VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE SAMENWERKINGSVERBAND RIDDERKERK EN ALBRANDSWAARD 2012

Artikel 1 Begripsbepalingen

• 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

• 2. Rechthebbende:

  • a.

    Inwoner van de gemeente van 18 jaar of ouder met de gezinsleden, die in de gemeente daadwerkelijk verblijf houden, waarvan het gezinsinkomen niet hoger is dan 110% van de voor de persoon of het gezin geldende bijstandsnorm en waarvan het vermogen niet hoger is dan het vrij te laten vermogen zoals vermeld is in artikel 34 van de Wet werk en bijstand (WWB)

  • b.

    Kind: de bij de rechthebbende duurzaam inwonend eigen of stiefkind dat jonger is dan 18 jaar.

  • c.

    Kinderen tot 18 jaar waarvan de ouder(s) of verzorger(s) een traject bij schuldhulpverlening/WSNP volgt en waarvan het besteedbaar gezinsinkomen niet meer bedraagt dan 90% van de voor hen geldende bijstandsnorm.

• 3. Geen rechthebbende is de studerende vanaf 18 jaar die recht heeft op studiefinanciering WSF of WTOS.

• 4. Gezinsinkomen: het totale netto inkomen van de aanvrager, partner en meerderjarige kinderen conform de bepalingen uit de Wet werk en bijstand (WWB).

• 5. Tegemoetkoming: de uit het fonds te verstrekken bijdrage

Artikel 2 Regels voor het aanvragen

• 1. Een aanvraag ingevolge deze verordening wordt uiterlijk voor 1 april, volgend op het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft, schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders middels een door het bestuursorgaan vastgesteld aanvraagformulier.

• 2. Een aanvraag wordt slechts in behandeling genomen als deze volledig is.

• 3. Op de aanvraag wordt binnen 8 weken na ontvangst beslist.

• 4. De beslissing van burgemeester en wethouders op de aanvraag wordt, schriftelijk en met redenen omkleed kenbaar gemaakt aan de aanvrager.

• 5. De vergoeding per rechthebbende kan niet worden overgedragen op een ander gezinslid.

Artikel 3 Geen tegemoetkoming wordt verstrekt in de kosten:

• 1. die verband houden met het reguliere onderwijs.

• 2. die verband houden met activiteiten die gericht zijn op arbeidsre-integratie.

• 3. die kunnen worden vergoed via een voorliggende voorziening.

• 4. van een vast telefoonabonnement of een telefoon- en internetabonnement voor een mobiele telefoon of tablet.

Artikel 5 Tegemoetkoming participatie schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar

• 1. Voor het rechthebbende schoolgaande kind van 4 tot 18 kan een bijdrage worden gegeven voor de schoolkosten die niet onder de WTOS c.q. WSF 2000 vallen ter hoogte van de tegemoetkoming is € 100voor een kind in het basisonderwijs en € 200 voor een kind in het voortgezet onderwijs per rechthebbend kind per kalenderjaar en wordt verstrekt na het tonen van een recent bewijs van inschrijving bij een school.

• 2. De hoogt van de vergoeding voor maatschappelijke participatie is € 200 en wordt verstrekt bij het tonen van een lidmaatschap van een vereniging of club (sport, muziek, scouting, zwemles)

• 3. Voor direct bijkomende kosten genoemd onder artikel 5 lid 3 kan € 50 per rechthebbende per kalenderjaar worden verstrekt. Als er een betaling plaatsvindt van kosten genoemd in artikel 5 lid 2, vindt de betaling van de bijkomende kosten automatisch plaats.

Artikel 6 Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

• 1. Aan de rechthebbende chronisch zieke of gehandicapte wordt een bijdrage gegeven voor bijkomende kosten die niet worden vergoed via een voorliggende voorziening.

• 2. De hoogte van de vergoeding bedraagt € 100 per rechthebbende chronisch zieke of gehandicapte per jaar.

• 3. Aantonen door het tonen van het betalingsbewijs van de wettelijke jaarlijkse eigen bijdrage van de zorgverzekering (als het bedrag van € 100 is bereikt kan er worden aangevraagd).

Artikel 7 Hardheidsclausule, onvoorziene omstandigheden en onjuiste informatie

• 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de rechthebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

• 2. Het besluit tot verstrekking van de tegemoetkoming kan worden ingetrokken indien de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste, verouderde of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag heeft geleid.