Regeling vervallen per 04-08-2023

Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Alblasserdam 2021

Geldend van 10-11-2020 t/m 03-08-2023

Intitulé

Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Alblasserdam 2021

Het college van de gemeente Alblasserdam;

  • Gelet op de artikelen 108, 149 van de Gemeentewet, titel 4.1. en 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2014;

  • Overwegende dat het gewenst is om nadere regels vast te stellen die in acht worden genomen bij het verstrekken van de subsidies voor peuteropvang en het onderwijs achterstandenbeleid in de gemeente;

Heeft in de vergadering van 22-09-2020 besloten:

De Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Alblasserdam 2021 vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2014;

  • b.

    College: College van burgemeester en wethouders van Alblasserdam;

  • c.

    bestuur: het bestuur van een geregistreerde voorschoolse voorziening;

  • d.

    voorschoolse voorziening: een voorziening voor kinderopvang die aan de geldende wettelijke eisen voldoet;

  • e.

    indicatie VVE: een door de jeugdgezondheidszorg(consultatiebureau) afgegeven verklaring dat deelname aan voorschoolse educatie (VVE) geïndiceerd is;

  • f.

    landelijk register kinderopvang (LRK): een register op grond van artikel 1.47b, eerste lid van de Wet kinderopvang met gegevens van alle geregistreerde kinderopvangvoorzieningen in Nederland;

  • g.

    ouder: persoon met ouderlijk gezag;

  • h.

    verzorger: verzorger van de peuter;

  • i.

    peuter: een kind in de leeftijd van 2 jaar tot de leeftijd waarop het kind naar de basisschool gaat dat gebruik maakt van een in het landelijk register kinderopvang opgenomen voorschoolse voorziening;

  • j.

    subsidie: een bedrag dat aan het bestuur beschikbaar wordt gesteld voor een aanbod aan ouders;

  • k.

    kindplaats: een aanbod van een voorschoolse voorziening met een door het college vast te stellen omvang in uren per jaar;

inkomensafhankelijke bijdrage: de eigen bijdrage die ouders betalen voor het gesubsidieerde voorschoolse aanbod. Deze is afhankelijk van de hoogte van het gezinsinkomen. De bijdrage is gebaseerd op de tabel van de kinderopvangtoeslag die jaarlijks door het Rijk wordt vastgesteld.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Tenzij in deze regeling uitdrukkelijk anders wordt vermeld, is de Algemene wet bestuursrecht onverminderd van toepassing.

Artikel 3 Doel

  • 1.

    Met deze subsidieregeling wordt beoogd ouders te stimuleren om hun kinderen een voorschoolse voorziening te laten bezoeken en te laten deelnemen aan een voorschools programma.

Artikel 4 Subsidieaanvrager

  • 1.

    De subsidie voor de ouders kan worden aangevraagd door het bestuur.

  • 2.

    Voor subsidie komen in aanmerking de ouders van een peuter.

Artikel 5 Aanvraag en aanvraagtermijn

  • 1.

    Bij een eerste subsidieaanvraag van een bestuur moet worden overgelegd:

    • a.

      de laatste jaarrekening van de rechtspersoon die de te subsidiëren voorschoolse voorziening exploiteert.

    • b.

      een recent (dagtekening minder dan 3 maanden voor de aanvraag) uittreksel van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon die de te subsidiëren voorschoolse voorziening exploiteert.

  • 2.

    De subsidieaanvraag bevat:

    • a.

      Informatie over het aantal peuters per locatie (peildatum 1 oktober) waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      Een onderverdeling naar de volgende categorieën: a. met aanspraak op kinderopvangtoeslag (KOT), b. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag (NKOT), c. VVE-geïndiceerd (VVE) en d. niet VVE-geïndiceerd (NVVE);

    • c.

      Een onderbouwing van de behoefte aan het te subsidiëren aanbod.

  • 3.

    De aanvrager vraagt de subsidie aan met een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 4.

