Regeling vervallen per 17-03-2018

DE VERORDENING LEERLINGENVERVOER 2013 ALBRANDSWAARD

Geldend van 24-05-2013 t/m 16-03-2018

Intitulé

RAADSBESLUIT

Besluit nr.: 125916

Onderwerp: Verordening Leerlingenvervoer 2013 Albrandswaard

De raad van de gemeente Albrandswaard;

Gezien het voorstel van het college van de gemeente Albrandswaard met kenmerk 127216, 8 april 2013;

Gelet op:

De uitgangspunten van het project Optimalisatie Leerlingenvervoer BAR gemeenten en de uitgebreide participatie van lokale belangenvertegenwoordigers uit de drie gemeenten;

Gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs;

BESLUIT:

Vast te stellen:

DE VERORDENING LEERLINGENVERVOER 2013 ALBRANDSWAARD

TITEL 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    school:

    • -

      een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs (Stb. 1998, 495);

    • -

      een school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 496);

    • -

      een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1998, 512);

  • b.

    ouders: de ouders, voogden of verzorgers dan wel de wettelijke vertegenwoordiger (s) van de leerling;

  • c.

    leerling: een leerling van een school als bedoeld onder a;

  • d.

    ontwikkelingsleeftijd: is de leeftijd waarop de leerling functioneert;

  • e.

    woning: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft;

  • f.

    afstand: de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg volgens een routeplanner;

  • g.

    vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens het schoolplan, tenzij de structurele beperking van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

  • h.

    openbaar vervoer: voor eenieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling per trein, metro, tram, bus, veerdienst of auto;

  • i.

    aangepast vervoer: (gecombineerd) vervoer per besloten (school) busvervoer, taxi, treintaxi of bustaxi;

  • j.

    eigen vervoer: vervoer per eigen auto, bromfiets of fiets;

  • k.

    reistijd: de totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens het schoolplan, minus maximaal 10 minuten indien en voorzover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan het schoolplan aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens het schoolplan en de aankomst bij de woning;

  • l.

    schooltijd: begin en einde van de schooldag volgens het algemene schoolplan;

  • m.

    schoolplan: jaarplan waarin opgenomen de onderwijskundige lessen en ondersteunende activiteiten;

  • n.

    toegankelijke school:

    • -

      voor wat betreft basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs: de basisschool van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school of de speciale school voor basisonderwijs waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;

    • -

      voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en scholen voor voortgezet onderwijs: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school van de soort waarop de leerling is aangewezen;

  • o.

    inkomen: volgens de Wet op de inkomstenbelasting 2001 is dit het vastgestelde belastbaar inkomen van de ouders. Gehanteerd wordt het belastbaar inkomen, van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor bekostiging wordt aangevraagd.

  • p.

    drempelbedrag: is een eigen bijdrage gebaseerd op de kosten van het openbaar vervoer;

  • q.

    inkomensafhankelijke bijdrage: is een bijdrage gebaseerd op het inkomen van ouders die wordt toegepast voor basisonderwijs waarvan de afstand 20 km of meer bedraagt;

  • r.

    opstapplaats: plaats waar vandaan de leerling, indien dit voor de leerling mogelijk is, gebruik kan maken van het aangepast vervoer;

  • s.

    commissie voor de begeleiding: de commissie die is ingesteld door het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra. De commissie van begeleiding bestaat uit deskundigen en is zodanig samengesteld dat zij adequaat vanuit hun vakgebied kan adviseren vanuit zowel onderwijskundig als pedagogisch, psychologisch en medisch oogpunt, rekening houdend met de beperking van de leerling.

  • t.

    vervoersvoorziening: onder een vervoersvoorziening wordt verstaan:

    • -

      een voor de leerling passende voorziening voor het schoolbezoek. Hieronder kan worden verstaan een fietsvergoeding of vergoeding voor openbaar of eigenvervoer-, zonodig met begeleiding of bekostiging van het aangepast vervoer.

  • u.

    permanente commissie leerlingenzorg: de commissie als bedoeld in artikel 23 van de Wet op het primair onderwijs;

  • v.

    commissie voor de indicatiestelling: de commissie als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra;

  • w.

    samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op het primair onderwijs;

  • x.

    opdc: orthopedagogisch en -didactisch centrum als bedoeld in artikel 10h, derde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • y.

    ambulante begeleiding: de begeleiding door een personeelslid van een school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra van leerlingen die zijn geplaatst op een basisschool of leerlingen die zijn geplaatst op een school voor voortgezet onderwijs en naar het oordeel van het bevoegd gezag zonder die begeleiding zouden zijn aangewezen op het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs.

  • z.

    begeleiding: indien begeleiding noodzakelijk is, zijn ouders verantwoordelijk voor het organiseren van deze begeleiding.

Artikel 2. Bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten vervoerskosten

  • 1. Ten behoeve van het schoolbezoek kent het college aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag bekostiging van de noodzakelijk te achten vervoerskosten toe, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Indien het college bekostiging van de vervoerskosten als bedoeld in het eerste lid verstrekt, kunnen ouders ingevolge het bepaalde in deze verordening een eigen bijdrage in de vervoerskosten verschuldigd zijn.

  • 3. De verschuldigde eigen bijdrage wordt indien mogelijk direct in mindering gebracht op de toegekende vergoeding, of wordt door middel van facturering aan de ouders opgelegd.

  • 4. Bij weigering tot of nalatigheid in de betaling van de verschuldigde eigen bijdrage vervalt de aanspraak op bekostiging.

  • 5. Ongeacht de bepalingen in deze verordening, blijven ouders verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen.

  • 6. Indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de bekostiging op aanvraag verstrekt aan de leerling.

Artikel 3. Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1. Bekostiging van de vervoerskosten wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.

  • 2. Indien ouders bekostiging van de vervoerskosten aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan in artikel 8 of 13 is bepaald, terwijl een of meer scholen van dezelfde onderwijssoort dichterbij de woning zijn gelegen, ontstaat slechts aanspraak op bekostiging naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.

Artikel 4. Uitbetaling van de bekostiging

Het college bepaalt bij het verstrekken van bekostiging van vervoerskosten de wijze en het tijdstip van de uitbetaling, alsmede de periode van vergoeding, met dien verstande dat de tijdsduur, indien dit mogelijk is, voor meerdere jaren of de hele schoolperiode kan worden vastgesteld.

Artikel 5. Aanvraagprocedure

  • 1. Een aanvraag voor bekostiging van de vervoerskosten wordt gedaan door indiening bij het college van een volledig ingevuld aanvraagformulier, dat door het college is vastgesteld. Het aanvraagformulier dient ondertekend te zijn en voorzien van de op het formulier gevraagde gegevens.

  • 2. De aanvraag wordt, indien het een aanvraag voor het eerstvolgende schooljaar betreft, (uiterlijk) acht weken voor aanvang van het schooljaar ingediend.

  • 3. Indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

  • 4. Indien dit voor een juiste beoordeling noodzakelijk is, kan het college advies inwinnen bij onafhankelijke externe deskundigen.

  • 5. Het college besluit op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 6. Het college kan de in het vorige lid bedoelde beslistermijn met ten hoogste vier weken verdagen. Zij stelt de ouders hiervan schriftelijk in kennis.

  • 7. Indien de bekostiging van de vervoerskosten wordt toegekend, wordt deze met ingang van:

    • a.

      het nieuwe schooljaar toegekend, als de aanvraag uiterlijk acht weken voor aanvang van de eerst volgende schoolvakantie volledig is ingediend;

    • b.

      de door de ouders verzochte datum toegekend, als het een aanvraag gedurende het schooljaar betreft mits de aanvraag binnen een redelijke termijn is ingediend waar tijdig op geanticipeerd kan worden. Toekenning van bekostiging vindt niet plaats met terugwerkende kracht.

Artikel 6. Doorgeven van wijzigingen

  • 1.

    De ouders zijn verplicht wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de toegekende bekostiging, onder vermelding van de datum van wijziging, per direct schriftelijk mede te delen aan het college.

  • 2.

    Conform het eerste lid dienen incidentele wijzigingen, zoals ziekte, doktersbezoek of ander incidenteel verzuim, per direct schriftelijk of telefonisch gemeld te worden ;

a: Indien niet conform het tweede lid wordt gehandeld kunnen daar financiële gevolgen voor de aanvrager uit voortvloeien;

  • 3.

    Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende bekostiging, vervalt de aanspraak en verstrekt het college al dan niet opnieuw een bekostiging.

  • 4.

    Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het derde lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte bekostiging van de vervoerskosten is verstrekt, vervalt de aanspraak per direct en verstrekt het college al dan niet opnieuw bekostiging van de vervoerskosten.

  • 5.

    De vervoersvoorziening kan worden gewijzigd, opgeschort of ingetrokken indien de bij de aanvraag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat er op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van de aanvraag de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.

  • 6.

    Een ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuwe verstrekking van een bekostiging.

Artikel 7. Overige bepalingen

  • 1.

    De aanspraak op bekostiging wordt verminderd met de aanspraak op een toelage, voor zover die betrekking heeft op de reiskosten van de betreffende leerling.

  • 2.

    De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de leerling gedurende het verblijf van de leerling in het aangepast vervoer berust bij de ouders.

  • 3.

    In geval van ernstig wangedrag door de leerling gedurende het verblijf in het aangepast vervoer, kan het college besluiten de verstrekte bekostiging van de vervoerskosten te wijzigen, op te schorten dan wel in te trekken.

TITEL 2: Bepalingen omtrent het vervoer van de (niet gehandicapte) leerlingen van scholen voor primair onderwijs

Artikel 8. Algemene bepalingen omtrent het vervoer van de niet – gehandicapte leerlingen van scholen voor primair onderwijs

  • 1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling:

    • a.

      die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt bekostiging van de vervoerskosten, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school zes kilometer of meer bedraagt.

    • b.

      uit de gemeente Barendrecht en Albrandswaard, die een speciale school voor basisonderwijs bezoekt bekostiging van de vervoerskosten, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school zes kilometer of meer bedraagt.

  • 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt bekostiging verstrekt voor het vervoer over de afstand tussen de woning dan wel opstapplaats en:

    • a.

      de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, waarbij het samenwerkingsverband er naar streeft om de meest dichtstbijzijnde passende voorziening te adviseren aan de ouders/verzorgers, of

    • b.

      een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a. bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee brengt dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.

  • 3. De ontwikkelingsleeftijd van de leerling wordt bij de beoordeling van de aanvraag meegenomen en is medebepalend voor het toekennen van een passende voorziening.

  • 4. Indien het college de gevraagde bekostiging niet of slechts gedeeltelijk toekent, betrekt zij bij de beoordeling van de aanvraag een eventueel aanwezig (vervoers)advies van de permanente commissie leerlingenzorg of het advies van andere deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang kan zijn.

Artikel 9. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

  • 1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien wordt voldaan aan de kilometergrens genoemd in artikel 8.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, maar onverminderd het bepaalde in artikel 8 eerste lid verstrekt het college bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets (op basis van de Reisregeling binnenland), indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

Artikel 10. Bekostiging van de kosten van vervoer ten behoeve van een begeleider

  • 1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 9, verstrekt het college tevens bekostiging van een begeleider, indien door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken.

  • 2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 11. Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer

  • 1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 8, en

    • a.

      de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50 % of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of

    • b.

      openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

  • 2. Indien begeleiding in het aangepaste vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten, welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepaste vervoer.

