Regeling vervallen per 10-11-2011

Scheepvaart- en havenverordening

Geldend van 23-01-2010 t/m 09-11-2011

Intitulé

Scheepvaart- en havenverordening

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op de wateren gelegen in de gemeente Alkmaar, alsmede op de daarbij behorende werken als kadeterreinen, oevers, steigers, trappen, bruggen en andere kunstwerken, een en ander voor zover niet reeds voor hetzelfde onderwerp voorschriften door Rijk, Provincie of Waterschap zijn vastgesteld.

Artikel 2 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    vaartuigen:

  • alle soorten van drijvende lichamen, welke wegens hun drijfvermogen worden gebezigd danwel bestemd of geschikt zijn voor het vervoer te water van personen en/of goederen, drijvende werktuigen zoals een werkvlot, pont, elevator, drijvende kraan, sleep- of duwboot, bok, zandzuiger, baggermolen e.d., alsmede balken, stammen, palen, vlotten e.d. die in het water worden vervoerd;

  • 2.

    meren:

  • het vastmaken van vaartuigen aan de daartoe bestemde middelen, onverschillig of die middelen eigendom van de gemeente of derden zijn, of aan vaartuigen welke aan zodanige middelen zijn vastgemaakt;

  • 3.

    woonschip:

    • a.

      elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;

    • b.

      een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. in aanbouw;

    • c.

      een casco, dat tot een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;

    • d.

      elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;

    • e.

      een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. tot en met d., dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;

    • f.

      de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. tot en met e.;

  • 4.

    gezagvoerder:

  • degene die op een vaartuig met de leiding is belast of feitelijk de leiding in handen heeft; bij een woonschip wordt hieronder verstaan de gebruiker respectievelijk de eigenaar ervan;

  • 5.

    gemeentewater:

  • vaarwater, dat aan de gemeente Alkmaar in eigendom behoort, alsmede vaarwater dat bij de gemeente in onderhoud is of waarover de gemeente het beheer heeft;

  • 6.

    bevoegde ambtenaar:

  • de als zodanig door burgemeester en wethouders aangestelde ambtenaar, of diens waarnemer;

  • 7.

    B.P.R.:

  • het Binnenvaart Politiereglement.

Artikel 3 Vergunningen en ontheffingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk vergunning verlenen tot het verrichten van datgene wat verboden is in de artikelen 8 lid 1 en 2, 9 lid 2, 11, 16 lid 1, 18, 19 lid 1 en 31 lid 2;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 9 lid 1, artikel 29 leden 1 en 4 en artikel 31 lid 5.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvrage als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Kan een besluit niet binnen de in het derde lid genoemde termijn worden genomen, dan wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld onder vermelding van een redelijke termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 3a Toepassing paragraaf 4.1.3.3. Algemene wet bestuursrecht

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beslissing bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op artikel 8, eerste en tweede lid juncto artikel 3, eerste lid.

Artikel 4 Tijdsduur en verplichting tot tonen bewijs van de vergunning of ontheffing

Het verbinden van voorwaarden en voorschriften aan de vergunning of ontheffing

  • 1.

    Alle vergunningen of ontheffingen krachtens deze verordening te verlenen kunnen worden verleend voor bepaalde of onbepaalde tijd.

  • Zij worden geacht te zijn verleend tot wederopzegging, ook indien een tijdsbepaling daarin is uitgedrukt.

  • 2.

    Aan de vergunning of ontheffing kunnen voorwaarden of voorschriften worden verbonden.

  • 3.

    Deze voorwaarden of voorschriften kunnen mede bevatten bepalingen ten aanzien van het uiterlijk aanzien van vaartuigen en toebehoren indien deze op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving niet voldoen aan redelijke eisen van welstand.

  • 4.

    De houder is verplicht het bewijs van de vergunning of de ontheffing op eerste vordering van hen, die belast zijn met het opsporen van overtredingen dezer verordening, aan dezen te tonen en desverlangd tegen bewijs van ontvangst af te staan.

Artikel 5 Uitvoering van de verordening door ambtenaren

Burgemeester en wethouders zijn gemachtigd de uitvoering van de bepalingen van deze verordening op te dragen aan één of meer gemeente-ambtenaren, door hen aan te wijzen bij een aan de raad mede te delen en ter openbare kennis te brengen besluit, van welke uitvoering gedurende twee weken na het nemen der beslissing schriftelijk beroep open staat op burgemeester en wethouders.

Artikel 6 Bijzondere opsporingsambtenaren

Het binnentreden van woningen

  • 1.

    Naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren zijn met de zorg voor de naleving van deze verordening belast met de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. Het aanwijzingsbesluit vermeldt op welke artikelen van de verordening de opsporingsbevoegdheid betrekking heeft.

  • 2.

    De in het vorige lid van dit artikel genoemde ambtenaren zijn bevoegd om in het belang van de opsporing te allen tijde al dan niet afgesloten terreinen en ruimten, woningen en vaartuigen daaronder begrepen, te betreden, zulks voor zover het woningen of tot woning ingerichte gedeelten van vaartuigen betreft, met inachtneming van het bepaalde bij de wet van 31 augustus 1853, Stbl. 83.

HOOFDSTUK 2 DE ORDE EN VEILIGHEID MET BETREKKING TOT DE SCHEEPVAART IN HET ALGEMEEN

Artikel 7 Het nakomen van bevelen

Ieder is verplicht terstond te gehoorzamen aan de mondeling of schriftelijke bevelen, gegeven door een ambtenaar genoemd in artikel 5 of 6, ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 8 Rondvaart- en verhuurbedrijf

Het is verboden:

  • 1.

    een bedrijf tot het per vaartuig vervoeren van passagiers, niet zijnde een openbaar middel van vervoer in de zin van de Wet openbare middelen van vervoer, te exploiteren, indien een punt van afvaart binnen de gemeente is gelegen;

  • 2.

    een bedrijf tot het verhuren van vaartuigen te exploiteren.

Artikel 9 Veiligheidsvoorschriften

Het is verboden in de wateren:

  • 1.

    met een vaartuig sneller te varen dan 100 meter per minuut (6km/uur);

  • 2.

    wedstrijden met vaartuigen te houden;

  • 3.

    van de helling van een scheepswerf een vaartuig te water te laten, tenzij hiervan tevoren tijdig kennis is gegeven aan de bevoegde ambtenaar en de door deze gegeven aanwijzingen worden opgevolgd;

  • 4.

    met een vaartuig te varen, indien dit naar het oordeel van de bevoegde ambtenaar onvoldoende getuigd is danwel indien het overladen is. Onder overladen zijn wordt mede begrepen het zo diep geladen zijn, dat de onderkant van het ijkmerk in het water ligt;

  • 5.

    een vaartuig te bezigen, nadat dit door de bevoegde ambtenaar als zodanig ongeschikt is verklaard.

Artikel 10 Het besturen van vaartuigen onder invloed van alcohol-houdende dranken en/of andere stoffen die van invloed zijn op het reactievermogen

Het is de gezagvoerder van een vaartuig verboden dit te besturen terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een middel waarvan hij weet of redelijkerwijze moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een ander middel - de vaardigheid in het besturen kan verminderen in die mate, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.

Artikel 11 Het gebruik van vaartuigen als opslagruimte of bedrijfsruimte

Het is verboden een vaartuig als opslagplaats, bedrijfsruimte of voor handelsdoeleinden te gebruiken.

Artikel 12 Het ankeren van vaartuigen

Het is de gezagvoerder van een vaartuig verboden een anker te bezigen om zijn vaartuig te stoppen, tenzij hij daartoe genoodzaakt is ter voorkoming van schade en/of aanvaring.

Artikel 13 Uitstekende voorwerpen

  • 1.

    De gezagvoerder van een vaartuig is verplicht ervoor te zorgen:

    • a.

      dat geen onderdelen van het vaartuig naar buiten steken;

    • b.

      dat de zeilen zijn vastgemaakt;

    • c.

      dat de ankers zodanig zijn geborgd, dat daardoor andere vaartuigen of goederen niet kunnen worden beschadigd, of zodanig in hun kluis hangen, dat zij in geval van aanvaring niet nabij of onder de waterlijn in enig ander vaartuig of goed kunnen binnendringen;

    • d.

      dat ankers of ankerkettingen niet zodanig uitstaan, dat deze hinder of schade kunnen veroorzaken aan andere vaartuigen of eigendommen van derden of zo dit niet mogelijk is, dat deze worden aangeduid door een gele boei voorzien van een radarreflector;

    • e.

      dat zich langs het berghout of aan een stootklos of zwaard van zijn vaartuig geen buiten het vaartuig uitstekende metalen pinnen, bouten of andere, al dan niet puntige, voorwerpen bevinden.

  • 2.

    Het in het vorig lid onder a. en b. bepaalde geldt niet voor de gezagvoerder van een vaartuig dat zeilt.

Artikel 14 Het breken van ijs

  • 1.

    Het is verboden ijs in wateren te breken.

  • 2.

    Het in het vorige lid bedoelde verbod geldt niet:

    • a.

      voor het losmaken van ijs rond vaartuigen;

    • b.

      voor hem, die handelt in opdracht of met toestemming van de bevoegde ambtenaar.