    Een aanvraag voor subsidie wordt uiterlijk ingediend vóór 15 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 5.

    Het college neemt voor 1 januari van het uitvoeringsjaar een besluit over de subsidieaanvraag.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, een aanvraag voor subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien:

    • a.

      de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen te behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen;

    • b.

      niet voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor het te exploiteren voorschoolse aanbod;

    • c.

      de behoefte aan het te subsidiëren aanbod onvoldoende is onderbouwd.

Artikel 7 Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats dient te vinden.

Artikel 8 Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven, kan het college voorschotten verstrekken tot maximaal 100% van het, bij beschikking verleende, subsidiebedrag.

  • 2.

    In het besluit tot subsidieverlening wordt de hoogte en de termijnen van de voorschotten vastgelegd.

Artikel 9 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidieopbouw is nader gespecificeerd in bijlage A en wordt jaarlijks, voorafgaande aan het betreffende subsidiejaar, vastgesteld door het college.

Artikel 10 Subsidieduur

  • 1.

    De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook, de voorschoolse voorziening verlaat.

Artikel 11 Verplichtingen

  • 1.

    Het bestuur bepaalt, aan de hand van door de ouders te verstrekken gegevens, de subsidie- en ouderbijdrage die van toepassing is op het aanbod.

  • 2.

    Het bestuur brengt de subsidie in mindering op de door de ouders/verzorgers van de peuters te betalen kosten voor gebruik van een kindplaats.

  • 3.

    Het bestuur rapporteert per kwartaal cumulatief per geplaatste peuter de volgende gegevens:

    • a.

      klantnummer peuter/ ouder(s)

    • b.

      geboortedatum

    • c.

      startdatum

    • d.

      einddatum, indien relevant

    • e.

      geïndiceerd of niet-geïndiceerd

    • f.

      met kinderopvangtoeslag (KOT)/ zonder kinderopvangtoeslag niet-KOT

    • g.

      aanwezigheid inkomensverklaring (J/N)

    • h.

      ouderbijdrage per uur

  • 4.

    Het bestuur moet bij het uitvoeren van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verstrekt voldoen aan de wettelijke bepalingen rondom kinderopvang

Artikel 12 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    Deze aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend met een door het college vastgesteld format.

  • 2.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijk aantal peuters en opvanguren per peuter aan de hand van het afgesproken subsidietarief, de berekende ouderbijdrage en onderverdeling naar categorieën van artikel 5, lid 2 onder a. en b.

  • 3.

    Indien de subsidie lager wordt vastgesteld dan het verleende subsidiebedrag, zal op basis van het verleende subsidiebedrag met de subsidieontvanger worden afgerekend en vindt indien van toepassing na vaststelling een terugvordering plaats of vooraf aan vaststelling een verrekening plaats.

  • 4.

    Indien bij de afrekening blijkt dat de te ontvangen subsidie hoger moet zijn dan het toegekende subsidiebedrag dient een verzoek tot wijziging van de beschikking tot verlening van de subsidie te worden ingediend.

  • 5.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidie-vaststelling de subsidie vast.

  • 6.

    Het college kan deze termijn voor ten hoogste 13 weken verlengen.

  • 7.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 13 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, of ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat de, aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden, niet of niet geheel kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 14 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking en is van toepassing op de uitvoering van activiteiten vanaf 1 januari 2021.

  • 2.

    Op aanvragen die voor de datum als genoemd in lid 1 zijn ingediend wordt beslist overeenkomstig deze regeling.

Artikel 16 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als “Subsidieregeling Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Alblasserdam 2021".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 22-09-2020.

de secretaris, de burgemeester,

S. van Heeren J.G.A. Paans

Bijlage 1 Subsidieopbouw

De subsidie opbouw van de subsidieregeling Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Alblasserdam 2021 is opgebouwd uit verschillende componenten en wordt jaarlijks door het College vastgesteld.