Artikel 12. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. Het college kan in plaats daarvan besluiten tot bekostiging van een goedkopere wijze van vervoer;

  • 2.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      de bekostiging van het openbaar vervoer, een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

    • b.

      de bekostiging van aangepast vervoer, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de kortste autoroute, afgeleid van de Reisregeling binnenland, met een maximum van de kosten voor het aangepast vervoer behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de kortste autoroute afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4.

    Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen bekostiging ontvangen afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

  • 5.

    Indien aanspraak bestaat op bekostiging en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

TITEL 3: Bepalingen omtrent het vervoer van de leerlingen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Artikel 13. Algemene bepalingen

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet)speciaal onderwijs bezoekt, bekostiging van de vervoerskosten, indien :

    • a.

      de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt en;

    • b.

      met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 geldt voor de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs uit cluster 4 bezoekt als dichtstbijzijnde toegankelijke school, de school die door de commissie voor de indicatiestelling is geadviseerd. Dit is van toepassing zolang de leerling zijn woonplaats heeft in het gebied van het regionale expertisecentrum waaraan voornoemde commissie is verbonden.

  • 2.

    Bij de beoordeling van de aanvraag voor een passende voorziening wordt rekening gehouden met de ontwikkelingsleeftijd van de leerling.

  • 3.

    Indien het college de gevraagde bekostiging niet of slechts gedeeltelijk verstrekt, betrekt zij bij de beoordeling van de aanvraag een eventueel aanwezig (vervoers)advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang kan zijn.

Artikel 14: Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

  • 1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, bekostiging op basis van het openbaar vervoer, indien voldaan wordt aan artikel 13 eerste lid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, maar onverminderd het bepaalde in artikel 13 eerste lid, verstrekt het college een bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets dan wel bromfiets (op basis van de Reisregeling binnenland), indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets. Deze bekostiging is ten hoogste gelijk aan de kosten voor het openbaar vervoer.

Artikel 15. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider

  • 1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 14, verstrekt het college tevens de daarin bedoelde vervoerskosten ten behoeve van een begeleider, indien door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling, vanwege zijn beperking, niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken.

  • 2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, betrekt zij bij de beoordeling van de aanvraag een eventueel aanwezig (vervoers)advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang kan zijn.

  • 3. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de vervoerskosten van het openbaar vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 16. Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer

  • 1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 13, en

    • a.

      de leerling, die naar het oordeel van het college, gelet op zijn beperking of ontwikkelingsleeftijd niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van openbaar vervoer gebruik te maken, of;

    • b.

      de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of:

    • c.

      openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.

  • 2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, betrekt zij bij de beoordeling van de aanvraag een eventueel aanwezig (vervoers)advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang kan zijn.

  • 3. Indien begeleiding in het aangepaste vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten, welke verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het aangepaste vervoer.

Artikel 17. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. Het college kan in plaats daarvan besluiten tot vergoeding of bekostiging van een goedkopere wijze van vervoer;

  • 2. Indien toestemming als gevolg van het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      de kosten van het openbaar vervoer, een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

    • b.

      bekostiging van aangepast vervoer, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de kortste autoroute, afgeleid van de Reisregeling binnenland, met een maximum van de kosten voor het aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 3. Indien toestemming als gevolg van het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de kortste autoroute, afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen een bekostiging ontvangen afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

  • 5. Indien aanspraak bestaat op bekostiging en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets, verstrekt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets dan wel bromfiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

Artikel 18. Bekostiging vervoerskosten

  • 1.

    Het college verstrekt eveneens bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, in het geval de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school minder bedraagt dan is bepaald in artikel 13, indien het college van oordeel is dat de lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap van de leerling dat vereist.

  • 2.

    Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, betrekt zij bij de beoordeling van de aanvraag een eventueel aanwezig (vervoers)advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang kan zijn.

  • 3.

    Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten zoals bedoeld in het eerste lid, is artikel 17 van toepassing.

TITEL 4: Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer

Artikel 19. Bekostiging van de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders

Het college verstrekt desgewenst bekostiging van- de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze titel.

Artikel 20. Bekostiging kosten weekeinde- en vakantievervoer

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders bekostiging van het weekeinde vervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.

  • 2.

    Het college verstrekt bekostiging van het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in het schoolplan van de school die de leerling bezoekt.

  • 3.

    Titel 3 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 15 tweede lid; artikel 16, eerste lid, onder b; artikel 16, tweede lid; en artikel 18.

TITEL 5: Drempelbedrag en inkomensafhankelijke bijdrage

Artikel 21. Drempelbedrag

  • 1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, van wie het gezinsinkomen meer bedraagt dan € 24.300,-, wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 8 bepaalde afstand te boven gaan.

  • 2. In geval het college het vervoer laat verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een drempelbedrag dat gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 8 bepaalde afstand, indien het inkomen meer bedraagt dan € 24.300,-.

  • 3. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die voor die afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan.

  • 4. Het bedrag genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzicht van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van €450. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag.

  • 5. Deze bepaling is niet van toepassing op de leerling voor wie ingevolge Titel 6 een vervoersvoorziening is verstrekt.

Artikel 22. Inkomensafhankelijke bijdrage

  • 1.

    Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs 20 kilometer of meer bedraagt wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.

  • 2.

    In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs 20 kilometer of meer bedraagt betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3.

    De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid zijn afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen van de ouders en bedragen:

    Tabel

    Inkomen in euro’s

    Eigen bijdragen in euro’s

    0 – 32.500

    Nihil

    32.500 – 39.000

    130

    39.000 – 45.000

    545

    45.000 – 51.000

    1.015

    51.000 – 58.000

    1.485

    58.000 – 64.000

    1.955

    64.000 en verder

    Voor elke extra € 5.000: € 480 erbij

  • 4.

    De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500.

  • 5.

    De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5.

  • 6.

    Deze bepaling is niet van toepassing op de leerling voor wie als gevolg van Titel 6 een vervoersvoorziening is verstrekt.

TITEL 6: Bepalingen betreffende het vervoer van gehandicapte leerlingen van scholen voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs

Artikel 23. Bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding

  • 1. Het college verstrekt op aanvraag bekostiging in de vervoerskosten op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding aan de ouders van de leerling die een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt en vanwege een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken. Ten aanzien van een leerling van een speciale school voor basisonderwijs neemt het college tevens artikel 8, lid 2 in acht.

  • 2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, betrekt het bij de beoordeling van de aanvraag een eventueel aanwezig (vervoers) advies van de permanente commissie leerlingenzorg, de ambulante begeleider of het advies van andere deskundigen.

  • 3. Indien een begeleider meer dan een leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider voor bekostiging in aanmerking.

  • 4. In afwijking van het eerste lid verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets dan wel bromfiets, indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.

Artikel 24. Bekostiging op basis van kosten van aangepast vervoer

  • 1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt, indien

    • a.

      de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van openbaar vervoer gebruik te maken. Ten aanzien van een leerling van een speciale school voor basisonderwijs neemt het college artikel 8, lid 2 in acht. Of:

    • b.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 23 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of:

    • c.

      aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 23 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.

  • 2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, betrekt het bij de beoordeling van de aanvraag een eventueel aanwezig (vervoers) advies van de permanente commissie leerlingenzorg, de ambulante begeleider of het advies van andere deskundigen.

Artikel 25. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of laten vervoeren. Het college kan in plaats daarvan besluiten tot vergoeding of bekostiging van een goedkopere wijze van vervoer.

  • 2.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren of laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaald in het vijfde lid;

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, tot een maximum van het aangepast vervoer behoudens het bepaalde in het vierde lid .

  • 3.

    Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die meer dan een leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, bekostiging op basis van een kilometervergoeding voor de kortste autoroute, afgeleid van de Reisregeling binnenland, tot een maximum van het aangepast vervoer behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4.

    Aan de ouders die een of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van een of meer leerlingen bekostiging ontvangen afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

  • 5.

    Indien aanspraak bestaat op bekostiging in de vervoerskosten en het college desgewenst toestaat dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets, verstrekt het college aan de ouders bekostiging van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets of bromfiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

TITEL 7: Slotbepalingen

Artikel 26. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 27. Beleidsregels

Het college stelt nadere regels vast betreffende de uitvoering van deze verordening.

Artikel 28. Afwijkingen van bepalingen

In bijzondere gevallen, kan het college aangaande het vervoer voor onderwijs, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening. Hierbij kan advies worden gevraagd aan de commissie voor de begeleiding en/of andere deskundigen.

Artikel 29. Inwerkintreding nieuwe verordening en intrekking oude verordening

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking.

  • 2. De “Verordening Leerlingenvervoer Albrandswaard 2011” wordt met ingang van de in lid 1 genoemde datum ingetrokken.

Artikel 30. Overgangsregeling

Voor leerlingen die in het schooljaar 2012-2013 gebruik maken van het leerlingenvervoer en waarvoor de vervoersvoorziening , op basis van deze verordening, in het nieuwe schooljaar 2013-2014 ongunstiger uitpakt, geldt een overgangsregeling tot 22 februari 2014, hetgeen inhoudt dat de bepalingen van de Verordening leerlingenvervoer 2011 tijdelijk nog van toepassing zijn.

Artikel 31. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer 2013 Albrandswaard.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente
Albrandswaard in zijn openbare vergadering van,
13 mei 2013
De griffier,
mr. Renske van der Tempel
De voorzitter,
Ger J. van de Velde-de Wilde

Artikelsgewijze toelichting Verordening leerlingenvervoer Albrandswaard 2013

Inleiding

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. In sommige gevallen kunnen kinderen niet zelfstandig naar school, of kunnen ze niet door hun ouders gehaald en gebracht worden. Als aan bepaalde criteria is voldaan, kunnen ouders een beroep doen op de verordening leerlingenvervoer. De verordening leerlingenvervoer gaat over de bekostiging van een vervoersvoorziening. Het expliciete doel van de regeling is het verstrekken van een voorziening. Het is aan de gemeente om te beslissen in welke vorm de voorziening wordt verstrekt. Het impliciete doel is het effectueren van het recht op onderwijs en de vrijheid van onderwijs.

Voor de toekenning van de vergoeding wordt uitgegaan van de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor een leerling met een beperking. De ouders kunnen de gemeente ook vragen het vervoer van hun kind(eren) naar de dichtstbijzijnde school van de gewenste levensbeschouwelijke richting te verzorgen. Voor vervoer naar het primair onderwijs voor de niet gehandicapte leerling wordt een eigen bijdrage opgelegd. Dit is niet voor iedere leerling van toepassing. ( zie nadere uitwerking)

Artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO), artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en artikel 4, eerste lid van de Wet op de expertisecentra (WEC), verplichten de gemeenteraad een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. De verordening geeft uitvoering aan de taakstelling van de gemeentebesturen inzake de bekostiging van het vervoer van leerlingen van en naar scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs, of (voortgezet) speciaal onderwijs. Tevens worden nadere regels gegeven voor de bekostiging van het weekeinde- en vakantievervoer.

Er is geen zorgplicht in het kader van leerlingenvervoer voor leerlingen die het reguliere voortgezet onderwijs bezoeken, dus ook niet voor praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs. Een uitzondering geldt voor leerlingen die vanwege een handicap niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken, zij hebben recht op leerlingenvervoer op basis van Titel 6 van de verordening. Dit moet per leerling bekeken worden.

