Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid werken

Geldend van 05-02-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid werken

RAADSBESLUITBesluit nr.: 75371Onderwerp: Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid werken Wet sociale werkvoorziening gemeente Albrandswaard

 

 

De raad van de gemeente Albrandswaard;

 

Gelezen het voorstel van het college van de gemeente Albrandswaard d.d. 1 december 2009;

 

Gelet op: -artikel 7 lid 10 van de Wet sociale werkvoorziening;-het doel van de Wet sociale werkvoorziening, te weten het bieden van aangepaste arbeid aan zoveel mogelijk arbeidsgehandicapten die zijn geïndiceerd voor de WSW; 

 

Overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van persoonsgebonden budgetten voor begeleid werken WSW;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de Verordening Persoonsgebonden budget Begeleid werken Wet sociale werkvoorziening gemeente Albrandswaard  

Artikel 1 Definities

De verordening verstaat onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Albrandswaard;

  • b.

    WSW: de Wet sociale werkvoorziening;

  • c.

    periodieke subsidie: de loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten;

  • d.

    WSW-geïndiceerde: een persoon, die blijkens een indicatiebeschikking of een herindicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van de WSW tot de doelgroep behoort;

  • e.

    PGB: Persoonsgebonden Budget;

  • f.

    uitvoeringskosten: de kosten van het beoordelen van aanvragen en alle daarmee samenhangende administratieve handelingen, het monitoren van het PGB, het voeren van gesprekken met de begeleidingsorganisatie en de werkgever en het bepalen van de loonwaarde.

Artikel 2 Doel persoonsgebonden budget

Met het toekennen van een persoonsgebonden budget wordt beoogd om geïndiceerden in staat te stellen zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie te vinden en in overleg met hen een arbeidsplaats te realiseren, daarbij gelet op de specifieke capaciteiten en mogelijkheden van de geïndiceerde.

Artikel 3 Hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

De jaarlijkse uitvoeringskosten bedragen maximaal 15% van het jaarbedrag dat per WSW-geïndiceerde beschikbaar is. Als er aanleiding is dit percentage te wijzigen, dan besluit het college daartoe uiterlijk voor 31 december, voorafgaand aan het kalenderjaar met ingang waarvan het nieuwe percentage geldt.

Artikel 4 Voorwaarden werkgever en begeleidingsorganisatie

  • 1 Het college verstrekt op aanvraag aan iedere WSW-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken WSW, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de WSW-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld. 

  • 2 De werkgever voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      Zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, met uitzondering van overheidsinstellingen of daaraan gelieerde instellingen;

    • b.

      De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de WSW-geïndiceerde als passend aan te merken;

    • c.

      De duur van het dienstverband bedraagt tenminste zes maanden met een mogelijkheid tot verlenging;

    • d.

      De werkgever garandeert dat vanuit het bedrijf voldoende begeleiding wordt geleverd aan de WSW-geïndiceerde bij de uitoefening van diens taken. Daarnaast is er een vaste contactpersoon binnen het bedrijf aanwezig voor gesprekken met de begeleidingsorganisatie.

  • 3 De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      De begeleidingsorganisatie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      De begeleidingsorganisatie voldoet aan een landelijk erkend keurmerk voor begeleidingsorganisaties en/of re-integratiebedrijven of kan op andere wijze aantonen over voldoende ervaring en expertise te beschikken.

Artikel 5 De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1 Het college stelt op voorstel van de WSW-geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever vast. 

  • 2 Ingeval een voorgestelde loonkostensubsidie niet hoger is dan 60% van het jaarbedrag dat per WSW geïndiceerde beschikbaar is en niet hoger is dan 60% van het bruto loon van de WSW-geïndiceerde, wordt de loonkostensubsidie door het college op dat bedrag vastgesteld. Als er aanleiding is dit percentage te wijzigen, dan besluit het college daartoe uiterlijk voor 31 december, voorafgaand aan het kalenderjaar met ingang waarvan het nieuwe percentage geldt. 

  • 3 Indien bij toepassing van het vorige lid het college gerede twijfel heeft aan de juiste hoogte van de loonkostensubsidie vindt, in afwijking van het vorige lid, een loonwaardeonderzoek plaats, op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld. 

  • 4 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 en 11 van deze verordening vindt jaarlijks een loonwaardebepaling plaats in geval er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd. 

Artikel 6 Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1 Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is. 

  • 2 De loonkostensubsidie kan ambtshalve, of op advies van de begeleidingsorganisatie, worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is; 

Artikel 7 De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1 De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de omvang van het aantal uren begeleiding wordt door partijen in onderling overleg vastgesteld, met een maximum van 15% van het jaarbedrag dat per WSW-geïndiceerde beschikbaar is. Tussentijdse aanpassingen hierin zijn mogelijk indien partijen dit overeenkomen.  

  • 2 De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst.  

Artikel 8 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht

  • 1 Het college kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als blijkt dat de aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen. 

  • 2 Kosten voor de aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit Arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college. 

  • 3 Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal zes maanden. 

  • 4 Afhankelijk van de aard van de voorzieningen die moeten worden getroffen en de mate van handicap wordt in overleg tussen werkgever en de begeleidingsorganisatie de vergoeding voor het aanpassen van een werkplek vastgesteld. Deze vergoeding bedraagt maximaal 10% van het jaarbedrag dat per WSW-geïndiceerde beschikbaar is. 

