Regeling vervallen per 01-01-2023

Financiële verordening gemeente Alblasserdam 2015

Geldend van 09-07-2019 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Financiële verordening gemeente Alblasserdam 2015

De raad van de gemeente Alblasserdam,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2014,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Alblasserdam 2015.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. afdeling:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

b. administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Alblasserdam en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

c. financiële administratie:

het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Alblasserdam, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

1. de financieel-economische positie;

2. het financiële beheer;

3. de uitvoering van de begroting;

4. het afwikkelen van vorderingen en schulden;

5. alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

d. administratieve organisatie:

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

e. financieel beheer:

het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen rechten van de gemeente Alblasserdam.

f. rechtmatigheid:

het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

g. doelmatigheid:

het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

h. doeltreffendheid:

de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de (kern)thema’s (=prioriteiten) uit de samenlevingsagenda voor de raadsperiode en/of het begrotingsjaar vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma indicatoren vast voor het meten van en afleggen van verantwoording over de beoogde maatschappelijke effecten (effect-indicatoren) en de te leveren goederen en diensten (prestatie-indicatoren) voor de in lid 2 genoemde (kern)thema’s.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en jaarstukken worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per product weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. In het investeringsplan wordt (in een bijlage) voor het begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren het geautoriseerde en/of benodigde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van een aantal belangrijke kengetallen voor de financiële positie van de gemeente. In ieder geval wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van:

    • -

      structurele sluitendheid van de begroting

    • -

      het weerstandsvermogen

    • -

      de schuldpositie

    • als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en het meerjaren investeringsplan.

  • 4.

    De kengetallen voor de financiële positie worden geclassificeerd als gunstig, neutraal of ongunstig op grond van een normering volgens eigen beleid. Deze normering volgens eigen beleid wordt in de uiteenzetting van de financiële positie uiteengezet.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor een structureel sluitende begroting in het begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren in het meerjarenperspectief. Structurele uitgaven worden gedekt door structurele inkomsten.

Artikel 4. Perspectiefnota (kaders begroting)

  • 1.

    Het college biedt uiterlijk 1 juni aan de raad een perspectiefnota aan met een voorstel voor het beleid, op grond van actualisatie van de samenlevingsagenda, en de financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar en het meerjarenperspectief voor de drie opvolgende jaren.

  • 2.

    De raad behandelt de perspectiefnota tijdens de algemene beschouwingen. De raad stelt de perspectiefnota en aanvullingen of wijzigingen, waarmee het college bij de begrotingsvoorbereiding rekening dient te houden, uiterlijk 31 juli voor het volgend begrotingsjaar vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen de raad op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen (categorie B). De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd (categorie A).

  • 3.

    Het college neemt in de ontwerp-begroting een voorstel op voor welke investeringen de raad op een later tijdstip een apart voorstel ontvangt voor autorisatie van het investeringskrediet (categorie B). In het investeringsplan wordt voor iedere investering aangegeven of deze valt onder categorie A of categorie B.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Voor investeringen, die niet in het investeringsplan in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 100.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier maanden en de eerste zeven maanden van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussenrapportages worden tijdig aan de raad aangeboden :

    • a.

      de viermaands rapportage vóór 1 juni van het lopende begrotingsjaar;

    • b.

      de achtmaands rapportage vóór 1 oktober van het lopende begrotingsjaar.

  • 3.

    De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma;

    • b.

      het totaal saldo van baten en lasten;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

    • d.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen b en c,

      alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 4.

    In de tussenrapportages worden bijstellingen van de ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 10.000 toegelicht.

  • 5.

    Het college overweegt, op grond van de actieve informatieplicht, om uiterlijk vóór 1 februari in het jaar volgend op het begrotingsjaar de raad te informeren over relevante afwijkingen ten opzichte van de door de raad vastgestelde budgetten op programmaniveau en/of investeringskredieten, die in de jaarrekening over het begrotingsjaar zullen worden verantwoord.

Artikel 7. Informatieplicht

  • 1.