Naast procedurevoorschriften over de wijze waarop de aanvragen voor bekostiging door de ouders kunnen worden ingediend, bevat deze verordening criteria aan de hand waarvan ouders aanspraak kunnen maken op bekostiging van de vervoerkosten. Centraal uitgangspunt is daarbij dat de verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek van de leerling bij de ouders blijft liggen (artikel 2 van de verordening).

Met het begrip ‘bekostiging’ wordt bedoeld dat de betaling aan de ouders niet het karakter heeft van een ‘kostendekkende betaling’. Dit neemt echter niet weg dat de bekostiging in een aantal gevallen kostendekkend kan zijn.

Wijze van vervoer

Het college bepaalt welke wijze van vervoer wordt bekostigd aan de ouders. Uitgangspunt van de regeling is voor de leerling het meest passende vervoer.

De verordening onderscheidt een drietal wijzen van vervoer:

  • 1.

    openbaar vervoer;

  • 2.

    aangepast vervoer;

  • 3.

    eigen vervoer, (brom) fiets of auto .

Bekostiging leerlingenvervoer

Soort vervoersvoorziening

Titel 2

Titel 3

Titel 6

Fiets

Artikel 9

Artikel 14

Niet van toepassing

Openbaar Vervoer

Artikel 9

Artikel 14

Artikel 23

Begeleiding OV of fiets

Artikel 10

Artikel 15

Artikel 23

Aangepast Vervoer

Artikel 11

-Reistijd 1,5uur of meer

-Geen OV

-Beleidsregels

Artikel 16

-Beperking

-Reistijd 1,5 uur of meer

-Geen OV

Artikel 24

-Handicap

Eigen vervoer

Artikel 12

Artikel 17

Artikel 25

Uitzondering in verband met handicap

Titel 6

Geen afstandsgrens

Artikel 18

Geen afstandsgrens

Niet van toepassing

Artikelsgewijze toelichting verordening leerlingenvervoer

Artikel 1: Begripsomschrijving

In artikel 1 is een aantal begrippen nader gedefinieerd, die regelmatig gebruikt worden in de verordening.

Ad a School

Wat wordt verstaan onder primair onderwijs

-Regulier primair Onderwijs

Het openbaar onderwijs is een onderwijsvorm in Nederland die door de overheid wordt opgericht en onderhouden.

-Bijzonder Onderwijs

Bijzonder onderwijs heeft een bepaalde levensbeschouwelijke, bijvoorbeeld godsdienstige, maatschappelijke of onderwijskundige, visie opgericht door een stichting of vereniging.

Speciale school voor basisonderwijs (Speciaal Basis Onderwijs)

De Wet op het primair onderwijs (WPO), die op 1 augustus 1998 in werking is getreden, voorziet in de samenvoeging van het basisonderwijs en het onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (lom), moeilijk lerende kinderen (mlk) en in hun ontwikkeling bedreigde kleuters (iobk) in een wet. De scholen voor lom, mlk en iobk heten onder de WPO ‘speciale scholen voor basisonderwijs’.

School voor kinderen van kermisexploitanten, schippers of circusmedewerkers Het Besluit trekkende bevolking van de WBO (Stb. 465, 1985) bevat voorschriften voor scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden (zoals scholen voor kinderen van kermisexploitanten, schippers of circusmedewerkers). De voorzieningen ten behoeve van deze groepen zijn opgenomen in de WPO en de betreffende scholen worden aangemerkt als basisscholen. Belangrijkste overweging hiervoor is, dat de desbetreffende kinderen in principe aangewezen zijn op het reguliere basisonderwijs. Van overwegende orthopedagogische of didactische benadering is geen sprake. Dit betekent dat de ouders van de betreffende leerlingen aanspraak kunnen maken op bekostiging van vervoer. Hiervoor gelden de bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen naar scholen voor basisonderwijs en speciale scholen voor basisonderwijs (Titel 2 van de verordening ).

Een belangrijke uitzondering vormen:

  • -

    leerlingen die rijdende scholen bezoeken voor kinderen van kermisexploitanten of van circusmedewerkers (Titel B Besluit trekkende bevolking);

  • -

    leerlingen die ligplaatsscholen bezoeken voor varende kinderen (Titel C Besluit trekkende bevolking).

Ouders van leerlingen die voornoemde scholen bezoeken, komen niet voor bekostiging van vervoer in aanmerking. De kosten voor noodzakelijk vervoer van deze leerlingen ten behoeve van het schoolbezoek, vormen onderdeel van de materiële instandhouding van die scholen

School voor voortgezet onderwijs

Onder een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de WVO, vallen het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo)en het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), waar praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs deel van uit maken.

Particuliere scholen Aanspraak op leerlingenvervoer kan zowel naar rijksbekostigde als particuliere scholen bestaan, mits de particuliere school een onderwijsrichting vertegenwoordigt en mits de particuliere school een ‘school’ in de zin van de onderwijswetten is.

School voor beroeps- universitair onderwijs

Het vervoer naar het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en het universitair onderwijs valt onder geen enkele omstandigheid onder het leerlingenvervoer. Gehandicapte leerlingen die een dergelijke opleiding volgen, kunnen zich tot het UWV wenden voor een eventuele vergoeding.

Speciaal onderwijs (WEC)

De Wet op de expertisecentra (WEC) omvat al het overig speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Het gaat om onderwijs voor doven, slechthorenden, kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden, visueel gehandicapten, lichamelijk gehandicapten, kinderen opgenomen in het ziekenhuis, langdurig zieken, zeer moeilijk lerende kinderen, zeer moeilijk opvoedbare kinderen, meervoudig gehandicapten en onderwijs op pedologische instituten.

De WEC onderscheidt de volgende clusters:

Cluster 1:

onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap;

Cluster 2:

onderwijs aan dove kinderen, slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden dan wel meervoudige gehandicapte kinderen met een van deze handicaps;

Cluster 3:

onderwijs aan langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, lichamelijk gehandicapte kinderen en zeer moeilijk lerende kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps;

Cluster 4:

onderwijs aan langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap, zeer moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten.

School gecombineerd met medische behandeling en zorg

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met aanvragen van ouders voor bekostiging van vervoer naar instellingen waar kinderen dagbehandelingen (zorg) krijgen, al dan niet in combinatie met onderwijs. Gemeenten zijn hier in principe niet toe verplicht. Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van een school op de schooltijden die zijn aangegeven in het schoolplan. Dan gaat het dus om een onderwijsinstelling in de zin van de onderwijswetgeving; zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke worden hier niet toe gerekend.

Volgt een kind ook onderwijs op of nabij die locatie, dan kan het zijn dat ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming bij de gemeente kunnen krijgen. Ook dan moet het gaan om onderwijs in de zin van onderwijswetgeving, dus moet de instelling die het onderwijs verzorgt een “school” zijn. Hierbij geldt dat gemeenten vervoeren in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens het schoolplan (artikel 1, onderdeel m, van de Verordening). Krijgen kinderen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

Ad b Ouders

Ook pleegouders, voogden en/of wettelijk vertegenwoordigers zijn aan te merken als verzorgers en vallen daarmee onder het begrip “ouders”, zoals bedoeld in de verordening.

Ad c Leerling

In artikel 39, derde lid, van de WPO is bepaald dat kinderen vanaf drie jaar en tien maanden ten hoogste vijf dagen (schoolgewenningsdagen) de basisschool mogen bezoeken. Deze kinderen worden echter pas als zij de leeftijd van vier jaar hebben bereikt leerling in de zin van de WPO (artikel 39, eerste lid, WPO). De ouders kunnen dan ook pas vanaf het moment dat hun kind vier jaar is geworden eventueel aanspraak maken op bekostiging van de vervoerkosten naar de basisschool of speciale school voor basisonderwijs. De toelatingsleeftijd voor kinderen in het speciaal onderwijs is geregeld in artikel 39 van de WEC. Voor leerlingen die op grond van de onderwijswetgeving toegelaten zijn op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, ongeacht of zij de leerplichtige leeftijd hebben bereikt, of al voorbij zijn kunnen de ouders, indien zij voldoen aan de voorwaarden van de gemeentelijke verordening leerlingenvervoer, aanspraak maken op bekostiging van de vervoerskosten. Voor het voortgezet onderwijs geldt dat er voor leerlingen met een structurele handicap aanspraak kan bestaan op bekostiging op grond van Titel 6 van de verordening.

Illegale leerlingen

Het recht op onderwijs, ook voor in ons land verblijvende illegale leerlingen, is gebaseerd op het principe dat jongeren waar ook ter wereld moeten worden toegerust om aan het maatschappelijke leven deel te nemen, Nederland is hiertoe ook internationale verdragsrechtelijke verplichtingen aangegaan. In de Koppelingswet is zelfs vastgelegd dat illegale kinderen die voor hun 18e jaar een onderwijstraject zijn gestart het recht hebben om dit af te maken. Hier vloeit uit voort dat illegale leerlingen in principe ook recht hebben op leerlingenvervoer. Scholen en gemeenten hoeven leerplichtige leerlingen niet te vragen naar de verblijfsstatus.

Asielzoekerskinderen

Voor kinderen die in een Asielzoekerscentrum (AZC) verblijven en naar school toe gaan, bestaat de Richtlijn schoolvervoer asielzoekers. Deze richtlijn houdt in dat het AZC het vervoer betaalt van het AZC naar de school. Dit betaalt het AZC uit de middelen die het via het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) ontvangt. Leerlingen die niet in een asielzoekerscentrum verblijven, vallen onder de gemeentelijke regeling leerlingenvervoer.

Ad d Ontwikkellingsleeftijd

De ontwikkelingsleeftijd is de leeftijd waarop de leerling functioneert en kan afwijken van de kalenderleeftijd.

Ad e Woning

Onder ‘woning’ wordt in de verordening verstaan: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Met andere woorden, de plaats van waaruit het kind de school bezoekt. Het is niet relevant in welke gemeente de ouders en/of het kind staan ingeschreven.

Ook doet het niet ter zake of de ouders, voogden of verzorgers in de gemeente hun officiële verblijf hebben in de zin van de artikelen 10 en verder van Boek I van het Burgerlijk wetboek. Dit betekent dat indien een leerling tijdelijk in een andere gemeente verblijft er in deze andere gemeente (in het algemeen) bekostiging van de vervoerkosten van deze leerling aangevraagd moet worden (dit geldt overigens niet indien het bijvoorbeeld een leerling betreft die vanwege een vakantie van de ouders tijdelijk elders verblijft).

Ad f Afstand

De afstand wordt consequent met een vaste routeplanner gemeten.

Ad g Vervoer

Ter verduidelijking is opgenomen dat het vervoer alleen plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in het schoolplan. Hiermee wordt voorkomen dat ouders op basis van bijvoorbeeld sociale of tijdelijke medische overwegingen aanvragen indienen voor het vervoer tijdens de schooltijd (bijvoorbeeld omdat de leerling te jong is om het hele onderwijsprogramma te volgen). Uitsluitend indien de structurele beperking van een leerplichtige leerling noodzaakt tot het volgen van slechts een deel van het onderwijsprogramma, dient in voorkomend geval wel tijdens de schooltijd vervoerd te worden.

