Regeling vervallen per 01-03-2024

Verordening op de Rekenkamerfunctie Alblasserdam 2019

Geldend van 20-01-2020 t/m 29-02-2024

Intitulé

Verordening op de Rekenkamerfunctie Alblasserdam 2019

De raad der gemeente Alblasserdam;

gezien het voorstel van de auditcommissie van 20 november 2019;

gelet op artikel 81oa van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Verordening op de Rekenkamerfunctie Alblasserdam 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de rekenkamer: de rekenkamerfunctie die is ingesteld op basis van deze verordening;

  • b.

    directeur: de directeur van de rekenkamer in de gemeente Alblasserdam;

  • c.

    coördinator: de coördinator van de rekenkamer in de gemeente Alblasserdam;

  • d.

    raad: de gemeenteraad van Alblasserdam;

  • e.

    griffier: de griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • f.

    griffie: de griffie van de gemeente Alblasserdam;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam;

  • h.

    organisatie: de ambtelijke organisatie van de gemeente Alblasserdam;

  • i.

    begeleidingscommissie: de begeleidingscommissie rekenkamer van de raad van Alblasserdam, belegd bij de auditcommissie;

  • j.

    betrokkene(n): degene(n) wiens taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest;

  • k.

    orgaan: ieder bestuursorgaan van de gemeente Alblasserdam.

Artikel 2 Instelling en samenstelling rekenkamer

  • 1.

    Er is een gemeentelijke rekenkamer.

  • 2.

    De rekenkamer heeft één lid, tevens directeur.

  • 3.

    De directeur wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door de coördinator.

  • 4.

    In de situatie waarin de directeur tijdelijk niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, is de coördinator plaatsvervangend directeur.

  • 5.

    De raad benoemt de directeur voor een periode van maximaal 6 jaar van buiten de kring van zijn leden. Hij kan worden herbenoemd voor een periode van maximaal drie jaar.

  • 6.

    De directeur en de plaatsvervangend directeur leggen, voordat zij hun functie kunnen uitoefenen, in een vergadering van de raad in handen van de voorzitter van de raad de verklaring en belofte (eed) af, luidende: "Ik verklaar (zweer) dat ik, om tot lid van de rekenkamer te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gunst heb gegeven of beloofd. Ik verklaar en beloof (zweer) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik beloof (zweer) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen. Dat verklaar en beloof ik! (Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!)"

Artikel 3 Taak van de directeur

De directeur:

  • a.

    is verantwoordelijk voor het functioneren van de rekenkamerfunctie en is belast met het voorstellen van onderzoeksonderwerpen, het opzetten van de organisatie van het onderzoek, alsmede het begeleiden dan wel het uitvoeren van het onderzoek;

  • b.

    draagt onder andere zorg voor een kwalitatief goede rapportage. De conclusies zijn helder en de aanbevelingen zijn zo mogelijk direct toepasbaar;

  • c.

    is verantwoordelijk voor de aansturing van de ondersteuning en (tijdelijke) onderzoekmedewerkers.

Artikel 4 Einde van het lidmaatschap

In de volgende gevallen kan ontslag worden verleend aan de directeur:

  • a.

    op verzoek van de directeur zelf;

  • b.

    bij aanvaarding van een functie als bedoeld in artikel 81oa tweede lid in combinatie met artikel 81f Gemeentewet. De directeur maakt zijn nevenfuncties openbaar;

  • c.

    wanneer de directeur bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

  • d.

    indien de directeur bij onherroepelijk geworden uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

  • e.

    wanneer de directeur door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is de rekenkamerfunctie uit te oefenen.

Artikel 5 De begeleidingscommissie

  • 1.

    Er is een begeleidingscommissie, deze taak is belegd bij de auditcommissie Alblasserdam.

  • 2.

    De begeleidingscommissie onderhoudt primair contact met de directeur over het proces van het onderzoek.

  • 3.

    De begeleidingscommissie heeft als taken:

  • a.

    het bespreken van de onderzoeksopdracht met de directeur;

  • b.

    het bespreken van de voortgang van het onderzoek met de directeur;

  • c.

    de evaluatie van het onderzoek en onderzoeksverloop (na vaststelling

  • door de raad) met de directeur.

Artikel 6 Budget van de rekenkamer

De raad stelt jaarlijks bij de begroting een bedrag beschikbaar voor de rekenkamer. Dit bedrag is exclusief btw.

Artikel 7 Onderwerpkeuze, onderzoeksprogramma en onderzoeksopzet

  • 1.

    De directeur stelt zelf de onderwerpen voor onderzoek vast, formuleert de probleemstelling en de onderzoeksvragen en stelt – gehoord de begeleidingscommissie - de onderzoeksopzet vast.

  • 2.

    De in een jaar te onderzoeken onderwerpen worden jaarlijks vóór 31 december van het voorgaande jaar als onderzoeksprogramma ter kennisname aan de raad aangeboden.

  • 3.

    Jaarlijks start de directeur in september met een consultatie van de raad voor het opstellen van het onderzoeksprogramma. Voorafgaand aan de bespreking van het concept onderzoeksprogramma in een beeldvormende vergadering van de raad doet de directeur een uitvraag van onderwerpen bij de raadsfracties.

  • 4.

    Bij de selectie van onderwerpen hanteert de directeur de volgende criteria:

  • a.

    toegevoegde waarde voor de raad;

  • b.

    maatschappelijk belang;

  • c.

    financieel belang;

  • d.

    risico’s voor doelmatigheid en doeltreffendheid;

  • e.

    spreiding ten opzichte van eerdere rekenkameronderzoeken.