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voorzover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      investeringen van categorie B groter dan € 100.000;

    • b.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 50.000 per programma;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000.

  • 2.

    Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen indien het college nieuwe meerjarige verplichtingen aangaat waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 50.000.

Artikel 8. EMU saldo

Wanneer het rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

De regels omtrent waarderen en afschrijven van vaste activa zijn in een aparte nota vastgelegd. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

a. De vorming en besteding van reserves

b. De vorming en besteding van voorzieningen

c. De rentetoerekening aan reserves en voorzieningen

d. Het weerstandsvermogen en het risicomanagement

Het college biedt jaarlijks bij de begroting een overzicht met de geraamde stand van de reserves en voorzieningen aan de raad aan.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Alblasserdam wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekking van reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de inzet van materiële vaste activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met elke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente ten minste de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie is vastgelegd in het treasurystatuut. Dit statuut wordt door de raad vastgesteld. Jaarlijks wordt zowel in de begroting als in de jaarrekening in de financieringsparagraaf o.a. ingegaan op de (geraamde) ontwikkeling van de rente en de schuldpositie.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffing, de afvalstoffenheffing, de leges, de begraafrechten en de marktgelden. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor het beleid kwijtscheldingsbeleid.

2. De kaders voor de prijzen voor de huren en erfpachten voor het vastgoed zijn vastgelegd in een nota prijsbeleid vastgoed.

Artikel 15. Verstrekking subsidies

Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan. De nota bevat de kaders voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en wordt door de raad vastgesteld.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1.

    Het college draagt zorg voor het uitvoeren van risicomanagement.

  • 2.

    Het totale weerstandsvermogen bestaat uit een algemeen weerstandsvermogen en een weerstandsvermogen grondexploitaties.

  • 3.

    Het college streeft een ratio van het weerstandsvermogen (= weerstandscapaciteit gedeeld door gekwantificeerde risico’s) na van minimaal 1,4. Het college draagt zorg voor voorstellen aan de raad in de P&C documenten, die erop gericht zijn de streefwaarde van minimaal 1,4 weer te bereiken binnen 4 begrotingsjaren in het geval het weerstandsvermogen lager is dan 1,4.

  • 4.

    Het college streeft naar een weerstandsratio grondexploitatie van minimaal 1,0 en maximaal 1,4. In gevallen dat de weerstandsratio grondexploitatie zich buiten deze bandbreedte begeeft, kan het college bij de jaarrekening een voorstel aan de raad aanbieden voor verrekening tussen de algemene reserve en de algemene reserve grondexploitatie.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen. Het plan bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 18. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college nasst de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de rentevisie

b. de financieringsbehoefte;

c. de kasgeldlimiet;

d. de renterisico norm;

e. de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

f. de ontwikkeling van de debtratio

g. de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner (voor de komende vier jaar)

h. de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten (voor de komende vier jaar)

Artikel 19. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering in de begroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

Artikel 20. Verbonden partijen

Het college draagt zorg voor een nota verbonden partijen. Bij de begroting en jaarrekening neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval ook de in de nota verbonden partijen genoemde relevante informatie op.

Artikel 21. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden.

  • 2.

    In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies/winstverwachtingen, de verwerving van gronden e.d. en de relaties van het grondbeleid met de programma’s.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 22. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 23. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan afdelingen

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden,;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast het beleid en de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten.

  • g.

    Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de steunverlening en toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

  • h.

    Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

  • i.

    de regels met betrekking tot het budgethouderschap. Het college draagt zorg voor uitwerking van nadere spelregels voor het vrijgeven aan ambtelijke organisatie van door de raad, bij vaststelling van de begroting en/of bij vaststelling van de geactualiseerde grondexploitaties, geautoriseerde kredieten voor investeringen (categorieA) en/of grondexploitaties.

Artikel 24. Interne controle

1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2. Het college draagt zorg voor een systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Alblasserdam vastgesteld in de raadsvergadering van 30 oktober 2003 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015, met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2015 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Alblasserdam 2015”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 9 december 2014

de griffier, de voorzitter,