Ad h Openbaar vervoer

Bij de definiëring van het begrip ‘openbaar vervoer’ is aangesloten bij de begripsomschrijving zoals deze is vastgelegd in artikel 1 van de Wet personenvervoer (wet van 12 maart 1987, Stb. 175). In deze Wet wordt onder ‘openbaar vervoer’ verstaan: voor een ieder openstaand personenvervoer per trein, metro, tram, bus, of auto volgens een dienstregeling. De Wet personenvervoer definieert ‘dienstregeling’ als voor een ieder kenbaar schema van reismogelijkheden. In de verordening is de begripsomschrijving ‘openbaar vervoer’ uitgebreid met ‘veerdienst’.

Ad i aangepast vervoer

Ten behoeve van het aangepast vervoer sluit de gemeente een vervoerscontract af, waardoor de leerlingen door een taxibedrijf door middel van een taxi, taxibusje, (touringcar)bus, treintaxi, bustaxi van en naar school wordt vervoerd. Hierbij wordt het vervoer van leerlingen zoveel mogelijk gecombineerd.

Ad j eigen vervoer

Het is mogelijk om een vergoeding te geven voor het eigen vervoer van de ouders of de leerling. Dit kan zijn voor de inzet van de eigen auto, bromfiets of fiets. Indien men met de eigen auto rijdt is het bovendien mogelijk om ook andere leerlingen mee te nemen. Ouders die dit zelf doen, vallen niet onder de Wet op het Personenvervoer.

Ad k Reistijd

Onder “reistijd” wordt verstaan, de tijd die ligt tussen het verlaten van het huis en de aanvang van de schooldag, dan wel de tijd die ligt tussen het einde van de schooldag en de aankomst bij het huis. De praktijk leert dat leerlingen, ongeacht of zij gebruikmaken van het leerlingenvervoer, zich vaak zo’n tien minuten voor de aanvang van de lessen op het schoolplein bevinden. Deze tijd wordt niet meegerekend als reistijd. Eventuele wachttijd aan het einde van de schooldag wordt wel meegerekend bij de reistijd.

Ad l Schooltijd

Het begin en het einde van de schooldag, volgens het schoolplan. Voor afwijkende schooltijden stelt het college nadere regels vast.

Ad m Schoolplan

Het schoolplan is een jaarplan waarin onderwijskundige lessen en ondersteunende activiteiten zijn opgenomen.

Ad n Toegankelijke school

De WPO kent het orgaan de permanente commissie leerlingenzorg (pcl, artikel 23 WPO). Deze commissie beslist op aanvraag van de ouders of een leerling op het onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs is aangewezen. Alleen als dit besluit positief is, kan een leerling op een speciale school voor basisonderwijs worden opgenomen. Het college moet bij de beoordeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer van dit besluit uitgaan. Dit besluit is overigens een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het kader van de operatie Weer samen naar school is afgesproken dat, indien vaststaat dat een leerling is aangewezen op een hulpklas bij een basisschool, deze basisschool moet worden aangemerkt als de toegankelijke school, ook wanneer dit niet de dichtstbijzijnde basisschool is, en dat derhalve vervoer naar deze basisschool met hulpklas dient te worden bekostigd.

Ad o Inkomen

Om te bepalen of er een drempelbedrag kan worden geheven op grond van artikel 21, is het inkomen van ouders in het peiljaar nodig. Het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor bekostiging wordt aangevraagd. Ouders kunnen hiervoor een IB 60-formulier opvragen bij de Belastingdienst, waarop dit gecorrigeerde verzamelinkomen staat vermeld.

Ad p Drempelbedrag

Voor ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, kan een drempelbedrag in rekening worden gebracht (zie artikel 21 van de verordening). Bij het drempelbedrag is de ouderlijke bijdrage gekoppeld aan de door de gemeente vastgestelde kilometergrens. Het drempelbedrag is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer. Het drempelbedrag wordt per leerling in rekening gebracht.

Voor de bepaling of een drempelbedrag verplicht is, dient een inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting aanwezig te zijn. Als de aanvrager een rechtspersoon is (bijvoorbeeld een zorginstelling), dan valt deze formeel niet onder de werking van de Wet op de inkomstenbelasting. In de bekostiging van instellingen is vaak rekening gehouden met bekostiging van de kosten van het dagelijks vervoer naar school en het weekeinde- en vakantievervoer.

Ad q: Inkomensafhankelijke bijdrage

Naast het drempelbedrag kan voor ouders van leerlingen die een school voor basisonderwijs bezoeken, die tenminste 20 kilometer van de woning is gelegen, een inkomensafhankelijke bijdrage gelden (zie artikel 22 van de verordening). De inkomensafhankelijke bijdrage wordt in mindering gebracht op de toegekende bekostiging. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven.

Ad r Opstapplaats

Voor het aangepast vervoer kan de gemeente opstapplaatsen gebruiken. Indien de leerling hiertoe in staat is wordt deze vanaf de opstapplaats met de taxi of bus vervoerd. De leerlingen worden dan niet meer thuis voor de deur opgehaald, maar dienen zich, al dan niet onder begeleiding van de ouders, te begeven naar de door de gemeente aangewezen opstapplaats.

Ad s Commissie voor de begeleiding

De commissie voor de begeleiding is zodanig samengesteld dat zij adequaat kan adviseren vanuit zowel onderwijskundig als pedagogisch, psychologisch en medisch oogpunt, rekening houdend met de beperking van de leerling. Daarnaast heeft de commissie voor begeleiding de taak een voorstel te doen voor het handelingsplan en de uitvoering van het handelingsplan te evalueren alsmede te adviseren over terugplaatsing of overplaatsing van de leerling naar het basisonderwijs of het voortgezet onderwijs.

Ad t Vervoersvoorziening

De wet bepaalt dat de gemeenten het vervoer zelf kunnen verzorgen, dan wel doen verzorgen. In de begripsbepaling ‘vervoersvoorziening’ is dit nader uitgewerkt. Er dient een keuze te worden gemaakt tussen één van de weergegeven mogelijkheden, zoals aangegeven in de verordening.

Ad u Permanente commissie leerlingenzorg

De WPO kent de permanente commissie leerlingenzorg (pcl). Besluiten van de pcl over de toelating van een leerling tot een speciale school voor basisonderwijs kunnen door het college bij de beoordeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer betrokken te worden, ingeval het college een negatieve beschikking geeft op de gevraagde voorziening.

Ad v Commissie voor de indicatiestelling

Elk kind dat wordt aangemeld voor het speciaal onderwijs moet worden geïndiceerd. De commissie voor de indicatiestelling beoordeelt aan de hand van onafhankelijke landelijke criteria of een leerling in aanmerking komt voor leerlinggebonden financiering en in welk cluster de leerling wordt geplaatst.

Ad w Samenwerkingsverband Op basis van de WPO moeten basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs die samenwerken, een zodanige zorgstructuur inrichten, dat voor elke leerling de benodigde zorg kan worden geboden. Artikel 18 van de WPO geeft een regeling voor de samenwerkingsverbanden.

Ad x Opdc

Opdc: orthopedagogisch en didactisch centrum. Bovenschoolse voorziening bedoeld om leerlingen extra zorg te geven. Op een opdc kan ook onderwijs gegeven worden, maar de leerlingen blijven ingeschreven op een school voor voortgezet onderwijs.

Leerlingen die volledig onderwijs volgen aan een opdc en aanspraak maken op vervoer op basis van Titel 6, kunnen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar het opdc. Leerlingen die gedeeltelijk onderwijs volgen aan een opdc en gedeeltelijk aan een school voor voortgezet onderwijs, kunnen alleen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar de school voor voortgezet onderwijs.

Ad y Ambulante begeleiding

Een ambulante begeleider is verbonden aan een school voor speciaal onderwijs en geeft ondersteuning aan leerlingen met een beperking in het reguliere primair en voortgezet onderwijs. De gemeente kan aan de ambulante begeleider van gehandicapte leerlingen in het reguliere onderwijs, voor wie een aanvraag leerlingenvervoer wordt ingediend, advies vragen over de vervoersbehoefte van die leerlingen.

Ad z Begeleiding

Als blijkt dat het voor de leerling niet mogelijk is zelfstandig te reizen en bij de reis begeleid dient te worden zijn ouders verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling. Wie uiteindelijk als begeleider zal fungeren is in principe niet van belang.

Artikel 2 Bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten vervoerskosten

In de verordening worden de aanspraken van de ouders op gehele of gedeeltelijke bekostiging voor het dagelijks vervoer van leerlingen naar scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs vastgelegd. Indien het college het vervoer laat verzorgen, kan zij van ouders, die voor bekostiging van de vervoerskosten in aanmerking komen, verlangen dat hun kinderen van dit vervoer gebruik maken. Tevens kan zij van ouders, aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, verlangen een eigen bijdrage te betalen voor het vervoer van hun kinderen (artikel 2, tweede lid).

De hoogte van deze bijdrage, die slechts van toepassing is op ouders van leerlingen die scholen voor basisonderwijs of speciale scholen voor basisonderwijs bezoeken, is afhankelijk van het inkomen van de ouders en de afstand tussen de woning en de te bezoeken school. Indien de ouders weigeren of nalatig zijn met betrekking tot de volgens de verordening te betalen bijdrage, leidt dit tot het vervallen van de aanspraak op de bekostiging dan wel, indien gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld een taxi (busje), tot stopzetting van het vervoer. De eigen bijdrage kan nooit hoger zijn dan de werkelijke kosten van het vervoer.

De verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek blijft ingevolge de Leerplichtwet in alle gevallen bij de ouders liggen. In artikel 2, vijfde lid is deze verantwoordelijkheid nog eens expliciet vastgelegd. Deze verantwoordelijkheid kan door de ouders niet op- of overgedragen worden aan de gemeente. De wettelijke regeling, noch de gemeentelijke verordening beperkt deze verantwoordelijkheid van de ouders.

In het zesde lid staat dat een leerling die meerderjarig en handelingsbekwaam is zelf een aanvraag voor leerlingenvervoer doet.

Artikel 3 Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

Een van de uitgangspunten van de artikelen 4 van de WPO, WVO en de WEC is dat de gemeenteraad bij het vaststellen van de verordening en het college bij de uitvoering daarvan de op godsdienst of levensbeschouwing van ouders berustende keuze voor een school dient te eerbiedigen. Tevens is in genoemde artikelen bepaald dat in de verordening geen onderscheid wordt gemaakt tussen openbaar en bijzonder onderwijs. In de verordening is dit verankerd in artikel 3. Bekostiging van de vervoerskosten wordt verstrekt over de afstand tussen de woning van de leerling en de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school. Als dichtstbijzijnde school kan worden aangemerkt: de school die naar afstand het dichtstbij gelegen is, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende (meest) begaanbare, veilige weg.

Als toegankelijke school is aan te merken wat betreft het primair onderwijs: de school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school. Wat betreft (voortgezet) speciaal onderwijs wordt hier nog een tweede criterium aan toegevoegd: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De hier bedoelde soorten zijn schooltypen zoals vermeld in artikel 2 van de WEC en artikel 5 van de WVO. Op grond van de WPO dient voor de speciale scholen voor basisonderwijs het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school in het samenwerkingsverband te worden bekostigd. Zie daarvoor artikel 8 van de verordening .

