid.1 geldt lokaal.

Artikel 2.15. Voorrangsgronden Beschikbaar krijgen zeer schaarse woningen.

·Een bewoner die bij verhuizing een sociale huurwoning achterlaat, die vanwege de omvang en/of uitrusting zeer schaars is en tegelijk gewenst is voor de huisvesting van urgent woningzoekenden, kan voorrang worden toegekend om de betreffende woningen voor verhuur beschikbaar te krijgen.

Artikel 2.16. Voorrangsgronden Overige

  • ·

    1. Het PUV brengt advies uit over aanvragen voor voorrang bij woonruimteverdeling, die betrekking hebben op situaties waarin de regeling niet of slechts gedeeltelijk voorziet.

  • ·

    2. Het PUV betrekt in zijn advies in hoeverre het toekennen van voorrang bijdraagt aan een maatschappelijk hulpverleningsproces.

Artikel 2.17. Toewijzing woonruimte

  • ·

    1. De huisvestende corporatie bepaalt of een voorrangskandidaat zelf in het aanbod naar een woning zoekt, of rechtstreeks een woning krijgt toegewezen.

  • ·

    2. De huisvestende corporatie kan nadere voorwaarden stellen bij de huurovereenkomst voor de woning, die op basis van de voorrangsverklaring tot stand.

Artikel 2.18. Inhoud van de voorrangsverklaring

Het college vermeldt in een voorrangsverklaring de volgende zaken:

  • ·

    a. de naam en de contactgegevens van de woningzoekende,

  • ·

    b. de datum van de aanvraag zoals bedoeld in artikel 2.2,

  • ·

    c. de erkenning dat de woningzoekende aan wie de voorrangsverklaring is verleend dringend behoefte heeft aan woonruimte binnen de door het college aangegeven termijn,

  • ·

    d. het huisvestingsprofiel dat voor de desbetreffende woningzoekende van toepassing is, onder de mededeling dat de voorrang beperkt is tot woonruimte die past binnen het huisvestingsprofiel,

  • ·

    e. de termijn waarbinnen van de voorrangsverklaring gebruik kan worden gemaakt,

  • ·

    f. of de voorrangsverklaring lokaal of regionaal geldt, dan wel of de huisvestende corporatie een woning zal aanbieden.

Artikel 2.19. Bemiddeling

  • ·

    1. Het college bemiddelt bij eigenaren van woonruimte om te bewerkstelligen dat woningzoekenden met een voorrangsverklaring een woonruimte verkrijgen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.18, onder d, e en f.

  • ·

    2. Het college kan deze bemiddeling nader vorm geven in overeenkomsten.

Artikel 2.20. Wijziging, intrekking, vervallen voorrangsverklaring

  • ·

    1. Bij gewijzigde omstandigheden kan het college, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van een voorrangsverklaring te wijzigen. De woningzoekende ontvangt in dat geval een nieuwe voorrangsverklaring onder intrekking van de eerder afgegeven verklaring.

  • ·

    2. Het college kan een voorrangsverklaring intrekken, indien:

    • o

      a. aan de vereisten voor het verkrijgen van een voorrangsverklaring niet meer wordt voldaan;

    • o

      b. de voorrangsverklaring is afgegeven op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

  • ·

    3. De voorrangsverklaring vervalt van rechtswege indien de woningzoekende een hem aangeboden woning die past binnen het in artikel 2.18, onder d genoemde huisvestingsprofiel heeft geweigerd of indien de woningzoekenden indien hij zelf mag reageren op de aangeboden woningvoorraad niet binnen een termijn van 3 maanden heeft gereageerd op een woning die past binnen het woningprofiel dat aan zijn voorrangsverklaring is gekoppeld.

  • ·

    4. Het college kan besluiten tot verlenging van de in artikel 2.18. onder e genoemde termijn, indien daar naar hun oordeel gegronde redenen voor zijn.

Hoofdstuk 3 Verdere bepalingen

Artikel 3.1 Hardheidsclausule

Het college beslist naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 3.2 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening overlegt het college met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Overgangsbepaling

Een aanvraag om een voorrangsverklaring, die vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, wordt behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de aanvrager gunstiger is.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Huisvestingsverordening gemeente Alblasserdam 2015.

Artikel 4.3 Inwerkingtreding

  • ·

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.

  • ·

    Op de dag van de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Huisvestingsverordening gemeente Alblasserdam 2005 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 mei 2015,
De griffier de voorzitter