Volume in aantal uren per peuter per jaar

Jaarlijks stelt het college het maximum aantal te subsidiëren uren per peuter per jaar vast. Daarbij worden de volgende 2 categorieën onderscheiden:

Reguliere peuters: voor 2021 geldt een maximum van 320 uur per peuter per jaar

Dit zijn peuters waarvoor geen indicatie voor voorschoolse educatie geldt. Een indicatie is een door de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) afgegeven verklaring waarin staat dat deelname aan voorschoolse educatie (VVE) geïndiceerd is.

VVE peuters: voor 2021 geldt een maximum van 640 uur per peuter per jaar

Dit zijn peuters waarvoor wel een indicatie voor voorschoolse educatie geldt.

Norm ouderbijdrage per uur

Het normtarief voor de bruto-ouderbijdrage (II.) is gelijk aan het maximum uurtarief van de landelijke kinderopvangtoeslagregeling en bedraagt in 2021 € 8,46 per uur. De netto-ouderbijdrage per uur na verrekening van de inkomensafhankelijke gemeentelijke subsidiebijdrage ziet er als volgt uit:

Gezamenlijk

toetsingsinkomen gezin 2021

Netto-ouderbijdrage peuteropvang

2021 per uur

lager dan

€ 20.302

€ 0,34

€ 20.303

€ 31.214

€ 0,42

€ 31.215

€ 42.953

€ 0,90

€ 42.954

€ 58.423

€ 1,41

€ 58.424

€ 83.979

€ 2,45

€ 83.980

€ 116.371

€ 4,16

€ 116.372

en hoger

€ 5,60

Deze ouderbijdrage komt overeen met de VNG adviestabel 2021.

Maximale subsidiebijdrage per uur

Jaarlijks stelt het college de maximale subsidiebijdrage per uur vast. Deze bestaat uit a. een inkomensafhankelijke deel, b. een vast deel en c. een VVE deel.

a. Inkomensafhankelijke subsidiebijdrage per uur

De inkomensafhankelijke subsidiebijdrage is gelijk aan de landelijke kinderopvangtoeslag regeling (zie Besluit kinderopvangtoeslag) en geldt uitsluitend voor peuters van ouders die geen aanspraak hebben op kinderopvangtoeslag. De inkomensafhankelijke subsidiebijdrage bedraagt € 8,12 per uur voor ouders met een toetsingsinkomen tot € 20.302 en € 2,86 per uur voor ouders met een toetsingsinkomen vanaf € 116.372. Deze subsidiebijdrage is van toepassing op maximaal 320 uur per jaar per peuter.

b. Vaste subsidiebijdrage per uur

De vaste subsidiebijdrage per uur is een subsidiebijdrage die geldt voor alle peuters en dient om de ouderbijdrage te dempen. Deze subsidiebijdrage dekt - tot een vastgesteld maximumtarief - het verschil tussen het kostendekkend uurtarief van de aanbieder en het normtarief voor de ouderbijdrage dat aanbieders bij ouders in rekening brengen. Het maximumtarief voor de subsidiebijdrage (I.) bedraagt in 2021 € 10,81 per uur. Dat betekent dat de maximale vaste subsidiebijdrage in 2021 € 2,35 per uur bedraagt (€ 10,81 minus € 8,46). Deze subsidiebijdrage is van toepassing op maximaal 320 uur per jaar per peuter.

c. VVE subsidiebijdrage per uur

De maximale VVE subsidiebijdrage per uur bedraagt in 2021 € 10,81 en is van toepassing op de extra 320 uren per jaar waarop VVE peuters aanspraak kunnen maken. Over de eerste 2 dagdelen (320 uur per jaar) is de inkomensafhankelijke ouder- en subsidiebijdrage van toepassing (zie a.). Over het derde en vierde dagdeel (tot een maximum van 320 uur per jaar) geldt geen ouderbijdrage en subsidieert de gemeente het uurtarief volledig tot een maximum van €10,81 per uur.

In onderstaande figuur is de opbouw van de subsidiebijdrage per uur nader toegelicht:

afbeelding binnen de regeling