Artikel 15 Voorwerpen in, op en boven water

  • 1.

    Het is verboden in strijd met een aanschrijving als bedoeld in het tweede lid, voorwerpen, wrakken van vaartuigen daaronder begrepen, in, op of boven de wateren aan te brengen of te houden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de eigenaar/beheerder van voorwerpen, wrakken van vaartuigen daaronder begrepen, welke zich op of boven de wateren bevinden, aan te schrijven deze voorwerpen te verwijderen, indien deze naar hun oordeel een hinderlijk obstakel danwel een ontsierend element vertegenwoordigen; onverlet het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet.

Artikel 16 Baggeren

  • 1.

    Het is verboden in de wateren te baggeren of naar levenloze voorwerpen te vissen of te zoeken;

  • 2.

    het in het vorige lid gestelde verbod geldt niet voor ambtenaren bedoeld in artikel 5 en 6.

Artikel 17 Onbeheerd drijvende vaartuigen

De in artikel 5 en 6 genoemde ambtenaren zijn bevoegd onbeheerde drijvende vaartuigen, welke in de wateren worden aangetroffen, te meren, te verhalen en in bewaring te nemen voor rekening en risico van de eigenaars en/of beheerders.

Artikel 18 Vervoer van zand en dergelijke stoffen

Het is verboden in de wateren zand, baggerspecie of dergelijke stoffen met onder- of zijlossers te vervoeren.

Artikel 19 Het bouwen, herstellen, droogzetten en slopen van vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden in de wateren vaartuigen te bouwen, te doen bouwen, te verbouwen of te doen verbouwen of daaraan herstellingen te verrichten of te doen verrichten.

  • 2.

    Het in het vorige lid vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van noodreparaties en voor het uitvoeren van kleine reparaties door of in opdracht van de gezagvoerder.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de gezagvoerder van een vaartuig de verplichting opleggen tot (periodieke) droogzetting van het vaartuig, zulks ten behoeve van een inspectie onder de waterlijn.

  • 4.

    Het is verboden drijvende vaartuigen te slopen of droog te zetten op andere dan door de burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen.

Artikel 20 Hond aan boord

Gezagvoerders die een hond of honden aan boord van hun vaartuig hebben, zijn, indien de in artikel 5 of 6 genoemde ambtenaren dit verlangen, verplicht om deze hond of honden bij het betreden van het vaartuig door die ambtenaren en gedurende hun verblijf aan boord vast te leggen en vastgelegd te houden.

Artikel 21 Gezonken vaartuigen en voorwerpen

  • 1.

    De gezagvoerder of, bij diens ontstentenis, de beheerder of eigenaar van een gezonken vaartuig of een voor de scheepvaart hinderlijk voorwerp, is verplicht om onmiddellijk na het zinken daarvan kennis te geven aan de bevoegde ambtenaar.

  • Zowel bij dag als bij nacht dienen door of vanwege vorengenoemde personen zodanige bakens en/of lichten op of nabij het gezonken vaartuig of het voorwerp te worden geplaatst als door de havenmeester nodig wordt geoordeeld.

  • 2.

    De gezagvoerder of, bij diens ontstentenis, de beheerder of eigenaar, dient ervoor zorg te dragen dat het gezonken vaartuig of voorwerp binnen een door de bevoegde ambtenaar te stellen termijn uit het water is verwijderd, respectievelijk de lading is verwijderd waarna het wrak wordt gelicht.

Artikel 22 Schadevaren

Wanneer een vaartuig schade heeft gevaren aan een voorwerp, een werk of een inrichting, is de gezagvoerder verplicht om hiervan onmiddellijk kennis te geven aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 5 of 6.

Artikel 23 Het onbevoegd losmaken van vaartuigen

Het is verboden, zonder daartoe bevoegd te zijn, enig vaartuig los te maken, te verleggen of te verhalen, daarvan trossen te kappen of los te gooien of zich op of in een vaartuig te bevinden.

Artikel 24 Naam van vaartuigen

Het is verboden vaartuigen, welke in de gemeente worden gehouden danwel in hoofdzaak of uitsluitend binnen de gemeente worden gebezigd, in de wateren te gebruiken zonder dat die vaartuigen zijn voorzien van een naam en thuishaven of eigenaar, een en ander conform de bepalingen van het B.P.R..

HOOFDSTUK 3 BESCHERMING VAN WERKEN

Artikel 25 Bescherming van werken

Ter bescherming van werken of kunstwerken in eigendom, beheer of onderhoud van de gemeente en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik dier werken, gelden de voorschriften van het Algemeen Regelement van Politie, zoals van toepassing voor onder beheer van het Rijk staande rivieren, kanalen, havens, sluizen, bruggen en daartoe behorende werken.