Onderwijsrichting

In de parlementaire behandeling van de Wet gemeentelijke regelingen leerlingenvervoer is uitgebreid aandacht besteed aan de richting van het onderwijs. Om alle twijfels weg te nemen dat de afstand die voor bekostiging in aanmerking komt maximaal betrekking heeft op de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting is, door middel van een Vierde nota van wijziging (Kamerstuk 18841, nr. 21) in de relevante artikelen expliciet opgenomen dat vervoer plaatsvindt naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij het vervoer met betrekking tot een verder weg gelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen, en de ouders met het vervoer naar die school instemmen.

Bovengenoemd uitgangspunt houdt in dat indien een leerling een school bezoekt die, met voorbijgaan van een school van dezelfde gewenste richting, verder van de woning van de leerling is verwijderd, de aanspraak in principe beperkt blijft tot de kosten verbonden aan het vervoer naar en van de dichtstbijzijnde bij de woning gelegen school. Dit is echter geen verplichting. Het college kan besluiten om in het geheel geen bekostiging te verstrekken indien vervoer aanwezig is waarvan de kosten gelijk blijven ongeacht het aantal leerlingen dat van dat vervoer gebruik maakt.

Indien de situatie zich zou voordoen dat vervoer naar een verder van de woning van de leerling gelegen school van dezelfde richting voor de gemeente goedkoper zou zijn (of niet meer kosten met zich meebrengt), kan het college aan de ouders vragen ermee in te stemmen dat de leerling naar die school wordt vervoerd. Voor een openbare school geldt hetzelfde.

Speciaal onderwijs

Uiteraard geldt voor het (voortgezet) speciaal onderwijs dat het bovenstaande slechts van toepassing is op dichterbij gesitueerde scholen van de soort waarop de leerling is aangewezen.

Interconfessioneel onderwijs

Hieronder wordt verstaan onderwijs dat is gebaseerd op verschillende geloofsovertuigingen. Interconfessionele scholen zijn meestal ontstaan uit de fusie van een protestante en

een katholieke school. Gezien de statuten van deze scholen wordt dit type onderwijs niet

als aparte richting ten opzichte van andere confessionele scholen aangemerkt.

‘Vrije scholen’

Deze scholen, die hun onderwijs stoelen op de antroposofische wijsbegeerte en met name de filosofie van Rudolf Steiner, kunnen geacht worden een bepaalde richting in het onderwijs te vertegenwoordigen, aangezien het onderwijs wordt gegeven vanuit een eigen mens- en wereldbeschouwing. De vrije school is in Nederland bekend onder namen als Rudolf Steinerschool, Parcivalschool en de Zonneschool.

Overige scholen

Niet tot het begrip ‘richting’ wordt gerekend een bepaalde onderwijskundige methode van een school. Hiermee worden onder andere bedoeld: Jenaplanscholen, Montessorischolen, Daltonscholen en Freinetscholen. Deze scholen baseren hun identiteit op de onderwijskundige inrichting van de school en niet op de godsdienstige of levensbeschouwelijke richting.

Montessorischolen c.a. kunnen onder meer van katholieke, protestante signatuur zijn. Dit betekent dat er in dezen geen verschil bestaat tussen een ‘reguliere’ katholieke basisschool en een katholieke Montessorischool, etc. Relatief nieuw zijn de zogenaamde ‘Iederwijsscholen’. Dit zijn particuliere scholen die sinds 2000 op verschillende plaatsen in Nederland gestart zijn. In het algemeen worden deze scholen erkend als ’scholen’ in de zin van de onderwijswetten. De identiteit van de school lijkt meer geënt op de onderwijskundige inrichting, dan een godsdienst of levensovertuiging. Er is geen jurisprudentie bekend waaruit blijkt dat er sprake is van een afzonderlijke richting.

Verklaring van bezwaar

Op grond van artikel 3, tweede lid, dienen ouders, indien een leerling een school voor basisonderwijs bezoekt op grotere afstand dan bepaald in de verordening , terwijl zich dichterbij andere (openbare en bijzondere) basisscholen bevinden, schriftelijk te verklaren, dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van de dichterbij gelegen bijzondere basisscholen.

Een verklaring van bezwaar dient zich te richten tegen de richting van het bijzonder onderwijs dan wel tegen het openbaar onderwijs en niet tegen de onderwijskundige methode die op de school gehanteerd wordt. Sinds de totstandkoming van onderwijswetgeving met betrekking tot de vrijheid van onderwijs, is het oordeel over de bezwaren, die aan de richting van het onderwijs verbonden zijn, aan de overheid onttrokken. Met andere woorden: het college is niet gerechtigd de bezwaren van ouders tegen een bepaalde richting inhoudelijk te verifiëren.

Artikel 4 Uitbetaling van de bekostiging

De gekozen formulering van artikel 4 laat de ruimte om per situatie de termijn van de bekostiging te bepalen. Indien er in de situatie van de leerling geen verbetering of verandering valt te verwachten, kan er worden gekozen voor het afgeven van een beschikking voor meerdere jaren. De aanvrager dient jaarlijks inkomensgegevens te overleggen, om te kunnen beoordelen of het drempelbedrag al dan niet betaald moet worden.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

Indien ouders menen voor bekostiging in aanmerking te komen, dienen zij hiervoor een aanvraag in bij het college. De gemeente stelt hiervoor een (digitaal) aanvraagformulier beschikbaar.

Onvolledige aanvraag

Aanvragen dienen volledig te zijn ingevuld en te zijn voorzien van de noodzakelijk e bijlagen.

Wanneer de aanvraag onjuist of onvolledig is ingevuld, zullen de ouders de aanvraag moeten aanvullen of corrigeren. In artikel 4:15 van de Awb is bepaald dat de beslistermijn wordt opgeschort tot de dag waarop de aanvraag met de ontbrekende gegevens is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Is er sprake van een bovengenoemde situatie dan is artikel 5, vijfde lid van toepassing. Hierin wordt bepaald dat het college binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt, nadat ouders in voorkomend geval in de gelegenheid zijn gesteld de aanvraag met ontbrekende gegevens aan te vullen.

Onder gegevens dient ook te worden verstaan eventuele toevoeging van verklaringen (bewijsstukken). Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een medische verklaring, werkgeversverklaring, verklaring van de rijksinspecteur der belasting, verklaring van overwegende bezwaren en eventuele andere bewijsstukken.

Ouders zijn op grond van artikel 4:2 van de Awb verplicht deze gegevens te overleggen, indien deze gegevens van belang zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag. Of gegevens daadwerkelijk van belang zijn voor een juiste beoordeling wordt door het college bepaald. Uiteraard dient het begrip ‘juist’ redelijk geïnterpreteerd te worden. Criterium is: gegevens die van invloed zijn op de aanvraag dienen juist en volledig ingevuld te zijn. Het college bepaalt of dat daadwerkelijk het geval is.

Indien het aanvraagformulier gecorrigeerd dient te worden of dient te worden aangevuld , worden ouders in de gelegenheid gesteld om de verlangde gegevens binnen een door het college te bepalen termijn aan te vullen of te verbeteren.

Wordt hiervan geen gebruik gemaakt, dan dient het college de afweging te maken of de aanvraag in behandeling wordt genomen (artikel 4:5, eerste lid, van de Awb). Op grond van artikel 4:5, vierde lid van de Awb, dient in een voorkomend geval aan de aanvrager bekend te worden gemaakt dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen.

Inwerkingtreding

Een aanvraag kan in principe op ieder moment in het jaar worden gedaan. Wanneer het echter een aanvraag voor het nieuwe schooljaar betreft verdient het de voorkeur dat de aanvraag ruim op tijd wordt ingediend, bijvoorbeeld voor 1 juni. Dit is echter geen verplichting.

Indien op een aanvraag positief is beslist of indien via bezwaar of beroep een positieve beschikking is afgedwongen, luidt de vraag met ingang van welke datum de bekostiging wordt verleend.

In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het college de ingangsdatum van de bekostiging bepaalt. In het geval een aanvraag voor het nieuwe schooljaar , tijdig en volledig wordt ingediend zal de ingangsdatum van de bekostiging in principe samenvallen met de eerste schooldag van het nieuwe schooljaar (artikel 5, zevende lid, onder a). Hieronder dient dan de werkelijke start van het schooljaar verstaan te worden en niet de wettelijke aanvangsdatum. De bekostiging gaat uiteraard pas in op de dag dat het vervoer daadwerkelijk plaatsvindt.

Voor aanvragen die gedurende het schooljaar worden ingediend zal de ingangsdatum van de bekostiging zo veel mogelijk aansluiten bij de in het aanvraagformulier verzochte datum van ingang, echter niet voor de datum waarop de aanvraag wordt gedaan (artikel 5, zevende lid).

Opgemerkt dient te worden, dat ook bij vergoedingen van het aangepaste vervoer het streven is om bij de gevraagde datum aan te sluiten, maar dat de beoordeling van de aanvraag en de organisatie van het aangepaste vervoer meer tijd kunnen vereisen. Dit kan er toe leiden, dat de vergoeding niet op de door de ouders verzochte datum kan ingaan. Bij de behandeling van deze aanvragen en de organisatie van het vervoer wordt de aangevraagde datum echter wél nagestreefd als ingangsdatum van de vergoeding.

Artikel 6 Doorgeven van wijzigingen

Artikel 6, eerste lid, stelt dat ouders verplicht zijn om wijzigingen die van invloed zijn op de verstrekte bekostiging per direct schriftelijk te melden.

Gegevens die van invloed kunnen zijn op de bekostiging zijn onder andere:

  • -

    wijziging van de reistijd, in verband met verandering in bijvoorbeeld het openbaar vervoer;

  • -

    wijziging in het woonadres van de leerling, door bijvoorbeeld verhuizing;

  • -

    wijziging van de gezinssamenstelling;

  • -

    wijziging in de gezinssituatie, die invloed heeft op het al dan niet begeleiden van leerlingen;

  • -

    wijziging van het adres van de school;

  • -

    wijziging van de schooltijden van de school;

  • -

    wijziging van school (bijvoorbeeld van speciaal onderwijs naar voortgezet speciaal onderwijs);

  • -

    toekenning van bekostiging op grond van de Wet WIA , of op grond van andere wet en regelgeving.

Indien de wijziging daartoe aanleiding geeft trekt het college de verstrekte bekostiging in en verstrekt het college al dan niet opnieuw bekostiging van de vervoerskosten (artikel 6, derde lid.

Artikel 7 Overige bepalingen

Indien kan worden aangetoond dat een aanvrager van leerlingenvervoer via een andere weg (bijvoorbeeld door stage via de werkgever) vergoeding ontvangt voor de kosten van het vervoer naar school, mag de gemeente die vergoeding aftrekken van de bekostiging die de aanvrager zou hebben gekregen op basis van de verordening leerlingenvervoer. Dat geldt echter niet voor vergoedingen die worden verstrekt door de IB-groep op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, die ouders van schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs kunnen aanvragen.

Deze vergoeding is opgebouwd uit verschillende componenten, zoals lesgeld, boekengeld enzovoort en is niet puur bestemd voor reiskosten. Deze vergoeding mag daarom niet worden afgetrokken van de bekostiging leerlingenvervoer.

Ernstig wangedrag in het aangepaste vervoer kan voor het college aanleiding zijn om de verstrekte bekostiging van de vervoerskosten te wijzigen, op te schorten of in te trekken.

Artikel 8 Algemene bepalingen omtrent het vervoer van de niet – gehandicapte leerlingen van scholen voor primair onderwijs

Lid 1

Artikel 8 lid 1a, bepaalt dat de ouders van leerlingen die een school voor basisonderwijs bezoeken, in aanmerking kunnen komen voor een bekostiging van de vervoerskosten, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school zes kilometer of meer bedraagt. In artikel 8 lid 1b, wordt de kilometergrens bepaald voor leerlingen van het speciale basisonderwijs.