  • 5 Het college regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding. 

Artikel 9 Indienen van de aanvraag

  • 1 De aanvraag voor een PGB wordt ingediend door middel van een volledig ingevuld en gemotiveerd aanvraagformulier, dat door de WSW-geïndiceerde of zijn of haar vertegenwoordiger, de werkgever en de begeleidingsorganisatie is ondertekend. 

  • 2 Het college stelt een aanvraagformulier hiervoor beschikbaar. 

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1 Het college besluit over de aanvraag binnen zes weken na ontvangst van alle benodigde gegevens. 

  • 2 Het college kan dit besluit met ten hoogste drie weken verdagen en stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis. 

Artikel 11 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval.

  • a.

    De hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    De wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    De verplichtingen van de werkgever;

  • d.

    De gegevens van de begeleidingsorganisatie.

Artikel 12 Vaststelling van het subsidiebedrag

  • 1 De werkgever verstrekt binnen zes weken na afloop van het kalenderjaar een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto loon van de WSW-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten. 

  • 2 Het college stelt de periodieke subsidie binnen zes weken na ontvangst van deze opgave vast. 

Artikel 13 Betaalbaarstelling

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen zes weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 14 Informatieplicht werkgever

  • 1 De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie. 

  • 2 De werkgever bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen tenminste drie jaren na vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college voor controledoeleinden. 

Artikel 15 Hardheidsclausule

Van de bepalingen in deze verordening kan door het college worden afgeweken indien rechtstreekse toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

 

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente
Albrandswaard in zijn openbare vergadering van 25 januari 2010.
 
De griffier a.i. De voorzitter,
 
 
 
 
John C.M. Hagenaars mr. Harald M. Bergmann 

1

Toelichting op de Verordening Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken WSW

 

Artikel 1.

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is daarom overbodig.

 

Artikel 3.

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, WSW bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 3 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

 

De gemeente bepaalt zelf welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een WSW-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, WSW). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

- het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

- de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

- het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

- het tussentijds bepalen van loonwaarde;

- het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

 

De uitvoeringskosten bedragen maximaal 15% van het bedrag dat de gemeente per WSW-geïndiceerde van het rijk ontvangt. Als er aanleiding is dit percentage te wijzigen, dan besluit het college daartoe uiterlijk voor 31 december, voorafgaand aan het kalenderjaar met ingang waarvan het nieuwe percentage geldt.

 

Artikel 4.

Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, WSW). In verband hiermee stelt de gemeente Albrandswaard eisen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. Op grond van artikel 7, tiende lid, WSW dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de WSW-geïndiceerde is aangewezen. Beiden zijn uitgewerkt in artikel 4. Omdat het rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden, is dat als minimale duur van het dienstverband in de verordening opgenomen.

 

Artikel 5.

In dit artikel liggen de regels vast die zijn gesteld met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, WSW). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een WSW-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).

 

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de WSW-geïndiceerde.

In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-) loon en bijvoorbeeld extra vervoerskosten, die verband houden met de handicap van de WSW-geïndiceerde en waarvan redelijkerwijs verondersteld mag worden dat die door de werkgever worden vergoed, maken vaak deel uit van dit proces.

Bij een dienstverband voor onbepaalde tijd, vindt jaarlijks een loonwaardeonderzoek plaats.

 

Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die WSW-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.

 

Artikel 6.

De productiviteit van een WSW-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

 

Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijdse) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.

 

Artikel 7.

De vergoedingen aan begeleidingsorganisaties vinden plaats op basis van een overeenkomst die de uitkomst is van overleg hierover.

Op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap. Daarom is in dit artikel de mogelijkheid opgenomen om het aantal uren aan begeleiding, en dus de vergoeding, tijdelijk aan te passen. Partijen (gemeente, WSW-geïndiceerde en begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van te voren met elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpassingen in de omvang van het aantal begeleidingsuren plaats vinden. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden geleverd.

 

In het tweede lid is bepaald dat het zoeken naar een werkplek pas gehonoreerd wordt als dit ook daadwerkelijk leidt tot een arbeidsovereenkomst (no cure, no pay). Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een WSW-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt. In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie eerst een werkbedrijf moet gaan zoeken, omdat die op voorhand niet beschikbaar is. Art. 7 lid 4 van de wet geeft dit ook aan. Lukt het zoeken van een werkplek niet, of niet tijdig, dan wordt er niet voor die dienst betaald.

 

Artikel 8.

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, WSW). In artikel 8 is deze verplichting uitgewerkt.

 

Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt.

Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken WSW-geïndiceerde moet aangaan, alvorens tot investeringen wordt overgegaan.

 

In het vierde lid wordt een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding. De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. In de praktijk zullen hierbij van geval tot geval kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen. De aard van de voorziening kan van geval tot geval verschillen en overigens ook gerelateerd zijn aan de aard van de handicap. Bovendien hoeft er niet persé sprake te zijn van aanpassingen van bouwkundige aard. Het kan ook gaan om (aangepaste) apparatuur die een WSW-geïndiceerde kan gebruiken bij een andere werkgever.

 

Het vijfde lid bepaalt dat het college de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

 

Artikel 9.

De WSW-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de WSW-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het college vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

 

Artikel 12.

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de WSW-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.