Artikel 26 Het steken of haken in bruggen

Het is de gezagvoerder van een vaartuig verboden bij het doorvaren van bruggen met enig voorwerp te steken of te haken in de metselwerken of de daarvoor niet bestemde hout- en ijzerwerken.

Artikel 27 Het openen van bruggen

Het is een ieder, behalve aan de bevoegde ambtenaar of brugwachter, verboden bruggen te openen of te sluiten.

Artikel 28 Te hoge vaartuigen

Indien, ter beoordeling van de bevoegde ambtenaar of brugwachter, tuig en/of schoorsteen van een vaartuig zonder veel moeite gestreken kunnen worden of boven het dek uitstekende voorwerpen zonder veel moeite zover weggenomen kunnen worden, dat het vaartuig onder een gesloten brug kan doorvaren, is de gezagvoerder verplicht op eerste aanzegging van de havenmeester of brugwachter, tuig, schoorsteen en/of boven het dek uitstekende voorwerpen te strijken en/of weg te nemen als hij deze brug, welke de bevoegde ambtenaar of brugwachter, dan gesloten houdt, wenst te passeren.

HOOFDSTUK 4 HET MEREN EN INNEMEN VAN LIGPLAATSEN DOOR VAARTUIGEN

Artikel 29 Meervoorschriften

  • 1.

    Het is de gezagvoerder verboden met zijn vaartuig te liggen, zijn vaartuig te laden of te lossen, anders dan aan een daartoe bestemde meergelegenheid.

  • 2.

    De gezagvoerder is verplicht ervoor te zorgen, dat de touwen en/of trossen of draden van zijn vaartuig zodanig met de meergelegenheid zijn verbonden dat aan andere vaartuigen bij de doorvaart van bruggen of van de gebruikelijke vaarweg geen hinder kan worden veroorzaakt.

  • 3.

    De gezagvoerder is verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn vaartuig, zolang het een ligplaats inneemt, deugdelijk is vastgemaakt.

  • 4.

    Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde middelen of aan vaartuigen welke aan zodanige middelen zijn vastgemaakt.

Artikel 30 Beveiligingsmaatregelen bij het meren

Waar geen remmingwerken aanwezig zijn, is de gezagvoerder verplicht door het aanbrengen van stootwillen of op een andere wijze ervoor zorg te dragen, dat tengevolge van het meren van zijn vaartuig geen schade aan enig eigendom van derden kan worden veroorzaakt.

Artikel 31 Het innemen van een ligplaats

  • 1.

    De gezagvoerder van een vaartuig moet binnen 24 uur na aankomst van zijn vaartuig binnen de gemeentegrenzen, daarvan melding doen aan de bevoegde ambtenaar.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders ligplaats in te nemen aan kaden, oevers, steigers, trappen, bruggen en andere kunstwerken in eigendom, beheer of onderhoud bij de gemeente.

  • 3.

    De gezagvoerder is verplicht zich ervan te overtuigen, dat de ligplaats van zijn vaartuig veilig is.

  • 4.

    Het is verboden te meren op een plaats, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders hebben bepaald, dat deze uitsluitend is bestemd tot ligplaats voor nader aangeduide categorieën van vaartuigen, waartoe het meergelegenheid zoekende vaartuig niet behoort.

  • 5.

    Op vordering van de bevoegde ambtenaar is de gezagvoerder te allen tijde verplicht zijn vaartuig in openbare wateren te doen stilliggen, te meren, te verhalen of in de door deze ambtenaar aangewezen richting te doen verwijderen, danwel de vaart van zijn vaartuig te doen verminderen of te doen vermeerderen.

Artikel 32 Inzage meetbrief en ladingdocumenten

De gezagvoerder van een vaartuig dat ligplaats heeft ingenomen, is desgevraagd verplicht aan een ambtenaar, genoemd in artikel 5 of 6, de meetbrief van het vaartuig en de ladingdocumenten ter inzage te geven.

Artikel 33 Bijzondere verplichtingen voor gezagvoerders van zeevaartuigen

De gezagvoerder van een zeevaartuig is verplicht:

  • 1.

    zo spoedig mogelijk, nadat hij met een dergelijk vaartuig ligplaats heeft ingenomen, aan de bevoegde ambtenaar en desverlangd aan de ambtenaren genoemd in artikel 6 opgave te verstrekken van:

    • a.

      de naam en de nationaliteit van het vaartuig;

    • b.

      de plaats van herkomst van het vaartuig;

    • c.

      de bruto- en de netto-inhoud van het vaartuig;

    • d.

      de aard en de hoeveelheid van de lading;

    • e.

      de naam van de gezagvoerder.