Lid 2

Dit lid is een aanvulling op artikel 3 . Voor alle onderwijssoorten geldt de hoofdregel van artikel 3, eerste lid. Artikel 4 van de WPO bepaalt voor speciale scholen voor basisonderwijs echter dat het vervoer naar de dichtstbijzijnde school in het samenwerkingsverband dient te worden bekostigd. Dat zal veelal wel, maar hoeft niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school van zijn soort te zijn omdat buiten het samenwerkingsverband een dichterbij gelegen speciale school kan zijn. Deze regeling is door de wetgever getroffen om zo veel mogelijk opvang binnen het eigen samenwerkingsverband te realiseren. Evenals bij de regeling voor basisscholen wordt bij het toekennen van een voorziening voor leerlingenvervoer rekening gehouden met de toegankelijkheid voor de leerling en de op godsdienst of levensbeschouwing berustende keuze van de ouders. In artikel 8 wordt gesproken van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is. Dit is op grond van artikel 3 de dichtstbijzijnde toegankelijke basisschool. Is dit het geval, dan is artikel 8 van toepassing. Daarnaast geldt als gevolg van de verwijzing naar artikel 3 bij toepassing van onderdeel b ook hier het vereiste van schriftelijke instemming van de ouders.

Lid 3

Hierin is opgenomen dat de ontwikkelingsleeftijd van een leerling wordt meegenomen bij de overweging welke wijze van vervoer het best passend is.

Lid 4

In de WPO wordt aan de permanente commissie leerlingenzorg (pcl) de taak opgedragen om een besluit te nemen over de toelating van een leerling tot een speciale school voor basisonderwijs. Daarnaast kunnen door het samenwerkingsverband aan de pcl adviestaken worden opgedragen. Wanneer dat is gebeurd dient het college het advies van de commissie bij de beoordeling te betrekken. Omdat het een advies betreft, is het college daaraan echter niet gebonden. Om de bestuurslast beperkt te houden is bepaald, dat het advies van de pcl alleen moet worden betrokken, als het college een negatieve beschikking op de gevraagde voorziening geeft.

Artikel 9 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

Artikel 9 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

Als voldaan wordt aan het afstandscriterium van het eerste lid van artikel 8 voorziet artikel 9 er in dat een bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer dan wel vervoer per fiets kan worden verstrekt. (De hoogte van deze vergoeding wordt afgeleid van de vergoedingen die genoemd zijn in de Reisregeling binnenland.) Het college dient dan van oordeel te zijn dat de leerling, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets. Hierbij dienen in overweging te worden genomen de leeftijd van de leerling, en de veiligheid van de af te leggen route en de afstand.

In artikel 8 zijn de minimumvoorwaarden vastgelegd wanneer ouders aanspraak kunnen maken op bekostiging van de vervoerkosten. Hierbij geldt als uitgangspunt: ‘bekostiging van de kosten van openbaar vervoer dan wel de kosten van het vervoer per fiets’.

Artikel 8 e.v. en artikel 13 e.v. bepalen dat het college bekostiging verstrekt in de kosten van leerlingenvervoer, indien de afstand van de woning van de leerling naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school voor basisonderwijs zes kilometer of meer bedraagt.

Als uitgangspunt geldt dat de feitelijke locatie die door de leerling wordt bezocht als school kan worden beschouwd in de zin van de verordening.

Artikel 10 Bekostiging van de kosten van vervoer ten behoeve van een begeleider

In een aantal gevallen zal blijken dat het voor de leerling niet mogelijk is zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen. In deze situatie blijven ouders verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling. Wie uiteindelijk als begeleider zal fungeren is in principe niet van belang.

Ongeacht wie de leerling begeleidt, vindt de bekostiging van de kosten plaats aan de ouders van de leerling. Indien één begeleider (al dan niet een ouder) meer dan één leerling tegelijk begeleidt, geldt slechts bekostiging als ware er sprake van de begeleiding van een leerling.

Artikel 10 is van toepassing als voldaan wordt aan de algemene bepalingen van artikel 8 en de ouders kunnen aantonen dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken. Ter onderbouwing dienen ouders bewijsstukken, zoals gegevens over de routes van het openbaar vervoer, psychologische -en medische verklaringen aan te leveren . Het college stelt nadere regels vast.

Artikel 11 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer

Artikel 11 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer

Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer ten behoeve van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, dient in principe slechts in uitzonderingsgevallen te worden verleend.

Onderdeel a. Reistijd met openbaar vervoer is meer dan anderhalf uur

Indien de leerling met gebruikmaking van het openbaar vervoer, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, wordt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer verstrekt.

Overigens is het niet zo dat de ouders, indien zij op basis van het criterium reistijd aanspraak op bekostiging van aangepast vervoer maken, van het college kunnen eisen dat de totale reistijd ook daadwerkelijk tot 50% of minder wordt teruggebracht.

Indien een schoolbusje meer leerlingen vervoert, kan dit tijdscriterium overschreden worden. Slechts van belang is dat via individuele meting de conclusie wordt getrokken, dat de totale reisduur van die leerling met het openbaar vervoer meer dan anderhalf uur bedraagt en deze met het aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht. Is hiervan sprake dan kunnen ouders aanspraak maken op bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer.

Onderdeel b. Openbaar vervoer ontbreekt

In een aantal gemeenten komt het voor dat openbaar vervoer geheel ontbreekt of zo weinig frequent rijdt dat leerlingen daar geen gebruik van kunnen maken voor het vervoer van woning naar school of vice versa. In principe kunnen de ouders dan aanspraak maken op bekostiging op basis van aangepast vervoer.

Overigens biedt artikel 11, lid 1 onder b, het college de mogelijkheid om te beoordelen of de leerling in staat mag worden geacht met de fiets naar school te gaan.

Artikel 12 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

Dit artikel geeft nadere regels omtrent de bekostiging van het eigen vervoer. Hieronder kan worden verstaan: ouders die de leerlingen zelf naar school vervoeren of laten vervoeren met een eigen vervoermiddel (auto, bromfiets etc.), of een leerling die gebruikmaakt van fietsvervoer.

Of van bekostiging van eigen vervoer sprake kan zijn is ter beoordeling van het college. Een belangrijke maatstaf hierbij kan zijn dat dit vervoer voor de gemeente een goedkopere wijze van vervoer is. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake indien voor de desbetreffende leerling nog plaats is in een aangepast vervoermiddel (busje, taxi) waarmee de leerling anders zou kunnen reizen. Ook kunnen aspecten als zelfredzaamheid van de leerling meespelen bij de beoordeling van het college of de leerling zelf gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

De bekostiging van het eigen vervoer is gerelateerd aan de bekostiging waar de ouders in principe op basis van de bepalingen in de verordening voor in aanmerking komen:

  • a.

    voor openbaar vervoer;

  • b.

    voor aangepast vervoer.

Openbaar vervoer

Indien ouders in aanmerking komen voor bekostiging van openbaar vervoer en zij vervoeren de leerling met toestemming van het college zelf, dan keert het college bekostiging uit op basis van het openbaar vervoer.

Aangepast vervoer

Indien ouders in aanmerking komen voor bekostiging van aangepast vervoer en zij met toestemming van het college de leerling zelf vervoeren, geldt een vergoeding per kilometer. In artikel 12, tweede tot en met vijfde lid is bepaald dat onder omstandigheden bekostiging aan ouders wordt verstrekt die bestaat uit een bedrag op basis van een kilometervergoeding afgeleid van de Reisregeling binnenland. De kilometervergoeding betreft enkelvoudige reizen. Dit betekent dat indien het kind per auto vervoerd wordt, in principe aanspraak bestaat op vier maal de afstand woning-school. Indien de gemeente echter de volledige kilometervergoeding op basis van de Reisregeling binnenland hanteert, maken ouders aanspraak op twee maal de afstand woning-school (de reis van de leerling).

Geen bekostiging wordt verstrekt voor de kosten die ontstaan indien de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd.

Indien ouders twee of meer leerlingen vervoeren die aangepast vervoer behoeven, mag uitgegaan worden van de rijafstand uitgaande van de woning van de te vervoeren leerling die het verst van de school verwijderd woont.

Kilometer vergoeding

In artikel 12, derde lid, is bepaald, dat ouders aanspraak maken op bekostiging op basis van een kilometervergoeding, indien zij meer dan 1 leerling tegelijk vervoeren en daarvoor van het college toestemming hebben gekregen. Dit is ook het geval indien ouders in principe slechts aanspraak maken op bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer. Indien ouders bijvoorbeeld zes kinderen met een eigen busje vervoeren, kunnen het college bij wijze van uitzondering op grond van de hardheidsclausule een andere bekostiging vaststellen. Dit vervoer kan goedkoper zijn dan aangepast vervoer per leerling. Ook in een dergelijk geval is toestemming van het college noodzakelijk. Hierbij zal uiteraard rekening gehouden moeten worden met de kosten die daarmee gepaard gaan.

Ten slotte bepaalt artikel 12, vijfde lid, dat het college bekostiging verstrekt op basis van het aantal kilometers fietsvervoer, indien de leerling gebruik maakt van het vervoer per fiets.

Artikel 13 Algemene bepalingen

Dit artikel geeft algemene bepalingen voor de aanvragen om bekostiging die betrekking hebben op leerlingen van het (voortgezet)speciaal onderwijs. In de verordening is voor het speciaal onderwijs een afstandsgrens opgenomen van zes kilometer of meer.

Voor leerlingen van een cluster 4-school geldt dat zij recht hebben op een vergoeding van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke cluster 4-school (van de gewenste richting) of de cluster 4-school waarvoor de commissie voor de indicatiestelling (cvi) een advies heeft afgegeven. Artikel 4, vijfde lid van de Wet op de Expertisecentra bepaalt namelijk dat de cluster 4-school waarvoor de cvi een advies heeft afgegeven, aangemerkt wordt als de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Dit geldt zolang de leerling woont in het gebied van het regionaal expertisecentrum waar deze commissie aan verbonden is.

Lid 3

Het college kan advies inwinnen bij de commissie voor de begeleiding en/of de ambulante begeleider van de leerling. Als zij niet op de hoogte zijn van de gesteldheid van de leerling waarvoor een aanvraag is binnengekomen, kan advies worden ingewonnen bij de school. Deze moet een gemotiveerd advies geven.

Van de mogelijkheid dat het college het advies van andere deskundigen in kan winnen, kan gebruik worden gemaakt indien bijvoorbeeld het oordeel van het college afwijkt van het advies van genoemde commissies, of in geval een beperking van de leerling dit vraagt. Andere deskundigen zijn bijvoorbeeld medische specialisten, een orthopedagoog, de huisarts van de leerling, een kinderpsycholoog, en dergelijke.

Advisering bij negatieve beschikking

Om de bestuurslast beperkt te houden, is bepaald dat alleen in het geval het college een negatieve beschikking op de gevraagde voorziening geeft, het advies van genoemde commissies daarbij moet worden betrokken. Indien het voor een gemeente duidelijk is dat het aangevraagde vervoer voor de leerling passend is (bijvoorbeeld omdat het een herhalingsaanvraag betreft of omdat de beperking dat vervoer noodzakelijk maakt), behoeft het advies niet te worden gevraagd. Uiteraard laat deze bepaling onverlet dat het advies van genoemde commissies ook gevraagd kan worden indien de gemeente dit wenselijk vindt.