  • 5.

    Als het onderzoeksprogramma is vastgesteld, stelt de directeur per onderwerp een onderzoeksopzet op. De onderzoeksopzet wordt voorafgaand aan de start van het onderzoek besproken met de begeleidingscommissie. Nadat de onderzoeksopzetten definitief zijn, worden deze ter kennisgeving verzonden aan de raad en het college.

  • 6.

    In de onderzoeksopzet wordt in ieder geval aangegeven:

  • a.

    de afbakening van het onderzoeksterrein;

  • b.

    de formulering van de onderzoeksvraag;

  • c.

    de eventuele randvoorwaarden;

  • d.

    de planning.

  • 7.

    Conform artikel 182 tweede lid van de Gemeentewet, kan de raad de directeur verzoeken een onderzoek in te stellen. Na ontvangst van een verzoek van de raad geeft de directeur binnen één maand gemotiveerd aan of hij gevolg geeft aan het verzoek.

Indien de directeur besluit gevolg te geven aan het verzoek van de raad, geeft hij aan hoe hij het verzoek zal oppakken, welke tijdsplanning hij hanteert en welke invloed dat eventueel heeft op het onderzoeksprogramma. Indien de directeur besluit geen gevolg te geven aan het verzoek van de raad, geeft hij aan op welke gronden hij tot zijn besluit is gekomen.

Artikel 8 Uitvoering van onderzoek en rapportage

  • 1.

    De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de onderzoeken volgens de vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 2.

    De leden van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de ambtenaren van de gemeente Alblasserdam zijn verplicht om op verzoek van de directeur alle inlichtingen en informatie te verstrekken die zij nodig heeft voor de uitvoering van een onderzoek. Het verzoek daartoe doet de directeur via de gemeentesecretaris of de griffier. De informatie en/of inlichtingen worden verstrekt binnen een door de directeur aan te geven redelijke termijn.

  • 3.

    De directeur stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen twee weken hun zienswijze op de nota van bevindingen aan de directeur kenbaar te maken.

  • 4.

    Na ambtelijke hoor- en wederhoor ten aanzien van de feiten, zoals bedoeld in het derde lid, formuleert de directeur zijn conclusies en aanbevelingen in een concept onderzoeksrapport.

  • 5.

    Het betrokken orgaan wordt in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken zijn zienswijze op het concept onderzoeksrapport en de conclusies en aanbevelingen (bestuurlijke nota) kenbaar te maken. Het betrokken orgaan deelt, tenminste mee:

  • 6.

    welke aanbevelingen worden overgenomen, of

  • 7.

    indien aanbevelingen niet worden overgenomen, de motivering waarom aanbevelingen niet worden overgenomen.

  • 8.

    De directeur formuleert indien hij dat nodig acht een nawoord naar aanleiding van de reactie van het betrokken orgaan.

  • 9.

    Het door de directeur definitief vastgestelde onderzoeksrapport, de reactie van het college van burgemeester en wethouders en het nawoord van de directeur van de rekenkamer worden integraal door de directeur aan de raad aangeboden.

  • 10.

    De onderzoeksrapporten van de rekenkamer zijn openbaar, tenzij de raad op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van Bestuur ten aanzien van rapporten die aan de raad worden voorgelegd geheimhouding oplegt.

  • 11.

    De directeur en degenen die ten behoeve van hem werkzaam zijn, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hen in hun hoedanigheid van directeur, respectievelijk medewerker, ter kennis is gekomen.

Artikel 9 Behandeling door de raad

  • 1.

    De griffie vormt voor de directeur het eerste aanspreekpunt voor praktische aangelegenheden.

  • 2.

    Een onderzoeksrapport wordt door de directeur schriftelijk aangeboden aan de raad.

  • 3.

    Na ontvangst van het onderzoeksrapport zendt de griffie het rapport onverwijld door naar alle (burger)raadsleden.

  • 4.

    De directeur wordt zo spoedig mogelijk na toezending van het onderzoeksrapport aan de raad in de gelegenheid gesteld het rapport toe te lichten en eventuele vragen te beantwoorden.

  • 5.

    Ten behoeve van de behandeling door de raad wordt door de griffier een raadsvoorstel opgesteld met conceptraadsbesluit, met als uitgangspunt het overnemen van alle aanbevelingen van de rekenkamer in het desbetreffende rapport.

  • 6.

    Het concept raadsbesluit bevat indien van toepassing een opdracht aan het betrokken orgaan om binnen vier maanden na het besluit, met een plan van aanpak ter uitvoering van de door de raad overgenomen aanbevelingen te komen.

  • 7.

    De raad behandelt het onderzoeksrapport en raadsvoorstel zo spoedig mogelijk (oordeelsvormend en besluitvormend), waarbij als uitgangspunt een termijn wordt gehanteerd van uiterlijk drie maanden na publicatie van het rapport.

Artikel 10 Evaluatie

Het functioneren van de rekenkamer wordt na 2,5 jaar door de raad geëvalueerd. De evaluatie wordt voorbereid door de auditcommissie.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de Rekenkamerfunctie Alblasserdam 2019.

  • 2.

    De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na haar bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Alblasserdam op 26 november 2019,

De griffier, De voorzitter,

I.M. de Gruijter J.G.A. Paans