  • 2.

    Voordat een dergelijk vaartuig uit de wateren vertrekt, aan de havenmeester en desverlangd aan de bevoegde ambtenaar genoemd in artikel 6 opgave te verstrekken van:

    • a.

      de aard en de hoeveelheid van de lading;

    • b.

      de plaats van bestemming van het vaartuig.

  • 3.

    Te zorgen dat een dergelijk vaartuig de vlag vertoont van zijn nationaliteit.

Artikel 34 Het laden en lossen van gevaarlijke stoffen

Burgemeester en wethouders kunnen ligplaatsen aanwijzen voor het laden en/of lossen van ontplofbare, licht ontvlambare, schadelijke, hinderlijke en/of giftige stoffen.

Aan deze aanwijzingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 35 Het laden en lossen van zand en andere stoffen

Het is de gezagvoerder van een vaartuig verboden op de wateren zand, ijzer, puin, graan, steenkolen, turfstrooisel of soortgelijke stoffen te lossen of te laden, op zodanige wijze dat die stoffen op enigerlei wijze in het water

geraken. Hetzelfde geldt voor de in artikel 34 genoemde stoffen.

Artikel 36 Draaiverbod voortstuwer

Het is zonder toestemming van de bevoegde ambtenaar verboden de voortstuwer van een vastgemeerd vaartuig te laten draaien, tenzij en voor zover nodig ter voorbereiding van het vertrek en op zodanige wijze, dat daardoor geen schade of letsel aan derden kan worden veroorzaakt.

HOOFDSTUK 5 BIJZONDERE REGELS INZAKE WOONSCHEPEN

Artikel 37 Toepasselijkheid van deze verordening op woonschepen

Naast en eventueel in afwijking van datgene dat ten aanzien van vaartuigen in het algemeen, bij of krachtens deze verordening is bepaald, gelden voor woonschepen de in dit hoofdzaak opgenomen bepalingen.

Artikel 38 Ligplaatsen van woonschepen

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 4 (het aanmeren en innemen van ligplaatsen door vaartuigen) dient de gezagvoerder van een woonschip in het bezit te zijn van een woonvergunning.

Artikel 39 Wijzigingen aan woonschepen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 19 is het verboden een woonschip in hoogte, lengte of breedte uit te breiden.

  • 2.

    Het is verboden aan een vaartuig zodanige voorzieningen aan te brengen dat hierdoor een woonschip ontstaat.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 40 Het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften van een vergunning of ontheffing

  • 1.

    Het is verboden te handelen in strijd met enig(e) aan een vergunning of ontheffing verbonden voorwaarde of voorschrift.

  • 2.

    Indien wordt gehandeld in strijd met dergelijke voorwaarden of voorschriften, wordt dit aangemerkt als handelen zonder vergunning of ontheffing.

  • 3.

    Voor de toepassing van de beide vorige leden wordt onder handelen verstaan zowel doen als nalaten.

Artikel 41 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van een ge- of verbodsbepaling, bij of krachtens deze verordening gesteld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de 2e categorie.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet ten aanzien van de artikelen 20, 29, 32 en 33 van deze verordening.

  • Overtreding

    van het bij of krachtens deze artikelen bepaalde, wordt gestraft met een geldboete van de 1e categorie;

  • 3.

    Overtreding van enige bepaling van deze verordening kan voorts worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 42 Beroep tegen beslissingen en bevelen van ambtenaren als bedoeld in artikel 5 en 6

  • 1.

    Tegen beslissingen genomen en bevelen gegeven ingevolge het bepaalde in deze verordening, kan de belanghebbende binnen zes weken een bezwaarschrift indienen bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

Artikel 43 Beroep tegen besluiten van burgemeester en wethouders

  • 1.

    Tegen besluiten van burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in deze verordening genomen, kan de belanghebbende binnen zes weken een bezwaarschrift indienen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

Artikel 44 Naam

Deze verordening kan worden aangehaald als "Scheepvaart- en Havenverordening der gemeente Alkmaar".

Artikel 45 Overgangsbepalingen en inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die waarop zij is afgekondigd.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 26 september 1985, nr. 4.
Bericht van ontvangst G.S. d.d. 10 december 1985, nr. 476.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 27 januari 1994, nr. 4a en bij raadsbesluit van 14 januari 2010.
Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 20 december 2001, nr. 23.
Gepubliceerd in het gemeenteblad op 21 december 2001.
Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 20 januari 2010.