Commissies hebben slechts adviserende taken over de beperking van de leerling . Het spreekt voor zich dat de commissies het gemotiveerde advies aan het college uitbrengen binnen een door het college te stellen termijn. Deze commissies zijn externe adviseurs in de zin van artikel 3:5 van de Awb. Dit houdt in dat de algemene regels die in afdeling 3:3 van de Awb zijn gegeven van toepassing zijn. Dit betekent onder andere dat het bestuursorgaan de adviseur een termijn kan stellen waarbinnen het advies wordt verwacht, en dat in of bij het besluit vermeld dient te worden wie de adviseur is die het advies heeft uitgebracht.

Artikel 14 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

Voor het vervoer van leerlingen naar scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs geldt als uitgangspunt: bekostiging van openbaar vervoer. Indien het college van oordeel is, eventueel na de commissie voor de begeleiding en andere deskundigen gehoord te hebben, dat een andere wijze van vervoer noodzakelijk is, kan een andere wijze van vervoer bekostigt worden .

Het college kan op grond van het tweede lid bepalen dat bekostiging voor de fiets wordt verstrekt. Het college moet dan van oordeel zijn dat de leerling, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets. Hierbij dient in overweging worden genomen: de ontwikkelingsleeftijd van de leerling, de eventuele beperking van de leerling, de veiligheid van de af te leggen route en de afstand.

Artikel 15 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider

Indien ouders van een leerling op grond van artikel 14 in aanmerking komen voor bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer, en het college van oordeel is dat de leerling niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken, komen de ouders tevens in aanmerking voor bekostiging van de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider.

Van bekostiging voor een begeleider kan onder andere sprake zijn:

  • -

    indien de beperking dan wel de ontwikkelingsleeftijd van de leerling begeleiding noodzakelijk maakt;

  • -

    indien de leerling gedurende de rit met het openbaar vervoer een of meerdere malen over moet stappen op te gevaarlijke overstappunten en dit gezien de ontwikkelingsleeftijd van de leerling onverantwoord is;

  • -

    indien de route van het uitstappunt van de bus naar de school te gevaarlijke punten kent, en een adequate oplossing van deze gevaarlijke punten niet mogelijk is (bijvoorbeeld verkeersbrigadiers etc).

Indien het college de aanvraag voor begeleiding afwijst, dient daarbij het advies van de commissie voor de begeleiding of andere deskundigen (bijvoorbeeld specialist, pedagoog en psycholoog) te worden betrokken. Het advies betreft dan de vraag of de leerling, gezien zijn beperking dan wel leeftijd, niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken. In principe is het niet van belang wie de leerling uiteindelijk begeleidt.

Artikel 16 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer

Ook voor het vervoer naar scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs geldt dat bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer in principe uitzondering is. Wel moet de toegankelijkheid van het (voortgezet) speciaal onderwijs gewaarborgd blijven. Daar waar vervoer, openbaar of aangepast, noodzakelijk is, moet dit op passende wijze kunnen plaatsvinden. In artikel 16 van de verordening zijn deze waarborgen verankerd.

Onderdeel a. De beperking van de leerling vereist aangepast vervoer

Indien de leerling niet in staat is, ook niet onder begeleiding, van het openbaar vervoer gebruik te maken, bekostigt het college de kosten van het aangepast vervoer. Welke wijze van aangepast vervoer bekostigd wordt, bepaalt het college. Een belangrijk criterium hierbij is: op welke wijze kan het aangepast vervoer zo goedkoop en efficiënt mogelijk georganiseerd worden zonder de bereikbaarheid van de school in gevaar te brengen?

Onderdeel b. Reistijd met openbaar vervoer is meer dan anderhalf uur

Het college verstrekt ook bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer, indien de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug meer dan ten minste anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht. Ook hierbij geldt dat het advies van de commissie voor de begeleiding niet gevraagd hoeft te worden.

Onderdeel c. Openbaar vervoer ontbreekt

Artikel 16 eerste lid, geeft een mogelijkheid om aanspraak te maken op bekostiging van aangepast vervoer. Dit lid bepaalt tevens dat het college de kosten van het aangepast vervoer bekostigt, indien openbaar vervoer ontbreekt. Ook kan het voorkomen dat het openbaar vervoer zo weinig frequent rijdt dat de leerling daarvan geen gebruik kan maken. Het college kan het bepalen dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per (brom)fiets. Hierbij kan het college het advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen opvragen.

Artikel 17 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

Indien ouders de leerlingen zelf wensen te vervoeren of laten vervoeren worden onder dit artikel nadere voorschriften gegeven.

Openbaar vervoer

Indien ouders de leerling zelf wensen te vervoeren of te laten vervoeren tegen een (kilometer)vergoeding, is toestemming van het college noodzakelijk. Toestemming is nodig zodat beoordeeld kan worden of deze wijze van vervoer daadwerkelijk de goedkoopste is. Is dat het geval, dan kan het college toestaan dat de ouders de leerling zelf vervoeren of laten vervoeren. De bekostiging die hier dan tegenover staat is afhankelijk van de bekostiging waarop de ouders in principe recht hebben.

Maken ouders aanspraak op bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en wensen zij de leerling zelf te vervoeren of te laten vervoeren, dan bekostigt het college de kosten van het openbaar vervoer.

Aangepast vervoer

Maken ouders aanspraak op bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer en vervoeren zij de leerling, na toestemming van het college, zelf of laten zij de leerling zelf vervoeren, dan bekostigt het college een bedrag per kilometer. Deze bekostiging is analoog aan de betreffende bepaling in Titel 2, namelijk een bedrag per kilometer, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

In artikel 17, derde lid, is tevens bepaald dat, indien het college de ouders heeft toegestaan meer dan een leerling zelf te vervoeren of te laten vervoeren, bekostiging op basis van een kilometervergoeding bestaat. Dit geldt ook indien de ouders aanspraak maken op bekostiging gebaseerd op openbaar vervoer.

Indien de ouders of het college van oordeel zijn dat de leerling met de fiets of de bromfiets naar school en terug kan, wordt bekostiging verstrekt op basis van een fietsvergoeding dan wel op basis van een bromfietsvergoeding. Hierbij kan het advies van de commissie voor de begeleiding of andere deskundigen worden ingewonnen.

Zeker voor leerlingen die een school voor voortgezet speciaal onderwijs bezoeken, kan deze vorm van vervoer nuttig zijn in het kader van de bevordering van de zelfredzaamheid. Het college verleent dan een vergoeding per km fiets(brom)vervoer afgeleid van de bedragen als genoemd in de Reisregeling binnenland.

Artikel 18 Bekostiging vervoerskosten

Uitgangspunt van de verordening is dat in principe voldaan dient te worden aan het gestelde afstandscriterium in artikel 13, dat is gebaseerd op artikel 4, zevende lid, van de WEC. Hierin is bepaald dat de gemeenteraad kan bepalen dat geen aanspraak op bekostiging bestaat op grond van de afstand tussen de woning en de school.

Echter, artikel 4, zevende lid, van de WEC bepaalt tevens dat leerlingen met een beperking, die op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, op een passende wijze dienen te worden vervoerd. In een aantal gevallen zal het voorkomen dat een leerling, gezien zijn handicap , ook over een afstand van minder dan zes kilometer aangepast vervoer behoeft. Artikel 18 van de verordening voorziet in een dergelijke voorziening.

Maakt de handicap van de leerling aangepast vervoer noodzakelijk naar de school die dichterbij is gelegen dan zes kilometer, dan kunnen ouders toch in aanmerking komen voor bekostiging van de vervoerkosten. (Deze leerlingen vallen dus niet onder Titel 6 van de verordening).)

Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn, indien door de aard van de handicap aangepast vervoer technisch de enige mogelijkheid is (bijvoorbeeld rolstoel).

Artikel 19 Bekostiging van de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders

In dit artikel is bepaalt dat het college desgewenst de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer bekostigt aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft.

Dit artikel valt in twee belangrijke onderdelen uiteen:

  • 1.

    Het college van de gemeente waar de ouders wonen, bekostigt de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer.

  • 2.

    Het college bekostigt de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer, indien het verblijf van de leerling in een internaat of een pleeggezin noodzakelijk is met het oog op het volgen van passend (voortgezet) speciaal onderwijs.

Ad 1

Indien de ouders ten behoeve van hun kind aanspraak maken op bekostiging van het weekeinde- en vakantievervoer, dan wordt deze bekostiging verstrekt door het college van de gemeente waar de ouders woonachtig zijn, en dus niet door het college van de gemeente waar de leerling in een internaat of een pleeggezin verblijft. Wellicht ten overvloede wordt hier nog opgemerkt dat het college van de gemeente waar de leerling in het internaat of het pleeggezin verblijft, het dagelijks vervoer van het internaat of pleeggezin naar de school en terug dient te bekostigen, indien de leerling daarvoor in aanmerking komt.

Ad 2 Essentieel voor de regeling is dat pas bekostiging van het weekeinde- en vakantievervoer wordt verleend als het verblijf in het internaat of pleeggezin noodzakelijk is voor het volgen van passend (voortgezet) speciaal onderwijs. Woont de leerling niet meer bij zijn ouders om sociale of medische redenen (denk aan uithuisplaatsing, crisisopvang), dan wordt dit vervoer niet door de gemeente vergoed in het kader van het leerlingenvervoer.

Doorslaggevend is de directe relatie tussen het verblijf in een internaat of pleeggezin en het volgen van passend onderwijs. Dit betekent dat het college geen bekostiging voor het weekeinde- en vakantievervoer verstrekt, als de leerling passend onderwijs kan volgen dat met dagelijks vervoer vanuit het ouderlijk huis bereikt kan worden. Tevens betekent dit dat het vervoer niet wordt bekostigd van gemeentewege indien de leerling om medische of sociale redenen in een internaat of pleeggezin verblijft.

Artikel 20 Bekostiging kosten weekeinde- en vakantievervoer

Dit artikel bepaalt welke bekostiging maximaal wordt verleend, namelijk ten behoeve van:

  • 1.

    de reis van het internaat of pleeggezin naar de woning van de ouders en terug in elk weekeinde, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de schoolvakanties;

  • 2.

    de reis van het internaat of het pleeggezin naar de woning van de ouders en terug in elke vakantie van twee of meer schooldagen, voor zover deze vakantie is opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

Welke wijze van vervoer wordt bekostigd, bepaalt het college van de gemeente waar de ouders wonen. Artikel 20, derde lid, van de verordening geeft aan dat de bepalingen van Titel 3 van de verordening van overeenkomstige toepassing zijn op de toekenning van bekostiging voor weekeinde- en vakantievervoer, met uitzondering van artikel 15 tweede lid, artikel 16, eerste lid, onder b, artikel 16, tweede lid en artikel 18.

Analoge toepassing van Titel 3 betekent dat:

  • 1.

    bekostiging van openbaar vervoer regel is indien aan de afstandscriteria van artikel 13 wordt voldaan.

  • 2.

    het college tevens de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider kan bekostigen, in het geval door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling, gelet op zijn beperking of ontwikkelingsleeftijd, niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken (artikel 15, eerste lid).

  • 3.

    het college de kosten van het aangepast vervoer bekostigt, indien:

    • a.

      de leerling gelet op zijn beperking niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van het openbaar vervoer gebruik te maken (artikel 16, eerste lid, onder a);

    • b.

      openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college van het (brom) fietsvervoer gebruik kan maken.

  • 4.

    het college kan toestaan dat de ouders de leerling zelf vervoeren. De bekostiging is dan afhankelijk van de bekostiging van het vervoer waarop de ouders aanspraak zouden maken (artikel 17).

De algemene bepalingen van Titel 1 van de verordening zijn uiteraard ook van toepassing, alsmede het bepaalde in Titel 7.

Artikel 21 Drempelbedrag

De WPO, WEC en WVO biedt de gemeenten de keuze om een drempelbedrag bij ouders in rekening te brengen. De gemeenteraad van Albrandswaard heeft besloten om gebruik te maken van deze optie. De wetgever heeft bedoeld de ouders verantwoordelijk te laten zijn voor een bepaald deel van de (werkelijk gemaakte) kosten van het vervoer; de zogenaamde drempel. Het bedrag wordt per leerling in rekening gebracht. Indien een leerling slechts een deel van het schooljaar gebruik maakt van het leerlingenvervoer, wordt het drempelbedrag naar evenredigheid in rekening gebracht.

Bij het drempelbedrag is de eigenbijdrage gekoppeld aan de door de gemeente vastgestelde kilometergrens, dat wil zeggen de afstand van de woning tot de school waarboven aanspraak kan bestaan op leerlingenvervoer. Invoering van het drempelbedrag houdt in dat de kosten van het openbaar vervoer tot aan deze kilometergrens voor rekening van de ouders komen.

Voor de hoogte van het drempelbedrag is de gemeente bij de berekening ervan gebonden aan de wet. Er kan niet worden gewerkt met een fictief bedrag. De kosten van het openbaar vervoer dienen te worden bepaald op basis van de zone-indeling. Dit betekent dat bij een aanvraag voor leerlingenvervoer moet worden nagegaan hoeveel zones gereisd moet worden om de afstand tot aan de door de gemeente vastgestelde kilometergrens te overbruggen. Het drempelbedrag bedraagt wordt jaarlijks vastgesteld door de VNG. Bij de vaststelling van de hoogte van het drempelbedrag is het niet van belang of de leerling daadwerkelijk gebruikmaakt van het openbaar vervoer. Ook wanneer de leerling gebruik maakt van aangepast vervoer of wanneer er geen openbaar vervoer aanwezig is, dienen de ouders de kosten van het openbaar vervoer over de afstand tot aan de door de gemeente gestelde kilometergrens zelf te dragen. In dat geval dient te worden uitgegaan van de meest gangbare, voor de leerling toegankelijke route.

De doelgroep voor het drempelbedrag bestaat uit leerlingen die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs bezoeken en waarvan de ouders een gecorrigeerd verzamelinkomen hebben hoger dan het bedrag genoemd in artikel 21.

Voor leerlingen die onder Titel 6 vallen (gehandicapte leerlingen in het reguliere primair en voortgezet onderwijs) geldt, dat aan de ouders geen drempelbedrag gevraagd mag worden. Ook wanneer de leerling zelf de aanvraag doet mag geen drempelbedrag gevraagd worden.

Het begrip ‘inkomen’

Onder inkomen moet worden verstaan: het gecorrigeerd verzamelinkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 in het peiljaar. Als peiljaar moet op grond van de wet worden aangemerkt het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor bekostiging van de vervoerkosten wordt gevraagd.

In de meeste gevallen zal ten behoeve van het peiljaar het gecorrigeerd verzamelinkomen voorhanden zijn. Indien het gecorrigeerd verzamelinkomen van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor bekostiging wordt gevraagd nog niet bekend is, kan het derde jaar voorafgaande aan het desbetreffende schooljaar als voorlopig uitgangspunt worden gehanteerd. In een later stadium, als het gecorrigeerd verzamelinkomen in het peiljaar bekend is, kan een definitieve berekening worden gemaakt.

De hoogte van het gecorrigeerd verzamelinkomen is voor het peiljaar 2011(dus ten behoeve van het schooljaar 2013-2014) vastgesteld op € 24.300,- wat betreft het innen van het drempelbedrag. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar en afgerond op een veelvoud van € 450,-.

Pleegouders

Pleegouders kunnen als ‘ouders’ in de zin van de verordening worden aangemerkt . Zij kunnen bekostiging van de vervoerskosten ontvangen. De gemeente kan pleegouders een drempelbedrag in rekening brengen. Tevens zullen de pleegouders de eventuele inkomensafhankelijke bijdrage ook aan de gemeente moeten voldoen. Eventueel kunnen zij deze kosten wel verhalen op de natuurlijke ouders of voogden van de leerling.

In tegenstelling tot de vrijwillige plaatsing zijn de natuurlijke ouders bij een justitiële plaatsing niet meer aan te spreken voor de extra kosten, tenzij de natuurlijke ouders en niet de pleegouders de aanvraag hebben ingediend. Voogdij-instellingen kunnen ook als ‘ouder worden aangemerkt. Zij kunnen tevens een aanvraag indienen. Bij hen kan echter geen drempelbedrag worden vastgesteld, omdat zij geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben. (Deze wet ziet op natuurlijke personen.)

Invordering drempelbedrag

Ten aanzien van de invordering van het drempelbedrag is het navolgende van belang:

  • -

    In artikel 2, derde lid, is onder meer bepaald: “Dat de verschuldigde eigen bijdrage indien mogelijk direct in mindering wordt gebracht op de toegekende vergoeding, of door middel van facturering aan de ouders wordt opgelegd.

  • -

    In artikel 2, vierde lid, is onder meer bepaald: ‘Dat bij weigering tot of nalatigheid in de betaling van de eigenbijdrage aanspraak op bekostiging vervalt.

  • -

    Indien het college zelf het vervoer verzorgt of laat verzorgen dienen de ouders die daarvoor in aanmerking komen het drempelbedrag aan de gemeente over te maken. Doen zij dit niet of niet geheel dan vervalt de aanspraak.

Indien het college dit wenst kan het weigerachtige ouders in gebreke stellen en de (kanton)rechter verzoeken uit te spreken dat de ouders de eigen bijdrage dienen te betalen. Vervolgens kan met inschakeling van een deurwaarder de bijdrage worden geïnd. Aangezien deze procedure nogal omslachtig en duur is kan het, als er sprake is van aangepast vervoer, raadzaam zijn het vervoer te stoppen. De ouders blijven echter op grond van de Leerplichtwet verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kind.

Artikel 22 Inkomensafhankelijke bijdrage

Artikel 4 van de WPO biedt gemeenten de mogelijkheid aan ouders van kinderen die een school voor basisonderwijs bezoeken en van wie de school twintig kilometer of meer van de woning is verwijderd, een inkomensafhankelijke bijdrage te vragen in de kosten van het vervoer. Deze inkomensafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven (in tegenstelling tot het drempelbedrag dat per leerling in rekening wordt gebracht) en kan dus alleen bij het reguliere basisonderwijs worden gevraagd.

In dit artikel is gekozen voor een systeem waarin met een aantal inkomensblokken wordt gewerkt, waaraan een vooraf vastgesteld inkomensafhankelijke bijdrage is gekoppeld. Zowel de bedragen van de inkomensblokken als van de verschuldigde bijdrage worden geïndexeerd vastgesteld op een wijze die aansluit bij artikel 4 van de WPO.

Indien het gecorrigeerde verzamelinkomen van de betrokken ouders in de periode valt waarin het inkomen wordt bepaald en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid van artikel 27 van de verordening . Door het kiezen van een later peiljaar kan het voorkomen dat ouders in dat latere peiljaar niet voldoen aan de inkomensgrens en dus geen drempelbedrag hoeven te betalen.

Artikel 23 Bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding

In Titel 6 wordt geregeld dat alleen gehandicapte leerlingen in het regulier primair en voortgezet onderwijs, die niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken, in aanmerking kunnen komen voor leerlingenvervoer. Voor deze gehandicapte leerlingen geldt geen afstandscriterium. Gemeenten kunnen aan de ambulante begeleider die verbonden is aan de reguliere school voor primair of voortgezet onderwijs of een externe deskundige, advies vragen over passend vervoer voor deze leerlingen (zie toelichting artikel 1). Mocht een leerling geen ambulante begeleiding krijgen, dan kan de gemeente het advies van de schooldirecteur of andere deskundigen vragen (bijvoorbeeld een GGD arts).

Artikel 24 Bekostiging op basis van kosten van aangepast vervoer

Ten aanzien van leerlingen met en beperking die zelfstandig met het openbaar vervoer kunnenreizen, maar die daartoe niet in staat zijn omdat het openbaar vervoer in de regio ontbreekt, verwijzen wij naar de toelichting op artikel 11. Leerlingen die een handicap hebben waardoor ze niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen, maken aanspraak op aangepast vervoer indien het openbaar vervoer in de regio ontbreekt. Zij zijn dan immers niet in staat om onder begeleiding met het openbaar vervoer te reizen, omdat het niet aanwezig is. De gemeente heeft echter wel de plicht om passend vervoer te verzorgen in zo’n geval, dus aangepast vervoer.

Artikel 25 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

Over eigen vervoer is een uitgebreide toelichting te vinden bij de artikelen 12 en 17. In dit artikel wordt de bekostiging gerelateerd aan de bekostiging waar ouders in principe op basis van de verordening voor in aanmerking komen. Voor de leerlingen in Titel 6 betekent dit ofwel bekostiging op basis van openbaar vervoer met begeleiding (artikel 23) ofwel aangepast vervoer (artikel 24).

Artikel 26 Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet

Dit artikel bepaalt dat het college beslist in gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin de verordening niet voorziet. In de verordening zijn de hoofdlijnen van de bekostiging van het leerlingenvervoer vastgelegd. Uiteraard zal zich een aantal concrete gevallen voordoen, waarin de verordening niet voorziet. Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Voor dergelijke en andere situaties waarin de verordening niet voorziet, is in dit artikel bepaald dat het college beslist. Hierbij dient in redelijkheid gehandeld te worden. Uitgangspunt bij deze besluitvorming dient te zijn dat in de geest van de wet en de verordening gehandeld wordt.

Artikel 27. Beleidsregels

Het college stelt nadere regels vast betreffende de uitvoering van deze verordening.

Artikel 28 Afwijken van bepalingen

In bijzondere situaties, kan het college aangaande het vervoer voor onderwijs, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening. Hierbij kan een gemotiveerd advies worden gevraagd aan de commissie van begeleiding of andere onafhankelijke deskundigen.

Artikel 29 . Inwerkintreding nieuwe verordening en intrekking oude verordening

In dit artikel wordt de datum vastgesteld waarop de verordening in werking treed en de datum waarop de oude verordening wordt ingetrokken.

Artikel 30. Overgangsregeling

Dit artikel bepaald dat, indien na beoordeling van de aanvraag voor het schooljaar 2013-2014, de aanspraak op bekostiging voor de leerling door invoering van de nieuwe verordening en/of beleidsregels, wijzigt de leerling nog tot 22 februari 2014 gebruik kan maken van dezelfde regeling als het schooljaar 2012-2013. Deze periode wordt dan aangehouden als gewenningsperiode.

Artikel 31: Citeertitel

In dit artikel wordt de wettelijke benaming van de verordening benoemd. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer Albrandswaard 2013.